5. Drempelcriteria (D.1 t/m D.20)
[Regeling vervallen per 01-11-2024]
Voor de drempelcriteria geldt dat indien een aanvraag aan één of meerdere criteria
niet voldoet, deze wordt afgewezen en niet verder wordt beoordeeld. De drempelcriteria
worden hieronder vermeld en indien nodig toegelicht.
Om fase 1 zo toegankelijk mogelijk te houden worden de drempelcriteria in twee fasen
getoetst. Deel A wordt getoetst in fase 1, deel B in fase 2.
Deel A (criteria D.1 - D.16)
Drempelcriteria ten aanzien van de organisatie
Criterium D.1 - Type organisatie
De aanvrager, dan wel in geval van een aanvraag namens een alliantie, de penvoerder
en de mede-indiener(s) is, dan wel zijn, (een) niet-gouvernementele organisatie(s)
(NGO's) of onderwijs-/onderzoeksinstelling(en) zonder winstoogmerk.
Criterium D.2 - Alliantie
In geval van een aanvraag namens een alliantie wordt bij de aanvraag een door alle
alliantiepartners (penvoerder en de mede-indiener(s)) getekende intentieverklaring
(zie sjabloon in appendix 3 behorende bij dit subsidiebeleidskader) meegeleverd waaruit
de intentie van de penvoerder en de mede-indiener(s) blijkt om gezamenlijk het project
waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft uit te voeren.
Criterium D.3 - Mate van financiële onafhankelijkheid van de organisatie
Gedurende de periode 2016–2018 was gemiddeld maximaal 75% van de totale jaarlijkse
inkomsten van de aanvrager of de alliantie direct dan wel indirect afkomstig uit subsidies
en/of bijdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (incl. ambassades). Indien
de aanvrager penvoerder is voor een alliantie geldt dit criterium voor de gehele alliantie.
Dat wil zeggen dat indien één van de deelnemende alliantiepartners meer dan 75% van
de totale jaarlijkse inkomsten via BZ-bijdragen verwerft, dit kan worden gecompenseerd
door een andere alliantiepartner in de alliantie.
Criterium D.4 - Maximale bezoldiging
De maximale bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van de
aanvrager/penvoerder en eventuele mede-indieners bedraagt met ingang van het tijdvak
waarvoor subsidie wordt gevraagd per kalenderjaar ten hoogste EUR 181.000 (bruto)
bij een dienstverband van een 36-urige werkweek.
Genoemd bedrag bestaat uit:
-
1) de beloning (de som van de periodiek betaalde beloningen en winstdelingen en bonusbetalingen);
-
2) de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen; en
-
3) beloningen betaalbaar op termijn, zoals vakantiegeld, 13e maand, werkgeversdeel pensioenbijdrage
etc.
Criterium D.5 - Aantal aanvragen
De organisatie die de aanvraag indient, dan wel, in geval van een aanvraag namens
een alliantie, elke alliantiepartner (penvoerder en mede-indiener(s)), is niet meer
dan drie maal als aanvrager, penvoerder en/of mede-indiener betrokken bij een aanvraag
voor een subsidie in het kader van Matra ‘overheid tot overheid’ 2020–2024.
Drempelcriteria ten aanzien van het project
Criterium D.6 - Omvang van de subsidie
De gevraagde subsidie bedraagt ten minste € 500.000 en ten hoogste € 2.000.000.
Criterium D.7 - Looptijd van het project
Het project waarvoor subsidie wordt gevraagd heeft een minimale looptijd van 24 maanden
en een maximale looptijd van 48 maanden.
Criterium D.8 - Start- en einddatum van het project
Het project start niet eerder dan 1 mei 2020 en niet later dan 1 oktober 2020 en wordt
afgerond uiterlijk op 30 oktober 2024.
Criterium D.9 - Landen van uitvoering
Het project is gericht op de versterking van de capaciteit van een of meerdere (semi-)
overheidsinstelling(en) in minimaal één van de volgende doellanden:
-
–
Pre-accessie-landen: Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kosovo, Noord-Macedonië, Montenegro, Servië en Turkije
-
–
AA- en CEPA-landen: Georgië, Moldavië, Oekraïne en Armenië.
Criterium D.10 - Aansluiting bij doelstelling Matra ‘overheid tot overheid’ 2020–2024
Het project draagt bij aan de overkoepelende beleidsdoelstellingen van Matra ‘overheid
tot overheid’ 2020–2024, namelijk:
A. Capaciteitsversterking
De capaciteit van één of meer (semi-)overheidsinstelling(en) in één of meer van de
doellanden om te voldoen aan de met de EU gemaakte afspraken wordt versterkt door gebruik te maken van de capaciteit van één of meer relevante
(semi-) overheidsinstelling(en) in Nederland.
En
B. Versterking van de bilaterale betrekkingen tussen Nederland en de Matra-landen
Door de samenwerking tussen Nederlandse (semi-)overheidsinstellingen en hun tegenhangers
in de doellanden zullen de banden tussen de landen versterkt worden.
Criterium D.11 - Bijdrage aan uitvoering EU-afspraken met doelland(en)
Het project draagt bij aan:
-
1. de ontwikkeling van de rechtsstaat en goed bestuur in lijn met de EU-toetredingscriteria
voor zover het gaat om capaciteitsversterking in de pre-accessielanden; en/of
-
2. de uitvoering van de afspraken over rechtsstaatontwikkeling en goed bestuur zoals
overeengekomen in de samenwerkingsakkoorden met de EU voor zover het gaat om capaciteitsversterking
in de AA- en CEPA-landen.
Criterium D.12 - Kwalificerende thema’s
Het project waarvoor subsidie wordt gevraagd richt zich op ten minste één van de in
pararagraaf 3.1.1 genoemde (sub)thema’s.
Criterium D.13 - Inzet Nederlandse (semi-)overheidsinstellingen en samenwerking (semi-)overheidsinstellingen
doellanden
De aanvrager betrekt Nederlandse (semi-)overheidsinstellingen op directe wijze bij
de uitvoering van het project door op resultaatgerichte wijze samen te werken met
één of meer (semi-)overheidsinstellingen in één of meerdere doellanden zoals vastgesteld
onder drempelcriterium D.9.
Onder Nederlandse (semi-)overheidsinstellingen worden, gelet op de doelstellingen
van Matra ‘overheid tot overheid’ 2020–2024, verstaan: de Ministeries, Hoge Colleges
van Staat, zelfstandige bestuursorganen (ZBO's), publiekrechtelijke bedrijfs- en beroepsorganisaties
(PBO’s) en privaatrechtelijke rechtspersonen en natuurlijke personen die bekleed zijn
met enig openbaar gezag.
In de doellanden gaat het om (semi-)overheidsinstellingen die in de lokale context
vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde Nederlandse instellingen.
D.14 - Samenwerking (semi-)overheidsinstellingen
De aanvrager, dan wel, in geval van een aanvraag namens een alliantie, de penvoerder,
voegt bij de aanvraag een intentieverklaring (zie sjabloon in appendix 4 behorende
bij dit subsidiebeleidskader) waaruit de intentie van de aanvrager, dan wel alliantie,
de Nederlandse (semi-)overheidsinstelling(en) en de (semi-)overheidsinstelling(en)
in het doelland/de doellanden blijkt om samen te werken in het kader van de uitvoering
van het project waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft; de intentieverklaring
is ondertekend door de aanvrager, dan wel in geval van een aanvraag namens een alliantie
door de penvoerder namens de alliantie of door alle alliantiepartners, namens de Nederlandse
(semi-)overheidsinstelling(en) en namens de (semi-)overheidsinstelling(en) in het
doelland/de doellanden.
Criterium D.15 - Overheadkosten en onvoorzien
Maximaal 10% van de begroting heeft betrekking op overheadkosten.
Maximaal 5% van de begroting heeft betrekking op de post onvoorzien.
Criterium D.16 - Niet-subsidiabele activiteiten
Het project betreft geen:
-
• initiatieven die proselitisme (mede) beogen;
-
• financiering van commerciële dienstverlening, investeringen of commerciële activiteiten;
-
• activiteiten waarvoor reeds rechtstreeks een subsidie of bijdrage ten laste van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt ontvangen;
-
• activiteiten van een lokale NGO waarvoor reeds middellijk ten laste van de begroting
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een bijdrage wordt ontvangen.
-
• activiteiten van organisaties die reeds ten laste van de begroting van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken een instellingssubsidie ontvangen waarvan de werkingsduur zich
uitstrekt tot in het subsidietijdvak waarop de tender waarvoor een aanvraag wordt
ingediend betrekking heeft.
Deel B (criterium D.17-D.20)
Criterium D.17 - Volledig voorstel bouwt voort op conceptnotitie
Het volledige voorstel is in lijn met de conceptnotitie: het volledige voorstel is
een inhoudelijke uitwerking van de conceptnotitie; grootschalige wijzigingen ten aanzien
van doelstelling(en), resultaten, activiteiten en begroting, in ieder geval wijzigingen
die in strijd zijn met de drempelcriteria van fase A, zijn niet toegestaan.
Criterium D.18 - Alliantie
In geval van een aanvraag namens een alliantie voegt de penvoerder bij het volledig
voorstel een door alle alliantiepartners (penvoerder en mede-indiener(s)) ondertekende
samenwerkingsovereenkomst toe waarin met het oog op het project waarvoor subsidie
wordt gevraagd in ieder geval afspraken zijn neergelegd over:
-
a. De wijze waarop elk van de partners bijdraagt aan de werkzaamheden van het samenwerkingsverband.
-
b. De wijze waarop de besluitvorming in het samenwerkingsverband plaatsvindt.
-
c. De wijze waarop de kosten en de risico’s worden verdeeld over de partners.
-
d. De wijze waarop de naleving van de aan een subsidie verbonden verplichtingen jegens
de Minister is gewaarborgd, inclusief de zorg voor de gezamenlijk geaggregeerde rapportages.
-
e. De wijze waarop de alliantieleden elkaar informeren, in het bijzonder over hun financiële
gezondheid.
-
f. De wijze waarop de samenwerking kan worden aangepast.
-
g. De wijze waarop elk van de alliantieleden betrokken is bij het monitoren en evalueren
van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten.
Criterium D.19 - Samenwerking met (semi-)overheidsinstellingen
De aanvrager, dan wel, in geval van een aanvraag namens een alliantie, de penvoerder,
voegt bij het volledige voorstel een overeenkomst die afspraken bevat over de samenwerking
van de aanvrager dan wel alliantie, de Nederlandse (semi-)overheidsinstelling(en)
en de (semi-)overheidsinstelling(en) in het doelland/de doellanden bij de uitvoering
van het project; de overeenkomst is ondertekend door:
-
• de aanvrager, dan wel in geval van een aanvraag namens een alliantie door de penvoerder
namens de alliantie of door alle alliantiepartners,
-
• namens de Nederlandse (semi-)overheidsinstelling(en),
-
• en namens de (semi-)overheidsinstelling(en) in het doelland/de doellanden.
Criterium D.20 - Additionele middelen
De middelen die complementair aan de gevraagde subsidie nodig zijn voor de uitvoering
van het project zijn gewaarborgd.
7. Inhoudelijke criteria (I.1 t/m I.8)
[Regeling vervallen per 01-11-2024]
Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie dient de kwaliteit van zowel conceptnotitie
als volledig voorstel, beoordeeld aan de hand van de hiernavolgende inhoudelijke criteria,
goed (score van minimaal 70% van het maximaal aantal te behalen punten) te zijn. Wordt
aan deze minimale score niet voldaan, dan wordt de aanvraag afgewezen.
Beleidsmatige criteria ten aanzien van het project
Ingediende aanvragen zullen worden beoordeeld op hun beleidsrelevantie aan de hand
van de hiernavolgende criteria:
I.1 Logische samenhang en thematische relevantie
Conceptnotitie:
-
1) De mate waarin het project aansluit op een of meerdere (sub)thema’s genoemd in paragraaf
3.1.1.
-
2) De mate waarin het project is gebaseerd op een gedegen context- en stakeholderanalyse.
-
3) De mate waarin er sprake is van een adequate probleemstelling en voorziene outcomes
logisch aansluiten op de context- en stakeholderanalyse.
-
4) De mate waarin het project naar verwachting bijdraagt aan het behalen van de gestelde
outcomes.
-
5) De mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen voor Matra ‘overheid tot
overheid’ 2020–2024 genoemd in paragraaf 1.2.
-
6) De mate waarin het project haalbaar is en inzichtelijk is gemaakt in hoeverre uitkomsten
uit evaluaties, pilots, studies, etc. bij de opzet zijn meegenomen.
-
7) De mate waarin wordt aangetoond dat het project additioneel is aan de interventies
van andere donoren.
-
8) De mate waarin de aanvrager of, in geval van een aanvraag namens een alliantie, de
penvoerder aannemelijk maakt dat het project een vernieuwende aanpak kent.
Volledige voorstel:
-
1) De mate waarin de voorgestelde interventiestrategie op een logische manier voortvloeit
uit de context- en stakeholderanalyse.
-
2) De mate waarin de voorgestelde interventiestrategie SMART is uitgewerkt op het gebied van:
-
– outcomes
-
– outputs
-
– indicatoren
-
– activiteiten, en
-
– middelen
waarbij een logische en duidelijk weergegeven samenhang bestaat tussen deze onderdelen.
-
3) De mate waarin sprake is van een inclusieve aanpak met aandacht voor de verschillende
belanghebbenden als gedefinieerd in de context- en stakeholderanalyse.
I.2 Rol Nederlandse en lokale (semi-)overheidsinstellingen
Conceptnotitie:
De mate waarin de voorgenomen samenwerking met een Nederlandse (semi-)overheidsinstelling
en een (semi-)overheidsinstelling in het doelland naar verwachting bijdraagt aan het
behalen van de doelstelling.
I.3 Lokale uitvoerende NGO(‘s)
Volledig voorstel:
Indien wordt samengewerkt met (een) lokale uitvoerende organisatie(s) zoals verwoord
onder 3.3.2: de mate waarin deze organisatie(s):
-
a) In staat is/zijn om op efficiente wijze toegevoegde waarde te leveren binnen een project
waarin sprake is van internationale samenwerking.
-
b) Effectieve invloed heeft/hebben gehad op de totstandkoming en inhoud van het project.
-
c) Effectieve invloed heeft/hebben op de monitoring en sturing van de activiteiten.
I.4 Kwaliteit van regionale samenwerking
Volledig voorstel:
Indien er sprake is van een regionale samenwerkingscomponent: de mate waarin de regionale samenwerkingscomponent goed is uitgewerkt en een landoverstijgende
toegevoegde waarde levert. Hierbij geldt dat het uitvoeren van losstaande projecten
in meerdere doellanden nadrukkelijk niet kwalificeert als regionale samenwerking.
Duurzaamheid
I.5 Duurzaamheid
Conceptnotitie:
De mate waarin de conceptnotitie op overtuigende wijze aandacht besteedt aan de duurzaamheid
van het project.
Volledig voorstel:
De mate waarin het project duurzaam is: de mate waarin het een langdurig effect voor
de uiteindelijke doelgroep heeft en/of bijdraagt aan duurzame institutionele versterking
en capaciteitsopbouw van (semi-)overheidsinstelling(en), waarbij na afloop van het
project de behaalde resultaten geborgd worden.
Technische criteria voor het project en de organisatie
I.6 Gehanteerde PM&E systematiek
Volledig voorstel:
De mate waarin de gehanteerde Planning, Monitoring & Evaluatie (PM&E) systematiek
toereikend is voor het bewaken van de voortgang en de bijsturing t.a.v. middelen,
activiteiten, outputs, outcomes en onderliggende assumpties.
I.7 Risicomanagement
Volledig voorstel:
De mate waarin sprake is van (1) een adequate analyse van de interne en externe risico’s
van de uitvoering van het project voor de organisatie en de activiteiten (2) inclusief
stappen om de risico’s zoveel mogelijk te beperken.
I.8 Begroting en proportionaliteit
Conceptnotitie:
De mate waarin de begroting op hoofdlijnen een helder en realistisch verband legt
tussen de benodigde middelen en de te realiseren outcomes.
Volledig voorstel
De mate waarin de uitgewerkte begroting een helder en realistisch verband legt tussen
de benodigde middelen, de uit te voeren activiteiten en de te realiseren outputs en
outcomes.