Besluit zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten

Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025.
Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2023.
Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 08-11-2024.
Geldend van 01-05-2020 t/m heden

Besluit van 16 mei 2019, houdende regels ter uitvoering van de Wet zorg en dwang voor personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap (Besluit zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 18 januari 2019, kenmerk 1470088-166828-WJZ;

Gelet op de artikelen 2a, 8, vijfde lid, 18c, zesde lid, 21, vierde lid, 54, vierde lid, en 57, vierde lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 februari 2019, no W13.19.0015/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 mei 2019, kenmerk 1216583-166828-WJZ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Begripsbepaling

Artikel 1.1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • ambulante onvrijwillige zorg: onvrijwillige zorg, anders dan die in een accommodatie aan een cliënt wordt verleend;

  • verwerker: verwerker als bedoeld in artikel 4 (8) van de Algemene verordening gegevensbescherming;

  • cliëntenvertrouwenspersoon: cliëntenvertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de wet;

  • klachtencommissie: klachtencommissie als bedoeld in artikel 53 van de wet;

  • persoonsgegevens: persoonsgegevens als bedoeld in artikel 4 (1) van de Algemene verordening gegevensbescherming;

  • verwerkingsverantwoordelijke: verwerkingsverantwoordelijke als bedoeld in artikel 4 (7) van de Algemene verordening gegevensbescherming;

  • wet: Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten;

  • zorgplan: zorgplan als bedoeld in artikel 7 van de wet.

Hoofdstuk 1a. Gelijkgestelde ziekten en aandoeningen

Artikel 1a.1

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2023. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap worden gelijkgesteld:

    • a. het syndroom van Korsakov, indien dit syndroom bij de cliënt zich uit als een neurocognitieve stoornis met daaruit voortkomende significante beperkingen overeenkomstig die van een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap;

    • b. de ziekte van Huntington, indien deze ziekte bij de cliënt zich uit als een neurocognitieve stoornis met daaruit voortkomende significante beperkingen overeenkomstig die van een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap; en

    • c. niet-aangeboren hersenletsel, indien dit letsel bij de cliënt een neurocognitieve stoornis veroorzaakt met daaruit voortkomende significante beperkingen overeenkomstig die van een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap.

  • 2 Of sprake is van een syndroom, ziekte of letsel als bedoeld in het eerste lid, blijkt uit een verklaring van een ter zake kundige arts dan wel uit een indicatiebesluit als bedoeld in de Wet langdurige zorg.

Hoofdstuk 2. Ambulante onvrijwillige zorg

Artikel 2.1

Ambulante onvrijwillige zorg omvat het:

  • a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede doorvoeren van medische controles of andere medische handelingen en overige therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychogeriatrische aandoening, verstandelijke handicap, een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie hiervan, dan wel vanwege die aandoening, handicap of stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;

  • b. beperken van de bewegingsvrijheid;

  • c. insluiten;

  • d. uitoefenen van toezicht op de cliënt;

  • e. onderzoek aan kleding of lichaam;

  • f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;

  • g. controleren op de aanwezigheid van gedrag beïnvloedende middelen;

  • h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat de cliënt iets moet doen of nalaten, waaronder begrepen het gebruik van communicatiemiddelen;

  • i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek.

Artikel 2.2

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Ambulante onvrijwillige zorg kan uitsluitend worden toegepast indien:

    • a. in het overleg, bedoeld in artikel 10, derde lid, en, indien van toepassing, 10, tiende lid, van de wet, is besproken op welke wijze toezicht op de cliënt moet worden gehouden om diens veiligheid voldoende te borgen, en in het zorgplan is beschreven op welke wijze dat toezicht wordt gerealiseerd;

    • b. in het overleg, bedoeld in artikel 10, derde lid, en, indien van toepassing, artikel 10, tiende lid, van de wet, is besproken hoeveel zorgverleners op het moment van de daadwerkelijke uitvoering van de ambulante onvrijwillige zorg aanwezig moeten zijn om een verantwoorde zorgverlening te borgen, en dit aantal is vastgelegd in het zorgplan;

    • c. er een ter zake deskundige zorgverlener bereikbaar is voor verzoeken om hulp van de cliënt of diens naasten naar aanleiding van de verleende ambulante onvrijwillige zorg;

    • d. de zorgaanbieder in het beleidsplan, bedoeld in artikel 19 van de wet, heeft vastgelegd:

      • welke factoren in ieder geval worden meegewogen bij de beoordeling of ambulante onvrijwillige zorg de voorkeur heeft boven opname in een accommodatie, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de wens van de cliënt en de belangen van voor de continuïteit van zorg relevante familie en naasten;

      • hoe door middel van toezicht de veiligheid in geval van ambulante onvrijwillige zorg op voldoende wijze kan worden geborgd;

      • welke factoren in ieder geval worden meegewogen bij de beoordeling van het aantal zorgverleners dat met het oog op een verantwoorde zorgverlening aanwezig moet zijn op het moment van de daadwerkelijke uitvoering van de ambulante onvrijwillige zorg;

      • hoe in geval van ambulante onvrijwillige zorg op verantwoorde wijze wordt omgegaan met fysiek verzet van de cliënt;

      • op welke wijze de bereikbaarheid en ondersteuning, bedoeld in onderdeel c, worden geborgd;

      • op welke wijze in geval van ambulante onvrijwillige wordt toegezien op het voorkomen van grensoverschrijdend gedrag door een zorgverlener.

