Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor [...] in de landbouw-, horeca- of recreatiesector

[Regeling vervalt per 01-01-2025.]
Geraadpleegd op 09-12-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m 28-02-2023

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 december 2019, nr. 2019-0000139944, tot het verstrekken van subsidies in het kader van leren en ontwikkelen in het mkb en in het grootbedrijf in de sectoren landbouw, horeca en recreatie (Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aanvraagtijdvak: een tijdvak waarin aanvragen voor subsidie op grond van deze regeling kunnen worden ingediend;

  • beroepsopleiding in de derde leerweg: beroepsopleiding als bedoeld in artikel 1.4.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • brancheorganisatie: een organisatie opgericht voor 1 januari 2020, die het doel van de regeling blijkens de statuten onderschrijft en de belangen behartigt van leden die tot eenzelfde bedrijfstak behoren;

  • brutoloon: bruto salaris, inclusief eindejaarsuitkering of een beloning in de vorm van een dertiende maand, zijnde een vast bedrag of vastgesteld percentage van het salaris, dat werkenden als extra loon ontvangen, voor zover dit is geregeld in de geldende collectieve arbeidsovereenkomst of arbeidsovereenkomst, exclusief vakantiegeld, exclusief overige vergoedingen, bijzondere beloningen, winst- of prestatieafhankelijke uitkeringen en aanvullende werkgeverslasten;

  • de-minimisverklaring: verklaring als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);

  • erkend leerbedrijf: een erkend bedrijf of erkende organisatie als bedoeld in artikel 7.2.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • grootbedrijf: een onderneming waar 250 personen of meer werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen overschrijdt, berekend over het laatst afgesloten boekjaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag;

  • initiatief: een activiteit of reeks van activiteiten die leidt tot het stimuleren van leren en ontwikkelen in een mkb-onderneming of in een grootbedrijf in de landbouw-, horeca- of recreatiesector en dat gesubsidieerd wordt door deze regeling;

  • initiatiefperiode: periode tussen het tijdstip waarop een initiatief start en wordt beëindigd;

  • kaderregeling: de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

  • kleine onderneming: een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal € 10 miljoen niet overschrijdt, berekend over het laatst afgesloten boekjaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag;

  • landbouw-, horeca- of recreatiesector: sectoren die vallen onder een van de codes van de Standaard Bedrijfsindeling van het CBS, opgenomen in bijlage I bij deze regeling;

  • landbouwbedrijven: ondernemingen die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 (PbEU 2013, L 352);

  • middelgrote onderneming: een onderneming, niet zijnde een kleine onderneming, waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt, berekend over het laatst afgesloten boekjaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag;

  • minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • mkb-onderneming: een kleine of middelgrote onderneming;

  • Noloc: beroepsvereniging van loopbaanprofessionals Noloc;

  • O&O-fonds: een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds, opgericht bij een bij de minister aangemelde collectieve arbeidsovereenkomst;

  • onderneming: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Bijlage van Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU 2003, L 124);

  • onderwijsinstelling: een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, of een instelling als bedoeld in artikel 1.4.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 1.1, onderdeel g, van de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • praktijkleerplaats: tijdsduur gedurende welk een bedrijf of organisatie onderricht in de praktijk van het beroep voor een leerling, deelnemer of student verzorgt op grond van een praktijkleerovereenkomst;

  • praktijkleerovereenkomst: een overeenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 7.7, vijfde lid, van de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of artikel 10b3 van de Wet op het voorgezet onderwijs, dan wel stage-overeenkomst als bedoeld in artikel 9 van het Onderwijskundig besluit WEC, respectievelijk artikel 35 van het Inrichtingsbesluit WVO;

  • samenwerkingsverband: een bij overeenkomst vastgelegde samenwerking tussen ten minste twee mkb-ondernemingen eventueel aangevuld met een of meer organisaties, niet zijnde verbonden organisaties als bedoeld in artikel 12, zesde lid, waarbij iedere partij van het samenwerkingsverband een activiteit, vastgelegd in het activiteitenplan, uitvoert en geen van de partijen meer dan 80% van de kosten van de samenwerking draagt;

  • subsidieaanvrager: de aanvrager van een subsidie op grond van deze regeling;

  • werkenden: alle in de onderneming werkzame personen;

  • werkgeversvereniging: een vereniging van werkgevers met volledige rechtsbevoegdheid, die ten tijde van de subsidieaanvraag partij is bij een op het moment van aanvraag geldende collectieve arbeidsovereenkomst, of een collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor personen werkzaam in openbare dienst, dan wel bij afwezigheid daarvan bij de laatst geldende collectieve arbeidsovereenkomst of collectieve arbeidsvoorwaardenregeling, dan wel een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid van werkgevers die is aangesloten bij een centrale werkgeversorganisatie;

  • werknemersvereniging: vereniging van werknemers met volledige rechtsbevoegdheid, niet zijnde zelfstandigen zonder personeel, die partij is bij een op het moment van aanvraag geldende collectieve arbeidsovereenkomst of een collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor personen werkzaam in openbare dienst, dan wel bij afwezigheid daarvan bij de laatst geldende collectieve arbeidsovereenkomst of collectieve arbeidsvoorwaardenregeling.

Artikel 2. Toepasselijkheid kaderregeling en benodigde formulieren

  • 1 Op het aanvragen en verstrekken van subsidies op grond van deze regeling is de kaderregeling, met uitzondering van de artikelen 3.1 en 7.1, van toepassing.

  • 2 De formulieren, modellen en formats waarnaar in deze regeling wordt verwezen, zijn door de minister elektronisch beschikbaar gesteld op www.uitvoeringvanbeleidszw.nl.

Artikel 3. Doel van de regeling

Het doel van deze regeling is om door middel van subsidie een bijdrage te leveren aan initiatieven in mkb-ondernemingen en in grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector, gericht op het stimuleren van leren en ontwikkelen.

Artikel 4. Subsidiabele activiteiten

  • 1 De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken voor het bekostigen van onderstaande activiteiten die uiting geven aan het doel van deze regeling:

    • a. de doorlichting van de onderneming uitmondend in een opleidings- of ontwikkelplan gericht op het inzichtelijk maken van de scholingsbehoefte vanuit het perspectief van de onderneming;

    • b. het verkrijgen van loopbaan- of ontwikkeladviezen ten behoeve van werkenden in de onderneming, of in geval van een samenwerkingsverband werkenden in andere mkb-ondernemingen;

    • c. het ondersteunen en begeleiden bij het ontwikkelen of invoeren van een methode in de onderneming die werkenden in de onderneming stimuleert hun kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen tijdens het werk; of

    • d. het gedurende enige tijd bieden van praktijkleerplaatsen ten behoeve van een beroepsopleiding of een deel daarvan in de derde leerweg bij een erkend leerbedrijf.

  • 2 Een loopbaan- of ontwikkeladviestraject als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, komt alleen voor subsidie in aanmerking indien de loopbaanadviseur gesprekken met de deelnemer voert met een tijdsbeslag van in totaal minimaal vier uren.

  • 3 Een initiatief bestaande uit een activiteit als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en c, komt alleen voor subsidie in aanmerking indien de subsidiabele kosten van een subsidieaanvraag op grond van de hoofdstukken 2 of 4 ten minste € 5.000 bedragen en van een subsidieaanvraag op grond van hoofdstuk 3 ten minste € 210.000.

Artikel 4a. Eisen aan loopbaanadviseur

  • 1 De activiteiten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, worden uitgevoerd door een loopbaanadviseur, die:

    • a. een mens- of organisatiegerichte opleiding heeft afgerond op minimaal hbo-niveau, of minimaal een hbo-opleiding in een andere richting heeft afgerond en aanvullende mens- of organisatiegerichte cursussen en trainingen heeft afgerond;

    • b. minimaal drie jaar relevante werkervaring heeft; en

    • c. verklaart zich te houden aan de gedragscode in bijlage II.

  • 2 Een loopbaanadviseur wordt geacht aan de eisen in het eerste lid, onderdelen a en c, te hebben voldaan, wanneer hij is geregistreerd bij Noloc als Register Loopbaanprofessional.

  • 3 Een loopbaanadviseur, gevestigd in een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, die een opleiding heeft afgerond overeenkomstig de opleiding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en overigens voldoet aan het eerste lid, onderdelen b en c, wordt gelijkgesteld met de loopbaanadviseur, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5. Aanvraagtijdvak

Een subsidieaanvraag kan jaarlijks bij de minister worden ingediend in de volgende tijdvakken:

  • a. voor aanvragen op grond van hoofdstuk 2, van 1 maart 09:00 uur tot en met 30 maart 17:00 uur en van 1 september 09:00 uur tot en met 28 september 17:00 uur;

  • b. voor aanvragen op grond van de hoofdstukken 3 of 4, van 1 juni 09:00 uur tot en met 27 juli 17:00 uur.

Artikel 6. Subsidieplafond

  • 1 Het subsidieplafond voor subsidies op grond van hoofdstuk 2 bedraagt voor het jaar 2023:

    • a. € 15 miljoen voor het tijdvak van 1 maart 09:00 uur tot en met 30 maart 17:00 uur;

    • b. € 14,2 miljoen voor het tijdvak van 1 september 09:00 uur tot en met 28 september 17:00 uur.

  • 2 Het subsidieplafond voor subsidies op grond van hoofdstuk 3 bedraagt voor het jaar 2023 € 17,5 miljoen.

  • 3 Het subsidieplafond voor subsidies op grond van hoofdstuk 4 bedraagt voor het jaar 2023 € 1,2 miljoen.

  • 4 Indien een deel van het bedrag dat beschikbaar is in een aanvraagtijdvak niet volledig wordt benut, kunnen de resterende middelen worden toegevoegd aan de middelen van een ander aanvraagtijdvak van hetzelfde kalenderjaar. De minister maakt de verschuivingen van het beschikbare budget bekend op www.uitvoeringvanbeleidszw.nl.

  • 5 Voor latere jaren stelt de minister telkens voor 1 januari van het jaar waarin het desbetreffende aanvraagtijdvak wordt opengesteld het subsidieplafond vast.

Artikel 7. Subsidieaanvraag

  • 1 In de subsidieaanvraag wordt onder meer vermeld:

    • a. een beschrijving van het initiatief waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b. het bedrag waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2 De subsidieaanvrager dient de subsidieaanvraag in door middel van een elektronisch aanvraagformulier getekend door een functionaris, bevoegd om namens de subsidieaanvrager te handelen, en vergezeld van een activiteitenplan en begroting.

  • 3 De subsidieaanvrager dient een de-minimisverklaring in. Indien sprake is van een samenwerkingsverband, is een de-minimisverklaring van alle partijen van het samenwerkingsverband vereist.

  • 4 Voor de opzet van het activiteitenplan wordt in het daarvoor geldende format, onverminderd artikel 3.4 van de kaderregeling, in ieder geval opgenomen:

    • a. op welke wijze het initiatief bijdraagt aan het in artikel 3 omschreven doel;

    • b. op welke wijze het initiatief wordt geëvalueerd;

    • c. waarom subsidiëring vanuit de rijksoverheid in de gevraagde omvang noodzakelijk is.

  • 5 Per aanvraagtijdvak wordt per subsidieaanvrager, of partij in een samenwerkingsverband, maximaal één subsidieaanvraag in behandeling genomen. Brancheorganisaties, onderwijsinstellingen, O&O-fondsen en werknemers- of werkgeversverenigingen kunnen binnen een aanvraagtijdvak deelnemen in meerdere samenwerkingsverbanden en daardoor partij zijn bij meerdere subsidieaanvragen binnen hetzelfde aanvraagtijdvak.

  • 6 Een subsidieaanvraag kan bestaan uit meerdere activiteiten.

  • 7 Voor zover de subsidieaanvrager voor dezelfde begrote kosten of een deel daarvan ook subsidie of een andere financiële bijdrage heeft aangevraagd of zal aanvragen bij een ander bestuursorgaan of rechtspersoon, doet hij daarvan mededeling in de subsidieaanvraag, onder vermelding van de stand van zaken van de beoordeling van die andere aanvraag.

  • 8 Door het indienen van een aanvraag stemt de subsidieaanvrager ermee in dat het subsidiedossier, met uitzondering van persoonsgegevens, openbaar wordt gemaakt.

Artikel 7a. Verstrekking van persoonsgegevens

De minister is bevoegd persoonsgegevens, die hij in het kader van deze subsidieregeling heeft verkregen, te verstrekken aan de aanbieder van een kennis- en ondersteuningsprogramma ten behoeve van deze subsidieregeling, ter uitvoering en verbetering van dat programma.

Artikel 8. Rangschikking behandeling subsidieaanvragen

  • 1 Bij overschrijding van een subsidieplafond als bedoeld in artikel 6, eerste lid, wordt na afloop van het aanvraagtijdvak door middel van loting de volgorde vastgesteld waarin de ontvangen subsidieaanvragen worden afgehandeld.

  • 2 Alleen volledige subsidieaanvragen worden in behandeling genomen.

  • 3 Onvolledige subsidieaanvragen voor subsidies op grond van hoofdstuk 2 worden, na aanvulling door de subsidieaanvrager, geplaatst aan het einde van de lijst die volgt uit de loting, waarbij het tijdstip van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag bepalend is voor de volgorde van plaatsing op die lijst.

  • 4 Volledige subsidieaanvragen voor subsidies op grond van hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 worden behandeld op volgorde van ontvangst.

Artikel 9. Beschikking tot subsidieverlening

  • 1 Op een subsidieaanvraag op basis van hoofdstuk 2 wordt binnen 18 weken na afloop van het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 5 beslist. De subsidieaanvraag wordt beoordeeld op grond van de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.

  • 2 Op een subsidieaanvraag op basis van hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 wordt binnen 18 weken na ontvangst beslist. De subsidieaanvraag wordt beoordeeld op grond van de voorwaarden, bedoeld in artikel 7, en voor zover sprake is van een samenwerkingsverband de eisen, bedoeld in artikel 21.

  • 3 De minister kan zich voor de beoordeling van de aanvraag laten adviseren door externe partijen.

  • 4 De beschikking tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval het initiatief waarvoor subsidie wordt verleend, het subsidiebedrag en de start- en einddatum van het initiatief.

  • 5 In geval van een samenwerkingsverband vermeldt de beschikking tot subsidieverlening, in aanvulling op het derde lid, de partijen van het samenwerkingsverband en de verdeling van het subsidiebedrag van de partijen in het samenwerkingsverband.

Artikel 10. Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de subsidie in ieder geval geheel of gedeeltelijk geweigerd, indien:

  • a. de subsidieaanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen;

  • b. de beoogde initiatieven en resultaten onvoldoende meetbaar zijn geformuleerd;

  • c. de subsidieaanvraag ziet op een beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende of beroepsopleidende leerweg, bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • d. de haalbaarheid van de beoogde aanpak onvoldoende aannemelijk is gemaakt;

  • e. de evaluatieopzet onvoldoende of ongeschikt is om de effectiviteit en bruikbaarheid van een initiatief te kunnen beoordelen;

  • f. een initiatief niet uitvoerbaar is binnen bestaande wet- en regelgeving;

  • g. onvoldoende is aangetoond dat subsidie noodzakelijk is voor het uitvoeren van een initiatief waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • h. op grond van deze regeling binnen hetzelfde aanvraagtijdvak reeds subsidie is verleend voor een soortgelijk of vergelijkbaar initiatief ten behoeve van dezelfde onderneming of hetzelfde samenwerkingsverband;

  • i. er geen de-minimisverklaring is afgegeven;

  • j. de subsidieaanvraag tot gevolg heeft dat een subsidieplafond als bedoeld in artikel 6 wordt overschreden; of

  • k. de subsidieaanvraag ziet op het ontwikkelen van een initiatief niet bedoeld voor werkenden in de onderneming maar voor commerciële doeleinden.

Artikel 11. Looptijd

  • 1 Een initiatief voor subsidies op grond van hoofdstuk 2 wordt afgerond binnen een periode van 12 maanden.

  • 2 Een initiatief voor subsidies op grond van de hoofdstukken 3 of 4 wordt afgerond binnen een periode van 24 maanden.

  • 3 De voor subsidie in aanmerking komende kosten worden gemaakt in een door de minister aangewezen initiatiefperiode. Deze periode start de dag na dagtekening van het besluit tot verlening van de subsidie.

Artikel 12. Subsidiabele kosten

  • 1 Voor de subsidie van initiatieven als bedoeld onder artikel 4, eerste lid, onderdeel a en c, komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a. externe kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt ter uitvoering van een subsidiabel initiatief;

    • b. directe loonkosten van de personen die zich in het bedrijf van de subsidieaanvrager of een van de partijen van het samenwerkingsverband bezighouden met de uitvoering van het initiatief, berekend op basis van het brutoloon van die personen en vermeerderd met een opslag van 32%, naar rato van individuele gerealiseerde uren en uitgaande van 1.720 werkbare uren op jaarbasis; en

    • c. een toeslag van 15% op de onder a en b bedoelde kosten ter subsidiëring van overige gemaakte kosten.

  • 2 De kosten zijn, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, door de subsidieaanvrager daadwerkelijk gemaakt en betaald, ten laste van het initiatief gebleven en rechtstreeks aan het initiatief toe te rekenen.

  • 3 Voor externe opdrachten wordt de marktconformiteit van de kosten bepaald door:

    • a. een offerteprocedure waarbij ten minste drie offertes zijn aangevraagd en beoordeeld door de subsidieaanvrager, indien deze kosten meer bedragen dan € 50.000; of

    • b. een transparante, objectieve en niet-discriminatoire aanbestedingsprocedure.

  • 4 Wordt gebruik gemaakt van een externe adviseur dan is het subsidiabele uurtarief maximaal € 125 per uur exclusief btw en is een offerteprocedure als bedoeld in het derde lid, aanhef en onderdeel a, niet vereist.

  • 5 In afwijking van het eerste lid zijn kosten gemaakt door verbonden organisaties, samenwerkingspartners in het samenwerkingsverband of organisaties die worden vertegenwoordigd in het bestuur van de subsidieaanvrager of in het bestuur van een samenwerkingspartner, slechts subsidiabel op basis van directe loonkosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en de toeslag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 6 Onder een verbonden organisatie als bedoeld in het vijfde lid wordt verstaan een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie:

    • a. waarop de subsidieontvanger, dan wel een bij het project betrokken partij, direct of indirect een overheersende invloed kan uitoefenen;

    • b. die direct of indirect een overheersende invloed op de subsidieontvanger, dan wel op een bij het project betrokken partij, kan uitoefenen; of

    • c. die, tezamen met de subsidieontvanger, dan wel met een bij het project betrokken partij, direct of indirect onderworpen is aan de overheersende invloed van een andere organisatie uit hoofde van eigendom, financiële deelneming of op haar van toepassing zijnde voorschriften.

  • 7 Overheersende invloed als bedoeld in het zesde lid wordt vermoed, indien een organisatie direct of indirect, ten opzichte van een andere organisatie:

    • a. de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de organisatie bezit;

    • b. over de meerderheid van de stemmen beschikt die aan de door de organisatie uitgegeven aandelen zijn verbonden; of

    • c. meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de organisatie kan benoemen.

Artikel 13. Niet subsidiabele kosten

Met betrekking tot de initiatieven, bedoeld onder artikel 4, eerste lid, onderdeel a en c, komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a. onredelijk en niet noodzakelijk gemaakte kosten ter uitvoering van het initiatief of een onderdeel daarvan;

  • b. loonverletkosten, zijnde de loonkosten van werkenden voor niet-productieve uren als gevolg van deelname aan subsidiabele activiteiten, voor zover die hebben geleid tot een vermindering van de werkbare uren voor de ondernemer;

  • c. kosten voor overhead en aan overhead gerelateerde exploitatiekosten, zijnde alle niet directe kosten waaronder onder andere begrepen huisvestingskosten, kosten voor een werkplek, reiskosten, afschrijvingskosten en de kosten voor administratie en beheer, waaronder accountantskosten;

  • d. kosten gemaakt buiten de initiatiefperiode;

  • e. kosten die in aanmerking komen voor andere financiering van overheidswege;

  • f. externe kosten waarvoor geen factuur kan worden overgelegd;

  • g. kosten die voortvloeien uit wettelijk verplichte taken;

  • h. opleidingskosten;

  • i. btw;

  • j. de kosten voor de doorlichting van de onderneming, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, indien deze onvoldoende duidelijk is toegesneden op de scholingsbehoefte vanuit het perspectief van de desbetreffende mkb-onderneming; of

  • k. de kosten voor de ondersteuning en begeleiding bij het ontwikkelen of invoeren van een methode in de onderneming als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, indien deze onvoldoende duidelijk is toegesneden op desbetreffende mkb-onderneming.

Artikel 13a. Subsidiabele vergoeding loopbaan- en ontwikkeltrajecten

De subsidie bedraagt € 700,00 per afgerond loopbaan- of ontwikkeltraject, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 14. Subsidiabele vergoeding praktijkleerplaatsen

  • 2 De subsidiabele vergoeding wordt verleend naar rato van het aantal weken dat de leerling, deelnemer of student bij de beroepspraktijkvorming aanwezig is geweest, met een maximum van 40 weken en € 2.700 per jaar.

Artikel 15. Administratievoorschriften

  • 1 De subsidieaanvrager houdt een inzichtelijke en controleerbare administratie bij met betrekking tot de uitvoering van het subsidiabele initiatief en de in verband daarmee gedane uitgaven en gerealiseerde opbrengsten. Deze administratie bestaat uit een financiële administratie en een administratie van de deelnemers per activiteit waarin alle noodzakelijke gegevens tijdig, juist en volledig zijn vastgelegd en ten behoeve van de vaststelling van de subsidiabiliteit zijn te verifiëren met bewijsstukken. Deze administratie is voor controle beschikbaar op een voor de subsidieontvanger vrij toegankelijke locatie.

  • 2 De administratie geeft inzicht in de geplande en gerealiseerde prestaties in termen van deelnemers dan wel in termen van geleverde producten of diensten.

  • 3 De financiële administratie geeft inzicht in de gemaakte subsidiabele kosten, de inkomsten en de wijze waarop de inkomsten en uitgaven aan de maatregelen van het initiatief worden toegerekend. De financiële administratie bevat in ieder geval de opdrachtbevestiging, facturen en betaalbewijzen van externe opdrachten en in het geval van directe loonkosten een onderbouwing van de bestede uren.

  • 4 De financiële administratie bevat een bijlage met een overzicht van de KvK-nummers van alle ondernemingen die deelnemen aan het project, onder vermelding van de activiteiten waaraan is deelgenomen.

  • 5 De deelnemersadministratie geeft inzicht in de verrichte activiteiten en behaalde resultaten per individuele deelnemer.

  • 6 In aanvulling op het eerste tot en met het vijfde lid, bevat de administratie van de subsidieaanvrager ten minste, indien het betreft een subsidieaanvraag voor een activiteit als bedoeld in:

    • a. artikel 4, eerste lid, onderdeel a, het opleidings- of ontwikkelplan dat voortkomt uit de doorlichting;

    • b. artikel 4, eerste lid, onderdeel b, een prestatieverklaring van de loopbaanscan of het ontwikkeladvies, getekend door de adviseur en de deelnemer. Onder prestatieverklaring wordt verstaan een verklaring in het daarvoor geldende format, getekend door de loopbaanadviseur en de deelnemer, waarin wordt bevestigd dat de deelnemer aan het ontwikkeltraject heeft deelgenomen, welke onderwerpen daarin aan bod zijn gekomen en welke resultaten hiervoor zijn behaald;

    • c. artikel 4, eerste lid, onderdeel c, de met de gerealiseerde methode gemoeide producten;

    • d. artikel 4, eerste lid, onderdeel d:

      • 1°. een praktijkleerovereenkomst, die door alle noodzakelijke partijen is getekend en waaruit onder andere blijkt hoe de begeleiding heeft plaatsgevonden en welk deel van de leerdoelen, de kwaliteiten of kwalificaties in de beroepsvorming bij de ondernemer zijn behaald;

      • 2°. een administratie waaruit de begeleiding van de leerling, deelnemer of student blijkt en de wijze waarop de leerling, deelnemer of student heeft deelgenomen aan de praktijkleerplaats bij de beroepsopleiding in de derde leerweg.

  • 7 De subsidieontvanger verstrekt desgevraagd aan door de minister daartoe aangewezen instanties inzage in- of informatie uit de administratie.

Artikel 16. Rapportageverplichting en bevoorschotting

  • 1 Voor zover het initiatief waarvoor subsidie wordt verleend een periode van meer dan twaalf maanden omvat, wordt door de subsidieaanvrager, uiterlijk acht weken na afloop van de eerste twaalf maanden, een tussentijds voortgangsverslag aan de minister overgelegd onder gebruikmaking van het daartoe door de minister elektronisch beschikbaar gestelde formulier.

  • 2 Na ontvangst van het tussentijds voortgangsverslag kan de minister op verzoek van de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 19, eerste lid, of artikel 22, gedaan bij indiening van het tussentijdse voortgangsverslag, bij beschikking een voorschot verstrekken van 80% van de gerealiseerde kosten zoals deze volgen uit het tussentijds voortgangsverslag.

  • 3 Bij het tussentijds voortgangsverslag wordt een bewijs overgelegd, dat aantoont dat de houder van het in het voortgangsverslag opgenomen bankrekeningnummer de hoofdaanvrager is, bedoeld in artikel 19, eerste lid, dan wel de aanvraaggerechtigde, bedoeld in artikel 22.

Hoofdstuk 2. Subsidieverlening aan het mkb

Artikel 17. Aanvraaggerechtigde

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt aangevraagd door een mkb-onderneming.

Artikel 18. Subsidiebedrag en subsidiabele kosten

  • 1 De subsidie die wordt verleend voor een van de in artikel 4 genoemde initiatieven bedraagt niet meer dan € 25.000, met uitzondering van landbouwbedrijven, waarvoor een maximum geldt van € 20.000.

  • 2 Voor initiatieven als bedoeld onder artikel 4, eerste lid, onderdeel a en c, bedraagt de subsidie:

    • a. voor een kleine onderneming: 80% van de subsidiabele kosten;

    • b. voor een middelgrote onderneming: 60% van de subsidiabele kosten.

Hoofdstuk 3. Subsidieverlening aan samenwerkingsverbanden

Artikel 19. Aanvraaggerechtigde

  • 1 Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt aangevraagd door de hoofdaanvrager van het samenwerkingsverband.

  • 2 Onder hoofdaanvrager wordt verstaan een mkb-onderneming, brancheorganisatie, onderwijsinstelling, O&O-fonds of werknemers- of werkgeversvereniging, die gemachtigd is om de andere partijen in het samenwerkingsverband in en buiten rechte te vertegenwoordigen.

Artikel 20. Subsidiebedrag

  • 1 De subsidie die wordt verleend voor een van de in artikel 4 genoemde initiatieven bedraagt maximaal € 500.000, waarbij geen enkele partij van het samenwerkingsverband aanspraak kan maken op € 200.000 of meer.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de maximale subsidie bij deelname aan een samenwerkingsverband voor landbouwbedrijven € 20.000, voor visserijbedrijven € 30.000 en voor goederenververvoer over de weg € 100.000.

Artikel 21. Specifieke eisen subsidieaanvraag en administratie samenwerkingsverbanden

  • 1 In aanvulling op artikel 7 bestaat de subsidieaanvraag voor samenwerkingsverbanden uit:

    • a. de samenwerkingsovereenkomst van het samenwerkingsverband, ondertekend door alle partijen die onderdeel uitmaken van het samenwerkingsverband, vergezeld van een schriftelijke machtiging waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager gemachtigd is de andere partijen in het samenwerkingsverband in en buiten rechte te vertegenwoordigen; en

    • b. een begroting waaruit de verdeling van kosten tussen de partijen in het samenwerkingsverband volgt.

  • 2 De hoofdaanvrager is verantwoordelijk voor de administratievoorschriften van alle partijen in het samenwerkingsverband.

Hoofdstuk 4. Subsidieverlening aan grootbedrijven in de landbouw- horeca- of recreatiesector

Artikel 22. Aanvraaggerechtigde

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt aangevraagd door een grootbedrijf in de landbouw-, horeca- of recreatiesector.

Artikel 23. Subsidiebedrag

  • 1 De subsidie die wordt verleend voor een van de in artikel 4 genoemde initiatieven bedraagt maximaal € 200.000, met uitzondering van landbouwbedrijven, waarvoor een maximum geldt van € 20.000.

Hoofdstuk 5. Subsidievaststelling

Artikel 24. Einddeclaratie en subsidievaststelling

  • 1 De subsidieaanvrager dient middels een elektronisch formulier binnen 22 weken na afloop van de initiatiefperiode, vastgelegd in de subsidieverlening, een verzoek tot vaststelling van subsidie in bij de minister, waarin onder andere is opgenomen een verslag van de uitgevoerde activiteiten in de desbetreffende mkb-onderneming of het grootbedrijf en een overzicht van de kosten per activiteit middels een voorgeschreven format. Indien het een verzoek tot vaststelling betreft voor een activiteit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, dan is in het verzoek ook de prestatieverklaring, bedoeld in artikel 15, zesde lid, onderdeel b, opgenomen. Bij dit verzoek tot vaststelling wordt een bewijs overgelegd, waaruit blijkt dat de houder van het bankrekeningnummer dat in het verzoek is opgenomen de hoofdaanvrager is, bedoeld in artikel 19, eerste lid, dan wel de aanvraaggerechtigde, bedoeld in artikel 22.

  • 2 Indien de verleende subsidie € 25.000 of meer bedraagt, bevat het verzoek tot vaststelling, in aanvulling op het eerste lid, een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 26.

  • 3 Indien de verleende subsidie € 125.000 of meer bedraagt, bevat het verzoek tot vaststelling, in aanvulling op het eerste lid, uit een controleverklaring omtrent de naleving van de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen door de subsidieaanvrager, opgesteld door een accountant overeenkomstig een door de minister vastgesteld model met inachtneming van een door de minister vastgesteld accountantsprotocol.

  • 4 Indien bij het indienen, dan wel bij het controleren van de einddeclaratie blijkt, dat minder dan 60% van de totale subsidiabele kosten, genoemd in de laatst afgegeven beschikking tot subsidieverlening, is gerealiseerd, wordt het subsidiebedrag op nihil vastgesteld.

  • 5 De minister beslist binnen 22 weken na ontvangst van het verzoek tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 25. Intrekking en terugvordering

  • 1 Onverminderd artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de beschikking tot subsidieverlening geheel ingetrokken indien:

    • a. de subsidie niet is besteed aan de in de beschikking tot subsidieverlening toegekende subsidiabele kosten;

    • b. de in de beschikking tot subsidieverlening opgegeven verplichtingen niet zijn nageleefd.

  • 2 De beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling kan, in afwijking van het eerste lid, gedeeltelijk worden ingetrokken indien er naar het oordeel van de minister geen aanleiding is de subsidie geheel in te trekken.

  • 3 Indien de beschikking tot subsidievaststelling geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken, wordt het subsidiebedrag dat tot dat moment is uitgekeerd, vermeerderd met de wettelijke rente, geheel of gedeeltelijk van de subsidieaanvrager teruggevorderd.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de beschikking tot voorschotverlening, bedoeld in artikel 16.

Artikel 26. Evaluatie van de initiatieven

  • 1 De subsidieaanvrager draagt zorg voor de evaluatie van de uitvoering van het initiatief op grond van deze regeling en het bereik, de doeltreffendheid en doelmatigheid daarvan.

  • 2 Het evaluatieverslag wordt gelijktijdig met de aanvraag tot subsidievaststelling aan de minister aangeboden.

  • 3 Het evaluatieverslag omvat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van het uitgevoerde initiatief;

    • b. een beschrijving van het implementatie- en uitvoeringsproces en de leerervaringen die daarbij zijn opgedaan; en

    • c. een overzicht van de bereikte resultaten.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 27. Evaluatie van de regeling

  • 1 De minister draagt zorg voor de evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van deze regeling.

  • 2 De subsidieaanvrager werkt mee aan door of namens de minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor de evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van deze regeling en de ontwikkeling van het beleid van de minister. De subsidieaanvrager verstrekt in dat kader de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden.

Artikel 28. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang 1 januari 2020 en vervalt met ingang van 1 januari 2025.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijft deze regeling, zoals die luidde op 31 december 2024, van toepassing op de afwikkeling van verleende subsidies op grond van deze regeling.

Artikel 29. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector.

Deze regeling zal met toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 december 2019

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. Koolmees

Bijlage I. behorend bij artikel 1, Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector

Lijst met SBI-codes voor landbouw-, horeca- en recreatiesector

Landbouw (branche A. Landbouw, bosbouw en visserij; subbranche 01. Landbouw, jacht en dienstverlening voor de landbouw en jacht):

011 Teelt van eenjarige gewassen

0111 Teelt van granen, peulvruchten en oliehoudende zaden

0113 Teelt van groenten en wortel- en knolgewassen

01131 Teelt van groenten in de volle grond

01132 Teelt van groenten onder glas

01133 Teelt van paddenstoelen

01134 Teelt van aardappels en overige wortel- en knolgewassen

0116 Teelt van vezelgewassen

0119 Teelt van overige eenjarige gewassen

01191 Teelt van snijbloemen en snijheesters in de volle grond

01192 Teelt van snijbloemen en snijheesters onder glas

01193 Teelt van voedergewassen

01199 Teelt van overige eenjarige gewassen (rest)

012 Teelt van meerjarige gewassen

0121 Teelt van druiven

0124 Teelt van appels, peren, pruimen, kersen en andere pit- en steenvruchten

01241 Teelt van appels en peren

01242 Teelt van steenvruchten

0125 Teelt van overige boomvruchten, kleinfruit en noten

01251 Teelt van aardbeien in de volle grond

01252 Teelt van aardbeien onder glas

01253 Teelt van houtig kleinfruit in de volle grond (incl. overige boomvruchten en noten)

01254 Teelt van houtig kleinfruit onder glas

0127 Teelt van gewassen bestemd voor de vervaardiging van dranken

0128 Teelt van specerijgewassen en van aromatische en medicinale gewassen

0129 Teelt van overige meerjarige gewassen

013 Teelt van bloembollen, sierplanten en sierbomen

0130 Teelt van bloembollen, sierplanten en sierbomen

01301 Teelt van bloembollen

01302 Teelt van perkplanten in de volle grond

01303 Teelt van perkplanten onder glas

01304 Teelt van potplanten onder glas

01305 Teelt van boomkwekerijgewassen in de volle grond

01309 Teelt van overige sierplanten in de volle grond

01411 Houden van melkvee

01412 Opfokken van jongvee voor de melkveehouderij

0142 Fokken en houden van runderen (geen melkvee)

01421 Houden van vleeskalveren

01422 Overige vleesveehouderij en zoogkoeienbedrijven

0143 Fokken en houden van paarden en ezels

0145 Fokken en houden van schapen en geiten

01451 Fokken en houden van schapen

01452 Fokken en houden van geiten

0146 Fokken en houden van varkens

01461 Fokvarkens- en vermeerderingsbedrijven

01462 Vleesvarkensbedrijven

01463 Gesloten en deels gesloten varkensbedrijven

0147 Opfokken en/of houden van pluimvee

01471 Opfokken en/of houden van leghennen

01472 Opfokken en/of houden van vleeskuikens

01473 Opfokken en/of houden van ouderdieren van leghennen en vleeskuikens

01479 Opfokken en/of houden van overig pluimvee

0149 Fokken en houden van overige dieren

01491 Fokken en houden van edelpelsdieren

01499 Fokken en houden van overige dieren (rest)

015 Akker- en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren

0150 Akker- en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren

0161 Dienstverlening voor de akker- en/of tuinbouw

0162 Dienstverlening voor het fokken en houden van dieren

0163 Behandeling van gewassen na de oogst

0164 Behandeling van zaden voor vermeerdering

017 Jacht

0170 Jacht

Horeca (branche I. Logies-, maaltijd en drankverstrekking; subbranches 55. Logiesverstrekking en 56. Eet- en drinkgelegenheden):

551 Hotels en dergelijke

5510 Hotels en dergelijke

55101 Hotel-restaurants

55102 Hotels (geen hotel-restaurants), pensions en conferentieoorden

552 Verhuur van vakantiehuisjes en appartementen; jeugdherbergen en vakantiekampen

5520 Verhuur van vakantiehuisjes en appartementen; jeugdherbergen en vakantiekampen

55201 Verhuur van vakantiehuisjes

55202 Jeugdherbergen, vakantiekampen, groepsaccommodaties

553 Kampeerterreinen

5530 Kampeerterreinen

559 Overige logiesverstrekking

5590 Overige logiesverstrekking

56 Eet- en drinkgelegenheden

561 Restaurants, cafetaria's en dergelijke en ijssalons

5610 Restaurants, cafetaria's en dergelijke en ijssalons

56101 Restaurants

56102 Fastfoodrestaurants, cafetaria's, ijssalons, eetkramen e.d.

562 Kantines en catering

5621 Eventcatering

5629 Kantines en contractcatering

563 Cafés

5630 Cafés

Recreatie (branche R. Cultuur, sport en recreatie; subbranche 93 Sport en recreatie):

932 Overige recreatie

9321 Pret- en themaparken; kermisattracties

93211 Pret- en themaparken

93212 Kermisattracties

9329 Overige recreatie (rest)

93291 Jachthavens

93299 Overige recreatie (rest, geen jachthavens)

94993 Steunfondsen (niet op het gebied van welzijnszorg)

Bijlage II. behorend bij artikel 4a, Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector

Gedragscode

Algemeen

De loopbaanadviseurs volgen bij de beroepsuitoefening de volgende gedragsregels:

  • 1. De loopbaanadviseur (waar aangeduid in de mannelijke vorm dient ook de vrouwelijke vorm te worden gelezen) onderwerpt zich aan de in deze gedragscode vastgestelde regels.

  • 2. De loopbaanadviseur richt zijn werkzaamheden primair op begeleiding bij loopbaanontwikkeling, outplacement, herplaatsing, advies over ondernemersvaardigheden, re-integratie, job coaching en studie/beroepskeuzeadvies. Daarnaast kan hij andere activiteiten verrichten, waarop deze Gedragscode echter niet van toepassing is.

  • 3. De loopbaanadviseur betracht, zowel bij de uitoefening van werkzaamheden met en voor cliënten als in contacten met opdrachtgevers en collega’s, de grootst mogelijke zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid. Hij is eerlijk, duidelijk, betrouwbaar en oprecht en onthoudt zich van gedrag dat afbreuk doet aan het vertrouwen in en het aanzien van het beroep.

  • 4. De loopbaanadviseur geeft zich bij de uitvoering van de onder punt 2 genoemde activiteiten rekenschap van de functies en relatievormen die hij in zijn persoon verenigt, zoals die van opdrachtnemer, begeleider, werknemer, vriend e.d., en voorkomt dat hij tegengestelde belangen moet behartigen.

  • 5. De loopbaanadviseur zal een cliënt te allen tijde voor aanvang van de begeleiding informeren over eventuele conflicterende rollen en/of activiteiten die hij verricht respectievelijk verricht heeft t.b.v. de werkgever van de cliënt.

  • 6. De loopbaanadviseur beseft welke invloed er van zijn positie, houding en beoordeling kan uitgaan op de cliënt en op de omstandigheden waarin die cliënt verkeert. Hij houdt in zijn optreden rekening met de mogelijke beïnvloedbaarheid en afhankelijkheid van de cliënt en andere betrokkenen.

Opdrachtaanvaarding

  • 7. Vóór de loopbaanadviseur een opdracht aanvaardt die voortvloeit uit door hem vanuit een andere rol verstrekte adviezen, zal hij daarover opdrachtgever en cliënt eerst informeren.

  • 8. De loopbaanadviseur is er voor verantwoordelijk dat een overeenkomst tot het uitvoeren van een opdracht schriftelijk wordt vastgelegd met daarin duidelijke afspraken over de rechten en verplichtingen van de betrokken partijen. Deze overeenkomst c.q. opdrachtbevestiging bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • de duiding van de betrokken partijen als cliënt, opdrachtgever en opdrachtnemer;

    • een beschrijving van de doelstelling;

    • een beschrijving van de te volgen werkwijze;

    • een beschrijving van de wijze van rapporteren en de voorwaarden waaronder dit gebeurt;

    • de looptijd van het traject;

    • tijdsduur die tentatief kan zijn, waarbij de loopbaanadviseur niet meer dan een in het maatschappelijk verkeer als normaal te achten aantal uren per werkdag vastlegt;

    • honoraria en onkosten, betalingswijze en -condities;

    • de mededeling dat op de uitvoering van de opdracht de gedragsregels van deze code van toepassing zijn.

  • 9. De loopbaanadviseur zal de aan hem verstrekte opdracht slechts aanvaarden als hij zich ervan heeft vergewist dat:

    • de aanvaarding van de opdracht door de opdrachtgever niet zal worden geïnterpreteerd als toezegging door de cliënt om een dienstverband te beëindigen of diens erkenning van de noodzaak daartoe, tenzij de cliënt hier uitdrukkelijk mee instemt;

    • de aanvaarding van de opdracht door de opdrachtgever niet zal worden geïnterpreteerd als erkenning van disfunctioneren van de cliënt in zijn huidige functie of van het bestaan van een onwerkbare situatie tenzij dit door de opdrachtgever voorafgaand aan de opdracht schriftelijk werd bevestigd aan de cliënt-werknemer;

    • hij kennis heeft genomen van alle informatie die relevant is voor een goede uitvoering van de opdracht en waarvan het bestaan bekend is of redelijkerwijs bekend zou kunnen zijn. Dit wordt als zodanig schriftelijk vastgelegd in de overeenkomst met opdrachtgever.

  • 10. Een opdracht kan onderdeel vormen van afspraken met betrekking tot beëindiging van het dienstverband: hierover wordt door en aan alle partijen vooraf duidelijkheid verschaft.

  • 11. De loopbaanadviseur zal zich er tijdens de uitvoering van een opdracht regelmatig van vergewissen of de situatie, zoals die in de initiële overeenkomst cq opdrachtbevestiging is vastgelegd, nog steeds geldend is en er, zo nodig, voor zorgen dat de overeenkomst wordt aangepast in lijn met de feitelijke uitvoering en de daarover gemaakte afspraken.

  • 12. De loopbaanadviseur is zich er te allen tijde van bewust dat zijn dienstverlening onderdeel kan zijn van een bredere dienstverlening. Waar mogelijk zal hij, met respecteren van de privacy van de cliënt, afstemming zoeken met andere ten behoeve van cliënt actieve betrokkenen om zo een optimale dienstverlening te waarborgen.

Begeleiding cliënt

  • 13. De loopbaanadviseur zal een cliënt bij hun eerste contact kenbaar maken dat het die cliënt te allen tijde vrijstaat de dienstverlening te aanvaarden dan wel te weigeren, alsmede deze op ieder moment af te breken. Bij een totale onderbreking van meer dan zes maanden wordt de opdracht beschouwd als te zijn beëindigd, tenzij andersluidende afspraken zijn gemaakt die door alle betrokken partijen schriftelijk zijn bevestigd.

  • 14. De loopbaanadviseur zal de door hem ten behoeve van een cliënt te verrichten werkzaamheden zorgvuldig en na bespreking met die cliënt uitvoeren. Hij zal een cliënt verwijzen naar een collega of andere disciplines indien en voor zover dit voor de belangen van die cliënt wenselijk is.

  • 15. De loopbaanadviseur is bevoegd de begeleiding van een cliënt tussentijds te beëindigen als hij, met inachtneming van de zorgvuldigheid in de beroepsuitoefening en met inachtneming van de in punt 14 gestelde regel, het bereiken van de doelstelling van het begeleidingsproces in redelijkheid niet meer hoeft te verwachten. Obstructie door een cliënt kan leiden tot tussentijdse onderbreking of tot definitieve beëindiging van de dienstverlening door de loopbaanadviseur. Alvorens hiertoe over te gaan zal de loopbaanadviseur de cliënt schriftelijk informeren. De loopbaanadviseur houdt rekening met het feit dat de wijze van rapporteren en formuleren richting opdrachtgever voor de cliënt nadelig kan uitwerken.

Rapportage

  • 16. De loopbaanadviseur streeft naar een rapportage die aanvaardbaar is voor de cliënt.

  • 17. Iedere rapportage die inhoudelijke informatie over een cliënt bevat, zal uitsluitend met diens schriftelijke toestemming worden gerapporteerd. Hierop kan slechts bij schriftelijke overeenkomst van alle betrokken partijen en vóór aanvang van de begeleiding een uitzondering worden gemaakt. Objectieve informatie over de voortgang van de begeleiding vormt hierop een uitzondering.

  • 18. De loopbaanadviseur zorgt voor dat alle benodigde documentatie in zijn administratie aanwezig is en naar waarheid is ingevuld, Ten aanzien van de registratie van de door de loopbaanadviseur bestede uren aan klantcontacten geldt dat het aantal uren een in het maatschappelijk verkeer als normaal te achten aantal uren per werkdag niet mag overstijgen.

Geheimhouding en plicht tot vertrouwelijke behandeling

  • 19. De loopbaanadviseur zal alle informatie die hem eenzijdig van de kant van een opdrachtgever en/of een cliënt ter kennis komt geheim houden en maakt van die informatie uitsluitend gebruik maken voor zover de goede uitvoering van de hem opgedragen taak dat vereist en voor zover het gebruik daarvan hem niet uitdrukkelijk is ontzegd.

  • 20. De loopbaanadviseur behandelt alle informatie van de zijde van de opdrachtgever en/of cliënt die hem ter kennis komt, en waarvan vaststaat dat deze bekend is bij alle betrokken partijen, als vertrouwelijk

  • 21. De loopbaanadviseur is niet gehouden geheimhouding in acht te nemen als hij gegronde redenen heeft om te menen dat het doorbreken van de geheimhouding het enige en laatste middel is om direct gevaar voor personen te voorkomen, dan wel wanneer hij door wettelijke bepalingen of een rechterlijke beslissing daartoe wordt gedwongen. Als te voorzien is dat een dergelijke situatie zich kan voordoen, stelt het lid de betrokkene ervan op de hoogte dat hij in dat geval genoodzaakt kan zijn de geheimhouding te doorbreken, tenzij door een dergelijke mededeling acuut gevaar voor hemzelf of derden kan ontstaan.

  • 22. Als de loopbaanadviseur besluit tot het doorbreken van de geheimhouding dan mag die doorbreking zich niet verder uitstrekken dan in de gegeven omstandigheden is vereist en dient hij de betrokkene van zijn besluit op de hoogte te stellen, tenzij door een dergelijke mededeling acuut gevaar voor hemzelf of derden kan ontstaan.

Professionaliteit

  • 23. De loopbaanadviseur streeft naar het verwerven en handhaven van een hoog niveau van professionaliteit in zijn beroepsuitoefening. Hij neemt de grenzen van zijn deskundigheid en de beperkingen van zijn ervaring in acht.

  • 24. De loopbaanadviseur beziet zijn eigen functioneren regelmatig kritisch om na te gaan hoe en in welke richting hij zichzelf als mens en als professional zal ontwikkelen, om optimaal te kunnen blijven functioneren ten behoeve van zijn opdrachtgevers en cliënten.

  • 25. De loopbaanadviseur verschaft, desgevraagd, informatie over zijn opleiding, c.q. ervaring en kwalificaties, die hij heeft en welke methoden en stijl hij (voornamelijk) gebruikt bij zijn begeleiding van cliënten. Hij heeft daartoe alle informatie beschikbaar waarop zijn inschrijving in het Beroepsregister berust, en houdt deze steeds geactualiseerd.

Klachten

  • 26. De loopbaanadviseur verplicht zich om binnen 2 weken de ontvangst van een klacht van een cliënt schriftelijk te bevestigen en deze vervolgens binnen 4 weken na ontvangst af te handelen.