Wijzigingsbesluit Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en Rechtspositiebesluit [...] decentrale politieke ambtsdragers)

Geraadpleegd op 04-10-2024.
Geldend van 01-12-2019 t/m heden

Besluit van 5 juli 2019, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers in verband met de verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden en de bezoldiging van de zittende burgemeester na afloop van de periode van opclassificatie van een gemeente, alsmede nadere wijziging van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES in verband met de harmonisatie van de rechtspositie van decentrale politieke ambtsdragers

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 mei 2019, nr. 2019-20190000250244, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 43, eerste en tweede lid, 65, eerste en tweede lid, 77 en 94, derde lid, van de Provinciewet, de artikelen 44, eerste en tweede lid, 66, eerste en tweede lid, 79 en 95, vierde lid, van de Gemeentewet, artikel 44, eerste lid, van de Waterschapswet en de artikelen 193, eerste en tweede lid, 201, en 203 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 mei 2019, nr. W04.19.0121/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 juli 2019, nr. 2019-0000327484, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

[Red: Wijzigt het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.]

Artikel III

  • 2 Degene die voor 1 januari 2019 raadslid was in een gemeente met een inwonertal van minder dan 24.000 ontvangt eenmalig een aanvulling op de vergoeding voor de werkzaamheden die wordt berekend volgens de formule a(b-c), waarbij:

    «a» staat voor de duur dat betrokkene in de periode van 29 maart 2018 tot en met 31 december 2018 raadslid was in een gemeente met een inwonertal van 24.000 of minder, uitgedrukt in maanden, afgerond op decimalen;

    «b» staat voor de maximum vergoeding voor de werkzaamheden per maand die op grond van tabel I bij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden hoorde bij gemeenten met een inwonertal van 24.001 tot en met 40.000;

    «c» staat voor de maximum vergoeding voor de werkzaamheden per maand, genoemd in tabel I bij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, die op grond van artikel 2, eerste lid, artikel 5, eerste lid, artikel 6 of 7 van dat besluit van toepassing was op de raadsleden van de betrokken gemeente.

  • 3 Degene die in de periode van 1 juli 2018 tot en met 31 december 2018 raadslid was, ontvangt eenmalig een aanvulling op de tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden die wordt berekend volgens de formule a(€ 0,38), waarbij «a» staat voor de duur dat betrokkene in de periode van 1 juli 2018 tot en met 31 december 2018 raadslid was, uitgedrukt in maanden, afgerond op decimalen.

Artikel IV

  • 2 Degene die in de periode van 1 juli 2018 tot en met 31 december 2018 als burgemeester in functie was, ontvangt eenmalig een aanvulling op de bezoldiging die wordt berekend volgens de formule a(c-b), waarbij:

    «a» staat voor de duur dat betrokkene in de periode van 1 juli 2018 tot en met 31 december 2018 burgemeester was, uitgedrukt in maanden, afgerond op decimalen;

    «b» staat voor de bezoldiging per maand op grond van de tabel in bijlage I bij het Rechtspositiebesluit burgemeesters;

    «c» staat voor de bezoldiging per maand volgens deze tabel:

    Inwonersklasse

    Bezoldiging

    1

    € 6.310,49

    2

    € 6.942,20

    3

    € 7.569,19

    4

    € 8.228,14

    5

    € 8.920,34

    6

    € 9.671,86

    7

    € 10.254,47

    8

    € 10.987,80

    9

    € 11.770,82

  • 3 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op degene die in de periode van 1 juli 2018 tot en met 31 december 2018 op grond van artikel 78 van de Gemeentewet met de waarneming van het ambt van burgemeester was belast.

Artikel V

  • 2 Degene die op 31 december 2018 als wethouder in functie was, ontvangt eenmalig een aanvulling op de bezoldiging die wordt berekend volgens de formule a(c-b), waarbij:

    «a» staat voor de duur dat betrokkene in de periode van 1 juli 2018 tot en met 31 december 2018 wethouder was, uitgedrukt in maanden, afgerond op decimalen;

    «b» staat voor de bezoldiging per maand op grond van de tabel in de bijlage bij het Rechtspositiebesluit wethouders;

    «c» staat voor de bezoldiging per maand op grond van deze tabel:

    Inwonersklasse

    Bezoldiging

    1

    € 4.809,66

    2

    € 5.450,88

    3

    € 6.097,10

    4

    € 6.524,95

    5

    € 7.168,96

    6

    € 7.811,85

    7

    € 8.532,03

    8

    € 9.037,89

    9

    € 10.254,47

  • 3 De wethouder die gedurende de periode van 1 juli 2018 tot en met 31 december 2018 met toepassing van artikel 36, tweede lid, van de Gemeentewet de betrekking in deeltijd uitoefende, ontvangt de aanvulling, bedoeld in het tweede lid, naar evenredigheid met de vastgestelde tijdsbestedingsnorm, bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Gemeentewet.

Artikel VII

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2 Artikel I, onderdelen G, H, I, onder 1 en 2, J, K, L, M, N, O, V, onder 1, 2 en 3, en W, tweede lid, en artikel II werken terug tot en met 1 januari 2019.

  • 3 Artikel I, onderdelen B, C, D, E, F, Q, R, S, T, U, V, onder 4 en 5, en W, eerste lid, werkt terug tot en met 28 maart 2019.

  • 4 Artikel I, onderdelen, A, onder 1, I, onder 3, en P, onder 1, werkt terug tot en met 1 juni 2019.

  • 5 In afwijking van het eerste lid, treedt artikel I, onderdelen, A, onder 2, I, onder 4, en P, onder 2, in werking met ingang van 1 december 2019.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 5 juli 2019

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

Uitgegeven de zeventiende juli 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus