Besluit bekostiging financieel toezicht 2019

Geraadpleegd op 10-11-2024.
Geldend van 01-01-2022 t/m 02-09-2022

Besluit van 2 april 2019, houdende regels met betrekking tot de begroting en verantwoording van de kosten van het toezicht van de Stichting Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank N.V. en de financiering van de toezichtkosten (Besluit bekostiging financieel toezicht 2019)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 22 oktober 2018, 2018-0000176217, directie Financiële Markten;

Gelet op de artikelen 5, tweede lid, 8, derde en vijfde lid, en 15, derde tot en met vijfde lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 november 2018, nr. W06.18.0335/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën, uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 29 maart 2019, 2019-0000034344, directie Financiële Markten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording toezichthouders

§ 2.1. Begroting

Artikel 2. Berekeningswijze doorlopend toezicht

In de begroting neemt de toezichthouder een overzicht op waaruit de berekeningswijze van de kosten van het doorlopend toezicht, bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet, in het desbetreffende jaar blijkt.

Artikel 3. Begroting DNB

  • 1 De Nederlandsche Bank neemt in haar begroting afzonderlijke posten op voor de toezichtcategorieën, genoemd in bijlage 2, onderdeel A.

  • 2 Per toezichtcategorie neemt de Nederlandsche Bank in de begroting een bedrag op voor de verwachte opbrengsten van eenmalige handelingen. De kosten van het doorlopend toezicht per toezichtcategorie bedragen het totaal van kosten voor die categorie met aftrek van de verwachte opbrengsten van eenmalige handelingen.

Artikel 4. Nadere regels

Bij regeling van Onze Ministers kunnen nadere regels met betrekking tot de inrichting van de begroting worden gesteld.

§ 2.2. Verantwoording

Artikel 5. Verantwoording DNB

In de verantwoording geeft de Nederlandsche Bank per toezichtcategorie het verschil tussen de gerealiseerde baten en lasten aan. In dit verschil worden de verkregen opbrengsten uit verbeurde dwangsommen en boetes niet meegenomen.

Artikel 6. Toerekenen exploitatiesaldo

  • 1 De Autoriteit Financiële Markten rekent in enig jaar het exploitatiesaldo van het daaraan voorafgaande jaar overeenkomstig de procentuele verdeling, bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, zoals die in dat voorafgaande jaar van toepassing was, aan de desbetreffende toezichtcategorieën toe.

  • 2 De Nederlandsche Bank verrekent het verschil per toezichtcategorie, bedoeld in artikel 5, met de begrote kosten voor de desbetreffende toezichtcategorie in het daaropvolgende jaar.

  • 3 De Nederlandsche Bank rekent de opbrengsten uit boetes en verbeurde dwangsommen tot € 2,5 miljoen in het daaropvolgende jaar verhoudingsgewijs toe aan de verschillende toezichtcategorieën. Bij de berekening van de verhouding gaat de Nederlandsche Bank uit van de gerealiseerde kosten voor het doorlopend toezicht voor een toezichtcategorie in de goedgekeurde verantwoording van het jaar waarin de opbrengsten zijn ontvangen, ten opzichte van de totale gerealiseerde kosten voor het doorlopend toezicht voor de toezichtcategorieën in die verantwoording.

Hoofdstuk 3. Vergoeding van de kosten van het doorlopend toezicht

Artikel 7. Vergoeding kosten AFM

  • 1 De Autoriteit Financiële Markten rekent de kosten van haar doorlopend toezicht toe aan de toezichtcategorieën, genoemd in bijlage 1, onderdeel A, overeenkomstig de in dat onderdeel opgenomen procentuele verdeling.

  • 2 De Autoriteit Financiële Markten brengt de kosten van het doorlopend toezicht die worden toegerekend aan een toezichtcategorie in rekening bij de personen die op grond van bijlage 1, onderdeel B, tot die categorie behoren.