  • 2 In een situatie als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet:

    • a. is het eerste lid, onderdelen a en b, niet van toepassing;

    • b. wordt uitsluitend ambulante onvrijwillige zorg verleend als de zorgverantwoordelijke in de beslissing, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, heeft vastgesteld:

      • op welke wijze toezicht moet worden gehouden op de cliënt om diens veiligheid voldoende te borgen;

      • hoeveel zorgverleners op het moment van de daadwerkelijke uitvoering van de ambulante onvrijwillige zorg aanwezig moeten zijn om een verantwoorde zorgverlening te borgen.

Hoofdstuk 3. Eisen deskundigen

Artikel 3.1

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De externe deskundige, bedoeld in artikel 11 van de wet, is:

    • a. een arts voor verstandelijk gehandicapten, een psychiater, een gezondheidszorgpsycholoog, een orthopedagoog-generalist of een verpleegkundige als het een cliënt betreft met een verstandelijke handicap;

    • b. een specialist ouderengeneeskunde, een psychiater, een gezondheidszorgpsycholoog, of een verpleegkundige als het een cliënt betreft met een psychogeriatrische aandoening.

  • 2 De externe deskundige heeft aantoonbare ervaring in het voorkomen en afbouwen van onvrijwillige zorg voor de doelgroep waartoe de betrokken cliënt behoort.

  • 3 De externe deskundige is niet in dienst van of gedetacheerd bij de zorgaanbieder van de cliënt en is ook niet op andere wijze betrokken bij de behandeling of verzorging van de cliënt.

Artikel 3.2

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de deskundigheid van anderen die zijn betrokken bij de voorbereiding van een besluit, verzoek of advies als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 4. Gegevensverwerking

Artikel 4.1

  • 1 De verwerkingsverantwoordelijke voor een gegevensverwerking die voortvloeit uit de wet treft de nodige maatregelen van technische en organisatorische aard teneinde te borgen dat persoonsgegevens zijn beveiligd tegen:

    • a. verlies of aantasting;

    • b. onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking.

  • 2 De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, omvatten ten minste:

    • a. maatregelen met betrekking tot personen die werkzaam zijn voor de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker;

    • b. maatregelen met betrekking tot het beheer van de gegevens, waaronder maatregelen gericht op de technische beveiliging tegen onbevoegde digitale toegang tot de persoonsgegevens in geval van digitale gegevensverwerking;

    • c. maatregelen voor het geval de geheimhouding van de vermelde gegevens is geschaad;

    • d. maatregelen ter voorkoming van calamiteiten en het afhandelen daarvan;

    • e. maatregelen gericht op het veilig verstrekken van persoonsgegevens;

    • f. maatregelen om de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van de verwerkingssystemen te garanderen en bij een incident de beschikbaarheid van en de toegang tot persoonsgegevens tijdig te herstellen;

    • g. maatregelen om de doeltreffendheid van de technische en organisatorische maatregelen te testen, te evalueren en zo nodig aan te passen.

  • 3 De verwerkingsverantwoordelijke voor een gegevensverwerking die voortvloeit uit de wet draagt zorg voor een zodanige inrichting van die gegevensverwerking dat wordt geborgd dat de verstrekking van gegevens die voortvloeit uit de wet doelmatig en tijdig plaats kan vinden en dat de te verstrekken gegevens actueel, juist en volledig zijn.

  • 4 Over de uitvoering van het eerste, tweede of derde lid, kunnen bij regeling van Onze Minister nadere regels worden gesteld.

  • 5 Bij regeling van Onze Minister worden gegevensverwerkingen aangewezen die moeten voldoen aan bij die regeling omschreven technische standaarden.

  • 6 Aan het bepaalde in het eerste en tweede lid, en het bepaalde krachtens het vierde lid en vijfde wordt tevens uitvoering gegeven door een verwerker die ten behoeve van de verwerkingsverantwoordelijke de betrokken gegevens bewerkt.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze van verstrekken van de in artikel 17, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens. Bij ministeriële regeling kan hiertoe tevens een format worden vastgesteld.

Hoofdstuk 5. Samenstelling en werkwijze van de klachtencommissie

Artikel 5.1

In een klachtencommissie hebben in ieder geval zitting:

  • a. een jurist alsmede een arts voor verstandelijk gehandicapten, een psychiater, een gezondheidszorgpsycholoog of een orthopedagoog-generalist als het een cliënt betreft met een verstandelijke handicap; of

  • b. een jurist alsmede een specialist ouderengeneeskunde, een psychiater of een gezondheidszorgpsycholoog als het een cliënt betreft met een psychogeriatrische aandoening.

Artikel 5.2

De klachtencommissie zendt de klager een bewijs van ontvangst van de klacht, waarin de datum van ontvangst is vermeld.

Hoofdstuk 6. Cliëntenvertrouwenspersoon

Artikel 6.1

De cliëntenvertrouwenspersoon heeft aantoonbare ervaring met het verrichten van werkzaamheden die kennis vereisen van:

  • a. de specifieke zorgbehoeften van cliënten met een verstandelijke beperking of psychogeriatrische aandoening;

  • b. het toepassen van methoden voor vraag- en probleemherkenning bij cliënten als bedoeld onder a, en

  • c. de rechten van personen aan wie tegen hun wil zorg wordt verleend.

Artikel 6.2

  • 2 De cliëntenvertrouwenspersoon is niet werkzaam voor de zorgaanbieder of het CIZ.

Artikel 6.3

De cliëntenvertrouwenspersoon geeft voorlichting aan de cliënten en hun vertegenwoordigers en aan de medewerkers van de zorgaanbieder over de aard en uitvoering van zijn taken op grond van artikel 57 van de wet.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 7.1

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 7.2

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 mei 2019

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

H.M. de Jonge

Uitgegeven de vijfde juni 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus