Besluit van 5 juli 2019, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit decentrale
politieke ambtsdragers in verband met de verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden
van raadsleden en de bezoldiging van de zittende burgemeester na afloop van de periode
van opclassificatie van een gemeente, alsmede nadere wijziging van het Rechtspositiebesluit
Rijksvertegenwoordiger BES in verband met de harmonisatie van de rechtspositie van
decentrale politieke ambtsdragers
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
17 mei 2019, nr. 2019-20190000250244, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Gelet op de artikelen 43, eerste en tweede lid, 65, eerste en tweede lid, 77 en 94, derde lid, van de Provinciewet, de artikelen 44, eerste en tweede lid, 66, eerste en tweede lid, 79 en 95, vierde lid, van de Gemeentewet, artikel 44, eerste lid, van de Waterschapswet en de artikelen 193, eerste en tweede lid, 201, en 203 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 mei 2019, nr.
W04.19.0121/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 5 juli 2019, nr. 2019-0000327484, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Hebben goedgevonden en verstaan: