A&A-1
|
de ontstaansgeschiedenis van het beroep te verwoorden alsook de vraag naar en aanbod van assurancediensten
vanuit gangbare theorieën te beschrijven respectievelijk te verklaren.
|
B
|
|
|
|
A&A-2
|
de verwachtingen van de opdrachtgever en gebruikers van de opdracht te onderkennen, de spanningsvelden tussen de verschillende belanghebbenden te identificeren, de belangen van de opdrachtgevers
en het publiek af te wegen, hierop te reflecteren en bij de besluitvorming te betrekken.
|
C
|
|
C
|
|
A&A-3
|
de rol van de accountant binnen het systeem van corporate governance samen te vatten respectievelijk te beoordelen, in het bijzonder de relatie met de
organen belast met governance en relevante externe toezichthouders.
|
B
|
|
|
|
A&A-4
|
het (inter)nationale institutioneel kader voor de beroepsuitoefening, bestaande uit relevante wet- en regelgeving en de rol
en verantwoordelijkheden van relevante actoren, te beschrijven respectievelijk kritisch
te becommentariëren en de mogelijke civiel-, tucht-, bestuurs- en strafrechtelijke
gevolgen van niet-naleving te onderkennen.
|
B
|
|
|
|
A&A-5a
|
de vigerende beroepsreglementering op het gebied van ethiek toe te passen en de gekozen zienswijze te verdedigen.
|
C
|
|
|
|
A&A-5b
|
bij de uitvoering van (beroeps)taken op ethische vraagstukken en dilemma’s te reflecteren en zelfstandig te komen tot een gemotiveerde besluitvorming met inachtneming
van vigerende beroepsreglementering en een professioneel kritische instelling.
|
|
|
C
|
|
A&A-6
|
om bij het uitvoeren van (beroeps)taken een kritische houding aan te nemen, die onder meer wordt gekenmerkt door een onderzoekende instelling,
het alert zijn op omstandigheden die kunnen duiden op fouten of fraude en een kritische
evaluatie van ten behoeve van de opdracht verkregen informatie.
|
C
|
|
C
|
|
A&A-7.1
|
het systeem van toezicht en kwaliteitsbeheersing van de beroepsuitoefening op beroeps- en organisatieniveau te beschrijven respectievelijk
te evalueren.
|
B
|
|
|
|
A&A-7.2
|
de kwaliteitsbeheersingsprocedures op opdrachtniveau te beschrijven en toe te passen, met inbegrip van de documentatieverplichtingen.
|
B
|
|
B
|
|
A&A-8
|
de eigenheid van de verschillende vormen van beroepsuitoefening (zoals internal en operational auditors, overheidsaccountants, forensisch accountants,
IT-auditors, financieel professionals) te onderkennen en van elkaar te onderscheiden.
|
B
|
|
|
|
A&A-9
|
het Stramien voor assurance-opdrachten uit te leggen, in een casuspositie toe te passen en kritisch te becommentariëren.
|
C
|
|
|
|
A&A-10
|
de beroepsreglementering ter zake van fraude en ongebruikelijke transacties te verwoorden respectievelijk toe te passen.
|
A
|
C
|
A
|
C
|
A&A-11.1
|
voor een jaarrekeningcontrole de van toepassing zijnde beroepsreglementering met betrekking tot het proces van
cliënt-/opdracht(her)acceptatie toe te passen.
|
B
|
|
|
|
A&A-11.2
|
voor een jaarrekeningcontrole, conform de van toepassing zijnde beroepsreglementering, de relevante kennis van
de entiteit en zijn omgeving, met inbegrip van haar interne beheersing, te verzamelen
om vervolgens de bedrijfs-, accountantscontrole-, inherente-, interne beheersings-
en detectierisico’s te beschrijven en in te schatten en de materialiteit te bepalen.
|
B
|
|
|
|
A&A-11.3
|
voor een jaarrekeningcontrole, conform de van toepassing zijnde beroepsreglementering, de invloed van de informatietechnologie op de entiteit incl. haar processen, systemen en governance (waaronder ERP, cloud
computing, big data, networking, privacy, social media, reporting software) te beschrijven
en te analyseren alsmede de gevolgen te bepalen voor de door de accountant uit te
voeren werkzaamheden, waaronder de daarbij te hanteren methoden en technieken (zoals
audit software).
|
B
|
|
|
|
A&A-11.4
|
op basis van de geïdentificeerde risico’s voor een jaarrekeningcontrole de werkzaamheden te bepalen, vast te leggen in een controleprogramma en uit te voeren
teneinde voldoende en toereikende controle-informatie te verkrijgen.
|
B
|
|
|
|
A&A-11.5a
|
bij de uitvoering van een jaarrekeningcontrole te schetsen welke data-analyse en/of procesmining technieken beschikbaar zijn en welke statistische hypothesetoetsen en schattingsmethoden kunnen worden toegepast bij de uitvoering van de opdracht.
|
A
|
|
|
|
A&A-11.6
|
voor een jaarrekeningcontrole, conform de van toepassing zijnde beroepsreglementering, de volgende specifieke activiteiten uit te voeren:
• evalueren van transacties met verbonden partijen;
• evalueren van gebeurtenissen na de einddatum van de verslagperiode;
• evalueren van de continuïteit van de entiteit;
• optreden als groepsaccountant respectievelijk als accountant van een groepsonderdeel;
• gebruikmaken van de werkzaamheden van interne auditors en deskundigen;
• evalueren van het bestuursverslag;
• evalueren in hoeverre de jaarrekening overeenkomstig de geldende verslaggevingsregels
is opgemaakt en een getrouw beeld geeft.
|
B
|
|
|
|
A&A-11.7
|
voor een jaarrekeningcontrole, op basis van de uitgevoerde werkzaamheden, de bevindingen te evalueren om te komen
tot een oordeel en hierover mondeling en schriftelijk te rapporteren aan opdrachtgever en stakeholders.
|
B
|
|
|
|
A&A-11.8
|
naar aanleiding van zijn controlewerkzaamheden relevante aandachtspunten te vertalen
naar verbeterpunten voor de organisatie van de opdrachtgever en deze mondeling en schriftelijk te rapporteren aan de opdrachtgever (inclusief de organen belast met governance).
|
B
|
|
|
|
A&A-12.1
|
voor een assurance-opdracht, niet zijnde een jaarrekeningcontrole, de van toepassing zijnde beroepsreglementering
m.b.t. het proces van cliënt-/opdracht(her)aanvaarding toe te passen.
|
B
|
C
|
|
C
|
A&A-12.2
|
voor een assurance-opdracht, niet zijnde een jaarrekeningcontrole, in overeenstemming met de van toepassing zijnde
beroepsreglementering de relevante kennis van de huishouding en zijn omgeving respectievelijk
de kenmerken van het object van onderzoek te verzamelen om vervolgens de relevante
risico’s op afwijkingen van materieel belang te beschrijven en in te schatten.
|
B
|
C
|
|
C
|
A&A-12.3
|
voor een assurance-opdracht, niet zijnde een jaarrekeningcontrole, in overeenstemming met de van toepassing zijnde
beroepsreglementering, met gebruikmaking van alle beschikbare methoden en technieken
(incl. data-analyse, procesmining en/of statistische hypothesetoetsen en schattingsmethoden)
de opdracht op effectieve en efficiënte wijze te plannen en uit te voeren.
|
B
|
C
|
|
C
|
A&A-12.4
|
voor een assurance-opdracht, niet zijnde een jaarrekeningcontrole, in overeenstemming met de van toepassing zijnde
beroepsreglementering, de bevindingen te evalueren om te komen tot een oordeel of conclusie en deze te rapporteren aan de opdrachtgever.
|
B
|
C
|
|
C
|
A&A-12.5
|
naar aanleiding van zijn assurancewerkzaamheden relevante aandachtspunten te vertalen
naar verbeterpunten voor de organisatie van de opdrachtgever en deze mondeling en schriftelijk te rapporteren aan de opdrachtgever (inclusief de organen belast met governance).
|
B
|
C
|
|
C
|
A&A-13
|
voor aan assurance verwante opdrachten (samenstelopdrachten en opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke
werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie), in overeenstemming met de
van toepassing zijnde beroepsreglementering:
• de opdracht te aanvaarden;
• de relevante kennis van de huishouding en zijn omgeving respectievelijk het object
van onderzoek te verzamelen;
• relevante risico's voor de uitvoering van de opdracht te signaleren;
• met gebruikmaking van alle beschikbare methoden en technieken de opdracht op effectieve
en efficiënte wijze te plannen en uit te voeren;
• de bevindingen te evalueren en hierover te rapporteren aan de opdrachtgever.
|
B
|
C
|
|
C
|
A&A-14
|
voor overige werkzaamheden, in het bijzonder adviesopdrachten, de relevante kennis en vaardigheden te hanteren om, in overeenstemming met de van
toepassing zijnde beroepsreglementering:
• de opdracht te aanvaarden;
• de relevante risico's voor de uitvoering te signaleren;
• met gebruikmaking van alle beschikbare methoden en technieken de opdracht op effectieve
en efficiënte wijze in te richten en uit te voeren;
• de bevindingen te evalueren en hierover te rapporteren aan de opdrachtgever.
|
A
|
C
|
|
C
|
FA-1
|
vanuit de theorie de functies te verklaren die de externe verslaggeving in het maatschappelijk verkeer vervult, waaronder het afleggen van verantwoording
en het ondersteunen van beslissingen.
|
C
|
|
|
|
FA-2
|
uit te leggen op welke wijze aandeelhouders en kredietverschaffers hun oordeel vormen over de jaarrekening van een onderneming ten behoeve van het nemen van beslissingen van economische aard.
|
A
|
|
|
|
FA-3
|
te beschrijven welke rol het institutioneel kader, bestaande uit relevante wet- en regelgeving en de rol en verantwoordelijkheden van
relevante actoren, heeft bij de totstandkoming en toepassing van de verslaggeving
op basis van de Nederlandse verslaggevingsvoorschriften en IFRS.
|
B
|
|
|
|
FA-4
|
de uitgangspunten van de financiële verslaggeving toe te passen en te beoordelen, waaronder de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
voor de onderscheiden posten van de balans en winst- en verliesrekening, zoals neergelegd
in de Nederlandse wetgeving en de conceptuele raamwerken van de RJ en IASB.
|
C
|
|
C
|
|
FA-5
|
de doelstelling en inhoud van de voor de financiële verslaggeving relevante waardebegrippen, waaronder begrippen die voortkomen uit de financieringstheorie, te doorgronden en
toe te passen.
|
C
|
|
|
|
FA-6
|
de aanvaardbaarheid van de belangrijkste schattingselementen in de financiële verslaggeving te beoordelen.
|
C
|
|
C
|
|
FA-7
|
de toelichting als onderdeel van de jaarrekening te beoordelen op juistheid en toereikendheid met inachtneming van de wet- en regelgeving.
|
C
|
|
C
|
|
FA-8.1
|
te beoordelen in hoeverre een jaarrekening van een naamloze of besloten vennootschap
is opgemaakt in overeenstemming met de normen zoals deze zijn begrepen in de Nederlandse wetgeving inzake de jaarrekening en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) voor grote en middelgrote rechtspersonen.
|
C
|
|
C
|
|
FA-8.2
|
te beoordelen in hoeverre een jaarrekening van een kleine vennootschap is opgemaakt
in overeenstemming met de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving voor kleine rechtspersonen (RJk) dan wel in overeenstemming met fiscale grondslagen.
|
A
|
C
|
|
C
|
FA-8.3a
|
te beoordelen in hoeverre een jaarrekening van een (beursgenoteerde) vennootschap
is opgemaakt in overeenstemming met de van toepassing zijnde International Financial Reporting Standards (IFRS) van de International Accounting Standards Board (IASB).
|
A
|
|
|
|
FA-9
|
Vervallen.
|
|
|
|
|
FA-10
|
de regels van kapitaalbescherming uit te leggen en te beoordelen of deze regels op de juiste wijze zijn toegepast in
een jaarrekening van een naamloze en besloten vennootschap.
|
C
|
|
|
|
FA-11
|
de eisen te beschrijven die voor een naamloze en besloten vennootschap van toepassing
zijn bij het opmaken en openbaar maken van financiële informatie op basis van het Burgerlijk Wetboek.
|
B
|
|
|
|
FA-12
|
de onderlinge samenhang tussen de balans, de winst- en verliesrekening, het overzicht totaalresultaat en het kasstroomoverzicht te doorgronden.
|
C
|
|
|
|
FA-13
|
om in bijzondere situaties zoals onderhanden projecten, leasecontracten, pensioenen, optiebeloningen, financiële
instrumenten, latente belastingen en overnames, verschillende alternatieven m.b.t.
de verantwoording van transacties en gebeurtenissen af te wegen en hierover te adviseren.
|
C
|
|
C
|
|
FA-14
|
de doelstellingen en gevolgen van het jaarrekeningenbeleid van de ondernemingsleiding zoals earnings management en off balance financiering
te benoemen en te betrekken in de oordeelsvorming over de jaarverslaggeving, waaronder
het onderkennen van het risico van verslaggevingsfraude en boekhoudschandalen.
|
B
|
|
B
|
|
FA-15
|
met gebruikmaking van ratio-analyse een jaarrekening te analyseren om risico’s vanuit het gezichtspunt van een aandeelhouder of kredietverschaffer te
benoemen en daarover te rapporteren aan de ondernemingsleiding.
|
B
|
|
|
|
FA-16
|
op hoofdlijnen uit te leggen wat de specifieke vraagstukken zijn inzake financiële
verantwoording voor organisaties zonder winstoogmerk (zoals stichtingen en verenigingen).
|
B
|
|
|
|
FA-17
|
te schetsen wat de financiële verantwoording van bijzondere bedrijfstakken, waaronder financiële instellingen, woningcorporaties en overheidsorganisaties, onderscheidt
van die van andere ondernemingen.
|
A
|
|
|
|
FA-18
|
het bestuursverslag, waaronder niet-financiële informatie, te beoordelen op juistheid en toereikendheid
met inachtneming van wet- en regelgeving en in het licht van de informatiebehoeften
van stakeholders.
|
C
|
|
|
|
FA-19
|
een overzicht te geven van de relevante normen voor geïntegreerde verslaggeving van organisaties en het daarvoor geldende raamwerk.
|
A
|
|
|
|
ICAIS-1
|
de grondslagen, de theorieën en de modellen die nodig zijn voor het uitvoeren van de risicoanalyse, het bepalen van de informatiebehoefte,
het inrichten van de administratieve processen, het ontwerpen van de daarbij behorende
interne beheersingsmaatregelen, het ontwerpen en beheren van de bestuurlijke informatieverzorging,
alsmede de daarmee samenhangende IT, te beschrijven respectievelijk te beoordelen.
|
B
|
|
|
|
ICAIS-2a
|
een systeem van risicomanagement- en beheersing, gericht op de effectiviteit en efficiëntie van de bedrijfsvoering, de betrouwbaarheid
van de verslaggeving en het voldoen aan wet- en regelgeving, in te richten en te evalueren
alsmede vanuit deze doelstellingen voor de organisatie relevante interne beheersingsrisico’s
(in het bijzonder interne controle risico’s m.b.t. financiële informatie) te benoemen.
|
C
|
|
|
|
ICAIS-2b
|
een systeem van risicomanagement- en beheersing, gericht op de effectiviteit en efficiëntie van de bedrijfsvoering, de betrouwbaarheid
van de verslaggeving en het voldoen aan wet- en regelgeving, in te richten dan wel te evalueren alsmede vanuit deze doelstellingen voor de organisatie relevante interne
beheersingsrisico’s (in het bijzonder interne controle risico’s m.b.t. financiële
informatie) te benoemen.
|
|
|
C
|
|
ICAIS-3
|
een analyse van de informatiebehoeften van een organisatie uit te voeren, die noodzakelijk is voor het besturen en beheersen
van de organisatie, het afleggen van verantwoording daarover en om vast te stellen
dat is voldaan aan de voor de organisatie geldende wet- en regelgeving.
|
C
|
|
|
C
|
ICAIS-4
|
te beoordelen in welke mate de bestuurlijke informatieverzorging en de administratieve processen van een organisatie voorzien in betrouwbare en relevante informatie voor:
• het besturen en beheersen van de organisatie waaronder het uitoefenen van bewaringscontrole;
• het afleggen van verantwoording;
• het vaststellen dat voldaan is aan de voor de organisatie geldende wet- en regelgeving
(compliance).
|
C
|
|
C
|
|
ICAIS-5a
|
een systeem van preventieve en repressieve interne beheersingsmaatregelen te ontwerpen en te beoordelen voor verschillende processen en typen organisaties, rekening houdend
met kenmerken van de controleomgeving zoals cultuur, ethiek, relevante wet- en regelgeving
en governancestructuur.
|
C
|
|
|
|
ICAIS-5b
|
een systeem van preventieve en repressieve interne beheersingsmaatregelen te ontwerpen dan wel te beoordelen voor verschillende processen en typen organisaties, rekening houdend
met kenmerken van de controleomgeving zoals cultuur, ethiek, relevante wet- en regelgeving
en governancestructuur.
|
|
|
C
|
|
ICAIS-6
|
informele beheersingsmechanismen te identificeren en hun effectiviteit te beoordelen voor verschillende processen
en typen organisaties, rekening houdend met kenmerken van de controleomgeving zoals
cultuur, ethiek, relevante wet- en regelgeving en governancestructuur.
|
B
|
|
B
|
|
ICAIS-7
|
de verschijningsvormen binnen het IT-infrastructuur-, IT-applicatie-, IT-management- en het IT-strategiedomein te benoemen, te onderscheiden, respectievelijk te beoordelen.
|
B
|
C
|
|
|
ICAIS-8
|
de gevolgen van veranderingen in de IT-infrastructuur, de IT-applicaties, het IT-management en de IT-strategie, voor de betrouwbaarheid van de verslaggeving, voor de effectiviteit en efficiëntie
van de bedrijfsvoering en voor de naleving van relevante wet- en regelgeving, te signaleren
respectievelijk uit te leggen.
|
A
|
B
|
|
|
ICAIS-9a
|
een sluitend geheel van IT-controls te ontwerpen en te beschrijven om risico’s (waaronder het risico van cybercrime)
op het terrein van de betrouwbaarheid van de verslaggeving, de effectiviteit en efficiëntie
van de bedrijfsvoering en de naleving van relevante wet- en regelgeving te mitigeren.
|
B
|
|
|
|
ICAIS-9b
|
een sluitend geheel van IT-controls te ontwerpen dan wel te beschrijven om risico’s (waaronder het risico van cybercrime) op het terrein van
de betrouwbaarheid van de verslaggeving, de effectiviteit en efficiëntie van de bedrijfsvoering
en de naleving van relevante wet- en regelgeving te mitigeren.
|
|
|
B
|
|
ICAIS-10
|
de geschiktheid te bepalen van de voor de managementinformatie en externe verslaggeving
gehanteerde analyse- en rapportagetools (zoals XBRL/SBR), alsmede de betrouwbaarheid van de opgeleverde gegevens te beoordelen
en hierover te adviseren.
|
B
|
C
|
|
|
ICAIS-11
|
de mogelijkheden van moderne data-analysetechnieken bij het toepassen van de risicoanalyse, het beoordelen van bestuurlijke informatieverzorging,
de administratieve processen en het systeem van interne beheersing te beschrijven
en deze technieken effectief te hanteren.
|
B
|
|
B
|
|
ICAIS-12
|
door middel van business process management de effectiviteit en efficiëntie van de bedrijfsprocessen van een organisatie te schetsen
respectievelijk te bediscussiëren.
|
A
|
|
|
|
ICAIS-13
|
aan de hand van geëigende systeemontwikkelings- en analysetechnieken, rekening houdend met de eisen op het gebied van betrouwbaarheid, efficiency, compliance
en governance, het ontwerp van een informatiesysteem van een organisatie te schetsen
respectievelijk te ontwerpen.
|
A
|
B
|
|
|
ICAIS-14
|
helder en eenduidig de gevolgde gedachtegang en de verrichte werkzaamheden bij het
beoordelen van opzet, bestaan en werking van het systeem van interne beheersing vast te leggen.
|
C
|
|
C
|
|
ICAIS-15
|
naar aanleiding van gesignaleerde onvolkomenheden in het systeem van interne beheersing
te adviseren over mogelijke verbeteringen.
|
C
|
|
C
|
|
ICAIS-16
|
de uitkomsten van de evaluatie van het systeem van interne beheersing, intern en extern
te kunnen rapporteren, al dan niet in de vorm van een ‘in control statement’.
|
B
|
|
|
|
ICAIS-17
|
vanuit het perspectief van corporate governance de werking van het systeem van interne controle met betrekking tot financiële informatie
en de eventuele risico’s en gevolgen te beschrijven respectievelijk te evalueren.
|
B
|
|
B
|
|
ICAIS-18
|
in het kader van interne beheersing, en meer specifiek de interne controle m.b.t.
financiële informatie, een ontwerp aangaande de toewijzing van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden te bediscussiëren respectievelijk hierover te adviseren aan bestuur en toezichthoudend
orgaan.
|
B
|
|
|
|
ICAIS-19
|
de invloed van bedrijfsethiek, als element van de beheersingsomgeving, op de werking van het systeem van interne
controle m.b.t. financiële informatie te kunnen benoemen respectievelijk kritisch
te becommentariëren.
|
B
|
|
B
|
|
FIN-1
|
de belangrijkste technieken op het terrein van financiële rekenkunde (rekening houdend met tijdvoorkeur, samengestelde interest, enkelvoudige interest
en disconto) toe te passen op eenvoudige financiële spaar, leen- en beleggingsproducten
(waaronder een spaarplan, een lening en een annuïtaire hypotheek).
|
B
|
C
|
|
|
FIN-2
|
ten behoeve van een investeringsanalyse relevante data te verzamelen, te beoordelen en vervolgens te modelleren gebruik makend
van scenario-analyse en discontering.
|
B
|
|
|
(B)
|
FIN-3
|
de waarde van een organisatie dan wel een bedrijfsonderdeel te bepalen gebruikmakend van een gangbare op de situatie toegesneden waarderingsmethodiek.
|
B
|
|
|
|
FIN-4
|
ten behoeve van investeringsbeslissingen en waarderingsvraagstukken de toekomstige vrije kasstromen en de relevante vermogenskostenvoet op basis van
wetenschappelijke modellen (CAPM) en/of algemeen geaccepteerde normen (zoals de Build-up
methode) te bepalen alsook – onderbouwd – de juiste selectiemethode (minstens de terugverdienperiode
en NCW (DCF)) en waarderingsmethodiek te kiezen.
|
B
|
|
|
|
FIN-5
|
ten behoeve van vermogensbeheer het risico en het rendement van beleggingsproducten te onderkennen respectievelijk
te af te wegen.
|
A
|
B
|
|
|
FIN-6
|
op basis van voorspellingen over de exploitatie en kasstromen de financieringsbehoefte, de aflossingscapaciteit en het dividendbeleid in onderlinge samenhang te analyseren respectievelijk hierover te adviseren.
|
B
|
|
|
(B)
|
FIN-7
|
een financieringsvoorstel te doen respectievelijk te beoordelen na afweging van verschillende mogelijke (hybride)
financieringsvormen (aandelen, obligaties, leningen, leasing en factoring), rekening
houdend met de eisen van potentiële vermogensverschaffers.
|
B
|
C
|
|
(C)
|
FIN-8
|
het werkkapitaalbeheer, in de vorm van voorraad-, debiteuren- en crediteurenbeheer, te beschrijven respectievelijk
te beoordelen en hierover te adviseren.
|
B
|
C
|
|
(C)
|
FIN-9
|
de financiële positie en strategie van een organisatie te schetsen respectievelijk te beoordelen door middel van bijvoorbeeld
scenarioanalyse en gevoeligheidsanalyse.
|
A
|
B
|
|
(B)
|
FIN-10
|
de prijsvorming van financiële instrumenten die op financiële markten worden aangeboden te beschrijven respectievelijk te beoordelen.
|
B
|
|
|
|
FIN-11
|
de financiële risico’s (krediet-, rente- en valutarisico) te identificeren en het gebruik van geschikte
financiële instrumenten in het kader van de beheersing van deze risico’s te beschrijven en te beoordelen.
|
B
|
|
|
(B)
|
FIN-12
|
de opzet en werking van (het proces van) treasury management te beschrijven en/of te analyseren.
|
|
B
|
|
(B)
|
FIN-13
|
vanuit financieringsperspectief op basis van de meest gangbare theorieën op het gebied
van corporate governance de werking van de huidige corporate governance structuur van een onderneming te typeren respectievelijk hierover een oordeel te geven.
|
A
|
|
|
|
FIN-14
|
op hoofdlijnen aan te geven hoe irrationeel gedrag van invloed kan zijn op prijzen
en financiële beslissingen (behavioural finance).
|
A
|
|
|
|
MAC-1
|
te beargumenteren respectievelijk te beoordelen of het Management Accounting & Control
systeem de invoering en de realisatie van de strategie en het bedrijfsmodel ondersteunt.
|
B
|
|
|
|
MAC-2
|
financiële en niet-financiële accountingmaatstaven (waaronder kritieke succesfactoren en strategische variabelen) te ontwikkelen om
besluitvorming te ondersteunen en het effect van beslissingen te meten.
|
B
|
|
|
(B)
|
MAC-3
|
kostenobjecten te identificeren, de daarbij behorende data te verzamelen, rangschikken en analyseren
om deze te vertalen in een kostenmodel.
|
C
|
|
|
(B)
|
MAC-4
|
kostenmodellen toe te passen op huidige en toekomstige activiteiten ten einde beslissingen te nemen
(kostprijs, kostentoerekening) en deze te evalueren in termen van de economische en
management prestaties.
|
C
|
|
|
(B)
|
MAC-5
|
op basis van de bestaande of alternatieve prestatiemaatstaven mogelijke aanpassingen in de huidige strategie en het bedrijfsmodel van de onderneming
te identificeren respectievelijk hiervoor voorstellen te formuleren.
|
A
|
|
|
|
MAC-6
|
een prestatiemeetsysteem van een organisatie te beschrijven gericht op het meten van de bijdrage van de medewerker
in relatie tot de bedrijfsdoelen.
|
B
|
|
|
|
MAC-7
|
typen budgetten, budgetteringsprocessen, evaluatieprocessen en verantwoordelijkheidscentra in samenhang
te ontwikkelen respectievelijk te beoordelen om besluitvorming te ondersteunen.
|
B
|
|
|
|
MAC-8
|
het verschil tussen budget en realisatie te meten, te analyseren en te verklaren.
|
C
|
|
|
(B)
|
MAC-9
|
met behulp van moderne data-analysetechnieken beslisinformatie uit verschillende bronnen samen te stellen.
|
|
B
|
|
|
SLO-1a
|
op basis van relevante concepten, modellen en door de organisatie geformuleerde missie,
visie en waarden de ondernemingsstrategie te becommentariëren respectievelijk te beoordelen op realiteitswaarde rekening houdend met zaken als marktomstandigheden, maatschappelijke verantwoordelijkheid,
duurzaamheid, de potentie van de onderneming en de persoonlijkheidskenmerken van de
bestuurder en hierover aan bestuur en toezichthoudend orgaan te rapporteren.
|
B
|
C
|
|
|
SLO-1b
|
te beoordelen of het business model van de onderneming aansluit op de geformuleerde missie, visie, waarden en ondernemingsstrategie en over de bevindingen te rapporteren.
|
|
|
|
(B)
|
SLO-2
|
te beoordelen of een geformuleerde strategie strookt met het doel van de vennootschap, het vennootschappelijk belang en de financiële mogelijkheden en hierover aan bestuur
en toezichthoudend orgaan te rapporteren.
|
B
|
|
|
|
SLO-3
|
uit de strategie voortvloeiende onzekerheden en bedrijfsrisico’s te identificeren, de gevolgen voor het behalen van de ondernemingsdoelstellingen
te evalueren en hierover te rapporteren aan bestuur en toezichthoudend orgaan.
|
B
|
|
|
(B)
|
SLO-4
|
te onderkennen of het risico bestaat dat het bestuur zijn taken zodanig uitvoert dat het ondernemingsbelang niet wordt gediend en indien hier sprake
van is hierover te rapporteren.
|
B
|
|
|
(B)
|
SLO-5
|
te onderkennen of het risico bestaat dat de persoonlijkheid van de bestuurder(s) en de stijl van leidinggeven en besluitvorming niet passen bij de aard, cultuur en fase van de onderneming, haar producten, markten
e.d. en indien hier sprake van is hierover te rapporteren.
|
B
|
|
|
(B)
|
SLO-6
|
op hoofdlijnen te formuleren hoe prestaties gedurende de levensloop van de onderneming
kunnen worden versterkt door innovatie en goed ondernemerschap.
|
|
A
|
|
|
SLO-7
|
op basis van bedrijfswetenschappelijke theoretische inzichten een oordeel te vormen
of het ontwerp en de uitvoering van de interne en externe organisatie van de onderneming effectief en efficiënt is en hierover aan bestuur en toezichthoudend
orgaan te rapporteren.
|
B
|
|
|
(B)
|
SLO-8
|
te verwoorden op welke wijze organisaties in een veranderende omgeving hun doelen en resultaten kunnen bereiken, hoe veranderprocessen hieraan bijdragen, gebruik makend van bijvoorbeeld organisatiediagnose en sterkte-zwakte
analyse, rekening houdend met organisatiecultuur en (mogelijke) weerstand tegen verandering.
|
|
A
|
|
|
SLO-9
|
te onderkennen, respectievelijk te beargumenteren of de condities (beleid, cultuur,
instrumentarium e.d.) in de organisatie bijdragen aan de motivatie, ontwikkeling en binding van medewerkers.
|
A
|
B
|
|
|
SLO-10
|
te onderkennen, respectievelijk te beargumenteren of het proces van toewijzing van middelen leidt tot het op efficiënte wijze realiseren van de langere termijn doelstelling
van de onderneming.
|
A
|
B
|
|
|
SLO-11
|
het governancesysteem van een onderneming te analyseren aan de hand van beleid, wet- en regelgeving en
codes.
|
B
|
|
|
(B)
|
BKH-1
|
de comptabele aspecten van transacties en gebeurtenissen te doorgronden en te vertalen
in journaalposten.
|
C
|
|
|
C
|
BKH-2
|
om te adviseren over de comptabele verwerking van bijzondere transacties en gebeurtenissen zoals onderhanden projecten, leasecontracten, pensioenen, optiebeloningen, financiële
instrumenten en overnames.
|
|
C
|
|
C
|
BKH-3
|
de comptabele verwerking van begroting/budget, realisatie en analyse van verschillen bij productie- en dienstverlenende bedrijven
uit te leggen respectievelijk te beoordelen en correcties voor te stellen.
|
B
|
C
|
|
|
BKH-4
|
de inrichting en structuur van het (geautomatiseerde) comptabele systeem van handels-, productie- en dienstverlenende bedrijven te beschrijven respectievelijk te beoordelen en daarover te adviseren.
|
B
|
C
|
|
C
|
BKH-5
|
de geautomatiseerde comptabele verwerking van routinematige en niet-routinematige transacties en gebeurtenissen van handels-, productie- en dienstverlenende bedrijven uit te voeren mede met behulp
van actuele taxonomieën.
|
B
|
|
|
B
|
BKH-6
|
de inrichting en structuur van de (geautomatiseerde) comptabele verwerking van consolidaties van concerns en de comptabele verwerking van waarderingsmethoden van deelnemingen te beschrijven respectievelijk te beoordelen en daarover te adviseren.
|
B
|
|
|
|
BKH-7
|
de inrichting en structuur van de comptabele verwerking van de verschillen tussen
commerciële en fiscale jaarrekeningen te beschrijven respectievelijk te beoordelen en daarover te adviseren.
|
B
|
C
|
|
|
BKH-8
|
met behulp van een rapportgenerator een (geconsolideerde) jaarrekening samen te stellen.
|
|
C
|
|
C
|
EC-1
|
de invloed van het structuur- en conjunctuurbeleid op de economische ontwikkeling te beschrijven en de gevolgen hiervan op sectoren
en ondernemingen te bediscussiëren.
|
B
|
|
|
|
EC-2
|
de invloed van (internationaal) monetair beleid op de economische ontwikkeling te beschrijven en de gevolgen hiervan op sectoren
en ondernemingen te bediscussiëren.
|
B
|
|
|
|
EC-3
|
de invloed van macro-economische variabelen op de strategie en bedrijfsvoering, waaronder het import- en exportbeleid, van een
onderneming te beschrijven.
|
B
|
|
|
|
EC-4
|
de invloed van internationaal economische en politieke ontwikkelingen en globalisering op de strategie en bedrijfsvoering van een onderneming te beschrijven.
|
B
|
|
|
|
EC-5
|
de gevolgen van de marktvorm op de strategie en de bedrijfsvoering van een onderneming te beschrijven.
|
B
|
|
|
|
EC-6
|
de belangrijkste principes van marktwerking en de daaruit resulterende prijsvorming op verschillende deelmarkten te schetsen.
|
A
|
|
|
|
EC-7
|
de rol van de financiële sector in het economisch bestel, inclusief de hoofdlijnen van regulering en toezicht, te
verwoorden.
|
A
|
|
|
|
FISC-1
|
de belangrijkste elementen van de vennootschapsbelasting, omzetbelasting, inkomstenbelasting, loonheffingen en formeel belastingrecht te onderkennen teneinde de fiscale gevolgen en risico’s van feiten en gebeurtenissen
te beschrijven respectievelijk te beoordelen.
|
B
|
C
|
|
|
FISC-2a
|
op basis van de wet- en regelgeving inzake winst uit onderneming (inkomstenbelasting),
loonheffing, vennootschapsbelasting, omzetbelasting, fiscale berekeningen te maken en aangiften te analyseren respectievelijk kritisch te becommentariëren.
|
B
|
C
|
|
|
FISC-2b
|
op basis van de wet- en regelgeving inzake winst uit onderneming (inkomstenbelasting),
loonheffing, vennootschapsbelasting, omzetbelasting, fiscale berekeningen te maken en aangiften op te stellen.
|
|
|
|
B
|
FISC-3a
|
op basis van de wet- en regelgeving inzake niet-winstaspecten van inkomstenbelasting,
dividendbelasting, overdrachtsbelasting en erf- en schenkbelasting fiscale berekeningen te maken en aangiften te analyseren.
|
A
|
B
|
|
|
FISC-3b
|
op basis van de wet- en regelgeving inzake niet-winstaspecten van inkomstenbelasting,
dividendbelasting, overdrachtsbelasting en erf- en schenkbelasting, fiscale berekeningen te maken en aangiften op te stellen.
|
|
|
|
B
|
FISC-4
|
de fiscale strategie, waaronder belastingplanning, belastingontwijking en belastingontduiking, van de
onderneming te identificeren respectievelijk te bediscussiëren.
|
A
|
B
|
|
|
FISC-5
|
de verschillende vormen van toezicht door de belastingdienst, de rol die de fiscaal dienstverlener speelt bij ‘cooperative compliance’ en de functie van een Tax Control Framework te beschrijven.
|
B
|
|
|
|
FISC-6
|
te adviseren over fiscale vraagstukken m.b.t. vennootschapsbelasting, omzetbelasting, inkomstenbelasting, loonheffing, dividendbelasting
en successierecht.
|
|
B
|
|
B
|
FISC-7
|
de (fiscale) consequenties van de financiële situatie in elke levensloopfase te inventariseren respectievelijk de ondernemer te adviseren
over het opstellen van een financieel plan.
|
|
B
|
|
B
|
FISC-8
|
vraagstukken inzake internationaal en Europees belastingrecht, waaronder ook de transfer pricing-problematiek, te identificeren en te verwoorden.
|
A
|
|
|
|
FISC-9
|
bij fiscale vraagstukken ethische en juridische kwesties te signaleren, de belangen van de betrokken stakeholders daarbij af te wegen en op
grond daarvan professioneel te handelen.
|
B
|
|
B
|
|
GEB-1
|
de basisbeginselen en -theorieën van de persoonlijkheidspsychologie te verwoorden, waaronder (a) cognitieve (leer-), motivationele (wils-) en affectieve
(gevoels-)processen, en (b) geautomatiseerd (onbewust) en gecontroleerd (bewust) gedrag.
|
A
|
|
|
|
GEB-2
|
de basisbeginselen en -theorieën van de situatie- en contextbepaaldheid van professioneel gedrag te verwoorden waaronder in ieder geval (a) behaviorisme (b) situationisme en (c)
interactionisme (inclusief conformisme en socialisatie).
|
A
|
|
|
|
GEB-3
|
te reflecteren ten aanzien van persoons- en situatieoorzaken van (eigen) professionele gedrag, en daarbij te benoemen waar sterktes, valkuilen
en ontwikkelpunten liggen.
|
B
|
|
B
|
|
GEB-4a
|
de basisbeginselen en theorieën van professionele team- en samenwerkingsprocessen te verwoorden.
|
A
|
|
|
|
GEB-4b
|
op basis van verworven vaardigheden en inzichten in een werksituatie (mede)verantwoordelijkheid
te dragen voor het aansturen van professionele team- en samenwerkingsprocessen.
|
|
|
B
|
|
GEB-5
|
de basisbeginselen en -theorieën van de ethiek te verwoorden.
|
A
|
|
|
|
GEB-6a
|
de theoretische benaderingen van processen van professionele oordeels- en besluitvorming, waaronder de concepten van heuristieken en biases, te beschrijven en de beperkingen
en risico’s hiervan in een complex besluitvormingsproces af te wegen.
|
B
|
|
|
|
GEB-6b
|
het eigen professionele oordeels- en besluitvormingsproces te analyseren met als doel om hiervan te leren.
|
|
|
B
|
|
RE-1
|
de hoofdlijnen weer te geven van het Nederlands rechtsysteem en het EU-recht en de wijze van totstandkoming van wet- en regelgeving en de handhaving van wet-
en regelgeving door de overheid/EU in de vorm van rechtspraak en bestuurlijke handhaving.
|
A
|
|
|
|
RE-2
|
de verschillen tussen de belangrijkste internationale juridische systemen aan te geven.
|
A
|
|
|
|
RE-3
|
de belangrijkste elementen van het vermogens-, goederen- en verbintenissenrecht te onderkennen ten einde de juridische gevolgen en risico’s van feiten en gebeurtenissen
te beschrijven en hierover te rapporteren.
|
B
|
|
|
|
RE-4
|
de belangrijkste elementen van het ondernemingsrecht te onderkennen waaronder:
• rechtsvormen waarin ondernemingen gedreven worden;
• de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en aansprakelijkheden van de organen van
de entiteit;
• de (inter)nationale ontwikkelingen op het terrein van corporate governance;
• de juridische aspecten van IT;
teneinde de juridische gevolgen en risico’s van feiten en gebeurtenissen voor de onderneming
te beschrijven en hierover te rapporteren.
|
B
|
|
|
|
RE-5
|
de belangrijkste elementen van het faillissementsrecht te onderkennen teneinde de juridische gevolgen van feiten en gebeurtenissen voor
de onderneming te beschrijven respectievelijk hierover te rapporteren.
|
A
|
B
|
|
|
RE-6
|
de belangrijkste elementen van het arbeids- en sociaal zekerheidsrecht te onderkennen teneinde de juridische gevolgen van feiten en gebeurtenissen voor
de onderneming te beschrijven respectievelijk hierover te rapporteren.
|
A
|
B
|
|
(B)
|
RE-7
|
een natuurlijk persoon te adviseren over de belangrijkste financiële gevolgen die
voortvloeien uit het personen- en familierecht, huwelijksvermogensrecht en erfrecht.
|
|
B
|
|
(B)
|
STA-1
|
verschillende, zowel univariate (beschrijvende) als multivariate, vormen van toetsen
van hypothesen en uitvoeren van schattingen te beschrijven en toe te passen.
|
B
|
|
|
|
STA-2
|
in concrete casussituaties op grond van de uitkomst van steekproeven zelfstandig te rapporteren over het percentage fouten in de populatie en te komen
tot een weloverwogen oordeel over deze populatie.
|
B
|
|
|
|
STA-3
|
de risico’s van onterecht goed- en afkeuren van een post van een (deel)verantwoording te onderkennen.
|
A
|
|
|
|
STA-4
|
een derde te instrueren en de uitkomsten van statistische analyses te interpreteren en bediscussiëren.
|
B
|
|
|
|
STA-5
|
de relevantie van big data te onderkennen en grote hoeveelheden data met behulp van software en statistische methoden en technieken te analyseren.
|
B
|
|
|
|
STA-6
|
mogelijkheden tot manipulatie met statistiek te onderkennen.
|
A
|
|
|
|