Bijlage
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
I. Achtergrond
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Op 3 mei 2016 heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
een besluit genomen waarmee beleidsregels en een subsidieplafond voor Vrouwen, Vrede,
Veiligheid 2016–2019 zijn vastgesteld.4
Vrouwen Vrede Veiligheid 2016–2019 is gericht op financiering van activiteiten van
maatschappelijke organisaties die programma’s uitvoeren in het kader van het derde
Nederlandse Nationaal Actieplan 1325 (NAP1325). Dit is onderdeel van de Nederlandse
opvolging en implementatie van VN Veiligheidsraad Resolutie 1325 (UNSCR1325). Het
maximale subsidiebedrag van EUR 15 miljoen onder Vrouwen, Vrede, Veiligheid 2016–2019
is op 31 oktober 2016 toegekend aan een achttal consortia in acht focuslanden, met
de volgende penvoerders:
II. Additionele subsidies Vrouwen, vrede en Veiligheid 2016–2019
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de afgelopen
jaren middelen ter beschikking gesteld voor het maatschappelijke middenveld voor activiteiten
op het terrein van het thema Vrouwen, Vrede en Veiligheid. Deze subsidiëring vindt
plaats binnen het kader van twee verschillende subsidiebeleidskaders: Vrouwen, Vrede
Veiligheid 2016–2019 (zie hiervoor onder I) en Peace and Security 4 All (PS4A)5.Uit het oogpunt van doelmatigheid en beleidscoherentie, heeft de Minister besloten
om de opvolger van het subsidiebeleidskader Vrouwen, Vrede en Veiligheid 2016–2019,
getiteld SDG5: Women, Peace and Security (SDG5:WPS) onder te brengen onder het overkoepelende
beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld.6 Onder dit overkoepelende kader vallen verder de opvolgers van de subsidiebeleidskaders
Samenspraak & Tegenspraak (S&T), Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW)
en de Seksuele en de Reproductieve Gezondheid en Rechten- partnerschappen (SRGR).
De subsidies die in het kader van deze subsidiebeleidskaders zullen worden verstrekt
en de daarmee te financieren programma’s zullen per januari 2021 van start gaan.
In tegenstelling tot de andere hiervoor genoemde nog lopende subsidiebeleidskaders,
die eind 2020 aflopen, eindigt het subsidiebeleidskader Vrouwen, Vrede en Veiligheid
2016–2019 eind 2019. Om de beëindiging van het subsidiebeleidskader Vrouwen, Vrede,
Veiligheid 2016–2019 synchroon te laten lopen met de andere subsidiebeleidskaders
heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking besloten tot
een overbrugging tusssen Vrouwen, Vrede en Veiligheid 2016–2019 en het nieuwe subsidiebeleidskader
SDG5: Women, Peace and Security (SDG5:WPS), door € 3,75 miljoen beschikbaar te stellen
voor additionele subsidieverlening in 2020 in het verlengde van de subsidieverlening
in het kader van Vrouwen, Vrede en Veiligheid 2016–2019. Met deze additionele subsidiemogelijkheid
wordt de acht consortia de kans geboden hun succesvolle programma’s naar een hoger
plan te tillen door hun activiteiten te verdiepen of te verbreden. Voor de goede orde
zij opgemerkt dat dit geen waarborg vormt voor subsidieverstrekking in het kader van
SDG5: Women, Peace and Security.
Het onderhavige subsidiebeleidskader sluit aan op het kader Vrouwen, Vrede en Veiligheid
2016–2019 en heeft een werkingsduur van een jaar. Met ingang van 1 januari 2021 zal
het nieuwe subsidiebeleidskader SDG5: Women, Peace and Security van toepassing zijn. Het onderhavige kader strekt ertoe om de periode tussen de einddatum
van Vrouwen, vrede en veiligheid 2016–2019, op 31 december 2019, en de start van het
nieuwe kader te overbruggen.
III. Organisaties die voor subsidieverlening in aanmerking komen
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Voor additionele subsidieverlening uit de middelen die voor Vrouwen, Vrede en Veiligheid
in 2020 beschikbaar zijn komen alleen in aanmerking de acht consortia waaraan reeds
subsidie is verleend uit het subsidiebeleidskader Vrouwen, Vrede, Veiligheid 2016–2019
(zie paragraaf I). Aan de penvoerders van deze organisaties kunnen additionele subsidies
worden verstrekt in aanvulling op de reeds aan hen verleende subsidies. Voor deze
additionele subsidieverlening gelden in aanvulling op de bepalingen van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 de hiernavolgende criteria.
Voor additionele subsidieverlening komen alleen activiteiten in aanmerking die specifiek
gericht zijn op minimaal één van de drie onderling samenhangende subdoelstellingen
uit het subsidiebeleidskader Vrouwen, Vrede en Veiligheid 2016–2019, te weten:
-
1. Bescherming van vrouwen en meisjes in conflict- en postconflictsituaties;
-
2. Het bestrijden van gender normen, die obstakels voor duurzame vrede zijn;
-
3. Het creëren van gelijke deelname van vrouwen aan conflictpreventie en -oplossing,
vredesopbouw, hulpverlening en wederopbouw.
Alleen activiteiten die een vervolg dan wel uitbreiding zijn van de bestaande activiteiten
binnen het subsidiebeleidskader Vrouwen, Vrede, Veiligheid 2016–2019, komen in aanmerking
voor deze additionele subsidie. Het gaat daarbij om activiteiten in de vorm van (i)
een vervolg van bestaande interventies in 2020 en/of (ii) het opnemen van aanvullende
activiteiten die doelbereiking kunnen verbeteren. Activiteiten waarvoor reeds subsidie
is verstrekt en activiteiten die bij aanvraag van de subsidie reeds zijn gestart komen
uitdrukkelijk niet in aanmerking.7
IV. Doelstelling, subdoelstellingen en benaderingen
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Met het verstrekken van de additionele subsidies in het kader van de verlenging van
Vrouwen, Vrede en Veiligheid 2016–2019 in 2020 wordt de volgende doelstelling nagestreefd,
namelijk het stimuleren van structurele verandering van normen, wetten en instituties, zodat
vrouwen en mannen gelijke kansen en rechten hebben en volwaardig kunnen deelnemen
aan het voorkomen van conflicten, conflictresolutie, vredesopbouw en wederopbouw.
De inspanningen dragen bij aan het realiseren van de voorwaarden voor vrouwen in conflictgebieden
om zelf hun belangen te behartigen.
Om voor additionele subsidieverlening in aanmerking te komen dienen activiteiten zich
te richten op minimaal één van de volgende drie subdoelstellingen:
-
1. Bescherming van vrouwen en meisjes in conflict- en postconflictsituaties;
-
2. Het bestrijden van gender normen, die obstakels voor duurzame vrede zijn;
-
3. Het creëren van gelijke deelname van vrouwen aan conflictpreventie en -oplossing,
vredesopbouw, hulpverlening en wederopbouw
Tevens dienen activiteiten betrekking te hebben op minimaal één van de drie benaderingen
waaronder verschillende activiteiten mogelijk zijn:
-
1. Het faciliteren van capaciteitsontwikkeling8 en het bieden van middelen om de emancipatie en participatie van vrouwen en mannen
die streven naar genderbewuste benaderingen van vredesprocessen te ondersteunen;
-
2. Het bestrijden van attitudes en overtuigingen die uitsluiting van vrouwen bestendigen;
-
3. Het beïnvloeden van de uitvoering van wetten en beleid die belemmeringen voor de participatie
en de bescherming van vrouwen vergroten.
V. Verdeling van de middelen
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Om voor additionele subsidieverlening in aanvulling op de reeds verleende subsidie
in het kader van Vrouwen, Vrede, Veiligheid 2016–2019 in 2020 in aanmerking te komen
zal moeten worden voldaan aan de drempelcriteria en in voldoende mate aan de beoordelingscriteria
(opgenomen in paragraaf VI). Aanvragers wier aanvraag hieraan voldoet komen in aanmerking
voor een subsidie van maximaal 25% van het bedrag waarvoor aan hen in het kader van
Vrouwen, Vrede en Veiligheid 2016–2019 subsidie is verleend.
VI. Drempel- en beoordelingscriteria van de aanvraag
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
De aanvraag wordt beoordeeld op de volgende criteria:
VI.1. Drempelcriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Om in aanmerking te kunnen komen voor een additionele subsidie in aanvulling op de
reeds verleende subsidie in het kader van Vrouwen, Vrede, Veiligheid 2016–2019 in
2020 dienen voorstellen in elk geval te voldoen aan de volgende vereisten:
-
1. De additionele activiteiten hebben betrekking op minimaal één van de in paragraaf
IV genoemde subdoelstellingen en op minimaal één van de drie daar genoemde benaderingen.
Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting.
-
2. De subsidieaanvraag bedraagt maximaal 25% van de in het kader van Vrouwen, Vrede en
Veiligheid 2016–2019 beschikbaar gestelde en het in de beschikking genoemde bedrag.
Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting.
-
3. De looptijd van de additionele activiteiten start niet eerder dan 1 januari 2020 en
eindigt uiterlijk op 31 december 2020. Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende
begroting.
-
4. De additionele activiteiten vormen een vervolg op, dan wel een uitbreiding van de
activiteiten waarvoor reeds subsidie is verleend in het kader van het subsidiebeleidskader
Vrouwen, Vrede, Veiligheid 2016–2019, in de vorm van (i) een vervolg van bestaande
interventies in 2020 en/of (ii) het opnemen van aanvullende activiteiten die doelbereiking
van de lopende activiteiten kunnen verbeteren. Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende
begroting. Voor Syrië geldt daarbij dat gezien de situatie in Syrië activiteiten die
fysiek binnen Syrië plaatsvinden niet in aanmerking komen voor additionele subsidie.
Activiteiten gericht op de situatie in Syrië dienen plaats te vinden buiten Syrië.
-
5. De aanvraag betreft geen activiteiten waarvoor reeds subsidie is verleend of die al
zijn gestart op het moment waarop de subsidie wordt aangevraagd.9
-
6. De penvoerder ontvangt subsidie in het kader van Vrouwen, Vrede en Veiligheid 2016–2019.
Indien niet aan alle bovengenoemde criteria wordt voldaan, wordt de aanvraag afgewezen.
VI.2. Beoordelingscriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
-
1.
Bijdrage aan doelstellingen Vrouwen, Vrede, Veiligheid 2016–2019: De mate waarin de voorgenomen (additionele) activiteiten bijdragen aan minimaal één
van de in paragraaf IV van deze beleidsregels genoemde subdoelstellingen en minimaal
één van drie genoemde benaderingen. De relatie tussen de subdoelstellingen en de benaderingen
dient te worden toegelicht. Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting.
-
2.
Analyse van het lopende programma: De mate waarin het voorstel waarvoor organisaties financiering aanvragen een aanvulling
is op een al lopend programma dat wordt gefinancierd onder het subsidiebeleidskader
Vrouwen, Vrede, Veiligheid 2016–2019. De penvoerder dient aan de hand van een analyse
van de voortgang van het programma, inzicht te geven in de behaalde resultaten, eventuele
moeilijkheden in de uitvoering, een korte risicoanalyse (inclusief mitigerende maatregelen),
bijgewerkte contextanalyse, en de uitvoeringscapaciteit. Indien eerder een verzoek
tot budgetneutrale verlenging is ingediend, dient dat in de analyse ook duidelijk
terug te komen.
-
3.
Uitwerking van Outcomes en Outputs: De mate waarin de additionele activiteiten de doelbereiking van de in het kader van
Vrouwen, Vrede en Veiligheid 2016–2019 reeds gesubsidieerde activiteiten zullen vergroten.
De penvoerder dient aan de hand van het lopende programma, de verschillen in outcomes
en outputs die het additionele programmavoorstel zal bewerkstelligen toe te lichten,
door op kwalitatieve en kwantitatieve wijze aan te geven hoe, waar en voor hoeveel
meer mensen de additionele activiteiten de doelbereiking van het lopende programma
zullen vergroten.
-
4.
Uitwerking van het verband tussen outputs, activiteiten en additionele subsidies: De mate waarin een logisch verband bestaat tussen outputs, activiteiten en de additionele
subsidie die in wordt aangevraagd. De penvoerder beschrijft in een budget welke middelen
nodig zijn om de voorgenomen outputs te realiseren. In dit budget onderbouwt de penvoerder
het verband tussen de te bereiken outputs en de daarvoor benodigde activiteiten en
middelen.
-
5.
Uitwerking van beoogde outputs en middelen in SMART-systematiek: De mate waarin de outputs en middelen van de additionele activiteiten Specifiek,
Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden zijn uitgewerkt. Dit blijkt uit
het voorstel en bijbehorende begroting.
-
6.
Duurzaamheid: Aangezien de additionele financiering slechts beschikbaar is voor maximaal 12 maanden,
maakt de penvoerder aannemelijk dat het programmavoorstel zodanig aansluit op een
lopend programma dat het (i) in korte tijd kan worden vervolgd en/of opgeschaald,
(ii) een blijvend effect voor de uiteindelijke doelgroep heeft en (iii) bijdraagt
aan de institutionele duurzaamheid van de lokale partnerorganisaties. De penvoerder
dient ook aandacht te besteden aan de wijze waarop resultaten worden gedocumenteerd
en beschikbaar worden gesteld.
VII. Aanvraag- en beoordelingsprocedure
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Aanvragen voor een subsidie in aanvulling op de reeds verstrekte subsidie in het kader
van het subsidiekader Vrouwen, Vrede, Veiligheid 2016–2019 dienen uiterlijk 7 oktober
2019 rechtsgeldig ondertekend te zijn ontvangen op het Ministerie van Buitenlandse
Zaken. Inhoudelijke voorstellen dienen in het Engels (bij voorkeur) of in het Nederlands
ingediend te worden. Er is een aanvraagformulier vastgesteld dat voor het indienen
van de aanvraag moet worden gebruikt. Dit formulier kan worden gevonden opgevraagd
via tfvg@minbuza.nl. Aanvragen worden bij voorkeur ingediend via de mail10 via e-mailadres tfvg@minbuza.nl. Aanvragen per post11 kunnen worden gestuurd naar Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Sociale Ontwikkeling,
Taskforce Vrouwenrechten en Gendergelijkheid, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag. Als
u de aanvraag persoonlijk of per koerier wilt aanleveren, dan kunt u de aanvraag (laten)
afgeven bij het afgifteloket voor poststukken (expeditie) van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken, Rijnstraat 8, 2515 XP ’s-Gravenhage.
De Minister zal besluiten over de ingediende aanvragen uiterlijk op 25 oktober 2019.
In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de Minister vragen om een
aanvulling. Als datum van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum
waarop de aanvraag is aangevuld. Indien een aanvraag pas in de laatste twee weken
voor het verstrijken van de deadline wordt ingediend, loopt de penvoerder het risico
dat de Minister geen toepassing zal geven aan haar bevoegdheid om de indiener om een
aanvulling te vragen aangezien een dergelijke aanvulling niet meer mogelijk is zonder
de deadline te overschrijden. In dat geval zal de aanvraag derhalve niet meer kunnen
worden aangevuld, maar zal deze worden beoordeeld zoals hij primair was ingediend.
VIII. Bij de aanvraag te voegen stukken
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
-
1. Ingevuld aanvraagformulier
-
2. Inhoudelijk voorstel met daarin een overzicht van activiteiten, naar aard, omvang,
fasering en onderling verband, in relatie tot de daarmee beoogde doelstellingen en
resultaten en verwachte effecten voor de periode waarin de activiteiten worden uitgevoerd.
-
3. Een gedetailleerde en sluitende begroting, in hetzelfde format als de huidige programma’s,
behorende bij het inhoudelijke voorstel voor de periode waarvoor de additionele financiering
wordt gevraagd.
-
4. Liquiditeitsprognose voor de gehele activiteitenperiode