Regeling basisregistratie ondergrond

Geraadpleegd op 26-04-2025.
Geldend van 01-01-2021 t/m 30-06-2021

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 december 2017, nr. IENM/BSK-2017/205700, houdende regels met betrekking tot de basisregistratie ondergrond (Regeling basisregistratie ondergrond)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 5, tweede lid, 8, derde lid, 9, vierde lid, 17, eerste lid, 24, derde lid, en 25, tweede lid, van de Wet basisregistratie ondergrond;

BESLUIT:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 1a

Aan de Organisatie wordt een uitsluitend recht verleend voor het in opdracht van de Minister uitvoeren van het operationeel beheer van de basisregistratie ondergrond.

Hoofdstuk 2. Inrichting van de basisregistratie ondergrond

Artikel 2

De basisregistratie ondergrond wordt vormgegeven aan de hand van een systeembeschrijving, die wordt gevormd door de Globale Architectuurschets Basisregistratie Ondergrond, en de Programma Start Architectuur Basisregistratie Ondergrond, beide opgenomen in bijlage I bij deze regeling.

Artikel 3

Bij de administratieve inrichting van de basisregistratie ondergrond, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, worden de processen ter uitvoering van de verplichtingen die bij of krachtens de wet op de Organisatie rusten op een zorgvuldige, transparante, consistente en gebruiksvriendelijke wijze vormgegeven, uitgevoerd en gemonitord.

Artikel 4

Bij de technische inrichting van de basisregistratie ondergrond, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, wordt:

  • a. voor het houden van de basisregistratie ondergrond een uitwijkconfiguratie beschikbaar gesteld, en

  • b. van de in de basisregistratie ondergrond opgenomen gegevens en modellen iedere werkdag een back-up gemaakt.

Artikel 5

Met betrekking tot beveiliging van de basisregistratie ondergrond, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, treft de Organisatie technische en organisatorische maatregelen om gegevens en modellen, in het bijzonder persoonsgegevens, te beveiligen tegen inbreuk, verlies en onrechtmatige verwerking.

Hoofdstuk 3. Controle van de basisregistratie ondergrond

Artikel 6

De controle van het operationeel beheer, bedoeld in artikel 6 van de wet, wordt uitgevoerd met volledige medewerking van de Organisatie en bestaat uit een primaire controle en, als bij de primaire controle tekortkomingen zijn geconstateerd die zijn opgenomen in het oordeel van de controlerende partij, een hercontrole.

Artikel 7

  • 1 Bij de primaire controle vindt in ieder geval een beoordeling plaats van de adequate uitvoering van de volgende aspecten binnen de Organisatie:

    • a. de opzet en het bestaan van maatregelen en procedures die in de borging van de wettelijke eisen moeten voorzien met inachtneming van de systeembeschrijving, bedoeld in artikel 2, en

    • b. de werking van de getroffen maatregelen en procedures.

  • 2 De primaire controle is in ieder geval gericht op de volgende elementen:

    • a. de inrichting en organisationele inbedding van en interne besluitvorming over de basisregistratie ondergrond,

    • b. de processen, bedoeld in artikel 3,

    • c. de conformiteit en de continuĆÆteit van de gebruikte in beheer en in ontwikkeling zijnde systemen,

    • d. de kwaliteit en kwantiteit van de in de basisregistratie ondergrond beschikbare gegevens en modellen,

    • e. de verwerking van persoonsgegevens, en

    • f. de activiteiten, genoemd in artikel 14, eerste lid.

Artikel 8

  • 1 De resultaten van de primaire controle worden neergelegd in een primair controlerapport.

  • 2 Uiterlijk ƩƩn week na de primaire controle wordt een concept van dat rapport ter bevestiging van de geconstateerde feiten aan de Organisatie gezonden.

  • 3 Het primair controlerapport wordt uiterlijk ƩƩn maand na de primaire controle door de controlerende partij vastgesteld en aan de Organisatie en de Minister gezonden.

Artikel 9

  • 1 Als bij de primaire controle tekortkomingen zijn geconstateerd die zijn opgenomen in het oordeel van de controlerende partij, stelt de Organisatie binnen ƩƩn maand na de vaststelling van het primair controlerapport een verbeterrapport op, waarin de maatregelen worden beschreven die getroffen zijn ter verbetering van de geconstateerde tekortkomingen.

  • 2 Het verbeterrapport wordt na vaststelling onverwijld aan de Minister gezonden.

  • 3 Op basis van het verbeterrapport vindt een hercontrole plaats. De hercontrole heeft alleen betrekking op de punten ten aanzien waarvan tekortkomingen zijn geconstateerd en heeft tot doel het op systematische wijze toetsen of door de Organisatie zodanige maatregelen zijn getroffen dat aan de wet en de daarop berustende bepalingen op dat moment op adequate wijze uitvoering is gegeven.

  • 4 De resultaten van de hercontrole worden in een hercontrolerapport vastgelegd.

  • 5 Artikel 8, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ā€˜primaire controle’ wordt gelezen: hercontrole.

Hoofdstuk 4a. Controle door de bronhouder

Artikel 10a

  • 1 De controle door de bronhouder, bedoeld in artikel 9a van de wet, heeft betrekking op:

    • a. de uitvoering van zijn wettelijke taak in werkprocessen;

    • b. de actualiteit van de gegevens in de brondocumenten;

    • c. de volledigheid van de gegevens in de brondocumenten;

    • d. de controle van de juistheid van de gegevens in de brondocumenten.

  • 2 De bronhouder maakt voor zijn rapportage gebruik van een daarvoor door de Minister langs elektronische weg beschikbaar gesteld instrument. Dit instrument omvat ten minste een vragenlijst.

Hoofdstuk 5. Standaarden voor de registratie ondergrond

Artikel 11

De catalogus bestaat uit de onderdelen, opgenomen in:

  • a. bijlage II van deze regeling:

    • 1°. geotechnisch sondeeronderzoek;

    • 2°. booronderzoek bodemkundig boormonsterprofiel;

    • 3°. booronderzoek geotechnische boormonsterbeschrijving;

    • 4°. booronderzoek geotechnische boormonsteranalyse;

    • 5°. wandonderzoek bodemkundige wandbeschrijving;

    • 6°. grondwatermonitoringput;

    • 7°. bodemkaart;

    • 8°. geomorfologische kaart;

    • 9°. hydrogeologisch model;

    • 10°. GeoTop;

    • 11°. digitaal geologisch model;

  • b. bijlage III bij deze regeling:

    • 1°. grondwatermonitoringnet;

    • 2°. grondwatersamenstellingsonderzoek;

    • 3°. grondwaterstandsonderzoek.

Hoofdstuk 5a. Het maken, actualiseren en controleren van modellen

Artikel 11a

  • 1 De Minister die het aangaat legt uiterlijk twee jaar voorafgaand aan de levering of actualisering van een model als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet aan de Minister ter goedkeuring de beschrijving van de te hanteren software, het algoritme, de parametrisatie en de werkprocessen van het model voor.

  • 2 De Minister die het aangaat legt uiterlijk twee maanden voorafgaand aan de levering of actualisering van een model als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet aan de Minister ter goedkeuring een standaard toetsprotocol voor interne kwaliteitstoetsing van het model voor.

Artikel 11b

  • 1 Bij de oplevering van een nieuw of geactualiseerd authentiek model wordt een totstandkomingsrapport opgeleverd met daarin een beschrijving van de gebruikte gegevens en methoden bij het maken of actualiseren van het model.

  • 2 De Minister komt met de Minister die het aangaat een updatefrequentie en schaalniveau van het model overeen. De maker van het model adviseert over de updatefrequentie en schaalniveau van het model. Hierbij kan onderscheid bestaan tussen landsdekkende en regionale modellen.

  • 3 Na de oplevering van een nieuw of geactualiseerd authentiek model voert de maker ervan een interne kwaliteitstoets uit op basis van een standaard toetsprotocol als bedoeld in artikel 11a, tweede lid. Het toetsrapport wordt aan de Minister gezonden ter goedkeuring. Na goedkeuring van het rapport wordt het model ingeschreven als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de wet.

  • 4 De Minister verstrekt op verzoek het totstandkomingsrapport en het toetsrapport.

Artikel 11c

  • 1 De controle op de wijze van uitvoering van artikel 7, eerste lid, van de wet door de op grond van dat lid aangewezen partij is in ieder geval gericht op de volgende elementen:

    • a. de algemene werkwijze bij de vervaardiging van het model;

    • b. de gebruikte algoritmen, parametrisatie en methoden;

    • c. de validatie van het model aan de hand van statistische procedures waarbij wordt onderzocht in hoeverre het model overeenkomt met een validatieset dan wel of het model de gegevens bevat die op basis van crossvalidatie te verwachten zijn;

    • d. de berekeningen met het rekenprogramma;

    • e. de gebruikte meta-informatie;

    • f. de opvolging van meldingen, gebruikersverzoeken en klachten.

  • 2 De artikelen 8 en 9 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11d

  • 1 De maker van een authentiek model draagt zorg voor de samenhang van het model met de andere modellen in de basisregistratie ondergrond.

  • 2 Op basis van een door de Minister beschikbaar gesteld toetsprotocol controleert de maker ten minste ƩƩn keer per jaar de samenhang.

  • 3 De Organisatie stelt op verzoek van de Minister een toetsprotocol op.

Hoofdstuk 6. Inzage in en verstrekking van gegevens

Artikel 12

  • 1 De verlening van inzage in de registratie ondergrond, het register brondocumenten en het register inzake meldingen modellen als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de wet, vindt plaats via een website, een webservice en de generieke digitale infrastructuur van de overheid.

  • 2 De verlening van inzage vindt plaats met inachtneming van de catalogus.

  • 3 De verlening van inzage via de generieke digitale infrastructuur, bedoeld in het eerste lid, vindt tevens plaats met inachtneming van door de Europese Commissie vastgestelde uitvoeringshandelingen op grond van richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PbEU, L 108) inzake dataspecificaties.

Artikel 13

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van inzage door en verstrekking aan bestuursorganen als de gegevens via een beveiligde digitale koppeling door of in naam van het desbetreffende bestuursorgaan zijn geleverd.

Artikel 14

  • 1 Voor het op verzoek verstrekken van gegevens of authentieke modellen anders dan door middel van internet of anders dan op digitale of geautomatiseerde wijze is op grond van artikel 25, tweede lid, van de wet, per kwartier of een gedeelte van een kwartier dat een medewerker van de Organisatie daaraan heeft besteed, verschuldigd:

    • a. als het een administratief medewerker betreft: € 19,50;

    • b. als het een technisch medewerker betreft: € 24,–;

    • c. als het een senior technisch medewerker betreft: € 26,–;

    • d. als het een projectleider of technisch specialist betreft: € 28,50;

    • e. als het een assistent projectmanager betreft: € 31,50;

    • f. als het een projectmanager betreft: € 34,–.

  • 2 Onverminderd het eerste lid is een vergoeding ter hoogte van de kostprijs verschuldigd voor de middelen die zijn gebruikt voor het verstrekken als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 15

Voor zover in de bijlagen I, II en III bij deze regeling ten aanzien van producten technische voorschriften zijn gesteld als bedoeld in de richtlijn (EU) nr. 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241), worden met die producten gelijkgesteld producten die rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die voldoen aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met die technische voorschriften wordt nagestreefd.

Artikel 17

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling basisregistratie ondergrond.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

Bijlage I. behorend bij artikel 2 van de Regeling basisregistratie ondergrond

Deze bijlage betreft de Globale Architectuurschets Basisregistratie Ondergrond en de Programma Start Architectuur Basisregistratie Ondergrond en is tevens gepubliceerd op www.basisregistratieondergrond.nl.

Bijlage II. behorend bij artikel 11 van de Regeling basisregistratie ondergrond

Deze bijlage betreft de catalogus en is tevens gepubliceerd op www.basisregistratieondergrond.nl.

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

Catalogus

Geotechnisch Sondeeronderzoek

Inhoudsopgave

Artikel 1 Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen

5

1.1

Registratieobject

5

1.2

Entiteiten en attributen

6

 

1

Geotechnisch sondeeronderzoek

6

 

2

Registratiegeschiedenis

9

 

3

Aangeleverde locatie

11

 

4

Aangeleverde verticale positie

13

 

5

Gestandaardiseerde locatie

15

 

6.0

Sondeonderzoek

16

 

6.1

Traject

18

 

6.2

Bewerking

19

 

6.3

Sondeerapparaat

20

 

6.4

Nulmeting

23

 

6.5

Bepaalde parameters

28

 

6.6

Conuspenetratietest

34

 

6.7

Conuspenetratietest resultaat

35

 

6.8

Dissipatietest

44

 

6.9

Dissipatietest resultaat

45

 

7.0

Aanvullend onderzoek

46

 

7.1

Verwijderde laag

48

Artikel 2 Beschrijving van de enumeraties en codelijsten

49

2.1

Enumeraties

49

2.2

Codelijsten

50

 

1.

CoƶrdinaatTransformatie

50

 

2.

Kader Aanlevering

50

 

3.

KaderInwinning

50

 

4.

Kwaliteitsklasse

51

 

5.

LokaalVerticaalReferentiepunt

51

 

6.

MethodeLocatiebepaling

51

 

7.

MethodeVerticalePositiebepaling

52

 

8.

Referentiestelsel

53

 

9.

Registratiestatus

53

 

10.

Sondeermethode

53

 

11.

Sondeernorm

53

 

12.

Stopcriterium

54

 

13.

VerticaalReferentievlak

54

Toelichting

54

1.

Inleiding

54

 

1.1

Geotechnisch sondeeronderzoek

54

 

1.2

Sonderen

54

2.

Belangrijkste entiteiten

55

 

2.1

Geotechnisch sondeeronderzoek

55

 

2.2

Registratiegeschiedenis

55

 

2.3

Sondeonderzoek

55

 

2.4

Resultaat

55

 

2.5

Sondeerapparaat

55

 

2.6

Aanvullend onderzoek

55

3.

Het domeinmodel

55

Artikel 1. Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen

1.1. Registratieobject

Naam

Geotechnisch sondeeronderzoek

Code

CPT

Definitie

Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een sondeeronderzoek dat op een bepaald moment op een bepaalde locatie in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone is uitgevoerd en dat door of onder de verantwoordelijkheid van een bepaald bestuursorgaan aan de registerbeheerder van de basisregistratie ondergrond is aangeleverd en door de laatste in de registratie ondergrond is opgenomen.

Unieke aanduiding

BRO-ID

Populatie

De populatie geotechnische sondeeronderzoeken in de registratie ondergrond betreft alleen de onderzoeken van de relatief homogene groep van elektrische en mechanische sonderingen en de daarbij behorende dissipatietesten. Andere typen sonderingen (zoals slagsonderingen, seismische sonderingen en bolsonderingen) zijn niet in de BRO opgenomen.

1.2. Entiteiten en attributen

1. Geotechnisch sondeeronderzoek

Naam entiteit

Geotechnisch sondeeronderzoek

Definitie

De gegevens die het geotechnisch sondeeronderzoek identificeren en inzicht geven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond.

Toelichting

De gegevens die alle registratieobjecten gemeenschappelijk hebben zijn in het domeinmodel gegroepeerd in de entiteit Registratieobject.

   

1.1 BRO-ID

Naam attribuut

BRO-ID

Definitie

De identificatie van een geotechnisch sondeeronderzoek in de registratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Registratieobjectcode

Type

Code

Opbouw

CPTNNNNNNNNNNNN

Toelichting

De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe.

   

1.2 bronhouder

 

Naam attribuut

bronhouder

Definitie

De identificatie die de organisatie die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

KvK-nummer

Type

Code

Opbouw

NNNNNNNN

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van geotechnisch sondeeronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is. Voor geotechnisch sondeeronderzoek dat afkomstig is uit DINO is het Ministerie van Infrastructuur en Milieu bronhouder.

   

1.3 object-ID bronhouder

Naam attribuut

object-ID bronhouder

Definitie

De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden, voordat het was geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Nee

Domein

Tekst

Maximale lengte

200

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken.

   

1.4 dataleverancier

 

Naam attribuut

dataleverancier

Definitie

De identificatie die de organisatie die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Nee

Domein

KvK-nummer

Type

Code

Opbouw

NNNNNNNN

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als dataleverancier van geotechnisch sondeeronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

1.5 kwaliteitsregime

 

Naam attribuut

kwaliteitsregime

Definitie

De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Kwaliteitsregime

Type

Enumeratie

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven.

   

1.6 kader aanlevering

 

Naam attribuut

kader aanlevering

Definitie

De rechtsgrond op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleiding waarvan, het object is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

KaderAanlevering

Type

Codelijst

Toelichting

De wetgever stipuleert dat het gegeven moet zijn vastgelegd om inzicht te geven in de plaats die het object heeft in de taken van een bestuursorgaan. Het gegeven geeft inzicht in de maatschappelijke betekenis van de informatie.

   

1.7 kader inwinning

 

Naam attribuut

kader inwinning

Definitie

Het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

KaderInwinning

Type

Codelijst

Toelichting

Onderzoek wordt normaliter projectmatig uitgevoerd, zelfs als het direct gebonden is aan een publieke taak. Het gegeven beschrijft het hogere doel van het project waarvoor het onderzoek is uitgevoerd of preciseert de taak.

   

1.8 rapportagedatum onderzoek

Naam attribuut

rapportagedatum onderzoek

Definitie

De datum waarop de uitvoerder van het geotechnisch sondeeronderzoek alle gegevens van het sondeeronderzoek heeft vastgelegd en het resultaat aan de opdrachtgever kan worden aangeboden, dan wel de feitelijk datum van rapportage.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1930 tot heden

Regels

De datum ligt niet na het tijdstip registratie object.

   

1.9 sondeernorm

 

Naam attribuut

sondeernorm

Definitie

De norm die omschrijft volgens welke afspraken, specificaties en/of criteria het geotechnisch sondeeronderzoek is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Sondeernorm

Type

Codelijst

Toelichting

De sondeernorm bevat meestal een indeling in kwaliteitsklassen, waarmee onderscheid gemaakt wordt tussen meer en minder volledig en/of nauwkeuriger geotechnisch sondeeronderzoek. In sommige gevallen worden eigenschappen die in een norm gevat zijn toch expliciet opgenomen in de registratie ondergrond. Dit wordt enkel gedaan wanneer het de directe bruikbaarheid van de gegevens bevordert.

   

1.10 aanvullend onderzoek uitgevoerd

Naam attribuut

aanvullend onderzoek uitgevoerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er in het veld bepaalde waarnemingen zijn gedaan als aanvulling op het sondeonderzoek.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Domein IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

Type

Enumeratie

   

1.11 uitvoerder onderzoek

Naam attribuut

uitvoerder onderzoek

Definitie

De identificatie die de organisatie die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het geotechnisch sondeeronderzoek, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

KvK-nummer

Type

Code

Opbouw

NNNNNNNN

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van geotechnisch sondeeronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

2. Registratiegeschiedenis

Naam entiteit

Registratiegeschiedenis

Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

   

2.1 tijdstip registratie object

Naam attribuut

tijdstip registratie object

Definitie

De datum en het tijdstip waarop er voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

   

2.2 registratiestatus

 

Naam attribuut

registratiestatus

Definitie

De actuele fase van registratie waarin het object zich bevindt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Registratiestatus= voltooid

Type

Codelijst

Toelichting

De gegevens van een geotechnisch sondeeronderzoek worden altijd in een keer aangeleverd, en de registratiestatus is daarom altijd voltooid.

   

2.3 tijdstip voltooiing registratie

Naam attribuut

tijdstip voltooiing registratie

Definitie

De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

2.5 gecorrigeerd

 

Naam attribuut

gecorrigeerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

2.6 tijdstip laatstecorrectie

Naam attribuut

tijdstip laatste correctie

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste verbetering in de gegevens van het object is doorgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut gecorrigeerd.

2.7 in onderzoek

 

Naam attribuut

in onderzoek

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object door de registerbeheerder in onderzoek is genomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

Wanneer een object in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf.

2.8 in onderzoek sinds

 

Naam attribuut

in onderzoek sinds

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het object in onderzoek heeft genomen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut in onderzoek.

2.9 uit registratie genomen

Naam attribuut

uit registratie genomen

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het object door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

Wanneer de registerbeheerder een object uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier.

De registerbeheerder zal een object alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een object slechts een keer uit registratie kan worden genomen.

2.10 tijdstip uit registratie genomen

Naam attribuut

tijdstip uit registratie genomen

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object uit registratie is genomen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut uit registratie genomen.

2.11 weer in registratie genomen

Naam attribuut

weer in registratie genomen

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De registerbeheerder kan een object eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is.

2.12 tijdstip weer in registratie genomen

Naam attribuut

tijdstip weer in registratie genomen

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut weer in registratie genomen.

3. Aangeleverde locatie

Naam entiteit

Aangeleverde locatie

Definitie

De gegevens over de plaats van het geotechnisch sondeeronderzoek op het aardoppervlak, zoals die zijn aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De locatie van geotechnisch sondeeronderzoek is gedefinieerd als een punt.

   

3.1 coƶrdinaten

 

Naam attribuut

coƶrdinaten

Definitie

De coƶrdinaten die zijn aangeleverd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Coƶrdinatenpaar

Regels

De locatie ligt in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone.

   

3.2 referentiestelsel

 

NƔaam attribuut

referentiestelsel

Definitie

Het referentiestelsel van de aangeleverde coƶrdinaten.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Referentiestelsel

Type

Codelijst

Regels

Een locatie op land is gedefinieerd in RD of ETRS89 en een locatie op zee in WGS84 of ETRS89.

   

3.3 datum locatiebepaling

 

Naam attribuut

datum locatiebepaling

Definitie

De datum waarop de plaats van het geotechnisch sondeeronderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1930 tot heden

Regels

De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Geotechnisch sondeeronderzoek.

Regels IMBRO/A

Wanneer de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend heeft, is ook de waarde van dit gegeven onbekend.

Toelichting

De regel voor IMBRO/A is op de volgende overweging gebaseerd: wanneer bij gegevens uit het verleden de meest relevante datum van het geotechnisch sondeeronderzoek, de rapportagedatum onderzoek, niet bekend is, kan een eventueel wel ingevulde datum locatiebepaling niet in de chronologische context geplaatst worden en verliest het zijn toegevoegde waarde.

   

3.4 methode locatiebepaling

Naam attribuut

methode locatiebepaling

Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de plaats van het geotechnisch sondeeronderzoek op het aardoppervlak.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

MethodeLocatiebepaling

Type

Codelijst

Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de plaats van het geotechnisch sondeeronderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

   

3.5 uitvoerder locatiebepaling

Naam attribuut

uitvoerder locatiebepaling

Definitie

De identificatie die de organisatie die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de plaatsbepaling, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

KvK-nummer

Type

Code

Opbouw

NNNNNNNN

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van geotechnisch sondeeronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

4. Aangeleverde verticale positie

Naam entiteit

Aangeleverde verticale positie

Definitie

De gegevens over de positie van het beginpunt van het geotechnisch sondeeronderzoek in het verticale vlak, zoals aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

   

4.1 lokaal verticaal referentiepunt

Naam attribuut

lokaal verticaal referentiepunt

Definitie

Het punt dat in het geotechnisch sondeeronderzoek is gebruikt als nulpunt voor de diepte.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

LokaalVerticaalReferentiepunt

Type

Codelijst

Regels

Een locatie op land heeft de waarde maaiveld of waterbodem. Een locatie op zee heeft de waarde waterbodem.

Toelichting

Het domein bevat begrippen die naar een vlak verwijzen. Het lokaal verticaal referentiepunt is het punt waar het geotechnisch sondeeronderzoek zo’n vlak doorsnijdt en dat geldt als het punt waar het onderzoek begonnen is.

   

4.2 verschuiving

 

Naam attribuut

verschuiving

Definitie

De verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt t.o.v. het verticaal referentievlak.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.3

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de verschuiving niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde.

Toelichting

De waarde kan positief of negatief zijn. Als de waarde positief is, ligt het lokaal verticaal referentiepunt boven het verticaal referentievlak. Met behulp van de verschuiving kan een diepte omgerekend worden naar een positie ten opzichte van het verticaal referentievlak.

   

4.3 waterdiepte

 

Naam attribuut

waterdiepte

Definitie

De positie van de waterbodem ten opzichte van het wateroppervlak.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.3

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot 100

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer het gegeven lokaal verticaal referentiepunt de waarde waterbodem heeft. In andere gevallen ontbreekt het gegeven.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de waterdiepte niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

Toelichting

Het gegeven geeft extra informatie over de omstandigheden op plaatsen waar de waterdiepte veranderlijk is. Het wordt door de basisregistratie ondergrond gebruikt bij de transformatie van coƶrdinaten van RD naar ETRS89.

   

4.4 verticaal referentievlak

Naam attribuut

verticaal referentievlak

Definitie

Het referentieniveau voor de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

VerticaalReferentievlak

Type

Codelijst

Regels

Een locatie op land heeft de waarde NAP en een locatie op zee de waarde LAT of MSL.

   

4.5 datum verticale positiebepaling

Naam attribuut

datum verticale positiebepaling

Definitie

De datum waarop de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt is bepaald.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1930 tot heden

Regels

De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Geotechnisch sondeeronderzoek.

Regels IMBRO/A

Wanneer de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend heeft, is ook de waarde van dit gegeven onbekend.

Voor IMBRO/A-gegevens kan de verschuiving niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde.

Toelichting

Het gegeven is van belang in verband met mogelijke veranderingen in de positie van het maaiveld of de waterbodem.

In het geval de positie is bepaald op basis van het AHN geldt als datum 1 januari van het jaar waarin de gebruikte versie van het AHN voor het gebied waarin de locatie ligt, is vastgesteld.

De eerste regel voor IMBRO/A is op de volgende overweging gebaseerd: wanneer bij gegevens uit het verleden de meest relevante datum van het geotechnisch sondeeronderzoek, de rapportagedatum onderzoek, niet bekend is, kan een eventueel wel ingevulde datum verticale positiebepaling niet in de chronologische context geplaatst worden en verliest het zijn toegevoegde waarde.

   

4.6 methode verticale positiebepaling

Naam attribuut

methode verticale positiebepaling

Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

MethodeVerticale

Positiebepaling

Type

Codelijst

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de verschuiving niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven de waarde geen.

Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de verticale positie is bepaald.

   

4.7 uitvoerder verticale positiebepaling

Naam attribuut

uitvoerder verticale positiebepaling

Definitie

De identificatie die de organisatie die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de bepaling van de verticale positie, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

KvK-nummer

Type

Code

Opbouw

NNNNNNNN

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van geotechnisch sondeeronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

5. Gestandaardiseerde locatie

Naam entiteit

Gestandaardiseerde locatie

Definitie

De gegevens over de plaats van het geotechnisch sondeeronderzoek op het aardoppervlak zoals die door de basisregistratie ondergrond zijn getransformeerd.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument. De gestandaardiseerde locatie wordt door de basisregistratie ondergrond berekend ten behoeve van data-afnemers. Het maakt het mogelijk alle gegevens in de registratie ondergrond in een en hetzelfde referentiestelsel te ontsluiten. De locatie van geotechnisch sondeeronderzoek is gedefinieerd als een punt.

   

5.1 coƶrdinaten

 

Naam attribuut

coƶrdinaten

Definitie

De coƶrdinaten in het standaard referentiestelsel.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Coƶrdinatenpaar

   

5.2 referentiestelsel

 

Naam attribuut

referentiestelsel

Definitie

Het referentiestelsel van de gestandaardiseerde coƶrdinaten.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Referentiestelsel= ETRS89

Type

Codelijst

   

5.3 coƶrdinaattransformatie

Naam attribuut

coƶrdinaattransformatie

Definitie

De methode die de basisregistratie ondergrond heeft gebruikt voor het omzetten van de aangeleverde coƶrdinaten.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Coƶrdinaattransformatie

Type

Codelijst

6.0. Sondeonderzoek

Naam entiteit

Sondeonderzoek

Definitie

Het deel van de gegevens van het sondeeronderzoek dat betrekking heeft op het doen van metingen met een bepaald sondeerapparaat en het bewerken van die metingen tot een resultaat dat aan de opdrachtgever is gerapporteerd.

Kardinaliteit

1

   

6.0.1 dissipatietest uitgevoerd

Naam attribuut

dissipatietest uitgevoerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een of meer dissipatietesten zijn uitgevoerd in het sondeonderzoek.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

   

6.0.2 datum laatste bewerking

Naam attribuut

datum laatste bewerking

Definitie

De datum waarop de meetresultaten voor het laatst zijn bewerkt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1930 tot heden

Regels

De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Geotechnisch sondeeronderzoek.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend hebben; in dat geval ligt de datum niet na het tijdstip registratie object.

Toelichting

De meetresultaten worden altijd bewerkt. Een indicatie van de stappen die daarin zijn uitgevoerd is vastgelegd in de entiteit Bewerking.

   

6.0.3 sondeermethode

Naam attribuut

sondeermethode

Definitie

De techniek die is gebruikt bij het uitvoeren van de metingen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Sondeermethode

Type

Codelijst

   

6.0.4 kwaliteitsklasse

Naam attribuut

kwaliteitsklasse

Definitie

De klasse binnen de sondeernorm volgens welke het geotechnisch sondeeronderzoek is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Kwaliteitsklasse

Type

Codelijst

Regels

De volgende norm – klasse combinaties zijn toegestaan:

NEN5140: klasse1, klasse2, klasse3, klasse4

ISO22476D1: klasse1, klasse2, klasse3, klasse4

ISO22476D12: klasse5, klasse6, klasse7

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens geldt als aanvullende regel dat de kwaliteitsklasse de waarde onbekend kan hebben, wanneer de sondeernorm ongelijk is aan NEN3680.

Wanneer de sondeernorm de waarde NEN3680 heeft, is de waarde van het gegeven nvt.

Toelichting

Het gegeven is een nadere precisering van de norm waaraan het geotechnisch sondeeronderzoek voldoet en verwijst naar aanvullende afspraken. Het geeft daardoor meer inzicht in de gebruikswaarde van de resultaten. De norm waaraan het geotechnisch onderzoek voldoet is vastgelegd bij het Geotechnisch sondeeronderzoek.

   

6.0.5 stopcriterium

 

Naam attribuut

stopcriterium

Definitie

De reden waarom het sondeonderzoek op de bereikte diepte is gestopt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Stopcriterium

Type

Codelijst

Toelichting

Het gegeven geeft aan of het sondeonderzoek is geslaagd of dat het einddoel niet behaald is omdat er problemen zijn geweest. Het kan in sommige gevallen wat extra informatie geven over de opbouw van de ondergrond.

   

6.0.6 sensorazimuth

 

Naam attribuut

sensorazimuth

Definitie

De hoek tussen het magnetische noorden en de richting van de sensor voor de helling x, zoals gemeten vanaf het magnetische noorden met de klok mee voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

3

Eenheid

° (graden)

Waardebereik

0 tot 360

Toelichting

Het gegeven is van belang wanneer de helling in een eigen coƶrdinaatstelsel is bepaald (helling x en y). Het is voldoende het azimuth van de x-sensor te geven omdat de twee sensoren altijd in een hoek van 90 graden zijn geplaatst.

Vooralsnog is ervan afgezien deze relatie te vertalen naar een strikte regel.

6.1. Traject

Naam entiteit

Traject

Definitie

De diepte van het begin en het eind van de weg die de sondeerconus in de ondergrond heeft afgelegd.

Kardinaliteit

1

Toelichting

Diepte wordt gemeten langs de verticaal, ten opzichte van het lokaal verticaal referentiepunt. Het gegeven geeft globaal aan welk deel van de ondergrond op de locatie met de sondeerconus is onderzocht.

   

6.1.1 voorgeboord tot

 

Naam attribuut

voorgeboord tot

Definitie

De diepte tot waar is voorgeboord of voorgegraven.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot niet-gespecificeerd

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de diepte tot waar is voorgeboord niet bekend zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

Toelichting

Om uiteenlopende redenen kan het bovenste deel van de ondergrond worden verwijderd voordat de sondeerconus naar beneden gaat. Gewoonlijk gebeurt dat door een gat te graven of te boren. Wanneer er geen grond is verwijderd, is de waarde van het gegeven 0.

   

6.1.2 einddiepte

 

Naam attribuut

einddiepte

Definitie

De diepte waarop het sondeonderzoek is beƫindigd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.3

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot 200

Toelichting

Wanneer de hellingshoek van de sondeerconus niet gemeten is, wordt de diepte gemakshalve gelijkgesteld aan de maximale sondeerlengte. Het gegeven is opgenomen om data-afnemers in staat te stellen de gebruikswaarde van het geotechnisch sondeeronderzoek te beoordelen zonder het resultaat in detail te hoeven kennen.

6.2. Bewerking

Naam entiteit

Bewerking

Definitie

De globale karakterisering van de bewerking die de resultaten van het sondeonderzoek hebben ondergaan.

Kardinaliteit

1

Toelichting

Het is nog niet mogelijk een lijst met standaard methoden vast te stellen, omdat de bewerking van uitvoerder tot uitvoerder verschilt.

   

6.2.1 bewerking onderbrekingen uitgevoerd

Naam attribuut

bewerking onderbrekingen uitgevoerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er bewerkingen hebben plaatsgevonden op de meetreeks in verband met het teruglopen van de waarde tijdens een onderbreking.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Domein IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

Type

Enumeratie

   

6.2.2 expertcorrectie uitgevoerd

Naam attribuut

expertcorrectie uitgevoerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er door een expert correcties zijn toegepast op meetresultaten.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Domein IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

Type

Enumeratie

Toelichting

Expertcorrecties zijn correcties die niet over de gehele meetreeks worden toegepast. De expert corrigeert de meetwaarden binnen een bepaald dieptebereik of van een specifieke parameter.

   

6.2.3 signaalbewerking uitgevoerd

Naam attribuut

signaalbewerking uitgevoerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een signaalbewerkingsmethode is toegepast op de meetreeks.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Domein IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

Type

Enumeratie

Toelichting

Het gegeven geeft aan of er een bewerkingsmethode is toegepast op de gehele meetreeks, zoals een correctie op het nulpuntverloop of een piekenfilter.

6.3. Sondeerapparaat

Naam entiteit

Sondeerapparaat

Definitie

De gegevens van het sondeerapparaat waarmee het sondeonderzoek is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

   

6.3.1 omschrijving

 

Naam attribuut

omschrijving

Definitie

De specificatie van het sondeerapparaat waarmee het sondeonderzoek is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Tekst

Maximale lengte

200

Toelichting

Het gegeven geeft aan welk standaard apparaat het betreft of geeft een omschrijving van het apparaat. Daarnaast wordt gewoonlijk de massa van het sondeerapparaat gegeven. Voor IMBRO/A kunnen de gegevens niet bekend zijn; in dat geval maakt de aangeleverde tekst duidelijk dat de waarde onbekend is.

   

6.3.2 conustype

 

Naam attribuut

conustype

Definitie

De specificatie van het type en serienummer van de sondeerconus zoals door de fabrikant gegeven.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Tekst

Maximale lengte

200

Toelichting

Het gegeven is opgenomen in de registratie ondergrond om de metingen zo goed mogelijk te kunnen herleiden. Voor IMBRO/A gegevens kunnen de gegevens onbekend zijn; in dat geval maakt de aangeleverde tekst duidelijk dat de waarde onbekend is.

   

6.3.3 oppervlakte conuspunt

Naam attribuut

oppervlakte conuspunt

Definitie

De oppervlakte van de basis van de kegel van de sondeerconuspunt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

4

Eenheid

mm<sup>2<sup> (vierkante millimeter)

Waardebereik

25 tot 2000

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de oppervlakte van de sondeerconuspunt niet bekend zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde.

Toelichting

De oppervlakte van de sondeerconuspunt is van invloed op de conusweerstand. Afhankelijk van de gebruikte sondeernorm en kwaliteitsklasse gaat het om een gemeten waarde of een waarde die is opgegeven door de conusleverancier.

   

6.3.4 conusdiameter

 

Naam attribuut

conusdiameter

Definitie

De diameter van het cilindervormige deel van de sondeerconuspunt.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

2

Eenheid

mm (millimeter)

Waardebereik

8 tot 51

Toelichting

De sondeernorm en kwaliteitsklasse kunnen de marges voorschrijven waarbinnen de actuele conusdiameter op het moment van gebruik moet vallen. Soms volstaat het de waarde te geven die is opgegeven door de leverancier van de sonde.

Het gegeven kan de specialist meer inzicht in de resultaten van het sondeonderzoek en is beslist niet bedoeld voor controle.

Vooralsnog is ervan afgezien de relatie tussen de in norm en klasse vastgelegde eisen en de aanwezigheid van het gegeven te vertalen naar een strikte regel.

   

6.3.5 oppervlaktequotiƫnt conuspunt

Naam attribuut

oppervlaktequotiƫnt conuspunt

Definitie

Het quotiƫnt van de doorsnede van de sondeerconus boven de sondeerconuspunt ter plaatse van de naad en de oppervlakte van de sondeerconuspunt.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

1.2

Eenheid

Geen (mm2/ mm2)

Waardebereik

0.05 tot 1

Toelichting

Het gegeven zou gebruikt moeten worden voor het corrigeren van de conusweerstand. Binnen het werkveld bestaat vooralsnog geen duidelijkheid over de toegevoegde waarde van het gegeven en vastlegging is daarom optioneel.

   

6.3.6 afstand conus tot midden kleefmantel

Naam attribuut

afstand conus tot midden kleefmantel

Definitie

De afstand tussen de sondeerconuspunt en het midden van de kleefmantel.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

4

Eenheid

mm (millimeter)

Waardebereik

1 tot 1.000

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de parameter plaatselijke wrijving bepaald is.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens wordt toegestaan dat een waarde ontbreekt.

Toelichting

Ten tijde van de meting bevinden de sensoren zich op verschillende diepten. Deze diepten kunnen gecorrigeerd worden met dit gegeven.

   

6.3.7 oppervlakte kleefmantel

Naam attribuut

oppervlakte kleefmantel

Definitie

De oppervlakte van de kleefmantel.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

5

Eenheid

mm<sup>2<sup> (vierkante millimeter)

Waardebereik

230 tot 25.000

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de parameter plaatselijke wrijving bepaald is.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens wordt toegestaan dat een waarde ontbreekt.

Toelichting

Het gegeven bevat de uitwendige cilindrische oppervlakte van de kleefmantel en is van invloed op de plaatselijke wrijving.

   

6.3.8 oppervlaktequotiƫnt kleefmantel

Naam attribuut

oppervlaktequotiƫnt kleefmantel

Definitie

Het quotiƫnt van de doorsnede van de bovenste ring van de kleefmantel en de doorsnede van de onderste ring van de kleefmantel.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

1.1

Eenheid

Geen (mm2/ mm2)

Waardebereik

0.2 tot 4

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de parameter plaatselijke wrijving bepaald is.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens wordt toegestaan dat een waarde ontbreekt.

Toelichting

Het gegeven wordt gebruikt voor het corrigeren van de plaatselijke wrijving.

6.4. Nulmeting

Naam entiteit

Nulmeting

Definitie

De meting van een of meerdere parameters met de sondeerconus in onbelaste situatie.

Kardinaliteit

0..1

Toelichting

De meting kan voor de meeste parameters voor en na het feitelijk gebruik van het apparaat worden uitgevoerd om het verloop in de waarde vast te stellen. De sondeernorm en kwaliteitsklasse bepalen of er een nulmeting moet worden uitgevoerd. De metingen zijn een indicator voor de kwaliteit van de resultaten van het sondeonderzoek. Zij worden gebruikt in de bewerking en kunnen onder meer leiden tot het corrigeren van waarden en het aanpassen van de nauwkeurigheid. Vanwege het controlerende karakter van de nulmeting, is het waardebereik van de parameters niet begrensd.

Vooralsnog is ervan afgezien de relatie tussen de in norm en klasse vastgelegde eisen en de aanwezigheid van het gegeven te vertalen naar een strikte regel.

   

6.4.1 conusweerstand vooraf

Naam attribuut

conusweerstand vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de conusweerstand voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

   

6.4.2 conusweerstand achteraf

Naam attribuut

conusweerstand achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de conusweerstand nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

   

6.4.3 elektrische geleidbaarheid vooraf

Naam attribuut

elektrische geleidbaarheid vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de elektrische geleidbaarheid voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

S/m (Siemens/meter)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de elektrische geleidbaarheid achteraf een waarde heeft.

   

6.4.4 elektrische geleidbaarheid achteraf

Naam attribuut

elektrische geleidbaarheid achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de elektrische geleidbaarheid nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

S/m (Siemens/meter)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de elektrische geleidbaarheid vooraf een waarde heeft.

   

6.4.5 helling oost-west vooraf

Naam attribuut

helling oost-west vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de hellingshoek in oost-westelijke richting voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

2

Eenheid

° (graden)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de helling oost-west achteraf een waarde heeft.

   

6.4.6 helling oost-west achteraf

Naam attribuut

helling oost-west achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de hellingshoek in oost-westelijke richting nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

Maximale lengte

2

Eenheid

° (graden)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de helling oost-west vooraf een waarde heeft.

   

6.4.7 helling noord-zuid vooraf

Naam attribuut

helling noord-zuid vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de hellingshoek in noord-zuidelijke richting voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

Maximale lengte

2

Eenheid

° (graden)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de helling noord-zuid achteraf een waarde heeft.

   

6.4.8 helling noord-zuid achteraf

Naam attribuut

helling noord-zuid achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de hellingshoek in noord-zuidelijke richting nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

Maximale lengte

2

Eenheid

° (graden)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de helling noord-zuid vooraf een waarde heeft.

   

6.4.9 hellingresultante vooraf

Naam attribuut

hellingresultante vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de resultante voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

Maximale lengte

2

Eenheid

° (graden)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de hellingresultante achteraf een waarde heeft.

   

6.4.10 hellingresultante achteraf

Naam attribuut

hellingresultante achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de resultante hellingshoek nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

Maximale lengte

2

Eenheid

° (graden)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de hellingresultante vooraf een waarde heeft.

   

6.4.11 plaatselijke wrijving vooraf

Naam attribuut

plaatselijke wrijving vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de plaatselijke wrijving voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

1.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de plaatselijke wrijving achteraf een waarde heeft.

   

6.4.12 plaatselijke wrijving achteraf

Naam attribuut

plaatselijke wrijving achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de plaatselijke wrijving nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

1.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de plaatselijke wrijving vooraf een waarde heeft.

   

6.4.13 waterspanning u1 vooraf

Naam attribuut

waterspanning u1 vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de waterspanning u1 voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u1 achteraf een waarde heeft.

   

6.4.14 waterspanning u1 achteraf

Naam attribuut

waterspanning u1 achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de waterspanning u1 nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u1 vooraf een waarde heeft.

   

6.4.15 waterspanning u2 vooraf

Naam attribuut

waterspanning u2 vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de waterspanning u2 voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u2 achteraf een waarde heeft.

   

6.4.16 waterspanning u2 achteraf

Naam attribuut

waterspanning u2 achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de waterspanning u2 nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u2 vooraf een waarde heeft.

   

6.4.17 waterspanning u3 vooraf

Naam attribuut

waterspanning u3 vooraf

Definitie

De gemeten waarde van de waterspanning u3 voorafgaand aan de conuspenetratietest.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u3 achteraf een waarde heeft.

   

6.4.18 waterspanning u3 achteraf

Naam attribuut

waterspanning u3 achteraf

Definitie

De gemeten waarde van de waterspanning u3 nadat de conuspenetratietest en eventuele dissipatietesten zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels

Het gegeven heeft alleen een waarde als de waterspanning u3 vooraf een waarde heeft.

6.5. Bepaalde parameters

Naam entiteit

Bepaalde parameters

Definitie

De parameters die in een conuspenetratietest bemeten kunnen worden met de aanduiding of de waarde in het onderzoek is vastgesteld.

Kardinaliteit

1

Toelichting

Het gegeven heeft geen betrekking op eventueel tijdens een dissipatietest bepaalde parameters.

   

6.5.1 sondeertrajectlengte

Naam attribuut

sondeertrajectlengte

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de sondeertrajectlengte is vastgesteld en dat is de lengte van de weg die de sondeerconus in de ondergrond heeft afgelegd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee= ja

Type

Enumeratie

Toelichting

De sondeertrajectlengte wordt altijd gemeten. Het lokaal verticaal referentiepunt is het nulpunt. De sondeertrajectlengte wordt gemeten ter plaatse van de basis van de sondeerconuspunt. De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

   

6.5.2 diepte

 

Naam attribuut

diepte

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de diepte is vastgesteld en dat is de diepte van de basis van de conuspunt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

Het lokaal verticaal referentiepunt is het nulpunt. De nauwkeurigheid van de diepte kan worden afgeleid van de nauwkeurigheden van de sondeertrajectlengte en de gebruikte hellingshoeken.

   

6.5.3 verlopen tijd

Naam attribuut

verlopen tijd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de verlopen tijd is vastgesteld en dat is de duur van de tijd tussen het moment waarop de conuspenetratietest is gestart en het moment waarop de meting is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 1 seconde.

   

6.5.4 conusweerstand

 

Naam attribuut

conusweerstand

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de conusweerstand is vastgesteld en dat is de kracht per oppervlakte eenheid die nodig is om de sondeerconuspunt bij het sonderen te verplaatsen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee= ja

Type

Enumeratie

Toelichting

De conusweerstand wordt altijd gemeten. De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

   

6.5.5 gecorrigeerde conusweerstand

Naam attribuut

gecorrigeerde conusweerstand

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gecorrigeerde conusweerstand is vastgesteld en dat is de conusweerstand gecorrigeerd voor de waterspanning.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De gecorrigeerde conusweerstand is de conusweerstand minus de waterspanning. De nauwkeurigheid van de gecorrigeerde conusweerstand kan worden afgeleid van de nauwkeurigheden van de conusweerstand en waterspanning.

   

6.5.6 netto conusweerstand

Naam attribuut

netto conusweerstand

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de netto conusweerstand is vastgesteld en dat is de conusweerstand gecorrigeerd voor de waterspanning op de oppervlakte van de sondeerconus punt en de effectieve verticale grondspanning.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De nauwkeurigheid van de netto conusweerstand kan worden afgeleid van de nauwkeurigheden van de conusweerstand, de waterspanning en de oppervlakte van de conuspunt.

   

6.5.7 magnetische veldsterkte x

Naam attribuut

magnetische veldsterkte x

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de magnetische veldsterkte in x-richting is vastgesteld en dat is de veldsterkte in x-richting van een eigen coƶrdinatenstelsel.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 1.000 nanoTesla.

   

6.5.8 magnetische veldsterkte y

Naam attribuut

magnetische veldsterkte y

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de magnetische veldsterkte in y-richting is vastgesteld en dat is de veldsterkte in de y-richting van een eigen coƶrdinatenstelsel.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 1.000 nanoTesla.

   

6.5.9 magnetische veldsterkte z

Naam attribuut

magnetische veldsterkte z

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de magnetische veldsterkte in z-richting is vastgesteld en dat is de veldsterkte in de z-richting van een eigen coƶrdinatenstelsel.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 1.000 nanoTesla.

   

6.5.10 totale magnetische veldsterkte

Naam attribuut

totale magnetische veldsterkte

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de totale magnetische veldsterkte is vastgesteld en dat is de sterkte van het volledige magnetische veld berekend uit de gemeten waarden in x-, y- en z-richting.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De nauwkeurigheid voor deze parameter is af te leiden uit de nauwkeurigheden van de magnetische veldsterkte x, magnetische veldsterkte y en magnetische veldsterkte z.

   

6.5.11 elektrische geleidbaarheid

Naam attribuut

elektrische geleidbaarheid

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de elektrische geleidbaarheid is vastgesteld en dat is het gemak waarmee een elektrische lading zich verplaatst tussen twee elektroden in de sondeerconus.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 0.1 Siemens per meter.

   

6.5.12 helling oost-west

Naam attribuut

helling oost-west

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de helling oost-west is vastgesteld en dat is de hoek tussen de as van de sondeerconus en de verticale as in oost-west richting.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

6.5.13 helling noord-zuid

Naam attribuut

helling noord-zuid

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de helling noord-zuid is vastgesteld en dat is de hoek tussen de as van de sondeerconus en de verticale as in noord-zuid richting.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

6.5.14 helling x

Naam attribuut

helling x

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de helling x is vastgesteld en dat is de hoek tussen de as van de sondeerconus en de verticale as van een eigen coƶrdinatenstelsel in x-richting.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

6.5.15 helling y

Naam attribuut

helling y

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de helling y is vastgesteld en dat is de hoek tussen de as van de sondeerconus en de verticale as van een eigen coƶrdinatenstelsel in y-richting.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

6.5.16 hellingresultante

Naam attribuut

hellingresultante

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de hellingresultante is vastgesteld en dat is de hellingshoek tussen de as van de sondeerconus en de verticale as.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm. De hellingresultante wordt afgeleid van de gemeten hellingshoeken of direct gemeten.

6.5.17 magnetische inclinatie

Naam attribuut

magnetische inclinatie

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de magnetische inclinatie is vastgesteld en dat is de hoek tussen de richting van de totale magnetische veldsterkte en het horizontale vlak.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

6.5.18 magnetische declinatie

Naam attribuut

magnetische declinatie

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de magnetische declinatie is vastgesteld en dat is de hoek tussen het magnetisch noorden en het geografisch noorden.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

6.5.19 plaatselijke wrijving

Naam attribuut

plaatselijke wrijving

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de plaatselijke wrijving is vastgesteld en dat is de gemeten kracht per oppervlakte eenheid die nodig is om de kleefmantel bij het sonderen te verplaatsen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

6.5.20 poriƫnratio

Naam attribuut

poriƫnratio

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de poriƫnratio is vastgesteld en dat is het quotiƫnt van de totale waterspanning en de netto conusweerstand.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De nauwkeurigheid van de poriƫnratio kan worden afgeleid van de nauwkeurigheden van de netto conusweerstand en de gebruikte waterspanning.

6.5.21 temperatuur

Naam attribuut

temperatuur

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de temperatuur is vastgesteld en dat is de temperatuur die aan de sondeerconuspunt is gemeten.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

Het gegeven is het resultaat van wrijving tijdens het sonderen en geeft een indicatie van de omstandigheden waarin de sondering wordt uitgevoerd. Het is niet noodzakelijkerwijs de temperatuur van de grond. De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter is 5 graden Celsius.

6.5.22 waterspanning u1

Naam attribuut

waterspanning u1

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de waterspanning u1 is vastgesteld en dat is de kracht die het water op het sondeerapparaat uitoefent per oppervlakte eenheid gemeten op meetlocatie u1.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

6.5.23 waterspanning u2

Naam attribuut

waterspanning u2

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de waterspanning u2 is vastgesteld en dat is de kracht die het water op het sondeerapparaat uitoefent per oppervlakte eenheid gemeten op meetlocatie u2.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

6.5.24 waterspanning u3

Naam attribuut

waterspanning u3

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de waterspanning u3 is vastgesteld en dat is de kracht die het water op het sondeerapparaat uitoefent per oppervlakte eenheid gemeten op meetlocatie u3.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De minimaal vereiste nauwkeurigheid voor deze parameter staat gespecificeerd in de gehanteerde sondeernorm.

6.5.25 wrijvingsgetal

Naam attribuut

wrijvingsgetal

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het wrijvingsgetal is vastgesteld en dat is het quotiƫnt van de plaatselijke wrijving en de conusweerstand.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De nauwkeurigheid van het wrijvingsgetal kan worden afgeleid van de nauwkeurigheden van de conusweerstand en de plaatselijke wrijving.

6.6. Conuspenetratietest

Naam entiteit

Conuspenetratietest

Definitie

De meting van de eigenschappen van de ondergrond die is gedaan door de sondeerconus steeds verder naar beneden te drukken.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De conuspenetratietest is op een bepaald moment begonnen en kan meermalen onderbroken zijn om een dissipatietest uit te voeren. Als alles goed is gegaan is de test gestopt op het moment dat het doel bereikt was. Het doel kan bijvoorbeeld het bereiken van een bepaald niveau in de ondergrond zijn. Met regelmaat zijn er metingen gedaan, steeds als de sondeerconus een bepaald deel van de weg naar beneden had afgelegd. Het resultaat van de test is samengesteld en bestaat uit een reeks van resultaten. Ieder van die resultaten omvat de waarde die ieder van de parameters die bemeten zijn op een specifiek punt op de afgelegde weg heeft.

6.6.1 starttijd meten

Naam attribuut

starttijd meten

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de conuspenetratietest is gestart.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1930 tot heden

Regels

De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Geotechnisch sondeeronderzoek.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend hebben; in dat geval ligt de datum niet na het tijdstip registratie object.

6.7. Conuspenetratietest resultaat

Naam entiteit

Conuspenetratietest resultaat

Definitie

De waarde die ieder van de parameters die zijn bemeten, op een specifiek punt op de afgelegde weg heeft.

Kardinaliteit

1..*

Toelichting

Welke parameters gemeten of berekend zijn kan per conuspenetratietest verschillen. De entiteit Bepaalde parameters geeft aan welke parameters zijn bemeten. De gemeten waarden worden bewerkt en tijdens de bewerking kunnen individuele metingen worden afgekeurd.

   

6.7.1 sondeertrajectlengte

 

Naam attribuut

sondeertrajectlengte

Definitie

De waarde van de sondeertrajectlengte op het moment van meten.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.3

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot 200

   

6.7.2 diepte

 

Naam attribuut

diepte

Definitie

De waarde van de diepte op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.3

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot 200

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut diepte van de entiteit Bepaalde parameters.

De waarde is kleiner of gelijk aan de bijbehorende sondeertrajectlengte.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

   

6.7.3 verlopen tijd

 

Naam attribuut

verlopen tijd

Definitie

De waarde van de verlopen tijd op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

5.1

Eenheid

s (seconde)

Waardebereik

0 tot 68.400

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut verlopen tijd van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

   

6.7.4 conusweerstand

 

Naam attribuut

conusweerstand

Definitie

De waarde van de conusweerstand op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

-1 tot 200

Regels

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval, heeft het attribuut geen waarde.

   

6.7.5 gecorrigeerde conusweerstand

Naam attribuut

gecorrigeerde conusweerstand

Definitie

De waarde van de gecorrigeerde conusweerstand op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

-1 tot 200

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut gecorrigeerde conusweerstand van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

   

6.7.6 netto conusweerstand

Naam attribuut

netto conusweerstand

Definitie

De waarde van de netto conusweerstand op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

-1 tot 200

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut netto conusweerstand van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

   

6.7.7 magnetische veldsterkte x

Naam attribuut

magnetische veldsterkte x

Definitie

De waarde van de magnetische veldsterkte x op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

Maximale lengte

6

Eenheid

nT (nanoTesla)

Waardebereik

–100.000 tot 100.000

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut magnetische veldsterkte x van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

Toelichting

Individuele waarden worden gewoonlijk afgekeurd in de bovenste 2 a 3 meter. Daar gemeten waarden zijn niet betrouwbaar vanwege storende invloeden zoals de aanwezigheid van de sondeerwagen, spoorrails en leidingen in de grond.

   

6.7.8 magnetische veldsterkte y

Naam attribuut

magnetische veldsterkte y

Definitie

De waarde van de magnetische veldsterkte y op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

Maximale lengte

6

Eenheid

nT (nanoTesla)

Waardebereik

–100.000 tot 100.000

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut magnetische veldsterkte y van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

Toelichting

Individuele waarden worden gewoonlijk afgekeurd in de bovenste 2 a 3 meter. Daar gemeten waarden zijn niet betrouwbaar vanwege storende invloeden zoals de aanwezigheid van de sondeerwagen, spoorrails en leidingen in de grond.

   

6.7.9 magnetische veldsterkte z

Naam attribuut

magnetische veldsterkte z

Definitie

De waarde van de magnetische veldsterkte z op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

Maximale lengte

6

Eenheid

nT (nanoTesla)

Waardebereik

–100.000 tot 100.000

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut magnetische veldsterkte z van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

Toelichting

Individuele waarden worden gewoonlijk afgekeurd in de bovenste 2 a 3 meter. Daar gemeten waarden zijn niet betrouwbaar vanwege storende invloeden zoals de aanwezigheid van de sondeerwagen, spoorrails en leidingen in de grond.

   

6.7.10 totale magnetische veldsterkte

Naam attribuut

totale magnetische veldsterkte

Definitie

De waarde van de totale magnetische veldsterkte op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

Maximale lengte

6

Eenheid

nT (nanoTesla)

Waardebereik

–100.000 tot 100.000

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut totale magnetische veldsterkte van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

Toelichting

Individuele waarden worden gewoonlijk afgekeurd in de bovenste 2 a 3 meter. Daar gemeten waarden zijn niet betrouwbaar vanwege storende invloeden zoals de aanwezigheid van de sondeerwagen, spoorrails en leidingen in de grond.

   

6.7.11 elektrische geleidbaarheid

Naam attribuut

elektrische geleidbaarheid

Definitie

De waarde van de elektrische geleidbaarheid op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

S/m (Siemens/meter)

Waardebereik

0 tot 10

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut elektrische geleidbaarheid van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

   

6.7.12 helling oost-west

Naam attribuut

helling oost-west

Definitie

De waarde van de helling oost-west op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

Maximale lengte

2

Eenheid

° (graden)

Waardebereik

-20 tot 20

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut helling oost-west van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

Toelichting

Een positieve waarde staat voor een hellingshoek in oostelijke richting en een negatieve waarde staat voor een hellingshoek in westelijke richting. Een individuele waarde wordt bijvoorbeeld afgekeurd wanneer de waarde buiten het gespecificeerde bereik ligt omdat de sondeerconus op een object stuit en er een piek in het resultaat ontstaat of omdat de hoek te veel oploopt aan het eind van de weg die de sondeerconus in de ondergrond aflegt.

   

6.7.13 helling noord-zuid

Naam attribuut

helling noord-zuid

Definitie

De waarde van de helling noord-zuid op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

Maximale lengte

2

Eenheid

° (graden)

Waardebereik

-20 tot 20

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut helling noord-zuid van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

Toelichting

Een positieve waarde staat voor een hellingshoek in noordelijke richting en een negatieve waarde staat voor een hellingshoek in zuidelijke richting. Een individuele waarde wordt bijvoorbeeld afgekeurd wanneer de waarde buiten het gespecificeerde bereik ligt omdat de sondeerconus op een object stuit en er een piek in het resultaat ontstaat of omdat de hoek te veel oploopt aan het eind van de weg die de sondeerconus in de ondergrond aflegt.

   

6.7.14 helling x

Naam attribuut

helling x

Definitie

De waarde van de helling x op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

Maximale lengte

2

Eenheid

° (graden)

Waardebereik

-20 tot 20

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut helling x van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

Toelichting

Een positieve waarde staat voor een hellingshoek in positieve x-richting en een negatieve waarde staat voor een hellingshoek in negatieve x-richting. Een individuele waarde wordt bijvoorbeeld afgekeurd wanneer de waarde buiten het gespecificeerde bereik ligt omdat de sondeerconus op een object stuit en er een piek in het resultaat ontstaat of omdat de hoek te veel oploopt aan het eind van de weg die de sondeerconus in de ondergrond aflegt.

   

6.7.15 helling y

 

Naam attribuut

helling y

Definitie

De waarde van de helling y op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

Maximale lengte

2

Eenheid

° (graden)

Waardebereik

-20 tot 20

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut helling y van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

Toelichting

Een positieve waarde staat voor een hellingshoek in positieve y-richting en een negatieve waarde staat voor een hellingshoek in negatieve y-richting. Een individuele waarde wordt bijvoorbeeld afgekeurd wanneer de waarde buiten het gespecificeerde bereik ligt omdat de sondeerconus op een object stuit en er een piek in het resultaat ontstaat of omdat de hoek te veel oploopt aan het eind van de weg die de sondeerconus in de ondergrond aflegt.

   

6.7.16 hellingresultante

 

Naam attribuut

hellingresultante

Definitie

De waarde van de hellingresultante op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

2

Eenheid

° (graden)

Waardebereik

0 tot 20

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut hellingresultante van de entiteit Bepaaldeparameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

Toelichting

De waarde kan niet negatief zijn omdat er geen richting is gespecificeerd.

   

6.7.17 magnetische inclinatie

Naam attribuut

magnetische inclinatie

Definitie

De waarde van de magnetische inclinatie op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

Maximale lengte

2

Eenheid

° (graden)

Waardebereik

-20 tot 20

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut magnetische inclinatie van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

   

6.7.18 magnetische declinatie

Naam attribuut

magnetische declinatie

Definitie

De waarde van de magnetische declinatie op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Geheel getal

Maximale lengte

2

Eenheid

° (graden)

Waardebereik

-20 tot 20

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut magnetische declinatie van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

   

6.7.19 plaatselijke wrijving

Naam attribuut

plaatselijke wrijving

Definitie

De waarde van de plaatselijke wrijving op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

1.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

-0.1 tot 2

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut plaatselijke wrijving van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

   

6.7.20 poriƫnratio

 

Naam attribuut

poriƫnratio

Definitie

De waarde van de poriƫnratio op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

Geen (MPa/MPa)

Waardebereik

-1 tot 20

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut poriƫnratio van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

   

6.7.21 temperatuur

 

Naam attribuut

temperatuur

Definitie

De waarde van de temperatuur op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.1

Eenheid

°C (graden Celcius)

Waardebereik

-20 tot 160

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut temperatuur van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

   

6.7.22 waterspanning u1

 

Naam attribuut

waterspanning u1

Definitie

De waarde van de waterspanning u1 op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

-1 tot 10

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut waterspanning u1 van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

   

6.7.23 waterspanning u2

 

Naam attribuut

waterspanning u2

Definitie

De waarde van de waterspanning u2 op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

-1 tot 10

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut waterspanning u2 van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

   

6.7.24 waterspanning u3

 

Naam attribuut

waterspanning u3

Definitie

De waarde van de waterspanning u3 op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

-1 tot 10

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut waterspanning u3 van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

   

6.7.25 wrijvingsgetal

 

Naam attribuut

wrijvingsgetal

Definitie

De waarde van het wrijvingsgetal op de gegeven sondeerlengte.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.1

Eenheid

% (procent, MPa/MPa)

Waardebereik

0 tot 100

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van dit attribuut wordt bepaald door de waarde van het attribuut wrijvingsgetal van de entiteit Bepaalde parameters.

Door uiteenlopende oorzaken kan het voorkomen dat enkele individuele metingen niet correct zijn. Wanneer de parameter bepaald is, maar een individuele waarde is afgekeurd, en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

Toelichting

Een individuele waarde wordt bijvoorbeeld afgekeurd wanneer het wrijvingsgetal negatief is. Dit kan voorkomen wanneer een negatieve plaatselijke wrijving of conusweerstand is gemeten. Een negatief wrijvingsgetal heeft geen betekenis.

6.8. Dissipatietest

Naam entiteit

Dissipatietest

Definitie

De meting van eigenschappen van de ondergrond die tijdens het sondeonderzoek is uitgevoerd door de neergang van de sondeerconus op een bepaald punt en een bepaald moment te onderbreken.

Kardinaliteit

0..*

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van een dissipatietest wordt bepaald door de waarde van het attribuut dissipatietest uitgevoerd van de entiteit Sondeonderzoek.

Toelichting

Er kan meer dan een dissipatietest zijn uitgevoerd. De geslaagde dissipatietesten zijn allemaal in de basisregistratie ondergrond opgenomen. Tijdens het uitvoeren van de conuspenetratietest worden water en sediment weggedrukt, waardoor een overdruk in de ondergrond ontstaat. Wanneer de neergang van de sondeerconus tijdelijk wordt gestopt, kan de oorspronkelijke situatie zich herstellen. De dissipatietest meet het verloop van de waterspanning gedurende de periode van herstel. Er worden met een regelmatig interval metingen gedaan, steeds als een bepaalde tijd is verstreken. Het resultaat is samengesteld en omvat een reeks van resultaten. Ieder van die resultaten omvat de waarde die ieder van de parameters die bemeten zijn op een specifiek punt in de tijd heeft.

   

6.8.1 sondeertrajectlengte

Naam attribuut

sondeertrajectlengte

Definitie

De waarde van de sondeertrajectlengte, ter plaatse van de dissipatietest.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.3

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot 200

   

6.8.2 starttijd meten

 

Naam attribuut

starttijd meten

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de dissipatietest is gestart.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1930 tot heden

Regels

De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Geotechnisch sondeeronderzoek.

Het tijdstip ligt niet voor de starttijd meten van de entiteit Conuspenetratietest.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend hebben; in dat geval ligt de datum niet na het tijdstip registratie object.

6.9. Dissipatietest resultaat

Naam entiteit

Dissipatietest resultaat

Definitie

De waarde die ieder van de bemeten parameters op een specifiek moment na de start van de dissipatietest heeft.

Kardinaliteit

1..*

Regels

In de reeks dissipatietestresultaten moet ten minste van een van de parameters waterspanning u1, u2 of u3 bemeten zijn.

Toelichting

De gemeten waarden worden bewerkt en tijdens de bewerking kunnen individuele metingen worden afgekeurd.

   

6.9.1 verlopen tijd

 

Naam attribuut

verlopen tijd

Definitie

De duur van de tijd tussen het moment waarop de dissipatietest is gestart en het moment waarop de meting is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

5.1

Eenheid

s (seconde)

Waardebereik

0 tot 68.400

   

6.9.2 conusweerstand

 

Naam attribuut

conusweerstand

Definitie

De waarde van de conusweerstand op het moment waarop de meting is uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

-1 tot 200

Toelichting

Bij een dissipatietest gaat het in eerste instantie om de waterspanning. De conusweerstand wordt standaard gemeten, maar is uiteindelijk van secundair belang. Het kan voorkomen dat de test relevante gegevens over het verloop van de waterspanning levert, terwijl de metingen van de conusweerstand moeten worden afgekeurd.

   

6.9.3 waterspanning u1

 

Naam attribuut

waterspanning u1

Definitie

De waarde van de waterspanning u1 op het moment waarop de meting is uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

-1 tot 10

Regels

In afwijking van de regel dat een van de drie waterspanningen een waarde moet hebben, kan een waarde in een individueel resultaat ontbreken. Dat betekent dat de waarde is afgekeurd.

   

6.9.4 waterspanning u2

 

Naam attribuut

waterspanning u2

Definitie

De waarde van de waterspanning u2 op het moment waarop de meting is uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

-1 tot 10

Regels

In afwijking van de regel dat een van de drie waterspanningen een waarde moet hebben, kan een waarde in een individueel resultaat ontbreken. Dat betekent dat de waarde is afgekeurd.

   

6.9.5 waterspanning u3

 

Naam attribuut

waterspanning u3

Definitie

De waarde van de waterspanning u3 op het moment waarop de meting is uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.3

Eenheid

MPa (megaPascal)

Waardebereik

-1 tot 10

Regels

In afwijking van de regel dat een van de drie waterspanningen een waarde moet hebben, kan een waarde in een individueel resultaat ontbreken. Dat betekent dat de waarde is afgekeurd.

7.0. Aanvullend onderzoek

Naam entiteit

Aanvullend onderzoek

Definitie

De waarnemingen die binnen het geotechnisch sondeeronderzoek als aanvulling op het sondeonderzoek zijn uitgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van de entiteit wordt bepaald door de waarde van het attribuut aanvullend onderzoek uitgevoerd van de entiteit Geotechnisch sondeeronderzoek.

Ten minste ƩƩn van de attributen omstandigheden, hoedanigheid oppervlakte en grondwaterstand heeft een waarde en/of de entiteit Verwijderde laag bestaat.

Toelichting

De aard van de waarnemingen verschilt. Sommige hebben betrekking op de ondergrond zelf, andere geven informatie die van belang kan zijn voor het gebruik van de resultaten uit het sondeonderzoek.

7.0.1 datum onderzoek

 

Naam attribuut

datum onderzoek

Definitie

De datum waarop het aanvullend onderzoek is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1930 tot heden

Regels

De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Geotechnisch sondeeronderzoek.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend hebben; in dat geval ligt de datum niet na het tijdstip registratie object.

7.0.2 omstandigheden

 

Naam attribuut

omstandigheden

Definitie

De beschrijving van omstandigheden in het veld die de resultaten van het sondeonderzoek kunnen hebben beĆÆnvloed.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Tekst

Maximale lengte

200

Toelichting

Het gegeven is bedoeld om bijzondere omstandigheden vast te leggen die voor eenieder die de resultaten van het onderzoek wil gebruiken van belang kunnen zijn. Het kan gaan om weersomstandigheden, storingen in de meetapparatuur, een bronnering of andere storende activiteit in de buurt van het onderzoek, enz. Het gegeven kan ook worden gebruikt om vast te leggen dat de land-zee grens tijdens het uitvoeren van het onderzoek op een andere plaats lag dan ten tijde van registratie.

7.0.3 hoedanigheid oppervlakte

Naam attribuut

hoedanigheid oppervlakte

Definitie

De beschrijving van de toestand of de aard van het aardoppervlak ten tijde van het sondeonderzoek.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Tekst

Maximale lengte

200

Toelichting

Het gegeven is bedoeld om bijzonderheden over het oppervlak vast te leggen die voor eenieder die de resultaten van het onderzoek wil gebruiken van belang kunnen zijn. Voorbeelden zijn dat het terrein is opgehoogd, dat het oppervlak zich in een bouwput bevindt, dat het oppervlak helt of dat het blank staat.

   

7.0.4 grondwaterstand

Naam attribuut

grondwaterstand

Definitie

De diepte van het grondwateroppervlak in het sondeergat direct na uitvoering van het sondeonderzoek.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Toelichting

De grondwaterstand kan van invloed zijn op het resultaat van het sondeonderzoek.

7.1. Verwijderde laag

Naam entiteit

Verwijderde laag

Definitie

Het deel van het voorgeboorde of voorgegraven traject dat als een laag met een bepaalde samenstelling is beschreven.

Kardinaliteit

0..*

Regels

Het gegeven ontbreekt wanneer het attribuut voorgeboord tot de waarde 0 heeft.

Toelichting

Het hele traject van voorboren of voorgraven is beschreven als een opeenvolging van lagen. De lagen sluiten precies op elkaar aan.

   

7.1.1 volgnummer

 

Naam attribuut

volgnummer

Definitie

Het volgnummer van de laag.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Nummer

Maximale lengte

2

Toelichting

De lagen worden genummerd van boven naar onder, te beginnen bij 1.

   

7.1.2 bovengrens

 

Naam attribuut

bovengrens

Definitie

De diepte van de bovenkant van de laag.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot niet-gespecificeerd

Regels

De bovengrens van de eerste laag heeft de waarde 0. De bovengrens van iedere andere laag valt steeds samen met de ondergrens van de laag erboven.

   

7.1.3 ondergrens

 

Naam attribuut

ondergrens

Definitie

De diepte van de onderkant van de laag.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot niet-gespecificeerd

Regels

De ondergrens is groter dan de bovengrens van een laag. De ondergrens van de onderste laag is gelijk aan de waarde voorgeboord tot.

   

7.1.4 beschrijving

 

Naam attribuut

beschrijving

Definitie

De specificatie van de samenstelling van de laag.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Tekst

Maximale lengte

200

Toelichting

De samenstelling van de laag is beschreven zonder nadere afspraken over de gebruikte terminologie. Het gegeven is dan ook niet meer dan een globale karakterisering van het verwijderde materiaal.

Artikel 2. Beschrijving van de enumeraties en codelijsten

2.1. Enumeraties

IndicatieJaNee

Waarde

ja

nee

IndicatieJaNeeOnbekend

Waarde

ja

nee

onbekend

Kwaliteitsregime

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

2.2. Codelijsten

1. CoƶrdinaatTransformatie

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

7parameterTransformatie

āœ“

āœ“

De gegevens zijn getransformeerd van WGS84 naar ETRS89, gebruikmakend van de 7-parameter transformatie. De transformatieparameters zijn afkomstig van de Dienst der Hydrografie en zijn tijdsafhankelijk. Voor elk jaar is een parameterset beschikbaar voor de berekening van coƶrdinaten in ETRS89 in Nederland, waarna een transformatieprocedure naar de juiste dag volgt.

7parameterTransformatie1989

āœ“

āœ“

De gegevens zijn getransformeerd van WGS84 naar ETRS89, gebruikmakend van de 7-parameter transformatie. De transformatieparameters zijn afkomstig van de Dienst der Hydrografie en zijn tijdsafhankelijk. Bij transformatie is gebruik gemaakt van de parameterset 1989.0.

nietGetransformeerd

āœ“

āœ“

De gegevens zijn aangeleverd in ETRS89; transformatie was niet nodig.

RDNAPTRANS2008

āœ“

āœ“

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2008. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

RDNAPTRANS2008MV0

 

āœ“

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2008. De positie van het aardoppervlak is onbekend, bij transformatie is uitgegaan van 0 m NAP. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

2. Kader Aanlevering

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

MBW

āœ“

āœ“

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Mijnbouwwet.

publiekeTaak

āœ“

āœ“

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de publieke taakuitvoering, zonder nadere specificering.

WW

āœ“

āœ“

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Waterwet.

archiefoverdracht

 

āœ“

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht.

