SLIM-regeling

[Regeling vervalt per 01-01-2030.]
Geraadpleegd op 04-05-2025.
Geldend van 21-12-2024 t/m 27-02-2025

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 december 2019, nr. 2019-0000139944, tot het verstrekken van subsidies in het kader van leren en ontwikkelen in het mkb en in het grootbedrijf in de sectoren landbouw, horeca en recreatie (Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aanvraagtijdvak: een tijdvak waarin aanvragen voor subsidie op grond van deze regeling kunnen worden ingediend;

  • brancheorganisatie: een organisatie opgericht voor 1 januari 2020, die het doel van de regeling blijkens de statuten onderschrijft en de belangen behartigt van leden die tot eenzelfde bedrijfstak behoren;

  • brutoloon: bruto salaris, inclusief eindejaarsuitkering of een beloning in de vorm van een dertiende maand, zijnde een vast bedrag of vastgesteld percentage van het salaris, dat werkenden als extra loon ontvangen, voor zover dit is geregeld in de geldende collectieve arbeidsovereenkomst of arbeidsovereenkomst, exclusief vakantiegeld, exclusief overige vergoedingen, bijzondere beloningen, winst- of prestatieafhankelijke uitkeringen en aanvullende werkgeverslasten;

  • de-minimisverklaring: verklaring als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU L 2023/2831) waarvan het model is vastgesteld door de minister;

  • initiatief: een activiteit of reeks van activiteiten die leidt tot het stimuleren van leren en ontwikkelen in een mkb-onderneming en gesubsidieerd wordt door deze regeling;

  • initiatiefperiode: periode tussen het tijdstip waarop een initiatief start en wordt beëindigd;

  • kaderregeling: de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

  • kleine onderneming: een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal € 10 miljoen niet overschrijdt, berekend overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 6 van de Bijlage bij de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU 2003, L 124);

  • landbouwbedrijven: ondernemingen die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 (PbEU 2013, L 352);

  • L&O-methode: structurele inbedding van leer- en ontwikkelactiviteiten, die primair is gericht op het aanleren van nieuwe vaardigheden, kennis en beroepshoudingen van werkenden in de onderneming;

  • middelgrote onderneming: een onderneming, niet zijnde een kleine onderneming, waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt, berekend overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 6 van de Bijlage bij de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU 2003, L 124);

  • minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • mkb-onderneming: een kleine of middelgrote onderneming;

  • mkb-verklaring: verklaring waarmee een mkb-onderneming verklaart een kleine of middelgrote onderneming te zijn als bedoeld in deze regeling;

  • Noloc: beroepsvereniging van loopbaanprofessionals Noloc;

  • O&O-fonds: een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds, opgericht bij een bij de minister aangemelde collectieve arbeidsovereenkomst;

  • onderneming: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Bijlage van Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU 2003, L 124);

  • onderwijsinstelling: een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, of een instelling als bedoeld in artikel 1.4.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 1.1, onderdeel g, van de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • samenwerkingsverband: een bij overeenkomst vastgelegde samenwerking tussen ten minste twee mkb-ondernemingen eventueel aangevuld met een of meer organisaties, niet zijnde verbonden organisaties als bedoeld in artikel 12, zesde lid, waarbij iedere partij van het samenwerkingsverband een activiteit, vastgelegd in het activiteitenplan, uitvoert en geen van de partijen meer dan 80% van de kosten van de samenwerking draagt;

  • subsidieaanvrager: de aanvrager van een subsidie op grond van deze regeling;

  • subsidieontvanger: de subsidieaanvrager aan wie op grond van deze regeling een subsidie is verleend;

  • werkenden: alle in de onderneming werkzame personen;

  • werkgeversvereniging: een vereniging van werkgevers met volledige rechtsbevoegdheid, die ten tijde van de subsidieaanvraag partij is bij een op het moment van aanvraag geldende collectieve arbeidsovereenkomst, of een collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor personen werkzaam in openbare dienst, dan wel bij afwezigheid daarvan bij de laatst geldende collectieve arbeidsovereenkomst of collectieve arbeidsvoorwaardenregeling, dan wel een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid van werkgevers die is aangesloten bij een centrale werkgeversorganisatie;

  • werknemersvereniging: vereniging van werknemers met volledige rechtsbevoegdheid, niet zijnde zelfstandigen zonder personeel, die partij is bij een op het moment van aanvraag geldende collectieve arbeidsovereenkomst of een collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor personen werkzaam in openbare dienst, dan wel bij afwezigheid daarvan bij de laatst geldende collectieve arbeidsovereenkomst of collectieve arbeidsvoorwaardenregeling.

Artikel 2. Toepasselijkheid kaderregeling en benodigde formulieren

  • 2 De formulieren, modellen en formats waarnaar in deze regeling wordt verwezen, zijn door de minister elektronisch beschikbaar gesteld op www.uitvoeringvanbeleidszw.nl.

Artikel 3. Doel van de regeling

Het doel van deze regeling is om door middel van subsidie een bijdrage te leveren aan initiatieven in mkb-ondernemingen, gericht op het stimuleren van leren en ontwikkelen.

Artikel 4. Subsidiabele activiteiten

  • 1 De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken voor het bekostigen van onderstaande activiteiten die uiting geven aan het doel van deze regeling:

    • a. de doorlichting van de onderneming uitmondend in een opleidings- of ontwikkelplan gericht op het inzichtelijk maken van ontwikkelbehoefte om de leerrijke werkomgeving te versterken vanuit het perspectief van de onderneming;

    • b. het verkrijgen van loopbaan- of ontwikkeladviezen ten behoeve van werkenden in de onderneming, of in geval van een samenwerkingsverband werkenden in andere mkb-ondernemingen; of

    • c. het ondersteunen en begeleiden bij het ontwikkelen of invoeren van een L&O-methode.

  • 2 Een activiteit komt niet voor subsidie in aanmerking, indien de werkenden in de onderneming waarop de activiteit zich richt, enkel bestaan uit werkenden die bestuurder van de onderneming zijn of in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, zijn geregistreerd als degenen aan wie de onderneming toebehoort.

  • 3 Een loopbaan- of ontwikkeladviestraject als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, komt alleen voor subsidie in aanmerking indien de loopbaanadviseur individuele gesprekken met de deelnemer voert met een tijdsbeslag van in totaal minimaal vier uren.

  • 4 Een initiatief waarvoor subsidie wordt aangevraagd op grond van hoofdstuk 2 en dat bestaat uit een activiteit als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, komt alleen voor subsidie in aanmerking indien de subsidiabele kosten ten minste € 5.000 bedragen.

  • 5 Een initiatief waarvoor subsidie wordt aangevraagd op grond van hoofdstuk 3 komt alleen voor subsidie in aanmerking, indien het initiatief ten minste de activiteit, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, bevat en de subsidiabele kosten ten minste € 210.000 bedragen.

Artikel 4a. Eisen aan loopbaanadviseur

  • 1 De activiteiten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, worden uitgevoerd door een loopbaanadviseur, die:

    • a. een mens- of organisatiegerichte opleiding heeft afgerond op minimaal hbo-niveau, of minimaal een hbo-opleiding in een andere richting heeft afgerond en aanvullende mens- of organisatiegerichte cursussen en trainingen heeft afgerond;

    • b. minimaal drie jaar relevante werkervaring heeft; en

    • c. verklaart zich te houden aan de gedragscode in de bijlage.

  • 2 Een loopbaanadviseur wordt geacht aan de eisen in het eerste lid, onderdelen a en c, te hebben voldaan, wanneer hij is geregistreerd bij Noloc als Register Loopbaanprofessional.

  • 3 Een loopbaanadviseur, gevestigd in een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, die een opleiding heeft afgerond overeenkomstig de opleiding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en overigens voldoet aan het eerste lid, onderdelen b en c, wordt gelijkgesteld met de loopbaanadviseur, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5. Aanvraagtijdvakken

Een subsidieaanvraag kan voor het jaar 2025 bij de minister worden ingediend in de volgende tijdvakken:

  • a. voor aanvragen op grond van hoofdstuk 2: van 3 maart 09:00 uur tot en met 31 maart 17:00 uur en van 1 september 09:00 uur tot en met 30 september 17:00 uur;

  • b. voor aanvragen op grond van hoofdstuk 3: van 2 juni 09:00 uur tot en met 30 juni 17:00 uur.

Artikel 6. Subsidieplafond

  • 1 Het subsidieplafond voor subsidies op grond van hoofdstuk 2 bedraagt voor het jaar 2025:

    • a. € 12,5 miljoen voor het tijdvak in maart;

    • b. € 12,5 miljoen voor het tijdvak in september.

  • 2 Het subsidieplafond voor subsidies op grond van hoofdstuk 3 bedraagt voor het jaar 2025 € 20 miljoen.

  • 3 Indien een deel van het bedrag dat beschikbaar is in een aanvraagtijdvak niet volledig wordt benut, kunnen de resterende middelen worden toegevoegd aan de middelen van een ander aanvraagtijdvak van hetzelfde kalenderjaar. De minister maakt de verschuivingen van het beschikbare budget bekend op www.uitvoeringvanbeleidszw.nl.

Artikel 7. Subsidieaanvraag

  • 1 De subsidieaanvrager dient de subsidieaanvraag in door middel van het daartoe bestemde elektronisch aanvraagformulier dat is getekend door een functionaris, bevoegd om namens de subsidieaanvrager te handelen, en voegt hierbij:

    • a. een activiteitenplan;

    • b. een begroting; en

    • c. een bewijs dat de subsidieaanvrager de houder is van het bankrekeningnummer dat in de aanvraag is opgenomen.

  • 2 De subsidieaanvrager dient een de-minimisverklaring in en, indien de subsidieaanvrager een mkb-onderneming is, een mkb-verklaring. Indien sprake is van een samenwerkingsverband, is een de-minimisverklaring vereist van alle partijen van het samenwerkingsverband en een mkb-verklaring van alle partijen van het samenwerkingsverband die een mkb-onderneming zijn.

  • 3 Het activiteitenplan, de begroting, de de-minimisverklaring en de mkb-verklaring worden opgesteld overeenkomstig het door de minister vastgestelde model.

  • 4 Per aanvraagtijdvak wordt per subsidieaanvrager, of partij in een samenwerkingsverband, maximaal één subsidieaanvraag in behandeling genomen. Brancheorganisaties, onderwijsinstellingen, O&O-fondsen en werknemers- of werkgeversverenigingen kunnen binnen een aanvraagtijdvak deelnemen in meerdere samenwerkingsverbanden en daardoor partij zijn bij meerdere subsidieaanvragen binnen hetzelfde aanvraagtijdvak.

  • 5 Een subsidieaanvraag kan bestaan uit meerdere activiteiten.

  • 6 Voor zover de subsidieaanvrager voor dezelfde begrote kosten of een deel daarvan ook subsidie of een andere financiële bijdrage heeft aangevraagd of zal aanvragen bij een ander bestuursorgaan of rechtspersoon, doet hij daarvan mededeling in de subsidieaanvraag, onder vermelding van de stand van zaken van de beoordeling van die andere aanvraag.

  • 7 Door het indienen van een aanvraag stemt de subsidieaanvrager ermee in dat het subsidiedossier, met uitzondering van persoonsgegevens, openbaar wordt gemaakt.

Artikel 7a. Verstrekking van persoonsgegevens

De minister is bevoegd persoonsgegevens, die hij in het kader van deze subsidieregeling heeft verkregen, te verstrekken aan de aanbieder van een kennis- en ondersteuningsprogramma ten behoeve van deze subsidieregeling, ter uitvoering en verbetering van dat programma.

Artikel 8. Rangschikking behandeling subsidieaanvragen

  • 1 Bij overschrijding van een subsidieplafond als bedoeld in artikel 6, eerste lid, wordt na afloop van het aanvraagtijdvak door middel van loting de volgorde vastgesteld waarin de ontvangen subsidieaanvragen worden afgehandeld.

  • 2 Indien een subsidieaanvrager meerdere aanvragen heeft ingediend voor soortgelijke of vergelijkbare initiatieven, wordt slechts de als eerste ingediende aanvraag in de loting meegenomen.

  • 3 Onvolledige subsidieaanvragen voor subsidies op grond van hoofdstuk 2 worden, na aanvulling door de subsidieaanvrager, geplaatst aan het einde van de lijst die volgt uit de loting, waarbij het tijdstip van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag bepalend is voor de volgorde van plaatsing op die lijst.

  • 4 Volledige subsidieaanvragen voor subsidies op grond van hoofdstuk 3 worden behandeld op volgorde van ontvangst.

Artikel 9. Beschikking tot subsidieverlening

  • 1 Op een subsidieaanvraag op basis van hoofdstuk 2 wordt binnen 13 weken na afloop van het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 5 beslist. De subsidieaanvraag wordt beoordeeld op grond van de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.

  • 2 Op een subsidieaanvraag op basis van hoofdstuk 3 wordt binnen 13 weken na ontvangst beslist. De subsidieaanvraag wordt beoordeeld op grond van de voorwaarden, bedoeld in artikel 7, en de eisen, bedoeld in artikel 21.

  • 4 In geval van een samenwerkingsverband vermeldt de beschikking tot subsidieverlening, in aanvulling op het derde lid, de partijen van het samenwerkingsverband en de verdeling van het subsidiebedrag van de partijen in het samenwerkingsverband.

Artikel 10. Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de subsidie in ieder geval geheel of gedeeltelijk geweigerd, indien:

  • a. de subsidieaanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen;

  • b. de beoogde initiatieven en resultaten onvoldoende meetbaar zijn geformuleerd;

  • c. de haalbaarheid van de beoogde aanpak onvoldoende aannemelijk is gemaakt;

  • d. de evaluatieopzet onvoldoende of ongeschikt is om de effectiviteit en bruikbaarheid van een initiatief te kunnen beoordelen;

  • e. een initiatief niet uitvoerbaar is binnen bestaande wet- en regelgeving;

  • f. onvoldoende is aangetoond dat subsidie noodzakelijk is voor het uitvoeren van een initiatief waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • g. op grond van deze regeling binnen hetzelfde aanvraagtijdvak reeds subsidie is verleend voor een soortgelijk of vergelijkbaar initiatief ten behoeve van dezelfde onderneming of hetzelfde samenwerkingsverband;

  • h. er geen de-minimisverklaring en, indien van toepassing, mkb-verklaring is afgegeven;

  • i. de subsidieaanvraag tot gevolg heeft dat een subsidieplafond als bedoeld in artikel 6 wordt overschreden;

  • j. de subsidieaanvraag ziet op het ontwikkelen van een initiatief niet bedoeld voor werkenden in de onderneming maar voor commerciële doeleinden; of

  • k. de subsidieaanvraag ziet op een activiteit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a of c, en aan de subsidieaanvrager voor een dergelijke activiteit reeds subsidie is verleend die op het moment van indiening van de subsidieaanvraag nog niet is vastgesteld.

Artikel 11. Looptijd

  • 1 Een initiatief voor subsidies op grond van hoofdstuk 2 wordt afgerond binnen een periode van 12 maanden.

  • 2 Een initiatief voor subsidies op grond van hoofdstuk 3 wordt afgerond binnen een periode van 24 maanden.

  • 3 De voor subsidie in aanmerking komende kosten worden gemaakt in een door de minister aangewezen initiatiefperiode. Deze periode start de dag na dagtekening van het besluit tot verlening van de subsidie.

  • 4 Indien een subsidieontvanger vanwege omstandigheden die niet aan hem zijn toe te rekenen, het initiatief waarvoor subsidie is verleend naar verwachting niet binnen de initiatiefperiode, bedoeld in het derde lid, zal kunnen afronden, kan de subsidieontvanger de minister verzoeken om de duur van de initiatiefperiode te verlengen.

  • 5 De minister kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, de duur van de initiatiefperiode verlengen tot ten hoogste drie maanden na de van toepassing zijnde periode, genoemd in het eerste en tweede lid.

Artikel 12. Subsidiabele kosten

  • 1 Voor de subsidie van initiatieven als bedoeld onder artikel 4, eerste lid, onderdeel a en c, komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a. externe kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt ter uitvoering van een subsidiabel initiatief;

    • b. directe loonkosten van de personen die zich in het bedrijf van de subsidieaanvrager of een van de partijen van het samenwerkingsverband bezighouden met de uitvoering van het initiatief, berekend op basis van het brutoloon van die personen en vermeerderd met een opslag van 32%, naar rato van individuele gerealiseerde uren en uitgaande van 1.720 werkbare uren op jaarbasis;

    • c. een toeslag van 15% op de onder a en b bedoelde kosten ter subsidiëring van overige gemaakte kosten; en

    • d. de kosten van een controleverklaring, in de vorm van een vast bedrag van € 3.000, indien een controleverklaring voor de vaststelling van de subsidie is vereist.

  • 2 De kosten zijn, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, door de subsidieaanvrager daadwerkelijk gemaakt en betaald, ten laste van het initiatief gebleven en rechtstreeks aan het initiatief toe te rekenen.

  • 3 Voor externe opdrachten wordt de marktconformiteit van de kosten bepaald door:

    • a. een offerteprocedure waarbij ten minste drie offertes zijn aangevraagd en beoordeeld door de subsidieaanvrager, indien deze kosten meer bedragen dan € 50.000; of

    • b. een transparante, objectieve en niet-discriminatoire aanbestedingsprocedure.

  • 4 Wordt gebruik gemaakt van een externe adviseur dan is het subsidiabele uurtarief maximaal € 125 per uur exclusief btw en is een offerteprocedure als bedoeld in het derde lid, aanhef en onderdeel a, niet vereist. Het uurtarief bedraagt maximaal € 135 per uur exclusief BTW voor subsidies die zijn aangevraagd in het jaar 2024 of 2025.

  • 5 Voor zover activiteiten zijn uitgevoerd door de volgende partijen, zijn uitsluitend de directe loonkosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, subsidiabel:

    • a. de subsidieontvanger of een partij in het samenwerkingsverband;

    • b. een organisatie die, direct of indirect, is vertegenwoordigd in het bestuur van de subsidieontvanger of in het bestuur van een partij in het samenwerkingsverband;

    • c. een organisatie waarin één of meer van dezelfde partijen in het bestuur zijn vertegenwoordigd, die tegelijkertijd ook:

      • 1°. in het bestuur van de subsidieontvanger zijn vertegenwoordigd; of

      • 2°. in het bestuur van een partij in het samenwerkingsverband zijn vertegenwoordigd;

    • d. een organisatie waarin een persoon een financieel belang heeft of in het bestuur zit van die organisatie, en die persoon ook werkzaam is voor:

      • 1°. de subsidieontvanger; of

      • 2°. een partij uit het samenwerkingsverband;

    • e. een organisatie waarin de subsidieontvanger of een partij uit het samenwerkingsverband, direct of indirect invloed kan uitoefenen of een financieel belang heeft; of

    • f. een organisatie waarin zich een belangenconflict voordoet of kan voordoen als gevolg van familiebanden, persoonlijke relaties, politieke gezindheid of nationaliteit, economische belangen of elk ander direct of indirect persoonlijk belang, waarmee de onpartijdige en objectieve uitoefening van de functies van een financiële actor of andere persoon die bij de uitvoering van het initiatief betrokken is, in gevaar is of in gevaar kan worden gebracht.

Artikel 13. Niet subsidiabele kosten

Met betrekking tot de initiatieven, bedoeld onder artikel 4, eerste lid, onderdeel a en c, komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a. onredelijk en niet noodzakelijk gemaakte kosten ter uitvoering van het initiatief of een onderdeel daarvan;

  • b. loonverletkosten, zijnde de loonkosten van werkenden voor niet-productieve uren als gevolg van deelname aan subsidiabele activiteiten, voor zover die hebben geleid tot een vermindering van de werkbare uren voor de ondernemer;

  • c. kosten voor overhead en aan overhead gerelateerde exploitatiekosten, zijnde alle niet directe kosten waaronder onder andere begrepen huisvestingskosten, kosten voor een werkplek, reiskosten, afschrijvingskosten en de kosten voor administratie en beheer, waaronder accountantskosten, met uitzondering van de kosten, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel d;

  • d. kosten gemaakt buiten de initiatiefperiode;

  • e. kosten die in aanmerking komen voor andere financiering van overheidswege;

  • f. externe kosten waarvoor geen factuur kan worden overgelegd;

  • g. kosten die voortvloeien uit wettelijk verplichte taken;

  • h. opleidingskosten;

  • i. btw;

  • j. de kosten voor de doorlichting van de onderneming, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, indien deze onvoldoende duidelijk is toegesneden op de scholingsbehoefte vanuit het perspectief van de desbetreffende mkb-onderneming; of

  • k. de kosten voor de ondersteuning en begeleiding bij het ontwikkelen of invoeren van een methode in de onderneming als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, indien deze onvoldoende duidelijk is toegesneden op desbetreffende mkb-onderneming.

Artikel 14. Subsidiebedrag loopbaan- en ontwikkeladviezen

De subsidie voor loopbaan- en ontwikkeladviezen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, bedraagt € 700,– per afgerond loopbaan- of ontwikkeltraject.

Artikel 15. Administratievoorschriften

  • 2 Onder een prestatieverklaring, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, wordt verstaan: een verklaring in het daarvoor geldende format, getekend door de loopbaanadviseur en de deelnemer, waarin wordt bevestigd dat de deelnemer aan het ontwikkeltraject heeft deelgenomen, welke onderwerpen daarin aan bod zijn gekomen en welke resultaten hiervoor zijn behaald.

Artikel 16. Rapportageverplichting en bevoorschotting

  • 1 Indien de subsidieontvanger een samenwerkingsverband is en het initiatief waarvoor subsidie is verleend een periode van meer dan twaalf maanden omvat, dient de subsidieontvanger uiterlijk acht weken na afloop van de eerste twaalf maanden een tussentijds voortgangsverslag in bij de minister, onder gebruikmaking van het daartoe door de minister elektronisch beschikbaar gestelde model.

  • 2 De minister kan bij de beschikking tot subsidieverlening een voorschot verlenen van:

    • a. 50% van de verleende subsidie, indien de subsidie is aangevraagd door een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 17;

    • b. 25% van de verleende subsidie, indien de subsidie is aangevraagd door een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 19, eerste lid;

    • c. 50% van de verleende subsidie, in aanvulling op het voorschot, genoemd in onderdeel b, en uit te betalen na indiening van het tussentijdse voortgangsverslag, indien de looptijd van het initiatief meer dan twaalf maanden bedraagt.

Hoofdstuk 2. Subsidieverlening aan het mkb

Artikel 17. Aanvraaggerechtigde

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt aangevraagd door een mkb-onderneming.

Artikel 18. Subsidiebedrag en subsidiabele kosten

  • 1 Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt op grond van dit hoofdstuk een subsidie verstrekt tot € 25.000, met uitzondering van landbouwbedrijven, waarvoor een maximum geldt van € 20.000.

Hoofdstuk 3. Subsidieverlening aan samenwerkingsverbanden

Artikel 19. Aanvraaggerechtigde

  • 1 Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt aangevraagd door de hoofdaanvrager van het samenwerkingsverband.

  • 2 Onder hoofdaanvrager wordt verstaan een mkb-onderneming, brancheorganisatie, onderwijsinstelling, O&O-fonds of werknemers- of werkgeversvereniging, die gemachtigd is om de andere partijen in het samenwerkingsverband in en buiten rechte te vertegenwoordigen.

Artikel 20. Subsidiebedrag

  • 1 De subsidie die wordt verleend voor de activiteiten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, bedraagt maximaal € 500.000, waarbij geen enkele partij van het samenwerkingsverband aanspraak kan maken op € 200.000 of meer.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de maximale subsidie bij deelname aan een samenwerkingsverband voor landbouwbedrijven € 20.000, voor visserijbedrijven € 30.000 en voor goederenververvoer over de weg € 100.000.

Artikel 21. Specifieke eisen subsidieaanvraag en administratie samenwerkingsverbanden

  • 1 In aanvulling op artikel 7 bestaat de subsidieaanvraag voor samenwerkingsverbanden uit:

    • a. de samenwerkingsovereenkomst van het samenwerkingsverband, ondertekend door alle partijen die onderdeel uitmaken van het samenwerkingsverband, vergezeld van een schriftelijke machtiging waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager gemachtigd is de andere partijen in het samenwerkingsverband in en buiten rechte te vertegenwoordigen; en

    • b. een begroting waaruit de verdeling van kosten tussen de partijen in het samenwerkingsverband volgt.

  • 2 De hoofdaanvrager is verantwoordelijk voor de administratievoorschriften van alle partijen in het samenwerkingsverband.

Hoofdstuk 4. Subsidievaststelling

Artikel 22. Subsidievaststelling

  • 2 Een samenwerkingsverband waaraan subsidie is verleend op grond van deze regeling dient door middel van een elektronisch formulier binnen 22 weken na afloop van de initiatiefperiode, bedoeld in artikel 11, derde lid, bij de minister een verzoek in tot vaststelling van de subsidie.

  • 4 Het activiteitenverslag en het financieel verslag, bedoeld in de Kaderregeling, worden opgesteld overeenkomstig het door de minister vastgestelde model.

  • 6 Indien uit de beoordeling van het verzoek tot vaststelling blijkt, dat minder dan 60% van de totale subsidiabele kosten, genoemd in de laatst afgegeven beschikking tot subsidieverlening, is gerealiseerd, gaat de minister na of er aanleiding is om de subsidie lager of op nihil vast te stellen.

Artikel 23. Intrekking en terugvordering

  • 1 Onverminderd artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de beschikking tot subsidieverlening geheel ingetrokken indien:

    • a. de subsidie niet is besteed aan de in de beschikking tot subsidieverlening toegekende subsidiabele kosten;

    • b. de in de beschikking tot subsidieverlening opgegeven verplichtingen niet zijn nageleefd.

  • 2 De beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling kan, in afwijking van het eerste lid, gedeeltelijk worden ingetrokken indien er naar het oordeel van de minister geen aanleiding is de subsidie geheel in te trekken.

  • 3 Indien de beschikking tot subsidievaststelling geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken, wordt het subsidiebedrag dat tot dat moment is uitgekeerd, vermeerderd met de wettelijke rente, geheel of gedeeltelijk van de subsidieontvanger teruggevorderd.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de beschikking tot voorschotverlening, bedoeld in artikel 16, tweede lid.

Artikel 24. Evaluatie van de initiatieven

  • 1 Een samenwerkingsverband waaraan subsidie is verleend op grond van deze regeling draagt zorg voor de evaluatie van de uitvoering van het initiatief op grond van deze regeling en het bereik, de doeltreffendheid en doelmatigheid daarvan.

  • 2 Het evaluatieverslag wordt gelijktijdig met de aanvraag tot subsidievaststelling aan de minister aangeboden.

  • 3 Het evaluatieverslag omvat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van het uitgevoerde initiatief;

    • b. een beschrijving van het implementatie- en uitvoeringsproces en de leerervaringen die daarbij zijn opgedaan; en

    • c. een overzicht van de bereikte resultaten.

Hoofdstuk 5. Hardheidsclausule en slotbepalingen

Artikel 25. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 26. Evaluatie van de regeling

  • 1 De minister draagt zorg voor de evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van deze regeling.

  • 2 De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor de evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van deze regeling en de ontwikkeling van het beleid van de minister. De subsidieontvanger verstrekt in dat kader de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden.

Artikel 27. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang 1 januari 2020 en vervalt met ingang van 1 januari 2030.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijft deze regeling, zoals die luidde op 31 december 2029, van toepassing op de afwikkeling van verleende subsidies op grond van deze regeling.

Deze regeling zal met toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 december 2019

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. Koolmees

Bijlage behorend bij artikel 4a, SLIM-regeling

Gedragscode

Algemeen

De loopbaanadviseurs volgen bij de beroepsuitoefening de volgende gedragsregels:

  • 1. De loopbaanadviseur (waar aangeduid in de mannelijke vorm dient ook de vrouwelijke vorm te worden gelezen) onderwerpt zich aan de in deze gedragscode vastgestelde regels.

  • 2. De loopbaanadviseur richt zijn werkzaamheden primair op begeleiding bij loopbaanontwikkeling, outplacement, herplaatsing, advies over ondernemersvaardigheden, re-integratie, job coaching en studie/beroepskeuzeadvies. Daarnaast kan hij andere activiteiten verrichten, waarop deze Gedragscode echter niet van toepassing is.

  • 3. De loopbaanadviseur betracht, zowel bij de uitoefening van werkzaamheden met en voor cliënten als in contacten met opdrachtgevers en collega’s, de grootst mogelijke zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid. Hij is eerlijk, duidelijk, betrouwbaar en oprecht en onthoudt zich van gedrag dat afbreuk doet aan het vertrouwen in en het aanzien van het beroep.

  • 4. De loopbaanadviseur geeft zich bij de uitvoering van de onder punt 2 genoemde activiteiten rekenschap van de functies en relatievormen die hij in zijn persoon verenigt, zoals die van opdrachtnemer, begeleider, werknemer, vriend e.d., en voorkomt dat hij tegengestelde belangen moet behartigen.

  • 5. De loopbaanadviseur zal een cliënt te allen tijde voor aanvang van de begeleiding informeren over eventuele conflicterende rollen en/of activiteiten die hij verricht respectievelijk verricht heeft t.b.v. de werkgever van de cliënt.

  • 6. De loopbaanadviseur beseft welke invloed er van zijn positie, houding en beoordeling kan uitgaan op de cliënt en op de omstandigheden waarin die cliënt verkeert. Hij houdt in zijn optreden rekening met de mogelijke beïnvloedbaarheid en afhankelijkheid van de cliënt en andere betrokkenen.

Opdrachtaanvaarding

  • 7. Vóór de loopbaanadviseur een opdracht aanvaardt die voortvloeit uit door hem vanuit een andere rol verstrekte adviezen, zal hij daarover opdrachtgever en cliënt eerst informeren.

  • 8. De loopbaanadviseur is er voor verantwoordelijk dat een overeenkomst tot het uitvoeren van een opdracht schriftelijk wordt vastgelegd met daarin duidelijke afspraken over de rechten en verplichtingen van de betrokken partijen. Deze overeenkomst c.q. opdrachtbevestiging bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • de duiding van de betrokken partijen als cliënt, opdrachtgever en opdrachtnemer;

    • een beschrijving van de doelstelling;

    • een beschrijving van de te volgen werkwijze;

    • een beschrijving van de wijze van rapporteren en de voorwaarden waaronder dit gebeurt;

    • de looptijd van het traject;

    • tijdsduur die tentatief kan zijn, waarbij de loopbaanadviseur niet meer dan een in het maatschappelijk verkeer als normaal te achten aantal uren per werkdag vastlegt;

    • honoraria en onkosten, betalingswijze en -condities;

    • de mededeling dat op de uitvoering van de opdracht de gedragsregels van deze code van toepassing zijn.

  • 9. De loopbaanadviseur zal de aan hem verstrekte opdracht slechts aanvaarden als hij zich ervan heeft vergewist dat:

    • de aanvaarding van de opdracht door de opdrachtgever niet zal worden geïnterpreteerd als toezegging door de cliënt om een dienstverband te beëindigen of diens erkenning van de noodzaak daartoe, tenzij de cliënt hier uitdrukkelijk mee instemt;

    • de aanvaarding van de opdracht door de opdrachtgever niet zal worden geïnterpreteerd als erkenning van disfunctioneren van de cliënt in zijn huidige functie of van het bestaan van een onwerkbare situatie tenzij dit door de opdrachtgever voorafgaand aan de opdracht schriftelijk werd bevestigd aan de cliënt-werknemer;

    • hij kennis heeft genomen van alle informatie die relevant is voor een goede uitvoering van de opdracht en waarvan het bestaan bekend is of redelijkerwijs bekend zou kunnen zijn. Dit wordt als zodanig schriftelijk vastgelegd in de overeenkomst met opdrachtgever.

  • 10. Een opdracht kan onderdeel vormen van afspraken met betrekking tot beëindiging van het dienstverband: hierover wordt door en aan alle partijen vooraf duidelijkheid verschaft.

  • 11. De loopbaanadviseur zal zich er tijdens de uitvoering van een opdracht regelmatig van vergewissen of de situatie, zoals die in de initiële overeenkomst cq opdrachtbevestiging is vastgelegd, nog steeds geldend is en er, zo nodig, voor zorgen dat de overeenkomst wordt aangepast in lijn met de feitelijke uitvoering en de daarover gemaakte afspraken.

  • 12. De loopbaanadviseur is zich er te allen tijde van bewust dat zijn dienstverlening onderdeel kan zijn van een bredere dienstverlening. Waar mogelijk zal hij, met respecteren van de privacy van de cliënt, afstemming zoeken met andere ten behoeve van cliënt actieve betrokkenen om zo een optimale dienstverlening te waarborgen.

Begeleiding cliënt

  • 13. De loopbaanadviseur zal een cliënt bij hun eerste contact kenbaar maken dat het die cliënt te allen tijde vrijstaat de dienstverlening te aanvaarden dan wel te weigeren, alsmede deze op ieder moment af te breken. Bij een totale onderbreking van meer dan zes maanden wordt de opdracht beschouwd als te zijn beëindigd, tenzij andersluidende afspraken zijn gemaakt die door alle betrokken partijen schriftelijk zijn bevestigd.

  • 14. De loopbaanadviseur zal de door hem ten behoeve van een cliënt te verrichten werkzaamheden zorgvuldig en na bespreking met die cliënt uitvoeren. Hij zal een cliënt verwijzen naar een collega of andere disciplines indien en voor zover dit voor de belangen van die cliënt wenselijk is.

  • 15. De loopbaanadviseur is bevoegd de begeleiding van een cliënt tussentijds te beëindigen als hij, met inachtneming van de zorgvuldigheid in de beroepsuitoefening en met inachtneming van de in punt 14 gestelde regel, het bereiken van de doelstelling van het begeleidingsproces in redelijkheid niet meer hoeft te verwachten. Obstructie door een cliënt kan leiden tot tussentijdse onderbreking of tot definitieve beëindiging van de dienstverlening door de loopbaanadviseur. Alvorens hiertoe over te gaan zal de loopbaanadviseur de cliënt schriftelijk informeren. De loopbaanadviseur houdt rekening met het feit dat de wijze van rapporteren en formuleren richting opdrachtgever voor de cliënt nadelig kan uitwerken.

Rapportage

  • 16. De loopbaanadviseur streeft naar een rapportage die aanvaardbaar is voor de cliënt.

  • 17. Iedere rapportage die inhoudelijke informatie over een cliënt bevat, zal uitsluitend met diens schriftelijke toestemming worden gerapporteerd. Hierop kan slechts bij schriftelijke overeenkomst van alle betrokken partijen en vóór aanvang van de begeleiding een uitzondering worden gemaakt. Objectieve informatie over de voortgang van de begeleiding vormt hierop een uitzondering.

  • 18. De loopbaanadviseur zorgt voor dat alle benodigde documentatie in zijn administratie aanwezig is en naar waarheid is ingevuld, Ten aanzien van de registratie van de door de loopbaanadviseur bestede uren aan klantcontacten geldt dat het aantal uren een in het maatschappelijk verkeer als normaal te achten aantal uren per werkdag niet mag overstijgen.

Geheimhouding en plicht tot vertrouwelijke behandeling

  • 19. De loopbaanadviseur zal alle informatie die hem eenzijdig van de kant van een opdrachtgever en/of een cliënt ter kennis komt geheim houden en maakt van die informatie uitsluitend gebruik maken voor zover de goede uitvoering van de hem opgedragen taak dat vereist en voor zover het gebruik daarvan hem niet uitdrukkelijk is ontzegd.

  • 20. De loopbaanadviseur behandelt alle informatie van de zijde van de opdrachtgever en/of cliënt die hem ter kennis komt, en waarvan vaststaat dat deze bekend is bij alle betrokken partijen, als vertrouwelijk

  • 21. De loopbaanadviseur is niet gehouden geheimhouding in acht te nemen als hij gegronde redenen heeft om te menen dat het doorbreken van de geheimhouding het enige en laatste middel is om direct gevaar voor personen te voorkomen, dan wel wanneer hij door wettelijke bepalingen of een rechterlijke beslissing daartoe wordt gedwongen. Als te voorzien is dat een dergelijke situatie zich kan voordoen, stelt het lid de betrokkene ervan op de hoogte dat hij in dat geval genoodzaakt kan zijn de geheimhouding te doorbreken, tenzij door een dergelijke mededeling acuut gevaar voor hemzelf of derden kan ontstaan.

  • 22. Als de loopbaanadviseur besluit tot het doorbreken van de geheimhouding dan mag die doorbreking zich niet verder uitstrekken dan in de gegeven omstandigheden is vereist en dient hij de betrokkene van zijn besluit op de hoogte te stellen, tenzij door een dergelijke mededeling acuut gevaar voor hemzelf of derden kan ontstaan.

Professionaliteit

  • 23. De loopbaanadviseur streeft naar het verwerven en handhaven van een hoog niveau van professionaliteit in zijn beroepsuitoefening. Hij neemt de grenzen van zijn deskundigheid en de beperkingen van zijn ervaring in acht.

  • 24. De loopbaanadviseur beziet zijn eigen functioneren regelmatig kritisch om na te gaan hoe en in welke richting hij zichzelf als mens en als professional zal ontwikkelen, om optimaal te kunnen blijven functioneren ten behoeve van zijn opdrachtgevers en cliënten.

  • 25. De loopbaanadviseur verschaft, desgevraagd, informatie over zijn opleiding, c.q. ervaring en kwalificaties, die hij heeft en welke methoden en stijl hij (voornamelijk) gebruikt bij zijn begeleiding van cliënten. Hij heeft daartoe alle informatie beschikbaar waarop zijn inschrijving in het Beroepsregister berust, en houdt deze steeds geactualiseerd.

Klachten

  • 26. De loopbaanadviseur verplicht zich om binnen 2 weken de ontvangst van een klacht van een cliënt schriftelijk te bevestigen en deze vervolgens binnen 4 weken na ontvangst af te handelen.