Taak directeur en plaatsvervangend directeur
Artikel 2. Taakopdracht directeur
Artikel 3. Algemene verantwoordelijkheden directeur Politieacademie
De directeur heeft, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de wet, onder meer
de volgende verantwoordelijkheden ten aanzien van de Politieacademie:
-
1. hij is belast met de leiding van de Politieacademie;
-
2. hij vertegenwoordigt de Politieacademie in en buiten rechte;
-
3. op hem rusten de verplichtingen die wet- en regelgeving opleggen aan de Politieacademie;
-
4. hij is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van de Politieacademie;
-
5. hij is verantwoordelijk voor de organisatie en de instandhouding van de Politieacademie;
-
6. hij ziet toe op het functioneren van de sectorhoofden en teamchefs en bevordert de
synergie tussen de sectoren en de teams;
-
7. hij voert het overleg met de Ondernemingsraad van de Politieacademie.
Artikel 4. Taakverdeling en onderlinge werkwijze directeur – plaatsvervangend directeur
-
3 De directeur en zijn plaatsvervanger komen een onderlinge taak- en portefeuilleverdeling
overeen, onverminderd de verantwoordelijkheid van de directeur. Zij streven naar onderlinge
consensus bij de uitoefening van hun taken; als consensus ontbreekt, beslist de directeur.
Artikel 5. Nevenfuncties directeur en plaatsvervangend directeur
Artikel 6. Taakuitoefening; advisering door Raad van Advies Politieacademie
-
2 De Raad van Advies van de Politieacademie adviseert de directeur van de Politieacademie
en zijn plaatsvervanger desgevraagd of uit eigen beweging over de taakuitvoering door
de Politieacademie, in de zin van de Politiewet 2012. Daarnaast fungeert de Raad van Advies als klankbord voor de directeur en de plaatsvervangend
directeur van de Politieacademie.
Artikel 7. Periodiek overleg directeur Politieacademie – Korpschef – Minister
De directeur, de Korpschef en de Minister van Justitie en Veiligheid voeren ten minste
viermaal per jaar overleg onder meer over:
-
• het pakket van Politieonderwijs en de ontwikkelingen daarbinnen;
-
• de ontwikkelingen binnen de Politie en de rol van onderwijs en onderzoek daarbij;
-
• de kwaliteit van uitvoering van het Politieonderwijs;
-
• de uitvoering van de Strategische Onderzoeksagenda;
-
• de meerjarige en jaarlijkse onderwijsbehoefte van het Korps en van derden-afnemers;
-
• de daarop gebaseerde behoefte aan mensen en middelen van de Politieacademie.
Artikel 8. Overleg Korpsleiding – Politiechefs – Directeuren Korpsstaven
De directeur onderhoudt het contact en voert periodiek overleg met:
-
• de Korpsleiding;
-
• de regionale Politiechefs, ook in hun hoedanigheid van landelijke portefeuillehouders;
-
• de directeuren van de landelijke Korpsstaven;
-
• onder meer over:
-
• de kwalitatieve en kwantitatieve opleidingsbehoefte van het Korps;
-
• de behoefte van de Politieacademie aan de mensen en middelen die de Korpsleiding aan
de Politieacademie dient te verschaffen om haar in staat te stellen om haar taken
uit te voeren;
-
• en in de opleidingsbehoefte van het Korps te voorzien;
-
• de samenwerking met de Politie bij het werkend leren;
-
• het onderlinge samenspel tussen Korps en de Politieacademie.
-
• De directeur en zijn plaatsvervanger voeren de overleggen in dit verband in de regel
gezamenlijk.
Artikel 9. Politieonderwijsraad
De directeur en zijn plaatsvervanger hebben beiden als lid zitting in de Politieonderwijsraad.
Artikel 10. Inspectie Justitie en Veiligheid
Artikel 11. Strategische samenwerkingsrelaties
De directeur onderhoudt namens de Politieacademie de strategische samenwerkingsrelaties
ten behoeve van gezamenlijke onderwijs- en kennisontwikkeling en -uitvoering, met
name met:
-
• andere onderwijs- en kennisinstellingen in het veiligheidsdomein;
-
• reguliere onderwijsinstellingen (ROC’s, Hogescholen en Universiteiten) en hun landelijke
koepelorganisaties;
-
• buitenlandse collega instellingen voor Politieonderwijs en -onderzoek.
Hij gaat waar nodig samenwerkingsovereenkomsten met deze instellingen aan. De directeur
van de Politieacademie neemt bij het aangaan van samenwerkingsovereenkomsten de daartoe
in de Kaderwet ZBO’s en de Politiewet 2012 gestelde voorwaarden in acht.
De directeur is verantwoordelijk voor de relatie met alle extern belanghebbenden van
de Politieacademie en neemt besluiten met inachtneming van de effecten voor externe
belanghebbenden.
Artikel 12. Algemene bevoegdheden directeur Politieacademie
De directeur heeft, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de wet, onder meer
de volgende algemene bevoegdheden ten aanzien van de Politieacademie:
-
1. hij stelt het bestuursreglement van de Politieacademie vast;
-
2. hij stelt het inrichtingsplan van de Politieacademie vast met daarin onder meer de
organisatiestructuur en formatie van de organisatie-eenheden van de Politieacademie;
-
3. hij stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een meerjarig beleidsplan voor de Politieacademie
vast;
-
4. hij stelt jaarlijks vóór 1 juni het jaarplan vast, waarin het meerjarig beleid is
geconcretiseerd;
-
5. hij stelt jaarlijks vóór 15 maart het jaarverslag en van de Politieacademie vast,
waarin hij verantwoording aflegt over de uitvoering van de taken van de Politieacademie
en de daarbij behaalde resultaten en tevens verantwoording aflegt over de inzet van
de aan de Politieacademie ter beschikking gestelde sterkte en middelen;
-
6. hij stelt jaarlijks vóór 1 april de begroting van de Politieacademie vast en legt
die aan de Minister ter goedkeuring voor;
-
7. hij legt drie tot vier keer per jaar door middel van managementrapportages verantwoording
af aan de Minister over de taakuitvoering, over de uitvoering van het jaarplan en
over de omvang en inzet van de sterkte en middelen die feitelijk ter beschikking zijn
gesteld.
De directeur geeft relevante belanghebbenden inzicht in de realisatie van het beleid
van de Politieacademie en de behaalde resultaten bij de taakuitvoering door de Politieacademie.
Artikel 13. Bevoegdheden directeur ten aanzien van het Politieonderwijs
De directeur heeft, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de wet, onder meer
de volgende bevoegdheden ten aanzien van het Politieonderwijs:
-
1. hij stelt jaarlijks het onderwijsassortiment van de Politieacademie vast;
-
2. hij zorgt voor de aanleg, het beheer en de bekendmaking van een register Politieopleidingen,
waarin de relatie met de kwalificatiestructuur en de onderliggende kwalificatiedossiers
van de Politieopleidingen zijn opgenomen;
-
3. hij stelt de studieduur van de politieopleidingen vast met inachtneming van de eisen
in de Politiewet 2012 ten aanzien van het opleidingsniveau;
-
4. hij zorgt ervoor dat de politieopleidingen zodanig zijn ingericht dat de studenten
de kwalificaties binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken en dat het onderwijsprogramma
evenwichtig is ingedeeld;
-
5. hij stelt jaarlijks een Onderwijs- en Examenregeling vast, per opleiding of groep
van opleidingen, en maakt die bekend;
-
6. hij stelt de vormgeving van de systematische kwaliteitszorg van het Politieonderwijs
vast, onder meer door vaststelling en bijstelling van het kwaliteitsdossier Politieacademie;
-
7. hij stelt de kwaliteitseisen voor het Politieonderwijs vast;
-
8. hij ziet toe op de naleving van de kwaliteitseisen die gelden voor de leerwerkplekken
van studenten en voor de begeleiding van studenten, in overleg met de Korpschef;
-
9. hij zorgt voor een regelmatige beoordeling van de kwaliteit van het Politieonderwijs
mede door onafhankelijke deskundigen of instellingen. Hij betrekt daarbij het Korps
en de studenten.
Artikel 14. Bevoegdheden directeur ten aanzien van de examens
De directeur heeft, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de wet, onder meer
de volgende bevoegdheden ten aanzien van de examens van het Politieonderwijs:
-
1. hij geeft de studenten gelegenheid een examen af te leggen;
-
2. hij stelt de examencommissie(s) in en benoemt haar leden;
-
3. de examencommissie reikt een diploma, deeldiploma of certificaat uit, als bewijs dat
een examen met goed gevolg is afgelegd, nadat de directeur van de Politieacademie
heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor uitreiking is voldaan;
-
4. hij stelt een commissie van beroep voor de examens in en benoemt haar leden;
-
5. hij stelt jaarlijks een Onderwijs- en Examenregeling vast, per opleiding of groep
van opleidingen, en maakt die bekend.
Artikel 15. Bevoegdheden directeur ten aanzien van kennis en onderzoek
Artikel 16. Bevoegdheden directeur Politieacademie en aanzien van personeel
De directeur heeft, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de wet, onder meer
de volgende bevoegdheden ten aanzien van het personeel:
-
1. hij heeft het gezag over de medewerkers die de Korpschef aan de Politieacademie ter
beschikking heeft gesteld voor de uitvoering van de Politieacademie taken en stuurt
deze functioneel aan. De medewerkers leggen over hun werkzaamheden uitsluitend aan
hem verantwoording af. Dit geldt zowel voor de personen die zijn aangesteld bij het
korps als voor de personen die door het korps worden ingehuurd ten behoeve van de
Politieacademie;
-
2. hij heeft het recht van aanbeveling en instemming bij de selectie en aanstelling van
medewerkers en het recht van instemming bij de beëindiging van het feitelijk ter beschikking
stellen van medewerkers die werkzaam zijn ten behoeve van de uitvoering van taken
van de Politieacademie en binnen de staf van de Politieacademie;
-
3. hij stelt vast aan welke kwaliteitseisen deze medewerkers moeten voldoen;
-
4. hij zorgt ervoor voor dat de medewerkers die werkzaam zijn ten behoeve van de uitvoering
van de taken van de Politieacademie en binnen de staf van de Politieacademie de gelegenheid
krijgen de rechten en verplichtingen na te komen die verbonden zijn aan hun aanstelling
als ambtenaar van Politie;
-
5. hij zorgt voor de behandeling van klachten over gedragingen van medewerkers die werkzaam
zijn ten behoeve van de uitvoering van taken van de Politieacademie en binnen de staf
van de Politieacademie.
Artikel 17. Bevoegdheden directeur Politieacademie ten aanzien het beheer
De directeur heeft, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de wet, onder meer
de volgende bevoegdheden ten aanzien van de ondersteunende middelen en diensten die
de Korpschef aan de Politieacademie ter beschikking stelt voor de uitvoering van haar
taken:
-
1. hij verstrekt jaarlijks vóór 1 april aan de Minister, in afschrift aan de Korpschef,
een opgave van sterkte en middelen die de Politieacademie nodig heeft om te voorzien
in de totale meerjarige behoefte aan onderwijs, kennis en onderzoek van het Korps;
-
2. hij inventariseert jaarlijks de onderwijsbehoefte van de Koninklijke Marechaussee
en de Rijksrecherche en van andere door de Minister aangewezen organisaties die een
publiekrechtelijke taak uitoefenen op het terrein van politie, justitie en veiligheid,
alsmede van het Korps Politie Caribisch Nederland (KPCN) en doet opgave van sterkte
en middelen die de Politieacademie nodig heeft om te voorzien in die behoefte;
-
3. hij geeft jaarlijks aan welke specifieke eisen op het gebied van bedrijfsvoering er
zijn, die voortvloeien uit de taken van de Politieacademie en die daaraan ten dienste
staan;
-
4. hij heeft het recht van instemming bij de selectie van de middelen voor de uitvoering
van de taken van de Politieacademie en bij de beëindiging van de ter beschikkingstelling
daarvan.
Organisatorische inrichting en sturing Politieacademie
Artikel 18. Indeling Sectoren
De Politieacademie is onderverdeeld in de volgende sectoren:
-
• Basis Politie Onderwijs (BPO);
-
• Vakspecialistisch Politie Onderwijs (VPO);
-
• Kennis & Onderzoek (K&O);
-
• Staf.
Artikel 19. Sectorhoofden
Artikel 20. Algemene verantwoordelijkheden sectorhoofden
De sectorhoofden hebben de volgende algemene verantwoordelijkheden:
-
1. zij zijn belast met de dagelijkse leiding van de sector;
-
2. zij bevorderen de synergie en samenhang tussen het onderwijs, kennis en onderzoek
en de stafondersteuning binnen de Politieacademie;
-
3. zij zien toe op het functioneren van de teamchefs en bevorderen de synergie tussen
de teams;
-
4. zij maken een optimale uitvoering van het politieonderwijs in de teams mogelijk;
-
5. zij zien toe op het functioneren van de systematische kwaliteitszorg binnen de teams;
-
6. zij zorgen voor een samenhangende ontwikkeling van nieuw politieonderwijs op basis
van behoeftestelling door de Korpschef.
Besluiten van de sectorhoofden moeten passen binnen de Politieacademie brede kaders,
zoals door de directeur vastgesteld.
Artikel 21. Hoofd bedrijfsvoering Politieacademie
-
1 Binnen de Politieacademie is een hoofd bedrijfsvoering onder het gezag van de directeur
belast met het formuleren van de behoefte aan personeel, middelen en bedrijfsvoering(sdiensten)
die de Politieacademie nodig heeft voor de uitvoering van haar taken. De directeur
Politieacademie stelt deze behoefte vast.
Artikel 22. Jaarafspraken directeur – sectorhoofden
-
2 De directeur maakt jaarlijks met de sectorhoofden en met het hoofd bedrijfsvoering
afspraken over de door de hen te behalen resultaten en toegewezen middelen. De sectorhoofden
en het hoofd bedrijfsvoering werken daartoe het meerjarig beleidsplan en het jaarplan
van de Politieacademie uit in resultaat- en werkafspraken voor de sector, vast te
stellen door de directeur.
Artikel 23. Management team Politieacademie
Artikel 24. Indeling teams
Elke sector is onderverdeeld in teams. Het door de directeur vastgestelde inrichtingsplan
van de Politieacademie bevat de verdeling in teams. De teams staan onder leiding van
één of meer teamchefs.
Artikel 25. Algemene verantwoordelijkheden teamchefs
De teamchefs hebben de volgende algemene verantwoordelijkheden:
-
• zij zijn resultaatsverantwoordelijk voor de kwaliteit van de taakuitvoering, waaronder
de uitvoering van het onderwijs en de uitvoering van het onderzoeksprogramma;
-
• zij zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling van nieuw onderwijs volgens de gestelde
behoefte van het Korps;
-
• zij werken samen met andere onderzoeks- en kennisinstituten bij de taakuitvoering;
-
• zij werken samen met de eenheden en de landelijke portefeuillehouders bij de taakuitvoering;
-
• zij meten de kwaliteit van de taakuitvoering en leggen daarover verantwoording af;
-
• zij sturen de medewerkers van het team aan en dragen zorg voor hen;
-
• zij dragen zorg voor de samenwerking van het team met andere teams en sectoren;
-
• zij dragen bij aan de ontwikkeling en innovatie van het politievak;
-
• zij dragen zorg voor de overdracht van kennis naar het politieonderwijs en de politiepraktijk.
Artikel 26. Bevoegdheden sectorhoofden en teamchefs ten aanzien van personeel en beheer
De sectorhoofden en teamchefs oefenen ten aanzien van personeel en financiën de beheersbevoegdheden
uit, zoals hen zijn toegekend in de geldende mandaatregeling.
Artikel 27. Bevoegdheden sectorhoofden en teamchefs onderwijs ten aanzien van het
Politieonderwijs
De bevoegdheden van sectorhoofden en teamchefs oefenen ten aanzien van het Politieonderwijs
en de examinering de bevoegdheden uit, zoals toegekend in de jaarlijks door de directeur
vastgestelde Onderwijs- en Examenregeling.
Artikel 28. Bevoegdheden ten aanzien van financiële middelen Politieacademie
De directeur van de Politieacademie stelt een mandaatregeling vast voor de bevoegdheid
tot besteding van de (financiële) middelen die ingevolge de Politiewet 2012 in de rechtspersoon zijn ondergebracht.
Artikel 29. Wijziging reglement
Wijziging van dit reglement vindt plaats door de directeur.
Artikel 30. Inwerkingtreding
Dit reglement wordt aangehaald als: Bestuursreglement Politieacademie.
Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.