5.3. De niet structurele terbeschikkingstelling van onderwijzend personeel
[Regeling vervallen per 16-07-2022]
De vrijstelling van btw voor het verzorgen van onderwijs (artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de wet) geldt ook voor de diensten die daarmee nauw samenhangen.
Het ter beschikking stellen door onderwijsinstellingen van onderwijzend personeel
is onder voorwaarden aan te merken als een nauw met het verzorgen van onderwijs samenhangende
prestatie.
Er is sprake van een nauw met het verzorgen van onderwijs samenhangende prestatie
als:
-
a. de uitlenende onderwijsinstelling voor zijn hoofdprestatie de vrijstelling toepast
van artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de wet;
-
b. de inlener het personeelslid inzet voor prestaties als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de wet;
-
c. de terbeschikkingstelling van het personeelslid onontbeerlijk is voor het verrichten
van de vrijgestelde prestaties. De inlener hoeft daarbij niet steeds zelf een onderwijsinstelling
te zijn; en
-
d. de terbeschikkingstelling er niet in hoofdzaak toe strekt extra opbrengsten te verkrijgen
met prestaties die worden verricht in rechtstreekse mededinging met commerciële ondernemers
die aan de heffing van btw zijn onderworpen.
Aangenomen kan worden dat aan voorwaarde d. is voldaan als de vergoeding voor het
ter beschikking stellen van het personeelslid beperkt blijft tot de brutoloonkosten
van dat betrokken personeelslid. Tevens geldt dat het berekenen van een redelijke
kostenvergoeding voor de werkzaamheden die zijn verbonden aan het optreden als formeel
werkgever geen belemmering vormt om de btw-heffing buiten toepassing te laten. Als
de uitlener extra opbrengsten verwerft dan is btw-heffing aan de orde als met de terbeschikkingstelling
in concurrentie wordt getreden met commerciële ondernemers die vergelijkbaar personeel
ter beschikking stellen.
ad c. De terbeschikkingstelling is onontbeerlijk voor het verzorgen van onderwijs
Aan deze voorwaarde is voldaan als zonder de terbeschikkingstelling van het onderwijzend
personeel niet hetzelfde niveau en dezelfde kwaliteit van het onderwijs is verzekerd.
Het ter beschikking gestelde onderwijzend personeel moet beschikken over een zodanig
kwalificatieniveau dat de inlenende onderwijsinstelling daarmee kan voldoen aan haar
onderwijsverplichting. De Hoge Raad heeft met de beslissing in het CITO-arrest een
nadere invulling gegeven aan de voorwaarde. In dat arrest heeft de Hoge Raad beslist
dat binnen het Nederlandse onderwijsstelsel de kennis en ervaring die de docenten
van erkende onderwijsinstellingen in de dagelijkse praktijk opdoen bij het geven van
onderwijs van groot belang worden geacht bij het ontwikkelen en opstellen door CITO
van de landelijke eindexamens ter afsluiting van (en daarom ook deel uitmakend van)
het voortgezet onderwijs. Het door onderwijsinstellingen voor dat doel ter beschikking
stellen van in dienst zijnde docenten aan CITO waarborgt de kwaliteit van de eindexamens
en optimaliseert de wijze waarop de examens tot stand komen. Aangezien eindexamens
een niet weg te denken onderdeel vormen van het voortgezet onderwijs moeten dergelijke
onderwijsondersteunende diensten worden aangemerkt als nauw met onderwijs samenhangende
diensten. Aan de voorwaarde kan ook zijn voldaan als een directeur (met onderwijsbevoegdheid)
van een basisschool wordt uitgeleend aan een andere basisschool.
ad d. De terbeschikkingstelling strekt niet in hoofdzaak tot het verkrijgen van extra
opbrengsten
Met betrekking tot deze voorwaarde heeft het Hof Den Haag vastgesteld dat de terbeschikkingstelling van leraren door het Horizon College onder
de daar genoemde omstandigheden er niet in hoofdzaak toe strekt haar extra opbrengsten
te verschaffen door de uitvoering van handelingen die worden verricht in rechtstreekse
mededinging met die van commerciële ondernemingen die aan heffing van btw zijn onderworpen.
Op grond van deze beslissing ben ik van mening dat een onderwijsinstelling die onderwijzend
personeel ter beschikking stelt daarmee in ieder geval niet in hoofdzaak de bedoeling
heeft extra opbrengsten te verwerven als:
-
1. het ter beschikking stellen van dat personeel een bijkomende activiteit is van de
uitlenende onderwijsinstelling. Daarbij wordt het onderwijzend personeel dat naar
verwachting niet (volledig) kan worden ingezet voor de primaire onderwijsactiviteit
van die instelling tegen vergoeding ter beschikking gesteld aan een andere onderwijsinstelling.
Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als het onderwijzend personeel ten opzichte van
het leerlingenaantal boventallig is of als het onderwijzend personeel ter beschikking
wordt gesteld in het kader van een gezamenlijk onderwijsproject;
-
2. het aantal ter beschikking gestelde personeelsleden gering is ten opzichte van het
totale aantal personeelsleden dat onderwijs geeft bij de uitlenende instelling; en
-
3. de vergoeding voor het ter beschikking stellen van het personeelslid beperkt blijft
tot de brutoloonkosten van dat personeelslid (met inachtneming van hetgeen hierover
is opgemerkt onder voorwaarde d.).