Beleidskader instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten
Deze bijlage behoort bij het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie
woonhuis-rijksmonumenten.
De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) is op dit beleidskader van toepassing. In de Kaderregeling
staan de algemene regels die ook in dit geval op de subsidieverstrekking door de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van toepassing zijn. Dit beleidskader valt onder
het Staatssteunkader voor monumentenzorg, waarvan overeenkomstig de Algemene groepsvrijstellingsverordening
aan de Europese Commissie is kennisgegeven (kenmerk SA 40475).
1. Aanleiding
Met ingang van 1 januari 2019 is de Wet fiscale maatregel rijksmonumenten in werking getreden. Met de inwerkingtreding van deze wet is de fiscale aftrek van
uitgaven voor rijksmonumentenpanden in de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de fiscale aftrek) vervallen. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
heeft de keuze voor het vervallen van de fiscale aftrek en het structureel toevoegen
van de budgettaire middelen aan de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap voor de instandhouding van rijksmonumenten toegelicht in de brief aan
de Tweede Kamer van 22 juni 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 32 820, nr. 248).
2. Doel
Ook met het vervallen van de fiscale aftrek blijft monumentenonderhoud onverminderd
van belang. Teneinde het monumentenonderhoud met ingang van 2019 te blijven ondersteunen
biedt dit beleidskader – dat is gegrond op de Kaderregeling – beleidsregels voor de verstrekking van subsidie voor de instandhouding van rijksmonumenten
met een woonfunctie.
3. Doelgroep
De subsidie kan worden aangevraagd door particuliere eigenaren van rijksmonumenten
met een woonfunctie. Onder een particuliere eigenaar wordt in dit beleidskader verstaan een natuurlijke persoon die een (gedeelte van
een) rijksmonument in eigendom heeft, of ten aanzien waarvan hij een ander zakelijk
recht heeft. Wanneer sprake is van een gedeeld zakelijk recht (zoals gedeelde eigendom
of een gedeeld appartementsrecht), dan worden die eigenaren of rechthebbenden tezamen
als de particuliere eigenaar aangemerkt.
Ook kan subsidie worden aangevraagd door aandeelhouders van een naamloze of besloten
vennootschap als bedoeld in artikel 10.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: NSW-aandeelhouders). Het gaat hier kortgezegd om een naamloze of besloten
vennootschap die een landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928 als het belangrijkste of enige bezit heeft en waarvan de werkzaamheden uitsluitend
of hoofdzakelijk bestaan uit de instandhouding van dat landgoed (hierna: NSW-NV, respectievelijk
NSW-BV). NSW-aandeelhouders kunnen alleen subsidie aanvragen indien wordt voldaan
aan de fiscale eisen, genoemd in artikel 23 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001. De NSW-aandeelhouders van een NSW-NV of NSW-BV die aan deze fiscale eisen voldoet
kunnen op grond van dit beleidskader – naar rato van hun aandeel in de NSW-NV of NSW-BV
die het landgoed in eigendom heeft – subsidie aanvragen ten behoeve van de rijksmonumenten
met een woonfunctie die deel uitmaken van het landgoed. Een certificaathouder van
aandelen in een NSW-NV of NSW-BV die aan de voornoemde fiscale eisen voldoet kan ook
op grond van dit beleidskader subsidie aanvragen, als hij in de praktijk gelijk te
stellen is aan een aandeelhouder van de NSW-NV of NSW-BV. Dit betekent dat tussen
een certificaathouder en een aandeelhouder verschil in zeggenschap bestaat, maar dat
de certificaathouder eenzelfde belang heeft bij de waardeontwikkeling van de aandelen
als een aandeelhouder zou hebben. Waar in de volgende paragrafen van dit beleidskader
van particuliere eigenaren wordt gesproken, worden daaronder ook steeds de NSW-aandeelhouders
of de daaraan in de praktijk gelijk te stellen NSW-certificaathouders verstaan.
Natuurlijk is het mogelijk dat een aanvraag wordt gedaan door een bevoegd vertegenwoordiger
van één of meer particuliere eigenaren. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om een vereniging
van eigenaars die een subsidieaanvraag doet namens de verschillende particuliere eigenaren
die ten aanzien van het desbetreffende rijksmonument een appartementsrecht hebben.
Bij NSW-aandeelhouders kan door de desbetreffende NSW-NV of NSW-BV namens de NSW-aandeelhouders
een subsidieaanvraag worden gedaan. Vanzelfsprekend is hierbij vereist dat de particuliere
eigenaren of NSW-aandeelhouders rechtsgeldig worden vertegenwoordigd (bijvoorbeeld
krachtens een statutaire vertegenwoordigingsbevoegdheid of krachtens een afzonderlijk
gegeven machtiging).
4. Uitvoerder
Dit beleidskader wordt namens de Minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna:
de minister) uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: de
RCE). De uitbetaling geschiedt door de Stichting Nationaal Restauratiefonds (hierna:
het NRF).
5. Hoogte subsidiebedrag en wijze van verdeling
In aanmerking voor subsidie komen de kosten die door particuliere eigenaren zijn gemaakt
voor werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de instandhouding
van een rijksmonument met een woonfunctie. Voor een pand met een gedeeltelijke woonfunctie
komen ook de kosten voor de overige onderdelen van het pand zonder woonfunctie voor
subsidie in aanmerking. Bestaat een rijksmonument uit meerdere panden, dan komen voor
subsidie de instandhoudingskosten in aanmerking die betrekking hebben op de panden
met een (gedeeltelijke) woonfunctie. Instandhoudingskosten ten behoeve van een tot
het rijksmonument met een woonfunctie behorende tuin komen in aanmerking voor subsidie
voor zover de tuin in directe relatie staat tot de woonfunctie van het pand.
Om te bepalen welke werkzaamheden subsidiabel zijn, wordt aangesloten bij de bijlage van de Subsidieregeling instandhouding monumenten (hierna: de Sim), de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten (hierna: de Leidraad). Hoofdstuk 1.1, onderdeel f, van de Leidraad is hierbij niet
van toepassing. Ook hoeft er bij de aanvraag – anders dan bij de Sim – geen instandhoudingsplan
te worden ingediend om voor subsidie in aanmerking te komen (zie voor de aanvraagvereisten
nader paragraaf 6). Verder zijn de in de Leidraad om budgettaire redenen voor de Sim
niet subsidiabel gestelde kosten voor groene monumenten (onderhoudswerkzaamheden met
'prioriteit 2' en restauratiewerkzaamheden) wel subsidiabel op grond van dit beleidskader
als ze betrekking hebben op de tot een rijksmonument met een woonfunctie behorende
tuin. In de Leidraad wordt concreet aangegeven welke werkzaamheden subsidiabel zijn.
Hierbij geldt als algemeen uitgangspunt dat de werkzaamheden dienen te strekken tot
de instandhouding van het rijksmonument en zijn monumentale waarden, dat de werkzaamheden
sober en doelmatig en technisch noodzakelijk dienen te zijn, en dat de werkzaamheden
gericht dienen te zijn op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het
bijzonder historische materialen en constructies. Ook werkzaamheden gericht op het
voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade zijn subsidiabel. Men kan
daarbij denken aan schilderwerk, het herstel van voegen, het repareren of vervangen
van goten en afvoeren, het vervangen van kapotte dakpannen, of het herstel van scheuren
in het buitenpleisterwerk. De kosten van arbeidsuren van de eigenaar of een vrijwilliger
zijn niet subsidiabel (zie nader hoofdstuk 1.2, onder ‘Zelfwerkzaamheid’, en hoofdstuk
1.3, onder 01.04, van de Leidraad).
Particuliere eigenaren die in een bepaald jaar voor een rijksmonument voor meer dan
€ 70.000,– aan kosten subsidie aan willen vragen, kunnen voor aanvang van de werkzaamheden
de RCE vragen te beoordelen welk gedeelte van deze kosten subsidiabel is op grond
van de Leidraad. Voor een dergelijke beoordeling is in elk geval vereist dat er voldoende inzicht
wordt gegeven in de voorgenomen werkzaamheden en dat er een inspectierapport wordt
ingediend. Op www.cultureelerfgoed.nl wordt een formulier geplaatst waarvan hiervoor
gebruik kan worden gemaakt. Paragraaf 6 bevat de eisen die aan een inspectierapport
zijn gesteld. De beoordeling door de RCE heeft het karakter van een mededeling op
basis van de dan beschikbare gegevens en is derhalve niet vatbaar voor bezwaar of
beroep.
De subsidie bedraagt 38% van de subsidiabele kosten. Indien het beschikbare bedrag,
bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten,
in een bepaald kalenderjaar echter ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking
komende aanvragen toe te wijzen, wordt dit subsidiepercentage verlaagd tot het hoogst
mogelijke percentage waarvoor alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen binnen
de grenzen van het beschikbare bedrag kunnen worden toegekend.
Aanvragen komen niet voor subsidie in aanmerking voor zover voor de subsidiabele kosten
waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds een andere rijkssubsidie is verstrekt of
voor zover daarvoor reeds een lening van het NRF is ontvangen. Voor werkzaamheden
die in 2019 zijn uitgevoerd maar zijn betaald in 2018, kan geen subsidie worden aangevraagd.
Voor de uitgaven voor deze werkzaamheden is de fiscale aftrek over het jaar 2018 nog
van toepassing.
6. Subsidieaanvraag
Aanvragers kunnen een aanvraag indienen in de periode van 1 maart tot en met 30 april,
volgend op het kalenderjaar waarin de subsidiabele kosten zijn gemaakt. Aanvragen die worden ingediend buiten de aanvraagperiode worden afgewezen. Om te
bepalen in welk jaar de subsidiabele kosten zijn gemaakt, is de factuur bepalend.
Uit de factuur moet blijken in welk jaar de werkzaamheden zijn uitgevoerd.
Per jaar kan een particuliere eigenaar per rijksmonument ten hoogste één aanvraag
indienen. Hoewel per rijksmonument slechts eenmaal per jaar een aanvraag kan worden
gedaan, kunnen in die aanvraag vanzelfsprekend wel kosten worden opgenomen die zijn
gemaakt ten behoeve van meerdere werkzaamheden aan het rijksmonument in het jaar voorafgaand
aan de aanvraagperiode. Een particuliere eigenaar van meer dan één rijksmonument kan
voor alle rijksmonumenten één gezamenlijke aanvraag doen.
In de subsidieaanvraag dient door de aanvrager aan de hand van stukken te worden aangetoond
dat de subsidiabele kosten zijn gemaakt. Hierbij is vereist dat uit de aangeleverde
stukken voldoende duidelijk gespecificeerd blijkt welke kosten ten behoeve van welke
instandhoudingswerkzaamheden zijn gemaakt. De aanvrager kan dit aantonen met gespecificeerde
facturen van de werkzaamheden (bijvoorbeeld: facturen van aannemers, schilders, of
loodgieters). Een factuur met een generieke omschrijving (bijvoorbeeld een termijnfactuur)
is hierbij niet voldoende. In zo’n geval kan bij de factuur wel een getekende offerte
worden gevoegd, die een voldoende gespecificeerde omschrijving van de instandhoudingswerkzaamheden
bevat.
Indien in een aanvraag ten aanzien van een rijksmonument voor meer dan € 70.000,–
aan kosten is opgenomen, dient in aanvulling op de voornoemde stukken een adequaat
inspectierapport van dat rijksmonument bij de aanvraag te worden gevoegd. Dit aanvullende
vereiste geldt ongeacht of van deze kosten bij de beoordeling van de aanvraag ook
daadwerkelijk een bedrag van meer dan € 70.000,– als subsidiabel wordt aangemerkt.
Het inspectierapport dient een adequate beschrijving te bevatten van de technische
of fysieke staat van het rijksmonument voorafgaand aan de werkzaamheden waarvoor subsidie
wordt aangevraagd, en mag op het moment van de aanvraag daarom niet ouder zijn dan
vier jaar. Het inspectierapport dient ertoe inzicht te krijgen in de toenmalige staat
van het monument, en moet inzicht geven in de toenmalige gebreken van het monument
en tevens in de oorzaken en mogelijke gevolgen van die gebreken. Daarnaast dient het
inspectierapport adviezen te bevatten over de uit te voeren werkzaamheden in volgorde
van urgentie en over de termijn van uitvoering. Dit inspectierapport dient te zijn
opgesteld door een ter zake deskundige persoon of instantie. Indien sprake is van
een onderhoudsproject dat in of vóór 2019 is aangevangen, mag de eigenaar ook met
andere documenten dan een inspectierapport de noodzaak aantonen van de werkzaamheden
waarvoor subsidie wordt gevraagd.
Bij meerdere appartementen in één rijksmonument is het mogelijk dat de werkzaamheden
als geheel worden betaald door een vereniging van eigenaars, terwijl iedere afzonderlijke
appartementseigenaar in de betaling indirect een aandeel heeft. In zo’n geval is het
mogelijk dat de appartementseigenaar zelfstandig een aanvraag doet. Daarbij is het
enkel aanleveren van gespecificeerde facturen echter niet voldoende: aan de hand van
facturen kunnen immers wel de totale instandhoudingskosten worden beoordeeld, maar
niet welk aandeel in die kosten voor rekening komt van de individuele appartementseigenaar.
De appartementseigenaar dient in zo’n geval naast de facturen een verklaring van de
vereniging van eigenaars bij te sluiten waaruit duidelijk blijkt (i) wat de totale
kosten van de instandhoudingswerkzaamheden zijn, en (ii) welk aandeel van deze kosten
voor zijn rekening komt.
Een NSW-aandeelhouder dient bij zijn aanvraag te verklaren dat hij aandeelhouder is
van een NSW-NV of NSW-BV die voldoet aan de fiscale eisen, genoemd in artikel 23 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (zie nader paragraaf 3). Daarbij geldt – net als bij de voornoemde appartementseigenaren
– dat voor een NSW-aandeelhouder die zelfstandig een aanvraag doet het enkel aanleveren
van gespecificeerde facturen niet voldoende is. Een NSW-aandeelhouder dient tevens
in zijn aanvraag te specificeren (i) wat de totale kosten van de instandhoudingswerkzaamheden
zijn, en (ii) wat zijn aandeel is in de NSW-NV of NSW-BV, die het desbetreffende landgoed
in eigendom heeft.
Ten behoeve van het doen van de subsidieaanvraag is een online-portaal ingericht,
dat is te bereiken via www.cultureelerfgoed.nl. Een aanvraag wordt elektronisch ingediend
bij de RCE met gebruikmaking van het online-aanvraagformulier, dat op het portaal
beschikbaar is gesteld. Met gebruikmaking van het online-aanvraagformulier geeft de
aanvrager per factuur aan op welke kosten uit de Leidraad zijn aanvraag betrekking heeft.
7. Beoordeling
De RCE beoordeelt of de subsidieaanvraag volledig is (zie nader paragraaf 6). In dit
kader beoordeelt de RCE of uit de aanvraag en de bijgesloten stukken voldoende duidelijk
blijkt welke subsidiabele kosten zijn gemaakt, en wat de hoogte is van de gemaakte
subsidiabele kosten. Daarnaast beoordeelt de RCE – bij aanvragen die betrekking hebben
op meer dan € 70.000,– aan kosten – of een inspectierapport is bijgesloten dat voldoet
aan de eisen die daaraan in paragraaf 6 zijn gesteld.
In het kader van de beoordeling van de aanvraag kan de RCE nader onderzoek doen naar
de aanvraag. De RCE kan bijvoorbeeld bij de aanvrager aanvullende bescheiden opvragen
ter nadere ondersteuning van zijn aanvraag, zoals bankafschriften of andere betaalbewijzen,
facturen, overeenkomsten, of foto’s van vóór en na de verrichting van de werkzaamheden.
Het gaat om bescheiden waaruit blijkt dat de werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking
heeft zijn verricht en aan de hand waarvan kan worden beoordeeld in hoeverre de uitgevoerde
werkzaamheden subsidiabel zijn op grond van de Leidraad (zie nader paragraaf 5). De aanvrager dient ervoor te zorgen dat hij over deze documenten
en foto’s beschikt.
8. Afwijzingsgronden
Een aanvraag voor subsidie wordt afgewezen als niet wordt voldaan aan het bepaalde
in dit beleidskader. Aanvragen die worden ingediend buiten de aanvraagperiode worden
afgewezen.
9. Verlening, vaststelling en verantwoording
De RCE besluit namens de minister binnen 13 weken na de sluiting van de aanvraagperiode
op een subsidieaanvraag. Indien de aanvraag (al dan niet gedeeltelijk) wordt toegewezen,
wordt de subsidie door de RCE namens de minister in het op de aanvraag te nemen besluit
direct en zonder voorafgaande verlening vastgesteld. De subsidie wordt in één keer
uitbetaald door het NRF.
10. Caribisch Nederland
Dit beleidskader heeft geen betrekking op Caribisch Nederland.
11. Administratieve lasten
Met de uitvoering van deze regeling zijn administratieve lasten gemoeid voor particuliere
eigenaren. Onder administratieve lasten wordt verstaan: de kosten om te voldoen aan
informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van
de overheid.
Tot en met 2018 kon een particuliere eigenaar de onderhoudskosten van zijn rijksmonument
onder voorwaarden aftrekken in zijn aangifte inkomstenbelasting. Deze fiscale aftrek
van uitgaven voor monumentenpanden is met ingang van 1 januari 2019 vervallen. De
administratieve lasten voor de subsidieaanvraag op basis van dit beleidskader liggen
voor particuliere eigenaren iets hoger dan bij de vervallen fiscale monumentenaftrek
het geval was. De monumentenaftrek was onderdeel van de jaarlijks terugkerende aangifte
inkomstenbelasting, terwijl voor de subsidie op grond van dit beleidskader een afzonderlijke
aanvraag moet worden ingediend. Daarbij komt dat particuliere eigenaren – anders dan
bij de fiscale monumentenaftrek – bij hun subsidieaanvraag ook direct stukken moeten
aanleveren waaruit blijkt dat de subsidiabele kosten daadwerkelijk zijn gemaakt (zie
nader onder 6).
De bijkomende administratieve lasten voor particuliere eigenaren die minder dan € 70.000
aan kosten opvoeren zijn echter relatief gering. Naar verwachting zal een particuliere
eigenaar ongeveer één uur nodig hebben voor het aanvragen van subsidie op grond van
dit beleidskader. Het gaat hierbij primair om het invullen van het online-aanvraagformulier,
maar ook om het eventueel op verzoek aanleveren van aanvullende documenten ter nadere
ondersteuning van de aanvraag. Uitgaande van een verwacht aantal aanvragen van 13.000
per kalenderjaar bedragen de totale administratieve lasten per kalenderjaar 13.000
x € 15 (uurtarief) x 1 (uur) = € 195.000.
De administratieve lasten voor particuliere eigenaren die meer dan € 70.000 aan kosten
opvoeren zijn iets hoger. In het geval een particuliere eigenaar nog geen inspectierapport
heeft, dient hij of zij dat rapport op te laten stellen. Dit zal naar verwachting
ongeveer vijf uur tijd kosten. Het gaat hierbij primair om de opdrachtverlening (offertes
opvragen, opdracht geven). Het gaat niet om het daadwerkelijk opstellen van het rapport
zelf door een ter zake deskundige persoon of instantie. Uitgaande van een verwacht
aantal aanvragen van 250 per kalenderjaar bedragen de totale administratieve lasten
per kalenderjaar 250 x € 15 (uurtarief) x 5 (uur) = € 18.750.
12. Uitvoeringstoets
De RCE heeft dit beleidskader als uitvoerbaar beoordeeld.