Rijkswet consulaire bescherming EU-burgers

Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 03-05-2025 t/m heden.

Rijkswet van 20 december 2017, houdende bepalingen ter implementatie van Richtlijn (EU) 2015/637 van de Raad van de Europese Unie betreffende de coördinatie- en samenwerkingsmaatregelen ter vergemakkelijking van de consulaire bescherming van niet-vertegenwoordigde burgers van de Unie in derde landen en tot intrekking van besluit 95/553/EG (Rijkswet consulaire bescherming EU-burgers)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om uitvoering te geven aan Richtlijn (EU) 2015/637 van de Raad van de Europese Unie betreffende de coördinatie- en samenwerkingsmaatregelen ter vergemakkelijking van de consulaire bescherming van niet-vertegenwoordigde burgers van de Unie in derde landen en tot intrekking van besluit 95/553/EG (Pb L 106);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepaling

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • Consulaire bescherming: door Onze Minister geboden hulp aan of ten behoeve van personen die in het buitenland door arrestatie, detentie, misdrijf, ernstig ongeval, ernstige ziekte, overlijden, verlies van reisdocumenten, een noodsituatie in het desbetreffende land of in verband met andere omstandigheden hulpbehoevend zijn geraakt;

  • Derde land: land, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie;

  • EU-burger: persoon die de nationaliteit bezit van een lidstaat;

  • EU-noodreisdocument: EU-noodreisdocument als bedoeld in artikel 3, eerste lid, eerste zin, van Richtlijn (EU) 2019/997 van de Raad van de Europese Unie van 18 juni 2019 tot vaststelling van een EU-noodreisdocument en tot intrekking van Besluit 96/409/GBVB (PbEU 2019, L 163);

  • lidstaat: lidstaat van de Europese Unie;

  • Onze Minister: Onze Minister van Buitenlandse Zaken;

  • Richtlijn 2004/38/EG: Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PbEU 2004, L 158);

  • Richtlijn (EU) 2019/997: Richtlijn (EU) 2019/997 van de Raad van de Europese Unie van 18 juni 2019 tot vaststelling van een EU-noodreisdocument en tot intrekking van Besluit 96/409/GBVB (PbEU 2019, L 163);

  • Verordening (EU) 2018/1806: Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PbEU 2018, L 303);

  • Vertegenwoordigde lidstaat: lidstaat die in een derde land op permanente basis is vertegenwoordigd door een ambassade of consulaat;

  • Werkdag: dag, niet zijnde een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag.

Hoofdstuk 2. Consulaire bescherming EU-burgers

Artikel 2

Op gelijke voet als waarop Onze Minister consulaire bescherming verleent aan Nederlanders en hun familieleden, biedt Onze Minister consulaire bescherming aan andere EU-burgers en hun familieleden, indien de lidstaat waarvan de betrokken EU-burgers de nationaliteit dragen niet vertegenwoordigd is in het desbetreffende land of indien de omstandigheden een dermate dringend karakter hebben of anderszins van dien aard zijn dat de vertegenwoordiging van die lidstaat niet in staat is om adequate consulaire bescherming te verlenen.

Artikel 3

Artikel 2 vindt geen toepassing in gevallen waarin:

  • a. de lidstaat waarvan betrokkene de nationaliteit draagt te kennen geeft dat deze voor consulaire bescherming zorg zal dragen, of

  • b. de vertegenwoordiging van een andere lidstaat de verlening van consulaire bescherming op zich heeft genomen.

Artikel 4

  • 1 Een EU-burger kan Onze Minister door tussenkomst van een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het desbetreffende land verzoeken om consulaire bescherming.

  • 2 Bij het verzoek toont hij zijn identiteit en nationaliteit aan met een geldig paspoort of een geldige identiteitskaart. Bij het ontbreken van een geldig paspoort of een geldige identiteitskaart, kan verzoeker zijn identiteit en nationaliteit met elk ander middel aantonen. Wat betreft familieleden die de verzoeker vergezellen kunnen identiteit en familieband met elk ander middel worden aangetoond.

Artikel 5

  • 1 Voor het verlenen van consulaire bescherming op grond van artikel 2 is de krachtens de Rijkswet op de consulaire tarieven verschuldigde vergoeding verschuldigd, op gelijke voet als waarop Onze Minister dergelijke kosten in rekening brengt aan Nederlanders.

  • 2 Onze Minister kan de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, in rekening brengen bij de lidstaat waarvan de betrokken EU-burger de nationaliteit draagt.

  • 3 Indien Onze Minister toepassing geeft aan het tweede lid, neemt de betrokken EU-burger door middel van een schuldverklaring overeenkomstig het door Onze Minister vastgestelde model de verplichting op zich om het verschuldigde bedrag te vergoeden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat te wiens laste de kosten worden gebracht.

  • 4 De Nederlander aan wie door een andere lidstaat consulaire bescherming is verleend, vergoedt Onze Minister de daarvoor door die lidstaat aan Onze Minister in rekening gebrachte kosten.

Hoofdstuk 3. EU-noodreisdocument

Artikel 5a

Onze Minister geeft een EU-noodreisdocument af aan andere EU-burgers dan Nederlanders en hun familieleden volgens de regels gesteld in dit hoofdstuk.

Artikel 5b

  • 1 Onze Minister geeft op aanvraag een EU-noodreisdocument af aan andere EU-burgers dan Nederlanders en hun familieleden als:

    • a. de lidstaat waarvan die EU-burger de nationaliteit draagt niet vertegenwoordigd is in een derde land of de vertegenwoordiging van die lidstaat niet in staat is om een EU-noodreisdocument af te geven, en

    • b. het paspoort of reisdocument van die EU-burger of zijn familielid verloren, gestolen of vernietigd is, of om een andere reden niet binnen een redelijke termijn kan worden verkregen.

  • 2 Onze Minister geeft een EU-noodreisdocument alleen af aan een familielid die geen EU-burger is en die een EU-burger in een derde land vergezelt als dat familielid legaal in een lidstaat verblijft, onverminderd de toepasselijke visumvereisten op grond van Verordening (EU) 2018/1806 en artikel 5, tweede lid, van Richtlijn 2004/38/EG.

Artikel 5c

  • 1 Onze Minister geeft een EU-noodreisdocument zo spoedig mogelijk af, maar uiterlijk zeven werkdagen na ontvangst van de aanvraag.

  • 2 Van de afgiftetermijn kan alleen worden afgeweken in gemotiveerde gevallen. Onze Minister stelt de aanvrager daarvan in kennis.

Artikel 5d

  • 1 Een EU-noodreisdocument heeft de tijdelijke en territoriale geldigheid als vereist is voor de reis waarvoor het EU-noodreisdocument wordt verstrekt.

  • 2 De geldigheidsduur van een EU-noodreisdocument bedraagt niet meer dan vijftien dagen, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen.

Artikel 5e

Onze Minister stelt de aanvrager in kennis in het geval de lidstaat waarvan de aanvrager de nationaliteit draagt te kennen geeft dat deze voor consulaire bescherming zorg zal dragen, bedoeld in artikel 3, onderdeel a.

Artikel 5f

  • 1 De persoonsgegevens die voor een aanvraag van een EU-noodreisdocument worden verkregen, worden alleen gebruikt voor verificatie van de identiteit van de aanvrager, het drukken van de uniforme EU-NRD-sticker, bedoeld in bijlage II van Richtlijn (EU) 2019/997, en het faciliteren van de reis van de aanvrager.

  • 2 De persoonsgegevens van andere EU-burgers dan Nederlanders en hun familieleden die een EU-noodreisdocument hebben aangevraagd, worden na 180 dagen gewist.

  • 3 De persoonsgegevens van Nederlanders die een EU-noodreisdocument van een andere EU-lidstaat hebben ontvangen, worden na twee jaar gewist.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar, 20 december 2017

Willem-Alexander

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. Zijlstra

Uitgegeven de zeventiende januari 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus