Beleidsregel experimenten vergaand geautomatiseerd varen rijksvaarwegen

Geraadpleegd op 04-10-2024.
Geldend van 01-10-2018 t/m heden

Beleidsregel van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 12 september 2018, nr. IENW/BSK-2018/183049, houdende vaststelling van regels voor experimenten in het kader van vergaand geautomatiseerd varen op rijksvaarwegen (Beleidsregel experimenten vergaand geautomatiseerd varen rijksvaarwegen)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 1.23 van het Binnenvaartpolitiereglement en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepalingen en reikwijdte

  • 1 In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • experiment: tijdelijke mogelijkheid om met een schip een praktijktest met vergaand geautomatiseerd varen uit te voeren;

    • experimenteerpartij: natuurlijk persoon of rechtspersoon die toestemming heeft gekregen om een experiment uit te voeren;

    • experimenteerplan: plan als bedoeld in artikel 2, derde lid;

    • rijksvaarweg: Nederlandse vaarweg waarvoor het Rijk de bevoegde autoriteit is;

    • toestemming: besluit als bedoeld in artikel 1.23 van het Binnenvaartpolitiereglement op grond waarvan een experiment mag worden uitgevoerd;

    • vergaand geautomatiseerd varen: varen met een schip waarbij bepaalde menselijke taken worden overgenomen door één of meerdere geautomatiseerde toepassingen.

  • 2 Deze beleidsregel is van toepassing op een experiment waarbij met een schip vergaand geautomatiseerd wordt gevaren en door de te testen geautomatiseerde toepassing de veiligheid of het vlotte verloop van de scheepvaart in gevaar kan worden gebracht.

  • 3 Er worden geen experimenten met watervliegtuigen toegestaan.

Artikel 2. Aanvraag

  • 1 Een natuurlijk persoon of rechtspersoon kan een aanvraag voor een toestemming indienen bij de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat.

  • 2 Een toestemming kan uitsluitend worden aangevraagd voor een experiment op één of meerdere rijksvaarwegen.

  • 3 Ten behoeve van de aanvraag wordt een experimenteerplan opgesteld. In dit plan wordt ten minste een beschrijving opgenomen van:

    • a. het schip waarmee het experiment wordt uitgevoerd, met inbegrip van het ontwerp, een afbeelding en voor zover beschikbaar het identificatienummer van het schip;

    • b. de ambitie en achtergrond van het experiment;

    • c. het doel van en de werkmethode gedurende het experiment, met inbegrip van de wijze en het niveau van automatisering van het schip gedurende het experiment;

    • d. de directe omgeving van de locatie of het traject waarop het wenselijk is het experiment te laten plaatsvinden, met inbegrip van de verwachte omstandigheden en aandachtspunten;

    • e. de functies, opleiding en kennis, mede ten aanzien van de te testen geautomatiseerde toepassing, van de bemanningsleden aan boord en eventuele andere personen die, al dan niet op een andere locatie, meewerken aan het experiment;

    • f. indien van toepassing, de lading dan wel het aantal passagiers dat gedurende het experiment aan boord zal zijn;

    • g. de verwachte risico’s gedurende het experiment en de getroffen maatregelen om die risico’s te minimaliseren;

    • h. de zichtbaarheid van het schip gedurende het experiment; en

    • i. eventuele eerder uitgevoerde testen of experimenten en uitkomsten daarvan.

Artikel 3. Aanvraagprocedure

  • 1 Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het door de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

  • 2 Bij de aanvraag worden ten minste de volgende gegevens aangeleverd:

    • a. de naam en bijbehorende contactgegevens van eigenaar van het schip;

    • b. de naam en bijbehorende contactgegevens van de verantwoordelijke of verantwoordelijken voor het schip gedurende het experiment;

    • c. de afmetingen en het gewicht onderscheidenlijk tonnage van het schip waarmee het experiment wordt uitgevoerd;

    • d. de duur en het tijdstip waarbinnen het experiment gewenst is;

    • e. de locatie of het traject waarop het wenselijk is het experiment te laten plaatsvinden;

    • f. het land van registratie van het schip;

    • g. het aantal bemanningsleden dat gedurende het experiment op het schip aanwezig zal zijn;

    • h. informatie omtrent de verzekering van het schip gedurende het experiment;

    • i. het experimenteerplan; en

    • j. indien van toepassing, de certificaten behorende bij het schip.

Artikel 4. Beoordeling van de aanvraag

  • 1 In het kader van de aanvraag wordt beoordeeld of de maatregelen die worden genomen om de veiligheid te waarborgen en het vlotte verloop van de scheepvaart niet in gevaar te brengen, waarbij in ieder geval in aanmerking wordt genomen:

    • a. de locatie of het traject van het experiment;

    • b. de duur en het tijdstip van het experiment; en

    • c. de verwachte omstandigheden gedurende het experiment.

  • 2 Indien nodig kan het schip, in het kader van de beoordeling van de aanvraag worden geïnspecteerd.

Artikel 5. Toestemming

  • 1 De Directeur-Generaal Rijkswaterstaat verleent de toestemming indien uit de aanvraag blijkt dat:

    • a. in het geval van een defect of storing in de te testen geautomatiseerde toepassing het mogelijk is te allen tijde om de handelingen op andere wijze uit te voeren en indien nodig om het schip op veilige wijze te onttrekken aan het verkeer; en

    • b. de bemanningsleden aan boord en eventuele andere personen die, al dan niet op een andere locatie, meewerken aan het experiment beschikken over voldoende en juiste kennis ten aanzien van de te testen geautomatiseerde toepassing.

  • 2 In de toestemming van de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat wordt in ieder geval opgenomen:

    • a. informatie over het schip waarmee het experiment wordt uitgevoerd;

    • b. contactgegevens van de verantwoordelijke of verantwoordelijken voor het schip gedurende het experiment;

    • c. locatie of traject waar het experiment mag plaatsvinden;

    • d. ingangsdatum en einddatum van het experiment;

    • e. dat de experimenteerpartij een verzoek tot verlenging van het experiment als bedoeld in artikel 8, kan indienen, en

    • f. hoeveelheid, samenstelling of de locatie van de personen die meewerken aan het experiment, met inbegrip van de bemanningsleden.

  • 3 Aan de toestemming worden in ieder geval de volgende voorschriften verbonden:

    • a. de toestemming kan op verzoek gedurende het experiment te allen tijde worden getoond;

    • b. de verantwoordelijke voor het schip gedurende het experiment controleert voor de start van elk onderdeel van het experiment of het schip, de te testen geautomatiseerde toepassing en de voorziene veiligheidsmaatregelen adequaat werken;

    • c. de verantwoordelijke voor het schip gedurende het experiment is te allen tijde in staat het schip te voeren;

    • d. indien het gedurende het experiment nodig was om in te grijpen, onder andere ten gevolge van een defect of storing, wordt de te testen geautomatiseerde toepassing gecontroleerd en worden er, indien nodig, aanpassingen gedaan; en

    • e. de verantwoordelijke voor het schip gedurende het experiment meldt ieder ingrijpen gedurende een experiment onverwijld aan de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat. Daarbij wordt tevens gemeld op welke wijze is ingegrepen en op welke wijze is vastgesteld dat het defect of de storing zich naar alle waarschijnlijk niet wederom kan plaatsvinden.

  • 4 Aan de toestemming kunnen aanvullende voorschriften worden gesteld die nodig worden geacht voor de uitvoering van het experiment. Deze aanvullende voorschriften worden tevens opgenomen in de toestemming.

Artikel 6. Beëindiging van het experiment

  • 1 Het experiment eindigt op de einddatum opgenomen in de toestemming, tenzij door de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat overeenkomstig artikel 8 wordt ingestemd met een verlenging tot de nader vastgestelde datum.

  • 2 Indien de experimenteerpartij het experiment eerder beëindigt, wordt dit onverwijld gemeld aan de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat en vervalt daarmee de toestemming.

  • 3 De Directeur-Generaal Rijkswaterstaat kan besluiten het experiment eerder te beëindigen.

Artikel 7. Evaluatie van het experiment

  • 1 Binnen drie maanden na beëindiging van het experiment verzoekt de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat om een evaluatierapport van het experiment.

  • 2 In het evaluatierapport, bedoeld in het eerste lid, wordt door de experimenteerpartij ten minste gevraagd om:

    • a. de resultaten ten aanzien van de ambitie, het doel en de werkmethode zoals opgenomen in het experimenteerplan;

    • b. eventuele andere relevante constateringen gedaan gedurende het experiment; en

    • c. indien de experimenteerpartij het experiment geen vervolg wil geven, de reden waarom het niet wenselijk is het experiment vervolg te geven; of

    • d. indien de experimenteerpartij het experiment vervolg wil geven, de reden waarom het wenselijk is het experiment vervolg te geven.

  • 3 De experimenteerpartij levert op verzoek van de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat voorts aanvullende informatie ten aanzien van het experiment en de te nemen vervolgstappen.

  • 4 De Directeur-Generaal Rijkswaterstaat evalueert het experiment op basis van het door de experimenteerpartij aangeleverde rapport, mede met het oog op de veiligheid en vlotte verloop van de scheepvaart.

Artikel 8. Verlenging van het experiment

  • 1 Het experiment kan op verzoek van de experimenteerpartij worden verlengd.

  • 2 De verlenging behoeft de schriftelijke instemming van de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat. Aan deze instemming kunnen aanvullende voorschriften worden gesteld.

  • 3 De instemming, bedoeld in het tweede lid, wordt op verzoek te allen tijde getoond.

Artikel 9. Communicatie rondom het experiment

  • 1 Communicatie gericht tot burgers over het experiment wordt vooraf afgestemd met de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat.

  • 2 Voorlichting aan betrokkenen over het experiment wordt vooraf afgestemd met de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat.

Artikel 11. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel experimenten vergaand geautomatiseerd varen rijksvaarwegen.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

C. van Nieuwenhuizen Wijbenga