3. Winstgrenzen worden één keer per jaar beoordeeld, ook bij eindafrekeningswinst
[Regeling vervallen per 31-03-2022 met terugwerkende kracht tot en met 10-03-2022]
Als een stichting of vereniging belastingplichtig is en vervolgens vanaf enig jaar
wordt vrijgesteld, betekent dit dat er een sfeerovergang plaatsvindt van de belaste
naar de onbelaste sfeer. Het gevolg hiervan is dat er een eindafrekening moet plaatsvinden.
Deze eindafrekeningswinst moet worden opgenomen in de belaste winst van het jaar dat
aan het vrijgestelde jaar voorafgaat. Eindafrekeningswinst kan ook ontstaan doordat
een stichting of vereniging de onderneming staakt, bijvoorbeeld door verkoop van de
onderneming.
In beide situaties vindt de beoordeling of de winst van de stichting of vereniging
in een jaar beneden de winstgrenzen blijft maar eenmaal plaats.
Van belang is in dit verband onderscheid te maken tussen (I) de situatie waarin de
stichting of vereniging in een jaar ophoudt belastbare winst te genieten doordat zij
haar activiteiten staakt en (II) de situatie waarin de stichting of vereniging ophoudt
belastingplichtig te zijn doordat de winsten van de stichting of vereniging beneden
de winstgrenzen van artikel 6 Wet Vpb blijven.
In situatie I (staking activiteiten) ontstaat de eindafrekeningswinst als gevolg van
de staking van de onderneming. Vervolgens moet (eenmaal) worden beoordeeld of de stichting
of vereniging beneden de winstgrenzen blijft.
In situatie II (winst beneden winstgrenzen) ontstaat de eindafrekeningswinst doordat
de winst van de stichting of vereniging beneden de winstgrenzen is gebleven en daardoor
is vrijgesteld. De (eenmalige) beoordeling van de winstgrenzen heeft al plaatsgevonden.
De uit de vrijstelling voortvloeiende eindafrekeningswinst kan op die beoordeling
geen invloed meer hebben.
Voorbeeld 5. Eindafrekeningswinst door staking (I)
Een stichting drijft een onderneming en heeft in een reeks van jaren de volgende winsten
behaald:
Jaar 1:
|
€ 17.500
|
(niet-vrijgesteld)
|
Jaar 2:
|
€ 19.000
|
(niet-vrijgesteld)
|
Jaar 3:
|
€ 35.000
|
(niet-vrijgesteld)
|
Jaar 4:
|
€ 21.000
|
(niet-vrijgesteld)
|
Halverwege jaar 5 worden de ondernemingsactiviteiten beëindigd. De staking van de
ondernemingsactiviteiten leidt tot een eindafrekening over de aanwezige goodwill,
stille en fiscale reserves van de desbetreffende onderneming. Deze eindafrekeningswinst
wordt meegenomen in het resultaat van jaar 5. Stel dat de winst over het eerste halfjaar
-/- € 2.500 bedraagt en de eindafrekeningswinst € 65.000 is. De conclusie is dan dat
de vrijstelling niet van toepassing is in jaar 5, omdat de winst van het jaar zelf
(-/- € 2.500 + € 65.000) meer bedraagt dan € 15.000 en tezamen met de winsten van
de vier voorafgaande jaren meer bedraagt dan € 75.000.
Voorbeeld 6. Eindafrekeningswinst door intreden vrijstelling (II)
Een stichting heeft tijdig verzocht de vrijstelling achterwege te laten in jaar 1. Met ingang van jaar 6 zegt de stichting deze regeling op de juiste wijze weer op. In een tot het ondernemingsvermogen behorend pand zit aan het einde van jaar 5 een
stille reserve van € 20.000.
De stichting heeft de volgende winsten behaald:
Jaar 1:
|
-/-
|
€ 2.000
|
(op verzoek niet-vrijgesteld)
|
Jaar 2:
|
|
€ 16.000
|
(
|
,,
|
)
|
|
Jaar 3:
|
|
€ 9.000
|
(
|
,,
|
)
|
|
Jaar 4:
|
|
€ 18.000
|
(
|
,,
|
)
|
|
Jaar 5:
|
|
€ 15.000
|
(
|
,,
|
)
|
|
Jaar 6:
|
|
€ 16.000
|
(vrijgesteld)
|
|
Voor de vraag of de stichting in jaar 6 subjectief is vrijgesteld, wordt eerst de
winst van jaar 6 in beschouwing genomen. Die winst bedraagt meer dan € 15.000 dus
op grond daarvan geldt geen vrijstelling op grond van de eerste winstgrens. Vervolgens
moet worden beoordeeld of de winst van jaar 6 samen met de vier voorafgaande jaren
niet meer dan € 75.000 bedraagt. Dat is het geval: de winsten van de jaren 2 t/m 6
bedragen opgeteld € 74.000. De stichting is dus vrijgesteld in jaar 6.
De vrijstelling heeft tot gevolg dat er een eindafrekening plaatsvindt in het laatste
belaste jaar, jaar 5 in dit voorbeeld. Doordat de stille reserves in de onderneming
ultimo jaar 5 € 20.000 bedragen, is de winst in jaar 5 geen € 15.000 maar € 35.000
(€ 15.000 + stille reserve € 20.000). Als nu jaar 6 opnieuw zou moeten worden beoordeeld,
zou de subjectieve vrijstelling niet van toepassing zijn omdat de winsten van de jaren
2 tot en met 6 nu meer dan € 75.000 bedragen (namelijk € 94.000). Gevolg daarvan zou
zijn dat er geen eindafrekening behoeft plaats te vinden in jaar 5 en dat zonder eindafrekening
de subjectieve vrijstelling alsnog van toepassing zou zijn. Om deze reden blijft de
eindafrekeningswinst buiten beschouwing bij de beoordeling van de vraag of aan de
winstgrenzen is voldaan. Met andere woorden, er wordt maar eenmaal beoordeeld of de
subjectieve vrijstelling van toepassing is. Dat betekent dat de stichting in jaar
6 is vrijgesteld en dat er een eindafrekening over de stille reserves in jaar 5 moet
plaatsvinden.