Beleidsregel geschiktheid Wta

Geraadpleegd op 12-10-2024.
Geldend van 01-07-2018 t/m heden

Beleidsregel geschiktheid Wta

De Stichting Autoriteit Financiële Markten,

Na overleg met de representatieve organisaties en het ministerie van Financiën;

Gelet op artikel 16, derde, vierde en vijfde lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) en artikel 5 van het Besluit toezicht accountantsorganisaties (Bta);

Besluit tot het vaststellen van de volgende Beleidsregel geschiktheid Wta:

Hoofdstuk 1. – Algemene bepalingen met betrekking tot de geschiktheidstoetsing van beleidsbepalers

1.1. Definities en begrippen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a) accountantsorganisatie: een accountantsorganisatie, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wta, die beschikt over een vergunning die mede strekt tot het verrichten van wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang, zoals bedoeld in artikel 6 jo. artikel 1 van de Wta;

  • b) belanghebbenden: personen, ondernemingen en instellingen ten behoeve waarvan accountantsorganisaties financiële verantwoordingen van ondernemingen of instellingen controleren en die gebruikmaken van en vertrouwen op de uitkomsten van die controles, met uitsluiting van de toezichthouder;

  • c) beleidsbepaler: een persoon die bij of krachtens de Wta moet worden getoetst op geschiktheid:

    • De natuurlijke personen die het dagelijks beleid bepalen van een accountantsorganisatie met een vergunning die mede strekt tot het verrichten van wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van de accountantsorganisatie. (artikel 16, derde lid, Wta; collectief I);

    • Indien een accountantsorganisatie als bedoeld in artikel 16, derde lid, Wta onderdeel uitmaakt van een netwerk, zijn de natuurlijke personen die het dagelijks beleid bepalen van het binnen het netwerk hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel met zetel in Nederland dat invloed uitoefent op het beleid van de accountantsorganisatie eveneens geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van de tot het netwerk behorende accountantsorganisatie. (artikel 16, vierde lid, Wta; collectief II);

    • De personen die belast zijn met het interne toezicht, bedoeld in artikel 22a, tweede lid, Wta, zijn geschikt in verband met de uitoefening van dit toezicht. (artikel 16, vijfde lid, Wta; collectief III)

  • d) collectief: de beleidsbepalers die gezamenlijk behoren tot één van de in onderdeel 1.1., onder c genoemde collectieven

  • e) EU-verordening: verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang (PbEU 2014, L 158);

  • f) intern toezicht: het toezicht door het orgaan dat belast is met het interne toezicht als bedoeld in artikel 22a, derde lid, Wta;

  • g) toezichthouder: de AFM;

  • h) wettelijke controle: een controle zoals bedoeld in artikel 1 van de Wta.

1.2. Geschiktheid

Geschiktheid bestaat uit kennis, vaardigheden en professioneel gedrag. De geschiktheid van een beleidsbepaler blijkt in ieder geval uit de opleiding, werkervaring en competenties van de beleidsbepaler en de doorlopende toepassing hiervan. In de bijlage bij deze beleidsregel zijn relevante competenties om geschiktheid aan te tonen opgenomen. De opsomming van deze competenties is niet cumulatief en niet limitatief.

Beleidsbepalers zijn geschikt met betrekking tot de volgende onderwerpen:

  • A. Bestuur, organisatie en communicatie, waaronder het aansturen van processen, taakgebieden en medewerkers, het naleven en handhaven van algemeen aanvaarde sociale, ethische en professionele normen, waaronder het zorgen voor een kwaliteitsgerichte cultuur en het tijdig, juist en duidelijk informeren van (controle)cliënten, overige belanghebbenden en de toezichthouder;

  • B. Producten, diensten en markten waarop de accountantsorganisatie actief is, inclusief relevante wet- en regelgeving en financiële aspecten;

  • C. Beheerste en integere bedrijfsvoering, waaronder de administratieve organisatie, het stelsel van kwaliteitsbeheersing, de zorgplicht, het waarborgen van de geschiktheid en vakbekwaamheid van beleidsbepalers en medewerkers die werkzaam zijn bij of verbonden zijn aan de accountantsorganisatie, het risicomanagement, compliance en de uitbesteding van werkzaamheden; en

  • D. Evenwichtige en consistente besluitvorming, met inachtneming van het publiek belang om de kwaliteit van wettelijke controles te waarborgen.

1.3. Tijdsbestek van kennis en ervaring

Algemene en specifieke vakinhoudelijke kennis moet zijn opgedaan maximaal vijf jaar voorafgaand aan het moment van toetsing. De geschiktheid ten aanzien van de bedrijfsvoering en de bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden moeten zijn opgedaan maximaal tien jaar voorafgaand aan het moment van toetsing.

1.4. Variabelen van toetsing

De toetsing van geschiktheid van een beleidsbepaler geschiedt op evenredige wijze met inachtneming van:

  • a) de functie van een beleidsbepaler; en

  • b) de omvang, de complexiteit en het risicoprofiel van de accountantsorganisatie.

1.5. Collectief

Indien sprake is van een collectief geschiedt de toetsing van geschiktheid mede met inachtneming van de samenstelling en het functioneren van het collectief.

1.6. Momenten van toetsing

De toezichthouder toetst geschiktheid van een beleidsbepaler:

  • a) vóór het aantreden van een beleidsbepaler, bij vergunningaanvraag, of bij het voornemen tot aantreden als nieuwe beleidsbepaler; en

  • b) na het aantreden van een beleidsbepaler, indien feiten of omstandigheden daartoe redelijke aanleiding geven.

1.7. Informatie en antecedenten

  • 1 Bij het toetsen van geschiktheid van een beleidsbepaler neemt de toezichthouder informatie en antecedenten met betrekking tot geschiktheid in aanmerking.

  • 2 Onder informatie en antecedenten als bedoeld in onderdeel 1.7.1 worden in ieder geval verstaan:

    • a) het volledig ingevulde en ondertekende Meldingsformulier voorgenomen benoeming;

    • b) toezichtinformatie en -antecedenten, zoals formele en informele toezichtmaatregelen;

    • c) het door een accountantsorganisatie gehanteerde beleid, en de uitkomsten daarvan, voor werving en selectie en voor periodieke beoordeling van beleidsbepalers. Hieronder valt:

      • i) het door de accountantsorganisatie gedocumenteerde beleid waarin rekening is gehouden met onderdelen 1.2, 1.3, 1.4 en 1.5;

      • ii) het door de accountantsorganisatie opgestelde functieprofiel voor de functie waarvoor een beleidsbepaler getoetst wordt en de (schriftelijk vastgelegde) besluitvorming over de selectie van een beleidsbepaler waarbij ook de overwegingen die tot deze uitkomst hebben geleid worden weergegeven; en

      • iii) voor zover van toepassing, de periodieke (schriftelijk vastgelegde) beoordeling van een beleidsbepaler op basis van het functieprofiel en de uitgeoefende functie, inclusief de overwegingen die tot deze beoordeling hebben geleid;

    • d) overige door de accountantsorganisatie aan te leveren informatie voor zover dit van belang kan zijn bij de toetsing van geschiktheid van een beleidsbepaler;

    • e) overige informatie, waaronder betrokkenheid van een beleidsbepaler bij surséance van betaling of faillissement; en

    • f) openbare informatie.

1.8. Weging van informatie en antecedenten

Bij de weging van de in onderdeel 1.7 genoemde informatie en antecedenten betrekt de toezichthouder de volgende factoren:

  • a) het onderlinge verband tussen de aan informatie of een antecedent ten grondslag liggende gedraging of gedragingen en de overige omstandigheden van het geval;

  • b) de belangen die de Wta en de EU-verordening beogen te beschermen;

  • c) de overige belangen van een accountantsorganisatie en een betrokken beleidsbepaler;

  • d) de zwaarte van de informatie of het antecedent;

  • e) de ouderdom van de informatie of het antecedent;

  • f) de houding of motivering van een betrokken beleidsbepaler ten aanzien van de informatie of het antecedent;

  • g) de combinatie van beschikbare informatie en antecedenten.

Hoofdstuk 2. – Slotbepalingen

2.3. Overgangsregime

Op grond van artikel VI van de Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties, worden bij inwerkingtreding van de geschiktheidseis zittende beleidsbepalers, zijnde de dagelijks beleidsbepalers van de accountantsorganisatie en de dagelijks beleidsbepalers van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel met zetel in Nederland dat invloed uitoefent op het beleid van de accountantsorganisatie, geacht geschikt te zijn tot twaalf maanden na inwerkingtreding van de geschiktheidseis, en personen die belast zijn met het interne toezicht worden geacht geschikt te zijn tot achttien maanden na inwerkingtreding, zolang de toezichthouder niet tot een andersluidend oordeel is gekomen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 21 juni 2018

Stichting Autoriteit Financiële Markten

M.W.L. van Vroonhoven

Voorzitter van het Bestuur

G.J. Everts

Bestuurslid

Bijlage – Competenties in alfabetische volgorde (behorend bij onderdeel 1.2)

De competenties uit deze bijlage zijn niet cumulatief en niet limitatief. Dit betekent dat niet alle competenties tegelijkertijd vereist zijn en dat ook andere dan de in de bijlage genoemde competenties door de accountantsorganisatie kunnen worden gebruikt om geschiktheid aan te tonen. Het is aan de accountantsorganisatie om samen met de beleidsbepaler aan te tonen over welke competenties de beleidsbepaler beschikt en op welke wijze hij of zij deze toepast. De toezichthouder toetst de competenties niet afzonderlijk.

  • a. Authenticiteit: is consistent in woord en daad. Dit betekent open communiceren, het uitnodigen tot openheid en eerlijkheid en de toezichthouder juist informeren over de werkelijke situatie en erkennen van risico’s en problemen naar de toezichthouder.

  • b. Besluitvaardigheid: neemt op tijd noodzakelijke beslissingen door het nemen van acties of door zich vast te leggen door middel van het uitspreken van zijn of haar mening en wacht niet onnodig met het maken van keuzes.

  • c. Communicatief vermogen: brengt op een begrijpelijke en acceptabele wijze in een daartoe geëigende vorm een boodschap over aan anderen. Is gericht op duidelijkheid, transparantie en actief feedback geven en nemen.

  • d. Helikopterzicht en oordeelsvorming: kan gegevens en mogelijke handelwijzen tegen elkaar afwegen en tot een logisch oordeel komen. Onderzoekt, herkent en begrijpt de essentiële elementen en vraagstukken. Kan over de eigen portefeuille heen kijken, bijvoorbeeld wanneer problemen spelen die de continuïteit van de accountantsorganisatie in gevaar kunnen brengen.

  • e. Kwaliteitsgericht: is gericht op het leveren van kwaliteit en op de mogelijkheden om deze te verbeteren. Heeft hierbij oog voor het feit dat het leveren van kwaliteit in voorkomende gevallen méér is dan voldoen aan wet- en regelgeving. Dit wil zeggen dat ‘kwaliteit’ inhoudt dat hij of zij oog heeft voor het publiek belang bij kwalitatief goede wettelijke controles en daar naar handelt.

  • f. Leiderschap: geeft richting en sturing aan een groep, brengt samenwerkingsverbanden tot stand en handhaaft deze en stimuleert, motiveert en ontwikkelt de beschikbare human resources/borgt de vakbekwaamheid van medewerkers om een beoogd doel tot een goed einde te brengen. Staat open voor en biedt ruimte aan kritische discussies.

  • g. Loyaliteit: identificeert zich met de accountantsorganisatie en voelt zich betrokken. Kan motiveren dat hij of zij (ondanks eventuele nevenfuncties) voldoende tijd aan zijn of haar functie kan besteden om deze naar behoren te kunnen uitvoeren.

  • h. Omgevingssensitiviteit: heeft oog voor de interne ontwikkelingen en machtsverhoudingen binnen de accountantsorganisatie en – waar relevant – haar netwerkonderdelen. Laat in gedrag zien dat hij of zij onderkent dat een accountantsorganisatie opereert in een systeem waarbinnen inherente prikkels aanwezig kunnen zijn om andere belangen centraal te stellen (zoals commerciële of eigen belangen) dan het publiek belang bij kwalitatief goede wettelijke controles. Is goed geïnformeerd over de relevante (internationale) financiële, economische, maatschappelijke en andere ontwikkelingen in de omgeving van de accountantsorganisatie en kan deze informatie effectief benutten.

  • i Onderhandelingsvaardigheid: ontdekt en benoemt gemeenschappelijke belangen op een wijze die tot overeenstemming leidt.

  • j. Overtuigingskracht: kan door middel van overredingskracht, persoonlijk overwicht en tact invloed uitoefenen op het standpunt van anderen. Is een stevige persoonlijkheid. Is in staat zijn of haar rug recht te houden.

  • k. Samenwerkingsvermogen: heeft oog voor het groepsbelang en levert een bijdrage aan het gemeenschappelijke resultaat. Is tevens in staat in collegiaal verband te functioneren en zorg te dragen voor evenwichtige besluitvorming.

  • l. Strategische sturing: kan een voldoende realistische visie op toekomstige ontwikkelingen vertalen in lange termijn doelstellingen en stelt een strategische planning op voor het realiseren van deze lange termijn doelstellingen, onder meer door het toepassen van scenarioanalyse. Houdt hierbij goed zicht op risico‘s die de accountantsorganisatie loopt en neemt bijhorende beheersingsmaatregelen.

  • m. Stressbestendig: blijft gelijkmatig presteren onder hoge (werk)druk en in onzekere omstandigheden.

  • n. Verantwoordelijkheid: Heeft inzicht in interne en externe belangen, weegt deze zorgvuldig af met inachtneming van het publiek belang om de kwaliteit van wettelijke controles te waarborgen. Over deze afweging legt hij of zij verantwoording af. Toont lerend vermogen en beseft dat zijn of haar handelen invloed kan hebben op het publiek belang en belanghebbenden.

  • o. Voorzittersvaardigheid: kan vergaderingen op efficiënte en effectieve wijze leiden. Is in staat een open sfeer te creëren waarin iedereen gelijkwaardig kan participeren. Heeft oog voor taakvervulling en verantwoordelijkheden van anderen;

  • p. Zelfstandigheid: is zelfstandig in zijn of haar gedrag, durft eigen standpunten tegenover anderen (en enig deelbelang) te handhaven en te verdedigen ten behoeve van het publiek belang. Opereert hiertoe objectief en kritisch. Herkent en anticipeert op situaties waarin persoonlijke en zakelijke belangen (potentieel) in wezen of schijn conflicteren.