  • 3 De hoogte van het jaarlijks aan een persoon in rekening te brengen bedrag voor het doorlopend toezicht wordt bepaald aan de hand van de maatstaven, zoals voor die persoon vastgesteld in bijlage 1, onderdeel B.

Artikel 8. Vergoeding kosten DNB

  • 1 De Nederlandsche Bank brengt de kosten van het doorlopend toezicht die zij voor een toezichtcategorie maakt, in rekening bij de personen die op grond van bijlage 2, onderdeel B, tot die categorie behoren.

  • 2 De hoogte van het jaarlijks aan een persoon in rekening te brengen bedrag voor het doorlopend toezicht wordt bepaald aan de hand van de maatstaven, zoals vastgesteld in bijlage 2, onderdeel B.

Artikel 9. Vaststelling jaarlijkse tarieven

  • 1 Uiterlijk per 1 juni van ieder jaar worden, op voorstel van de toezichthouder, bij regeling van Onze Ministers, ieder voor diens beleidsverantwoordelijkheid, voor iedere te onderscheiden toezichtcategorie de bandbreedtes en tarieven vastgesteld.

  • 2 Bij de vaststelling van de bandbreedtes en de tarieven wordt rekening gehouden met het bedrag dat op grond van de artikelen 3 en 7 voor het desbetreffende jaar aan de toezichtcategorie is toegerekend.

Artikel 10. Te gebruiken gegevens

  • 1 De toezichthouder baseert het jaarlijks aan een persoon in rekening te brengen bedrag op de bij de toezichthouder laatst bekende gegevens van de desbetreffende persoon. De gegevens gaan niet verder terug dan twee jaar voor het jaar waarin de vergoeding in rekening wordt gebracht.

  • 2 In afwijking van het eerste lid stelt de toezichthouder per onder toezicht staande persoon de in het laatst verstreken kalenderjaar liggende periode vast waarop de gegevens voor de toepassing van de maatstaven «Marktkapitalisatie» en «Eigen vermogen», bedoeld in bijlage 1, onderdeel B, betrekking hebben.

  • 3 De gegevens van een persoon die in de loop van een jaar onder toezicht komt te staan, worden voor dat jaar vastgesteld per de datum waarop die persoon voor het eerst deel uitmaakt van een toezichtcategorie of, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn of indien zij pas na een onevenredige inspanning zijn te verkrijgen, per de datum waarop de jaarrekening of balans van die persoon voor het laatst is vastgesteld.

  • 4 De gegevens van de partijen die betrokken zijn bij een fusie, splitsing of ontbinding kunnen worden vastgesteld aan de hand van de gegevens die zijn vastgesteld voor het samengaan, de splitsing of de ontbinding.

  • 5 Indien de gegevens van een onder toezicht staande persoon niet bij de toezichthouder bekend zijn, verstrekt die persoon op verzoek, binnen een door de toezichthouder te stellen redelijke termijn, een opgave van zijn gegevens die betrekking hebben op de voor hem relevante maatstaf.

  • 6 Indien een persoon als bedoeld in het vijfde lid niet binnen de door de toezichthouder gestelde termijn een opgave heeft gedaan of een kennelijk onjuiste of onvolledige opgave heeft gedaan, maakt de toezichthouder een schatting van zijn gegevens.

Artikel 11. Verhoudingsgewijze vergoeding

  • 1 Het bedrag voor het doorlopend toezicht dat aan een persoon in rekening wordt gebracht, is evenredig aan de tijdsduur dat die persoon in het desbetreffende jaar over een door de toezichthouder, de Europese Centrale Bank of Onze Minister van Financiën afgegeven vergunning of verklaring van ondertoezichtstelling beschikt dan wel dat die persoon op grond van een wettelijke verplichting bij de toezichthouder is geregistreerd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is het bedrag voor een persoon die behoort tot de toezichtcategorie «Effectenuitgevende instellingen: markt» evenredig aan de tijdsduur waarin zijn effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, of op een met een gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat is als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op een persoon die behoort tot de toezichtcategorie «Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving».

  • 4 Indien het bedrag dat overeenkomstig dit artikel is vastgesteld lager is dan € 30, is de betrokken persoon geen vergoeding verschuldigd.

  • 5 Indien de toezichthouder overeenkomstig dit artikel een persoon een bedrag van minder dan € 15 is verschuldigd, laat de toezichthouder betaling achterwege.

Artikel 12. Fusie

  • 1 Indien de toezichthouder een bedrag voor het doorlopend toezicht niet langer in rekening kan brengen aan een persoon vanwege een fusie van die persoon als bedoeld in artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, brengt de toezichthouder het bedrag in rekening bij de persoon die bij die fusie het vermogen van eerstgenoemde persoon heeft verkregen.

  • 3 Indien een persoon, die op grond van bijlage 2 behoort tot de toezichtcategorie «banken en beleggingsondernemingen», in afwikkeling wordt geplaatst en in dat kader vermogen overgaat, verrekent de toezichthouder het oorspronkelijk in rekening te brengen bedrag dan wel gebracht bedrag voor het doorlopend toezicht bij die persoon naar rato van de omvang van het vermogen dat is overgegaan, en rekening houdend met het tijdstip per wanneer de overgang van het vermogen heeft plaatsgevonden, met de persoon die dat vermogen heeft verkregen.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 13. Overgangsbepaling exploitatiesaldo 2018

In afwijking van artikel 6 wordt het exploitatiesaldo, met inbegrip van de opbrengsten uit boetes en verbeurde dwangsommen tot € 2,5 miljoen, over het jaar 2018 door de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank in 2019 aan de toezichtcategorieën toegerekend overeenkomstig de procentuele verdeling in de bijlagen II tot en met V van de Wet bekostiging financieel toezicht, zoals die wet luidde op 31 december 2018.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 15. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bekostiging financieel toezicht 2019.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 april 2019

Willem-Alexander

De Minister van Financiën,

W.B. Hoekstra

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. Koolmees

Uitgegeven de vijfentwintigste april 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Bijlage 1. Autoriteit Financiële Markten

(Bijlage als bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, 7 en 10, tweede lid)

A. Toezichtcategorieën en procentuele verdeling

Toezichtcategorie

Percentage (in %)

Aanbieders van krediet

4,6

Accountantsorganisaties

14,8

Adviseurs en bemiddelaars

13,8

Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen

en elektronischgeldinstellingen

0,1

Banken en clearinginstellingen

19,2

Beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit)

16,9

Beleggingsondernemingen voor eigen rekening

1,5

Centrale effectenbewaarinstellingen

0,4

Centrale tegenpartijen

0,3

Effectenuitgevende instellingen: markt

7,3

Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving

4,4

Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF, OTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporteringsdienstverleners, beheerders van benchmarks en securitisatiepartijen

3,6

Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

3,4

Verzekeraars: leven en pensioen

7,1

Verzekeraars: schade niet zijnde zorg

2,2

Verzekeraars: zorg

0,4

B. Personen en maatstaven

Personen

Maatstaven

1. Aanbieders van krediet

Aanbieders van krediet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:60 Wft.

Aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet

2. Accountantsorganisaties

a. Accountantsorganisatie waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5 Wta;

b. Auditorganisatie van een derde land die op grond van artikel 12c of auditkantoor dat op grond van artikel 12e Wta is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 11 Wta

Omzet uit wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang en bij controlecliënten die geen organisaties van openbaar belang zijn

3. Adviseurs, bemiddelaars en crowdfundingdienstverleners

a. Adviseurs en bemiddelaars in een financieel product, daaronder begrepen herverzekeringsbemiddelaars, ondergevolmachtigde agenten en gevolmachtigde agenten, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:75, 2:80, 2:86 en 2:92 Wft.

b. Beleggingsondernemingen die vallen onder de Vrijstellingsregeling Wft

c. Crowdfundingdienstverleners als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van Verordening (EU) 2020/1503 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 betreffende Europese crowdfundingdienstverleners voor bedrijven en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1129 en Richtlijn (EU) 2019/1937 (PbEU 2020, L 347) (crowdfundingdienstverleners voor bedrijven) waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van die verordening.

Omzet gerelateerd aan de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend.

4. Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen

a. Afwikkelondernemingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3.0b, 2:3.0g en 2:3.0l Wft.

b. Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3a, eerste lid, Wft.

c. Elektronischgeldinstelling waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:10a Wft.

Provisie-inkomsten

5. Banken en clearinginstellingen

a. Clearinginstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:4 Wft.

b. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:11 Wft.

c. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:16 Wft.

d. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:20 Wft.

e. Financiële instellingen waaraan een verklaring van ondertoezichtstelling is verleend als bedoeld in artikel 2:97, eerste lid, onderdeel a, Wft.

Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 Wft worden bepaald

6. Beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit)

a. Bewaarders waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3g Wft.

b. Aanbieders van beleggingsobjecten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:55 Wft.

c. Beheerders van beleggingsinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:65 Wft.

d. Beheerders van icbe’s waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:69b Wft.

e. Beleggingsondernemingen die in de uitoefening van beroep of bedrijf niet of niet uitsluitend voor eigen rekening in Nederland beleggingsdiensten verlenen, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 Wft, uitgezonderd exploitanten van een MTF en exploitanten van een georganiseerde handelsfaciliteit.

f. Personen aan wie een vergunning is verleend om te bieden overeenkomstig artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010 (veiling van broeikasgasemissierechten).

Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen:

a.

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit als genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d, Wft of artikel 2:97, vierde lid, Wft;

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft;

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip het verlenen van een beleggingsdienst».

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verrichten van een van de beleggingsactiviteiten genoemd in onderdeel a, b of c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «verrichten van een beleggingsactiviteit» of een combinatie daarvan;

 

b. de omvang van het totaal van:

– het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en);

– het balanstotaal van de beheerde icbe (»s);

– het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het beheren van individueel vermogen», welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst», in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft;

– het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het «adviseren over financiële instrumenten» zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst», in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft;

– honderd maal het minimum aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB is vastgesteld van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verrichten van een beleggingsactiviteit».

7. Beleggingsondernemingen voor eigen rekening

Beleggingsondernemingen die uitsluitend in de uitoefening van beroep of bedrijf voor eigen rekening in Nederland beleggingsactiviteiten verrichten, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 Wft

  • a. Minimum omvang toetsingsvermogen.

  • b. Honderd maal het minimaal aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB is vastgesteld ten aanzien van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «verrichten van een beleggingsactiviteit».

8. Centrale effectenbewaarinstellingen

Centrale effectenbewaarinstelling waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 16, eerste lid, of artikel 19, eerste lid, van verordening (EU) nr. 909/2014

Het aantal afwikkelingsinstructies dat verwerkt wordt door de effectenbewaarinstelling

9. Centrale tegenpartijen

Tegenpartij waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) Nr. 648/2012 (EMIR-verordening).

De aan de hand van de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening (EU) Nr. 648/2012 (EMIR-verordening) te bepalen waarde van het geheel aan middelen dat de centrale tegenpartij aanhoudt ter dekking van de risico’s die zij loopt.

10. Effectenuitgevende instellingen: markt

a. Uitgevende instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 (verordening marktmisbruik) die financiële instrumenten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 1, van verordening (EU) nr. 596/2014 heeft uitgegeven die met haar instemming zijn toegelaten, of waarvoor met haar instemming verzocht is om toelating, tot de handel in Nederland op een handelsplatform als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 10, van verordening (EU) nr. 596/2014.

b. Uitgevende instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 met zetel in Nederland of met zetel in een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is waarvan Nederland de lidstaat van herkomst is als bedoeld in artikel 5:25a, eerste lid, onderdeel c, Wft.

De gemiddelde marktkapitalisatie van de instelling.

11. Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving

a. Effectenuitgevende instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, Wtfv waarop een verplichting rust tot het opmaken van een jaarrekening.

b. Effectenuitgevende instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, Wtfv waarop op grond van artikel 5:25m, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht, een verplichting rust tot het uitbrengen van een persbericht over het algemeen verkrijgbaar gesteld zijn van de door hem opgemaakte jaarlijkse financiële verslaggeving, bedoeld in artikel 5:25c van de Wet op het financieel toezicht.

De gemiddelde marktkapitalisatie van de instelling.

Eigen vermogen.

12. Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporterings-dienstverleners, beheerders van benchmarks en securitisatiepartijen.

a. Marktexploitant waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 Wft.

b. Beleggingsonderneming die in Nederland een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit exploiteert en beheert, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 Wft.

c. Datarapporteringsdienstverlener waaraan een vergunning is verleend op grond van artikel 2:103c Wft.

d. Marktexploitant als bedoeld in artikel 2:103e Wft, tweede lid, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 Wft, eerste lid, en in de vergunning is vermeld dat deze is verleend voor werkzaamheden als bedoeld in de definitie van datarapporteringsdienst, bedoeld in artikel 1:1 Wft.

e. Beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 2:103e Wft, eerste lid, waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, is verleend voor het exploiteren van een georganiseerde handelsfaciliteit of een multilaterale handelsfaciliteit, en in de vergunning is vermeld dat deze is verleend voor werkzaamheden als bedoeld in de definitie van datarapporteringsdienst, bedoeld in artikel 1:1 Wft.

f. In Nederland actief zijnde houder van een met een gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 Wft.

g. Een beheerder van een benchmark als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) waaraan in Nederland een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van die verordening.

h. Een beheerder van een benchmark als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) waaraan in Nederland een registratie is verleend als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van die verordening.

i. Een wettelijke vertegenwoordiger van een derde land beheerder waaraan in Nederland erkenning is verleend als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van Verordening EU nr. 2016/1011 (Benchmarks).

  • a. Het vergunningtype.

  • b. Omzet gerelateerd aan de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend.

  • c. Het aantal afgegeven STS-labels.

j. Een Nederlandse onder toezicht staande instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) beschikkende over een goedgekeurde bekrachtiging van een in een derde land aangeboden benchmark of benchmarkgroep als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van die verordening.

k. een Nederlandse onder toezicht staande instelling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van Verordening EU nr. 2017/2402 (Securitisaties).

l. een Nederlandse onder toezicht staande instelling als bedoeld in artikel 28 van Verordening EU nr. 2017/2402 (Securitisaties).

 

13. Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

a. Pensioenfonds als bedoeld in artikel 1 Pw of artikel 1 Wvb dat is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 210 Pw, of het register, bedoeld in artikel 204 Wvb.

b. Premiepensioeninstelling waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:54g Wft.

Aantal actieve deelnemers in combinatie met de som van de technische voorzieningen en het eigen vermogen.

14. Verzekeraars: leven en pensioen

a. Levensverzekeraars waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, Wft dan wel waarvan de Nederlandsche Bank een kennisgeving heeft ontvangen als bedoeld in artikel 2:47 Wft.

b. Pensioenverzekeraars waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, Wft dan wel waarvan de Nederlandsche Bank een kennisgeving heeft ontvangen als bedoeld in artikel 2:47 Wft.

Bruto premie-inkomen in Nederland uit pensioenverzekeringen en levensverzekeringen.

15. Verzekeraars: schade niet zijnde zorg

Schade- of natura-uitvaartverzekeraars waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:27, eerste lid, onderscheidenlijk 2:48, eerste lid, Wft, niet zijnde zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet en verzekeraars die uitsluitend op de zorgverzekering, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet aanvullende ziektekostenverzekeringen aanbieden, dan wel waarvan de Nederlandsche Bank een kennisgeving heeft ontvangen als bedoeld in artikel 2:47 Wft.

Bruto premie-inkomen in Nederland uitgezonderd het premie-inkomen uit zorgverzekeringen en aanvullende ziektekostenverzekeringen.

16. Verzekeraars: zorg

Zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid Wft en verzekeraars die uitsluitend op de zorgverzekering, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet aanvullende ziektekostenverzekeringen aanbieden.

Bruto premie-inkomen in Nederland voor zover afkomstig uit aanvullende ziektekostenverzekeringen.

Verklaring van gebruikte afkortingen

Pw: Pensioenwet

Wft: Wet op het financieel toezicht

Wta: Wet toezicht accountantsorganisaties

Wtfv: Wet toezicht financiële verslaggeving

Wvb: Wet verplichte beroepspensioenregeling

Bijlage 2. De Nederlandsche Bank

(Bijlage als bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 8 en 12, tweede lid)

A. Toezichtcategorieën

  • Aanbieders van diensten met betrekking tot virtuele valuta;

  • Banken en kredietunies;

  • Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s, beleggingsondernemingen, bewaarders alsmede marktexploitanten die een MTF of georganiseerde handelsfaciliteit exploiteren;

  • Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen;

  • Depositogarantiestelsel: banken

  • Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen;

  • Resolutie: Banken en beleggingsondernemingen;

  • Resolutie: Verzekeraars;

  • Trustkantoren;

  • Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars;

  • Zorgverzekeraars.

B. Personen en maatstaven

Personen

Maatstaven

1. Aanbieders van diensten met betrekking tot virtuele valuta

a. Aanbieders voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta die op grond van artikel 23b, eerste lid, Wwft zijn geregistreerd;

b. Aanbieders van bewaarportemonnees die op grond van artikel 23b, tweede lid, Wwft zijn geregistreerd.

a. Omzet verkregen uit het aanbieden van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta;

b. Omzet verkregen uit het aanbieden van bewaarportemonnees.

2. Banken en kredietunies

a. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:11 Wft.

b. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:20 Wft.

c. Ondernemingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, Wft en die het in de onderdelen a of b van dat lid bedoelde bedrijf uitoefenen.

d. Financiële instellingen die beschikken over een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110, eerste lid, Wft.

e. Banken met zetel in Nederland die zijn opgenomen in een openbaar register als bedoeld in artikel 3:33a Wft

Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 Wft worden bepaald.

Kredietunies waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:54o Wft.

Basisbedrag

3. Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s, beleggingsondernemingen, bewaarders alsmede marktexploitanten die een MTF of georganiseerde handelsfaciliteit exploiteren

a. Marktexploitanten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 Wft, die een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit exploiteren.

b. Beheerders van beleggingsinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:65 Wft.

c. Beheerders van icbe’s waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:69b Wft.

d. Beleggingsondernemingen die in de uitoefening van beroep of bedrijf in Nederland beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 Wft.

Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen:

a.

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit als genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d, Wft of artikel 2:97, vierde lid, Wft;

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft;

 

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip het verlenen van een beleggingsdienst».

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verrichten van een van de beleggingsactiviteiten genoemd in onderdeel a, b of c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «verrichten van een beleggingsactiviteit» of een combinatie daarvan;

b. de omvang van het totaal van:

– het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en);

– het balanstotaal van de beheerde icbe (»s);

– het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het beheren van individueel vermogen», welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst», in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft;

– het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het «adviseren over financiële instrumenten» zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst», in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft;

– honderd maal het minimaal aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB, op basis van artikel 3:57 van de Wft en afdeling 3.6.2 van de Wft, is vastgesteld ten aanzien van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «verrichten van een beleggingsactiviteit en zoals verhoogd door DNB op grond van artikel 3:111a Wft, voor zover van toepassing»

Bewaarders waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3g Wft.

Basisbedrag

4. Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen

a. Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3a, eerste lid, Wft.

b. Betaaldienstverleners als bedoeld in artikel 2:3e, eerste lid, Wft, waarop op grond van artikel 1a, derde lid, onderdeel b, Wwft de verplichting rust tot naleving van die wet.

c. Clearinginstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:4 Wft.

d. Elektronischgeldinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:10a Wft.

e. Wisselinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:54i, eerste lid, of artikel 2:54l, eerste lid, Wft.

a. Vergunning danwel aantal bijkantoren of betaaldienstagenten en type betaaldienst

b. Minimum omvang toetsingsvermogen

c. Bruto provisie-inkomsten: de totale omzet van de provisies en vergoedingen voor het verrichten van betalingen en andere daarmee houdende opbrengsten uit hoofde van de vergunningplichtige betaaldienstverlening

5. Depositogarantiestelsel: banken

a. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:11 Wft.

b. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:20 Wft.

c. Ondernemingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, Wft en die het in de onderdelen a of b van dat lid bedoelde bedrijf uitoefenen.

Gemiddelde omvang van de gegarandeerde deposito’s

d. Financiële instellingen die beschikken over een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110, eerste lid, Wft.

e. Banken met zetel in Nederland die zijn opgenomen in een openbaar register als bedoeld in artikel 3:33a Wft

 

6. Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

a. Pensioenfondsen als bedoeld in artikel 1 Pw of artikel 1 Wvb die zijn ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 210 Pw, of het register, bedoeld in artikel 204 Wvb.

b. Pensioenfondsen als bedoeld in artikel 1 Pw BES, die zich hebben aangemeld bij de Nederlandsche Bank, zoals bepaald in artikel 4, tweede lid, Pw BES.

Som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen, vermenigvuldigd met een bonus/malus factor.

De bonus/malus factor is gelijk aan de som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen, gedeeld door de som van de technische voorziening pensioenverplichtingen en het (aanwezige) eigen vermogen.

Premiepensioeninstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:54g Wft.

Technische voorziening pensioenverplichting

7. Resolutie: Banken en beleggingsondernemingen

a. Banken waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:11 Wft.

b. Beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 3a:2 Wft, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 Wft.

Total assets:

Het totaal van activa op de balans zoals door banken en beleggingsondernemingen gerapporteerd aan de Nederlandsche Bank.¹

8. Resolutie: Verzekeraars

a. Verzekeraar waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:26a, eerste lid, 2:26d, eerste lid, 2:27, eerste lid, of 2:40, eerste lid, Wft, niet zijnde een zorgverzekeraar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, of artikel 2:50, eerste lid, Wft.

b. Entiteiten voor risico-acceptatie waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54a of 2:54d Wft.

c. Zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, Wft.

Omvang technische voorziening

9. Trustkantoren

Trustkantoren waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 3 van de Wet toezicht trustkantoren 2018.

Omzet

10. Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars

a. Verzekeraars waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:26a, eerste lid, artikel 2:26d, eerste lid, artikel 2:27, eerste lid, artikel 2:40, eerste lid, of artikel 2:48, eerste lid, Wft, niet zijnde een zorgverzekeraar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, of artikel 2:50, eerste lid, Wft.

b. Entiteiten voor risico-acceptatie waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:54a of artikel 2:54d Wft.

Bruto premie-inkomen

11. Zorgverzekeraars

Zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, Wft.

Aantal verzekerden.

¹ Het betreft de rapportages op grond van de Regeling staten financiële ondernemingen Wft 2011 of de Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (CRR).

Verklaring van gebruikte afkortingen

Pw: Pensioenwet

Pw BES: Pensioenwet BES

Wft: Wet op het financieel toezicht

Wvb: Wet verplichte beroepspensioenregeling

Wwft: Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme