Beleidsregel instelling veiligheidszone windparken op zee

Geraadpleegd op 11-12-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m 31-12-2023

Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 16 april 2018, nr. RWS-2018/13729, houdende vaststelling van een beleidsregel voor de instelling van een veiligheidszone voor windparken op zee (Beleidsregel instelling veiligheidszone windparken op zee)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6.10 van de Waterwet;

BESLUIT:

Artikel 1. Toepassingsbereik

Deze beleidsregel is van toepassing op het op grond van artikel 6.10 van de Waterwet instellen van veiligheidszones rondom windparken in de Nederlandse territoriale zee en de Nederlandse exclusieve economische zone.

Artikel 2. Algemeen verbod varen in windpark

  • 1 In een besluit tot het instellen van een veiligheidszone wordt bepaald dat het verboden is zich in de veiligheidszone te bevinden of in de veiligheidszone enig voorwerp te hebben of te doen hebben.

  • 2 In een besluit tot het instellen van een veiligheidszone wordt bepaald dat het verbod, bedoeld in het eerste lid, niet geldt voor het zich met een vaartuig in de veiligheidszone bevinden:

    • a. in verband met de aanleg, de inspectie, het testen, de reparatie, het onderhoud, de verandering, vernieuwing of verwijdering van onderzeese kabels, meetmasten, transformatorstations en andere objecten van de exploitant;

    • b. om diensten te verlenen voor exploitatie van het windpark of vervoer van personen of goederen van en naar het windpark ten behoeve van exploitatie van het windpark;

    • c. in het kader van toezicht op de naleving en de handhaving van wettelijke voorschriften;

    • d. in het kader van onderzoek in opdracht van de rijksoverheid; of

    • e. met toestemming van de exploitant van het windpark.

  • 3 In een besluit tot het instellen van een veiligheidszone wordt bepaald dat het verbod, bedoeld in het eerste lid, niet geldt voor het zich in de veiligheidszone bevinden, dan wel het daarin hebben of doen hebben van een voorwerp, in het kader van:

    • a. activiteiten als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot met d, of

    • b. activiteiten waarvoor op grond van artikel 6.13 van het Waterbesluit een vergunning is verleend.

Artikel 3. Voorwaarden uitzondering vaarverbod in windpark

  • 1 Indien in een besluit tot het instellen van een veiligheidszone een doorvaartpassage wordt ingesteld, geldt het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, niet voor het zich in een doorvaartpassage bevinden met een vaartuig dat:

    • a. een maximale lengte over alles van zesenveertig meter heeft;

    • b. een Automatic Identification System in werking heeft;

    • c. een marifooninstallatie aan boord heeft, waarbij gecommuniceerd wordt op kanaal 16;

    • d. een afstand van ten minste 150 meter van de windturbines in acht neemt inclusief enig voorwerp vanaf het vaartuig;

    • e. een afstand van 500 meter van een transformatorstation in acht neemt; en

    • f. geen verbinding met de bodem maakt.

  • 2 In een besluit tot het instellen van een veiligheidszone wordt bepaald dat bij de in het eerste lid bedoelde uitzondering geen andere vorm van visserij wordt uitgeoefend dan met een hengel als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van de Visserijwet 1963.

Artikel 4. Het uitvoeren van experimenten passieve visserij

  • 1 In een besluit tot het instellen van een veiligheidszone kan worden bepaald dat onder daaraan te stellen voorwaarden het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, niet geldt voor degenen die zich in de veiligheidszone bevinden dan wel voorwerpen hebben of doen hebben ten behoeve van experimenten met passieve visserij als vorm van medegebruik binnen de veiligheidszone.

Artikel 5. Voorkomen gevaarlijk en hinderlijk gedrag

In een besluit tot het instellen van een veiligheidszone wordt bepaald dat de uitzonderingen, bedoeld in artikelen 2, tweede en derde lid, 3 en 4, slechts van toepassing zijn voor zover daarbij gevaarlijk of hinderlijk gedrag voor het scheepvaartverkeer of de exploitatie van windenergie wordt vermeden.

Artikel 6. Intrekken beleidsregels

  • 2 De Beleidsregels inzake de toepassing van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken op installaties in de exclusieve economische zone (Stcrt. 2009, 19704) worden ingetrokken.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2018.

Artikel 8. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregel instelling veiligheidszone windparken op zee.

Deze besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Infrastructuur en Waterstaat,
namens deze,

de directeur-generaal Rijkswaterstaat,

M.C.A. Blom