3. KaderInwinning

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

bouwwerkConstructie

āœ“

āœ“

Onderzoek met als doel eigenschappen van de ondergrond rondom bouwwerken en constructies te verkennen.

controleOnderzoek

āœ“

āœ“

Onderzoek met als doel om veranderingen in de ondergrond t.g.v. werkzaamheden te verkennen. Betreffend onderzoek heeft veelal een lokaal karakter. Vaak is voorafgaand aan de werkzaamheden al in een ander kader informatie ingewonnen om de verandering te kunnen beoordelen.

infrastructuurLand

āœ“

āœ“

Onderzoek met als doel eigenschappen van de ondergrond rondom wegen, spoorwegen, fiets- en voetpaden te verkennen.

infrastructuurWater

āœ“

āœ“

Onderzoek met als doel eigenschappen van de ondergrond in waterwegen te verkennen.

milieuonderzoek

āœ“

āœ“

Onderzoek met als doel eigenschappen van de ondergrond te verkennen met een milieu hygiƫnische (natuurlijke of niet natuurlijke) achtergrond.

overigOnderzoek

āœ“

āœ“

Onderzoeken niet behorend tot bovengenoemde categorieƫn.

vergunning

āœ“

āœ“

Onderzoek met als doel een vergunning te onderbouwen.

waterkering

āœ“

āœ“

Onderzoek met als doel eigenschappen van de ondergrond rondom waterkeringen te verkennen.

onbekend

 

āœ“

Het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd is niet bekend.

4. Kwaliteitsklasse

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

klasse1

āœ“

āœ“

Klasse 1 volgens de bij sondeernorm opgegeven norm.

klasse2

āœ“

āœ“

Klasse 2 volgens de bij sondeernorm opgegeven norm.

klasse3

āœ“

āœ“

Klasse 3 volgens de bij sondeernorm opgegeven norm.

klasse4

āœ“

āœ“

Klasse 4 volgens de bij sondeernorm opgegeven norm.

klasse5

āœ“

āœ“

Klasse 5 volgens de bij sondeernorm opgegeven norm.

klasse6

āœ“

āœ“

Klasse 6 volgens de bij sondeernorm opgegeven norm.

klasse7

āœ“

āœ“

Klasse 7 volgens de bij sondeernorm opgegeven norm.

nvt

 

āœ“

Klassen niet van toepassing (NEN 3680).

onbekend

 

āœ“

Klasse onbekend.

5. LokaalVerticaalReferentiepunt

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

maaiveld

āœ“

āœ“

Het oppervlak van de vaste aarde, daar waar de aarde niet bedekt is met water. Het maaiveld vormt de grens tussen de ondergrond en de bovengrond.

waterbodem

āœ“

āœ“

De bodem van het waterlichaam. Deze vormt de grens tussen de ondergrond en de bovengrond, daar waar de aarde bedekt is met water.

6. MethodeLocatiebepaling

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

DGPS50tot200cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. Differential Global Positioning System, afwijking tussen 50 en 200 centimeter.

GPS200tot1000cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking tussen 200 en 1.000 centimeter.

RTKGPS0tot2cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking kleiner dan 2 centimeter.

RTKGPS2tot5cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking tussen 2 en 5 centimeter.

RTKGPS5tot10cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking tussen 5 en 10 centimeter.

RTKGPS10tot50cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, zonder fix, afwijking tussen 10 en 50 centimeter.

tachymetrie0tot10cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking kleiner dan 10 centimeter.

tachymetrie10tot50cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking tussen 10 en 50 centimeter.

DGPS0tot100cm

 

āœ“

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid of d.m.v. Differential Global Positioning System, afwijking kleiner dan 100 centimeter.

DGPS100tot500cm

 

āœ“

Meting d.m.v. Global Positioning System of d.m.v. Differential Global Positioning System, afwijking tussen 100 en 500 centimeter.

GBKNOnbekend

 

āœ“

Locatie bepaald aan de hand van de grootschalige basiskaart van Nederland (tegenwoordig BGT), afwijking onbekend.

GPSOnbekend

 

āœ“

Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking onbekend.

kaartGrootschalig

 

āœ“

Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een grootschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte niet kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:500, 1:5.000 of 1:10.000).

kaartKleinschalig

 

āœ“

Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een kleinschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:25.000, 1:50.000 of 1:100.000).

landmetingOnbekend

 

āœ“

Meting d.m.v. landmeting, afwijking onbekend.

onbekend

 

āœ“

Het is onbekend op welke manier de locatie bepaald is.

7. MethodeVerticalePositiebepaling

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

AHN2

āœ“

āœ“

Positie bepaald d.m.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 2 van 2007-2012.

AHN3

āœ“

āœ“

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 3 van 2014-2019.

RTKGPS0tot4cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking kleiner dan 4 centimeter.

RTKGPS4tot10cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking tussen 4 en 10 centimeter.

RTKGPS10tot20cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, zonder fix, afwijking tussen 10 en 20 centimeter.

RTKGPS20tot100cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, zonder fix, afwijking tussen 20 en 100 centimeter.

tachymetrie0tot10cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking kleiner dan 10 centimeter.

tachymetrie10tot50cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking tussen 10 en 50 centimeter.

waterpassing0tot2cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking kleiner dan 2 centimeter.

waterpassing2tot4cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking tussen 2 en 4 centimeter.

waterpassing4tot10cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking tussen 4 en 10 centimeter.

AHN1

 

āœ“

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 1 van 1996-2003.

AHNOnbekend

 

āœ“

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie onbekend.

DGPS0tot10cm

 

āœ“

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking kleiner dan 10 centimeter.

geen

 

āœ“

Er is geen positie bepaald.

GPSOnbekend

 

āœ“

Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking onbekend.

kaartGrootschalig

 

āœ“

Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een grootschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte niet kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:500, 1:5.000 of 1:10.000).

kaartKleinschalig

 

āœ“

Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een kleinschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:25.000, 1:50.000 of 1:100.000).

kaartOnbekend

 

āœ“

Positie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend.

landmetingOnbekend

 

āœ“

Meting d.m.v. landmeting, afwijking onbekend.

onbekend

 

āœ“

Het is onbekend op welke manier de verticale positie bepaald is.

8. Referentiestelsel

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

ETRS89

āœ“

āœ“

European Terrestrial Reference System 1989 (EPSG 4258).

RD

āœ“

āœ“

Rijks Driehoeksmeting – Amersfoort RD New (EPSG 28992).

WGS84

āœ“

āœ“

World Geodetic System 1984 (EPSG 4326).

9. Registratiestatus

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

voltooid

āœ“

āœ“

Het registeren van de gegevens van het object is voltooid. Alle gegevens zijn in de registratie ondergrond vastgelegd en er kunnen geen nieuwe gegevens meer worden geregistreerd.

10. Sondeermethode

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

elektrischContinu

āœ“

āœ“

Elektrisch continue meting.

elektrischDiscontinu

āœ“

āœ“

Elektrisch discontinue meting.

mechanischContinu

āœ“

āœ“

Mechanisch continue meting.

MechanischDiscontinu

āœ“

āœ“

Mechanisch discontinue meting.

elektrisch

 

āœ“

Elektrische meting, continuiteit van de uitvoering onbekend.

mechanisch

 

āœ“

Mechanische meting, continuiteit van de uitvoering onbekend.

onbekend

 

āœ“

Methode onbekend.

11. Sondeernorm

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

ISO22476D1

āœ“

āœ“

NEN-EN-ISO 22476 deel 1.

ISO22476D12

āœ“

āœ“

NEN-EN-ISO 22476 deel 12.

NEN5140

āœ“

āœ“

NEN 5140.

NEN3680

 

āœ“

NEN 3680.

onbekend

 

āœ“

Sondeernorm onbekend.

12. Stopcriterium

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

bezwijkrisico

āœ“

āœ“

Risico op bezwijken / knikken.

conusweerstand

āœ“

āœ“

Maximale conusweerstand bereikt.

einddiepte

āœ“

āœ“

Einddiepte bereikt.

hellingshoek

āœ“

āœ“

Maximale hellingshoek bereikt.

obstakel

āœ“

āœ“

Obstakel geraakt.

storing

āœ“

āœ“

Er is een storing opgetreden.

waterspanning

āœ“

āœ“

Maximale waterspanning bereikt.

wegdrukkracht

āœ“

āœ“

Maximale wegdrukkracht bereikt.

wrijvingsweerstand

āœ“

āœ“

Maximale wrijvingsweerstand bereikt.

onbekend

 

āœ“

De reden is onbekend.

13. VerticaalReferentievlak

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

LAT

āœ“

āœ“

Laagst mogelijke waterstand gebaseerd op de stand van zon en maan (Lowest Astronomical Tide).

MSL

āœ“

āœ“

Gemiddeld zeeniveau (Mean Sea Level).

NAP

āœ“

āœ“

Normaal Amsterdams Peil.

Toelichting

1. Inleiding

De catalogus voor het geotechnisch sondeeronderzoek beschrijft de gegevens die in de registratie ondergrond zijn opgenomen van sondeeronderzoek dat vanuit het vakgebied van de geotechniek is uitgevoerd. In de geotechniek wordt sondeeronderzoek routinematig en op gestandaardiseerde wijze uitgevoerd. Sondeeronderzoek wordt sporadisch binnen andere vakgebieden uitgevoerd, bijvoorbeeld in de bodemkunde, en dat onderzoek valt buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond.

1.1. Geotechnisch sondeeronderzoek

Geotechnisch sondeeronderzoek wordt uitgevoerd in het kader van projecten in de grond-, weg- en waterbouw en in de woning- en utiliteitsbouw. Het heeft tot doel de opbouw en de eigenschappen van de ondergrond te onderzoeken om de locatie, het ontwerp, de uitvoering of de toestand van bouwwerken te kunnen vaststellen. Geotechnisch sondeeronderzoek is de formele naam die in de basisregsitratie ondergrond gebruikt wordt en de term verwijst naar een onderzoekstechniek die gewoonlijk sonderen wordt genoemd.

Geotechnisch sondeeronderzoek in de basisregsitratie ondergrond is het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een specifiek sondeeronderzoek dat op een specifieke locatie in Nederland is uitgevoerd en dat door of onder de verantwoordelijkheid van een bepaalde bronhouder is aangeleverd aan de registerbeheerder van de BRO en vervolgens onder zijn verantwoordelijkheid in de registratie ondergrond is opgenomen. De activiteiten van sondeeronderzoek omvatten in ieder geval het op locatie doen van metingen met een sondeerapparaat en de uiteindelijke rapportage van de resultaten aan de opdrachtgever.

1.2. Sonderen

Sonderen is een manier van veldonderzoek die binnen het domein van de geotechniek ontwikkeld is. Bij dit type onderzoek wordt een sondeerconus met constante snelheid de grond ingedrukt en terwijl de conus naar beneden gaat, worden quasi-continu waarnemingen gedaan aan fysieke grootheden.

De techniek is oorspronkelijk ontwikkeld om inzicht te krijgen in het dragend vermogen van de ondergrond om op basis daarvan funderingen te ontwerpen. De grootheid die daartoe gemeten werd en wordt, is de weerstand die de conus op de weg naar beneden ondervindt. In de afgelopen decennia heeft de sondeertechniek zich sterk ontwikkeld en inmiddels is het mogelijk routinematig een breed scala aan grootheden te meten. De techniek wordt in Nederland overigens nog steeds in hoofdzaak gebruikt voor het ontwerp van funderingen, maar de resultaten kunnen ook veel breder worden gebruikt omdat zij in meer algemene zin inzicht geven in de eigenschappen en de opbouw van de ondergrond.

2. Belangrijkste entiteiten

2.1. Geotechnisch sondeeronderzoek

Deze entiteit draagt de naam van het registratieobject zelf en bevat de gegevens die het sondeeronderzoek identificeren en allerlei administratieve gegevens die betrekking hebben op onder meer de herkomst van het onderzoek in de registratie. Zo geeft het informatie over het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd (kader inwinning), en de grondslag voor de verplichting tot aanlevering (kader aanlevering).

2.2. Registratiegeschiedenis

De registratiegeschiedenis van een geotechnisch sondeeronderzoek geeft de essentie van de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond, de zgn. formele geschiedenis. De registratiegeschiedenis vertelt bijvoorbeeld wanneer een object is geregistreerd en of er na registratie correcties zijn doorgevoerd.

2.3. Sondeonderzoek

Het sondeonderzoek vormt de kern van het geotechnisch sondeeronderzoek. Het is de typering van het geheel van activiteiten dat binnen het sondeeronderzoek is uitgevoerd om met het sondeerapparaat de waarde van bepaalde parameters te meten en die metingen voor de opdrachtgever tot een resultaat te bewerken. De nauwkeurigheid van de gemeten parameters wordt impliciet verantwoord doordat het geotechnisch sondeeronderzoek in zijn geheel aan een bepaalde norm voldoet.

Het sondeonderzoek koppelt de resultaten die eruit voortkomen aan het door de sonde bemeten deel van de ondergrond (traject). Het sondeonderzoek bestaat altijd uit het uitvoeren van een conuspenetratietest. De conuspenetratietest kan ƩƩn of meer keren onderbroken worden om een dissipatietest uit te voeren. Dat is een ander type test, met een eigen resultaat.

De meetresultaten worden altijd bewerkt. De activiteiten die uitgevoerd zijn om de metingen te bewerken voor de uiteindelijke rapportage worden apart vastgelegd (de bewerking).

2.4. Resultaat

Het resultaat geeft de waarden van de bepaalde parameters op bepaalde posities in het sondeertraject (conuspenetratietest resultaat), dan wel het verloop van de waarde van gemeten parameters op ƩƩn bepaalde positie in de tijd (dissipatietest resultaat). Sommige parameters hebben betrekking op de positie van de meting, maar de meeste parameters geven eigenschappen van de ondergrond weer.

2.5. Sondeerapparaat

Het sondeerapparaat is een typering van het apparaat dat bij het sondeeronderzoek is gebruikt. Het belangrijkste onderdeel van het apparaat wordt de sondeerconus genoemd en dat is het eigenlijke meetinstrument oftewel de sonde. De sondeerconus bestaat uit twee functionele onderdelen, de kleefmantel en de conuspunt. De conuspunt omvat niet alleen het kegelvormig uiteinde van de sondeerconus maar ook het cilindrisch deel daar direct boven. De kleefmantel zit daar weer boven.

Voor de meeste gemeten parameters kan vóór en na het uitvoeren van het sondeonderzoek de waarde worden afgelezen die het apparaat aangeeft zonder belasting (nulmeting). De nulmetingen worden gebruikt om vast te stellen of en in hoeverre het apparaat tijdens het sonderen aan betrouwbaarheid heeft ingeboet.

2.6. Aanvullend onderzoek

In sommige gevallen worden er in het veld aanvullend onderzoek gedaan. Het gaat om waarnemingen die vaak met het blote oog worden gedaan. Wanneer de ondergrond tot een bepaalde diepte wordt weggegraven voordat met het sondeonderzoek wordt begonnen, wordt er een beschrijving van de weggehaalde lagen gemaakt (verwijderde laag).

3. Het domeinmodel

Bijlage 263303.png
Figuur 1: Domeinmodel geotechnisch sondeeronderzoek

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

Catalogus

Bodemkundig booronderzoek

Inhoudsopgave

Artikel 1 Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen

58

1.1

Registratieobject

58

1.2

Entiteiten en attributen

58

 

1

Booronderzoek

58

 

2

Registratiegeschiedenis

63

 

3

Aangeleverde locatie

65

 

4

Aangeleverde verticale positie

67

 

5

Gestandaardiseerde locatie

69

 

6.0

Boring

70

 

6.1

Boorprocedure

72

 

6.2

Verwijderd traject

73

 

6.3

Verwijderde laag

73

 

6.4

Geboord traject

74

 

6.5

Boorapparaat

75

 

6.6

Geboord interval

76

 

7

Terreintoestand

77

 

8.0

Boormonsterbeschrijving

78

 

8.1

Boorprofiel

80

 

8.2

Strooisellaag

82

 

8.3

Bodemlaag

83

 

8.4

Laagcomponent

85

 

8.6

Fractieverdeling

89

 

8.7

Verdeling fijne fractie

91

 

8.8

Onvolledige fractiespecificatie

92

 

8.9

Vast gesteentelaag

93

 

8.10

Bodemclassificatie

94

 

8.11

Bijzonderheid onderin

98

Artikel 2 Beschrijving van de enumeraties en codelijsten

99

2.1

Enumeraties

99

2.2

Codelijsten

100

 

1.

AfwijkendGrondwaterRegime

100

 

2.

Afzettingskarakteristiek

100

 

3.

Beschrijflocatie

101

 

4.

Beschrijfmethode

101

 

5.

Bijzonderheid

101

 

6.

BijzonderheidBovenin

102

 

7.

BijzonderheidLocatie

105

 

8.

Bodemklasse

106

 

9.

BodemkundigeGrondsoornaam

109

 

10.

Boorspoeling

110

 

11.

Boortype

110

 

12.

Boornorm

111

 

13.

Codegroep

111

 

14.

CoƶrdinaatTransformatie

112

 

15.

Gesteentesoort

112

 

16.

Grindgehalteklasse

112

 

17.

Grondwatertrap

112

 

18.

Horizontcode

113

 

19.

KaderAanlevering

120

 

20.

KaderInwinning

121

 

21.

Kalkklasse

121

 

22.

Kalkverloopklasse

121

 

23.

KlasseSchelpmateriegehalte

121

 

24.

Landgebruik

122

 

25.

LokaalVerticaalReferentiepunt

122

 

26.

MethodeLocatiebepaling

123

 

27.

MethodeVerticalePositiebepaling

123

 

28.

Monsterhoedanigheid

123

 

29.

OndergrensZandfractie

123

 

30.

OndergrondDuinvaaggrond

123

 

31.

OndergrondVeen

124

 

32.

OrganischeStofklasse

124

 

33.

Profielverloop

124

 

34.

Referentiestelsel

124

 

35.

Registratiestatus

124

 

36.

Rijpingsklasse

124

 

37.

StandaardGrondsoortnaam

125

 

38.

Stopcriterium

125

 

39.

Strooiselsoort

126

 

40.

Textuurklasse

126

 

41.

Vakgebied

129

 

42.

Veenklasse

129

 

43.

Veensoort

129

 

44.

Vergravingsklasse

130

 

45.

VerticaalReferentievlak

130

 

46.

VerwijderdMateriaal

130

Toelichting

130

1.

Inleiding

130

 

1.1

Bodemkundig booronderzoek

130

 

1.2

Boren

131

 

1.3

Deelonderzoeken

131

2.

Belangrijkste entiteiten

131

 

2.1

Booronderzoek

131

 

2.2

Registratiegeschiedenis

131

 

2.3

Boring

131

 

2.3

Terreintoestand

132

 

2.4

Boormonsterbeschrijving

132

 

2.5

Boorprofiel

132

 

2.6

Bodemclassificatie

132

3.

Het domeinmodel

132

Artikel 1. Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen

1.1. Registratieobject

Naam

Booronderzoek

Code

BHR

Definitie

Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een booronderzoek dat vanuit een bepaalde opdracht is uitgevoerd door op een bepaald moment op een bepaalde locatie in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone een boring uit te voeren en de monsters die daarmee uit de ondergrond zijn verkregen te beschrijven en eventueel te analyseren en/of in het boorgat zelf metingen aan de ondergrond uit te voeren.

Unieke aanduiding

BRO-ID

Populatie

De populatie booronderzoeken in de registratie ondergrond omvat alle onderzoeken met uitzondering van onderzoek dat onder het regime van de Mijnbouwwet valt en onderzoek dat met het oog op de beoordeling van de bodemmilieukwaliteit of vanuit de archeologie wordt uitgevoerd.

De huidige gegevensdefinitie beschrijft alleen het bodemkundig booronderzoek en beperkt zich verder tot de boormonsterbeschrijving.

1.2. Entiteiten en attributen

1. Booronderzoek

Naam entiteit

Booronderzoek

Definitie

De gegevens die het booronderzoek identificeren en inzicht geven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond.

   

1.1 BRO-ID

 

Naam attribuut

BRO-ID

Definitie

De identificatie van een booronderzoek in de registratie ondergrond.

   

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Registratieobjectcode

Type

Code

Opbouw

BHRNNNNNNNNNNNN

Toelichting

De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe.

   

1.2 bronhouder

 

Naam attribuut

bronhouder

Definitie

De identificatie die de organisatie die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

KvK-nummer

Type

Code

Opbouw

NNNNNNNN

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van booronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is. Voor gegevens die afkomstig zijn uit BIS Nederland of DINO is het Ministerie van Infrastructuur en Milieu bronhouder.

   

1.3 object-ID bronhouder

 

Naam attribuut

object-ID bronhouder

Definitie

De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden, voordat het was geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Nee

Domein

Tekst

Maximale lengte

200

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken.

   

1.4 dataleverancier

 

Naam attribuut

dataleverancier

Definitie

De identificatie die de organisatie die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Nee

Domein

KvK-nummer

Type

Code

Opbouw

NNNNNNNN

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als dataleverancier van booronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

   

1.5 kwaliteitsregime

 

Naam attribuut

kwaliteitsregime

Definitie

De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Kwaliteitsregime

Type

Enumeratie

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven.

   
   

1.6 kader aanlevering

 

Naam attribuut

kader aanlevering

Definitie

De rechtsgrond op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleiding waarvan, het betreffende gegeven is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

KaderAanlevering

Type

Codelijst

Toelichting

De wetgever stipuleert dat het gegeven moet zijn vastgelegd om inzicht te geven in de relatie met de taken van een bestuursorgaan. Het gegeven geeft inzicht in de maatschappelijke betekenis van de informatie.

   

1.7 kader inwinning

 

Naam attribuut

kader inwinning

Definitie

Het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

KaderInwinning

Type

Codelijst

Toelichting

Onderzoek wordt normaliter projectmatig uitgevoerd, zelfs als het direct gebonden is aan een publieke taak. Het gegeven beschrijft het hogere doel van het project waarvoor het onderzoek is uitgevoerd of preciseert de taak.

   

1.8 vakgebied

 

Naam attribuut

vakgebied

Definitie

De discipline waarbinnen het booronderzoek is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Vakgebied = bodemkunde

Type

Codelijst

Toelichting

Het vakgebied bepaalt hoe het onderzoek is uitgevoerd en welke gegevens en categorieƫn van gegevens vastgelegd kunnen zijn.

   

1.9 rapportagedatum onderzoek

 

Naam attribuut

rapportagedatum onderzoek

Definitie

De datum waarop de uitvoerder van het booronderzoek alle gegevens van het booronderzoek heeft vastgelegd en het resultaat aan de opdrachtgever kan worden aangeboden, dan wel de feitelijk datum van rapportage.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1950 tot heden

Regels

De datum ligt niet na het tijdstip registratie object.

   

1.10 uitvoerder onderzoek

 

Naam attribuut

uitvoerder onderzoek

Definitie

De identificatie die de organisatie die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het booronderzoek, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

KvK-nummer

Type

Code

Opbouw

NNNNNNNN

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

   

1.11 terreintoestand bepaald

 

Naam attribuut

terreintoestand bepaald

Definitie

De aanduiding die aangeeft of in het onderzoek gegevens over de toestand van het terrein zijn vastgelegd die van betekenis zijn voor de beoordeling van de resultaten.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Domein IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

Type

Enumeratie

   

1.12 strooisellaag beschreven

 

Naam attribuut

strooisellaag beschreven

Definitie

De aanduiding die aangeeft of in het onderzoek de laag strooisel die op het maaiveld kan liggen doorboord en beschreven is.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

In het bodemkundig booronderzoek zoals dat door Wageningen Environmental Research wordt uitgevoerd, is het gebruikelijk de laag strooisel die lokaal, bijvoorbeeld in bossen, op het maaiveld ligt als onderdeel van de bodem te beschrijven. De strooisellaag wordt veelal bemonsterd met een humushapper. Dat is een steekapparaat dat geclassificeerd is als een boorapparaat.

   

1.13 boorgat bemeten

 

Naam attribuut

boorgat bemeten

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het uitvoeren van boorgatmetingen onderdeel van het onderzoek is.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee = nee

Type

Enumeratie

Toelichting

Omdat het vakgebied bodemkunde is, is de waarde altijd nee. Ook in cultuurtechnisch booronderzoek worden geen boorgatmetingen uitgevoerd. Bij geotechnisch of geologisch onderzoek gebeurt het wel, maar incidenteel.

   

1.14 boormonsters beschreven

 

Naam attribuut

boormonsters beschreven

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het beschrijven van boormonsters onderdeel van het onderzoek is.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

   

1.15 boormonsters geanalyseerd

 

Naam attribuut

boormonsters geanalyseerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het analyseren van boormonsters onderdeel van het onderzoek is.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

Bij de registratie van een bodemkundige boormonsterbeschrijving wordt direct vastgelegd of het analyseren van boormonsters ook onderdeel is geweest van het booronderzoek. De resultaten van die activiteit zullen in een latere fase van de totstandkoming van de basisregistratie ondergrond aan de boormonsterbeschrijving worden toegevoegd.

   

1.16 boormonsters gefotografeerd

 

Naam attribuut

boormonsters gefotografeerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het maken van foto's van boormonsters onderdeel van het onderzoek is.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

Bij de registratie van een bodemkundige boormonsterbeschrijving wordt direct vastgelegd of het fotograferen van boormonsters ook onderdeel is geweest van het booronderzoek. De resultaten van die activiteit zullen in een latere fase van de totstandkoming van de basisregistratie ondergrond aan de boormonsterbeschrijving worden toegevoegd.

2. Registratiegeschiedenis

Naam entiteit

Registratiegeschiedenis

Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

2.1 tijdstip registratie object

Naam attribuut

tijdstip registratie object

Definitie

De datum en het tijdstip waarop voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

2.2 registratiestatus

Naam attribuut

registratiestatus

Definitie

De actuele fase van registratie waarin het object zich bevindt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Registratiestatus

Type

Codelijst

2.3 tijdstip laatste aanvulling

Naam attribuut

tijdstip laatste aanvulling

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste aanvulling op de gegevens in de registratie ondergrond is doorgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer na de registratie van een deelonderzoek ander deelonderzoek is vastgelegd.

2.4 tijdstip voltooiing registratie

Naam attribuut

tijdstip voltooiing registratie

Definitie

De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer de registratiestatus de waarde voltooid heeft.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd. Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden. Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd.

2.5 gecorrigeerd

Naam attribuut

gecorrigeerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

2.6 tijdstip laatstecorrectie

Naam attribuut

tijdstip laatste correctie

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste verbetering in de gegevens van het object is doorgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut gecorrigeerd.

2.7 in onderzoek

Naam attribuut

in onderzoek

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object door de registerbeheerder in onderzoek is genomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

Wanneer een object in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf.

2.8 in onderzoek sinds

Naam attribuut

in onderzoek sinds

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het object in onderzoek heeft genomen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut in onderzoek.

2.9 uit registratie genomen

Naam attribuut

uit registratie genomen

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het object door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

Wanneer de registerbeheerder een object uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier.

De registerbeheerder zal een object alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een object slechts een keer uit registratie kan worden genomen.

2.10 tijdstip uit registratie genomen

Naam attribuut

tijdstip uit registratie genomen

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object uit registratie is genomen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut uit registratie genomen.

2.11 weer in registratie genomen

Naam attribuut

weer in registratie genomen

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De registerbeheerder kan een object eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is.

2.12 tijdstip weer in registratie genomen

Naam attribuut

tijdstip weer in registratie genomen

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut weer in registratie genomen.

3. Aangeleverde locatie

Naam entiteit

Aangeleverde locatie

Definitie

De gegevens over de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak, zoals die zijn aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De locatie van booronderzoek is gedefinieerd als een punt.

   

3.1 coƶrdinaten

 

Naam attribuut

coƶrdinaten

Definitie

De coƶrdinaten die zijn aangeleverd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Coƶrdinatenpaar

Regels

De algemene regel is dat de locatie van booronderzoek in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone ligt.

Omdat het vakgebied bodemkunde is, ligt de locatie in Nederland en aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn.

3.2 referentiestelsel

 

Naam attribuut

referentiestelsel

Definitie

Het referentiestelsel van de aangeleverde coƶrdinaten.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Referentiestelsel

Type

Codelijst

Toelichting

Omdat het vakgebied bodemkunde is ligt de locatie aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn en zijn de coƶrdinaten gedefinieerd in RD of ETRS89.

3.3 datum locatiebepaling

Naam attribuut

datum locatiebepaling

Definitie

De datum waarop de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1950 tot heden

Regels

De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Booronderzoek.

Regels IMBRO/A

Wanneer de rapportagedatum onderzoek gelijk is aan onbekend, heeft ook dit gegeven de waarde onbekend.

Toelichting

De regel voor IMBRO/A is op de volgende overweging gebaseerd: wanneer bij gegevens uit het verleden de meest relevante datum van het booronderzoek, de rapportagedatum onderzoek, niet bekend is, kan een eventueel wel ingevulde datum locatiebepaling niet in de chronologische context geplaatst worden en verliest het zijn toegevoegde waarde.

3.4 methode locatiebepaling

Naam attribuut

methode locatiebepaling

Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

MethodeLocatiebepaling

Type

Codelijst

Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

   

3.5 uitvoerder locatiebepaling

Naam attribuut

uitvoerder locatiebepaling

Definitie

De identificatie die de organisatie die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de plaatsbepaling, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

KvK-nummer

Type

Code

Opbouw

NNNNNNNN

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

4. Aangeleverde verticale positie

 

Naam entiteit

Aangeleverde verticale positie

 

Definitie

De gegevens over de positie van het beginpunt van het booronderzoek in het verticale vlak, zoals aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

 

Kardinaliteit

1

     
 

4.1 lokaal verticaal referentiepunt

 

Naam attribuut

lokaal verticaal referentiepunt

 

Definitie

Het punt dat in het booronderzoek is gebruikt als nulpunt voor de diepte.

 

Kardinaliteit

1

 

Authentiek

Ja

 

Domein

LokaalVerticaalReferentiepunt

 

Type

Codelijst

 

Regels

Een locatie op land heeft de waarde maaiveld of waterbodem. Een locatie op zee heeft de waarde waterbodem. Omdat het vakgebied bodemkunde is ligt de locatie op land.

 

Toelichting

Het domein bevat begrippen die naar een vlak verwijzen. Het lokaal verticaal referentiepunt is het punt waar het booronderzoek zo’n vlak doorsnijdt en dat geldt als het punt waar het onderzoek begonnen is. De enige uitzondering op de regel is het bodemkundig booronderzoek waarin strooisel beschreven is. De afspraak is dat strooisel boven het lokaal verticaal referentiepunt ligt.

     
 

4.2 verschuiving

 
 

Naam attribuut

verschuiving

 

Definitie

De verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt t.o.v. het verticaal referentievlak.

 

Kardinaliteit

1

 

Authentiek

Ja

 

Domein

Rationaal getal

 

Maximale lengte

3.3

 

Eenheid

m (meter)

 

Waardebereik

Niet gespecificeerd

 

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de verschuiving niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde.

 

Toelichting

De waarde kan positief of negatief zijn. Als de waarde positief is, ligt het lokaal verticaal referentiepunt boven het verticaal referentievlak en dat is, omdat het vakgebied bodemkunde is, NAP. Met behulp van de verschuiving kan een diepte omgerekend worden naar een positie ten opzichte van NAP.

 

4.3 waterdiepte

 
 

Naam attribuut

waterdiepte

 

Definitie

De positie van de waterbodem ten opzichte van het wateroppervlak.

 

Kardinaliteit

0..1

 

Authentiek

Ja

 

Domein

Rationaal getal

 

Maximale lengte

3.3

 

Eenheid

m (meter)

 

Waardebereik

0 tot 100

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer het gegeven lokaal verticaal referentiepunt de waarde waterbodem heeft. In andere gevallen ontbreekt het gegeven.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de waterdiepte niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het attribuut geen waarde.

 

Toelichting

Het gegeven geeft extra informatie over de omstandigheden op plaatsen waar de waterdiepte veranderlijk is, bijvoorbeeld in uiterwaarden.

Het wordt bovendien door de basisregistratie ondergrond gebruikt bij de transformatie van coƶrdinaten van RD naar ETRS89.

 

4.4 verticaal referentievlak

 

Naam attribuut

verticaal referentievlak

 

Definitie

Het referentieniveau voor de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

 

Kardinaliteit

1

 

Authentiek

Ja

 

Domein

VerticaalReferentievlak = NAP

 

Type

Codelijst

 

Regels

De algemene regel is dat een locatie op land de waarde NAP heeft en een locatie op zee de waarde LAT of MSL. Omdat het vakgebied bodemkunde is, ligt de locatie op land en heeft het gegeven de waarde NAP.

     
 

4.5 datum verticale positiebepaling

 

Naam attribuut

datum verticale positiebepaling

 

Definitie

De datum waarop de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt is bepaald.

 

Kardinaliteit

1

 

Authentiek

Ja

 

Domein

Datum

 

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1950 tot heden

 

Regels

De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Booronderzoek.

 

Regels IMBRO/A

Wanneer de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend heeft, is ook de waarde van dit gegeven onbekend.

Voor IMBRO/A-gegevens kan de verschuiving niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde.

 

Toelichting

Het gegeven is van belang in verband met mogelijke veranderingen in de positie van het maaiveld of de waterbodem.

In het geval de positie is bepaald op basis van het AHN geldt als datum 1 januari van het jaar waarin de gebruikte versie van het AHN voor het gebied waarin de locatie ligt, is vastgesteld.

De eerste regel voor IMBRO/A is op de volgende overweging gebaseerd: wanneer bij gegevens uit het verleden de meest relevante datum van het booronderzoek, de rapportagedatum onderzoek, niet bekend is, kan een eventueel wel ingevulde datum verticale positie bepaling niet in de chronologische context geplaatst worden en verliest het zijn toegevoegde waarde.

 

4.6 methode verticale positiebepaling

 

Naam attribuut

methode verticale positiebepaling

 

Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

 

Kardinaliteit

1

 

Authentiek

Ja

 

Domein

MethodeVerticalePositiebepaling

 

Type

Codelijst

 

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de verschuiving niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven de waarde geen.

 

Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de verticale positie is bepaald.

     
 

4.7 uitvoerder verticale positiebepaling

 

Naam attribuut

uitvoerder verticale positiebepaling

 

Definitie

De identificatie die de organisatie die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de bepaling van de verticale positie, als onderneming in het Handelsregister heeft.

 

Kardinaliteit

0..1

 

Authentiek

Nee

 

Domein

KvK-nummer

 

Type

Code

 

Opbouw

NNNNNNNN

 

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek bekend zijn.

 

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

5. Gestandaardiseerde locatie

Naam entiteit

Gestandaardiseerde locatie

Definitie

De gegevens over de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak zoals die door de basisregistratie ondergrond zijn getransformeerd.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument. De gestandaardiseerde locatie wordt door de basisregistratie ondergrond berekend ten behoeve van afnemers. Het maakt het mogelijk alle gegevens in de registratie ondergrond in een en hetzelfde referentiestelsel te ontsluiten.

De locatie van booronderzoek is gedefinieerd als een punt.

   

5.1 coƶrdinaten

 

Naam attribuut

coƶrdinaten

Definitie

De coƶrdinaten in het standaard referentiestelsel.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Coƶrdinatenpaar

   

5.2 referentiestelsel

Naam attribuut

referentiestelsel

Definitie

Het referentiestelsel van de gestandaardiseerde coƶrdinaten.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Referentiestelsel = ETRS89

Type

Codelijst

   

5.3 coƶrdinaattransformatie

Naam attribuut

coƶrdinaattransformatie

Definitie

De methode die de basisregistratie ondergrond heeft gebruikt voor het omzetten van de aangeleverde coƶrdinaten.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Coƶrdinaattransformatie

Type

Codelijst

6.0. Boring

 

Naam entiteit

Boring

 

Definitie

De gegevens over het geheel van activiteiten, voor zover relevant voor het onderzoek, dat tot doel heeft door boren een gat in de ondergrond te maken om monsters uit de ondergrond te nemen en/of metingen aan de ondergrond te doen.

 

Kardinaliteit

1

     
 

6.01 startdatum boring

 
 

Naam attribuut

startdatum boring

 

Definitie

De datum waarop het boren is begonnen.

 

Kardinaliteit

1

 

Authentiek

Ja

 

Domein

Datum

 

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1950 tot heden

 

Regels

De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Booronderzoek.

 

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend hebben; in dat geval ligt het gegeven niet na het tijdstip registratie object.

     
 

6.02 einddatum boring

 
 

Naam attribuut

einddatum boring

 

Definitie

De datum waarop het boren is beƫindigd.

 

Kardinaliteit

1

 

Authentiek

Ja

 

Domein

Datum

 

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1950 tot heden

 

Regels

De datum ligt niet voor de startdatum boring. De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Booronderzoek.

 

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend hebben; in dat geval ligt het gegeven niet na het tijdstip registratie object.

 

Toelichting

Bij Wageningen Environmental Research vallen start- en einddatum altijd samen.

     
 

6.03 uitvoerder boring

 
 

Naam attribuut

uitvoerder boring

 

Definitie

De identificatie die de organisatie die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de boring en het eventueel leveren van monsters, als onderneming in het Handelsregister heeft.

 

Kardinaliteit

0..1

 

Authentiek

Nee

 

Domein

KvK-nummer

 

Type

Code

 

Opbouw

NNNNNNNN

 

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek bekend zijn.

 

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

     
 

6.04 verbuizing gebruikt

 
 

Naam attribuut

verbuizing gebruikt

 

Definitie

De aanduiding die aangeeft of verbuizing is aangebracht tijdens het boren.

 

Kardinaliteit

1

 

Authentiek

Ja

 

Domein

IndicatieJaNee

 

Domein IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

 

Type

Enumeratie

 

Toelichting

Verbuizing wordt gezet om te voorkomen dat materiaal in het gat valt. De aanwezigheid van verbuizing kan invloed hebben op de kwaliteit van boormonsters en de resultaten van boorgatmeetonderzoek.

Verbuizing wordt in het vakgebied bodemkunde alleen aangebracht wanneer een boor van het type pulsboor wordt gebruikt.

 

6.05 boorspoeling

 
 

Naam attribuut

boorspoeling

 

Definitie

De vloeistof die tijdens het boren is gebruikt.

 

Kardinaliteit

1

 

Authentiek

Ja

 

Domein

Boorspoeling = geen

 

Type

Codelijst

 

Toelichting

Boorspoeling kan bij mechanische boringen gebruikt worden om het doorboorde materiaal naar de oppervlakte te brengen, de boorkop te koelen of tegendruk te geven op het doorboorde gesteente. In bodemkundig onderzoek wordt geen spoeling gebruikt.

     
 

6.06 stopcriterium

 
 

Naam attribuut

stopcriterium

 

Definitie

De reden waarom de uitvoerder van de boring met boren is opgehouden.

 

Kardinaliteit

1

 

Authentiek

Ja

 

Domein

Stopcriterium

 

Type

Codelijst

 

Toelichting

Het gegeven geeft aan of de beoogde einddiepte is gehaald of dat het boren is gestopt omdat er bepaalde problemen waren. De aard van het eventuele probleem kan informatie geven over de opbouw van de ondergrond.

 

6.07 traject verwijderd

 
 

Naam attribuut

traject verwijderd

 

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er voorafgaand aan het boren materiaal uit de ondergrond is verwijderd.

 

Kardinaliteit

1

 

Authentiek

Ja

 

Domein

IndicatieJaNee

 

Type

Enumeratie

 

Regels

Wanneer het attribuut strooisellaag beschreven de waarde ja heeft, moet het gegeven de waarde nee hebben.

 

Toelichting

De laag strooisel die lokaal op het maaiveld ligt, maakt geen deel uit van de ondergrond. Wanneer de strooisellaag niet beschreven is, wordt er over het al dan niet aanwezig zijn van een dergelijke laag geen informatie vastgelegd.

6.1. Boorprocedure

Naam entiteit

Boorprocedure

Definitie

De procedure die bij het boren gevolgd is.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken en de passende hulpmiddelen. Procedures zijn in ā€˜t algemeen vastgelegd in een norm of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die uitvoerder voor zichzelf gebruikt.

Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk.

   

6.1.1 boornorm

 

Naam attribuut

boornorm

Definitie

De norm of richtlijn die bij het boren is gebruikt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Boornorm

Type

Codelijst

Toelichting

Het gebruik van normen varieert van vakgebied tot vakgebied.

6.2. Verwijderd traject

Naam entiteit

Verwijderd traject

Definitie

Het deel van de ondergrond waaruit het materiaal verwijderd is voordat met boren is begonnen.

Kardinaliteit

0..1

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut traject verwijderd van de entiteit Boring.

Toelichting

De ondergrond kan niet overal zonder meer doorboord worden. In een stedelijke omgeving bijvoorbeeld, kan de aanwezigheid van bestrating of puin een belemmering vormen. In dergelijke gevallen wordt een deel van de ondergrond verwijderd.

In bodemkundig onderzoek komt dit overigens niet voor.

   

6.2.1 begindiepte

 

Naam attribuut

begindiepte

Definitie

De diepte vanaf waar het materiaal uit de ondergrond is verwijderd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal= 0.00

Maximale lengte

1.2

Eenheid

m (meter)

   

6.2.2 einddiepte

 

Naam attribuut

einddiepte

Definitie

De diepte tot waar het materiaal uit de ondergrond is verwijderd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

1.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0.01 tot niet-gespecificeerd

Regels

De einddiepte is groter dan de begindiepte van het verwijderd traject.

6.3. Verwijderde laag

Naam entiteit

Verwijderde laag

Definitie

Een deel van het verwijderde traject dat op grond van de aard van het materiaal als een laag is beschreven.

Kardinaliteit

1..*

Toelichting

Het hele verwijderde traject is beschreven als een opeenvolging van lagen; de lagen sluiten precies op elkaar aan.

   

6.3.1 bovengrens

 

Naam attribuut

bovengrens

Definitie

De diepte van de bovenkant van de laag.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

1.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot niet-gespecificeerd

Regels

De bovengrens van de bovenste verwijderde laag is gelijk aan de begindiepte van het verwijderd traject. De bovengrens van iedere andere verwijderde laag valt samen met de ondergrens van de verwijderde laag erboven.

   

6.3.2 ondergrens

 

Naam attribuut

ondergrens

Definitie

De diepte van de onderkant van de laag.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

1.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot niet-gespecificeerd

Regels

De ondergrens is groter dan de bovengrens van de verwijderde laag. De ondergrens van de onderste verwijderde laag is gelijk aan de einddiepte van het verwijderd traject.

   

6.3.3 verwijderd materiaal

Naam attribuut

verwijderd materiaal

Definitie

De omschrijving van het materiaal waaruit de verwijderde laag bestaat.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

VerwijderdMateriaal

Type

Codelijst

   

6.4. Geboord traject

Naam entiteit

Geboord traject

Definitie

Het deel van de ondergrond dat doorboord is.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De definitie is niet precies genoeg voor het geval in het booronderzoek het strooisel dat op de ondergrond ligt beschreven is, want in dat geval is ook het strooisel doorboord. Deze onvolkomenheid wordt vooralsnog geaccepteerd.

6.4.1 begindiepte

 

Naam attribuut

begindiepte

Definitie

De diepte waarop het boren gestart is.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

.Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

-0.5 tot niet-gespecificeerd

Regels

De algemene regel is dat de begindiepte de waarde 0 heeft, tenzij er materiaal verwijderd is. In dat geval is de waarde groter dan 0 en gelijk aan die van de einddiepte van het Verwijderd traject. Omdat het vakgebied bodemkunde is, kan de strooisellaag beschreven zijn en in dat geval is de waarde kleiner dan 0.

6.4.2 einddiepte

 

Naam attribuut

einddiepte

Definitie

De diepte waarop het boren geƫindigd is.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0.2 tot niet-gespecificeerd

Regels

De einddiepte is groter dan de begindiepte van het geboord traject.

   

6.5. Boorapparaat

Naam entiteit

Boorapparaat

Definitie

Het apparaat of stuk gereedschap dat gebruikt is om een bepaald interval te boren.

Kardinaliteit

1..*

Toelichting

Het apparaat geeft informatie over de wijze van bemonstering en de kwaliteit ervan. Het gaat daarom om het boorapparaat dat gebruikt is om monsters te nemen en dat is het apparaat dat het eerst op een bepaalde diepte wordt gebruikt.

6.5.1 boortype

 

Naam attribuut

boortype

Definitie

De gebruikelijke benaming voor het boorapparaat.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Boortype

Type

Codelijst

   

6.5.2 boordiameter

 

Naam attribuut

boordiameter

Definitie

De diameter van de boor.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

4

Eenheid

mm (millimeter)

Waardebereik

10 tot niet-gespecificeerd

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de boordiameter niet bekend zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde.

6.6. Geboord interval

Naam entiteit

Geboord interval

Definitie

Het interval dat met een bepaald boorapparaat is geboord.

Kardinaliteit

1

Toelichting

Het hele geboorde traject is beschreven als een opeenvolging van intervallen en die sluiten precies op elkaar aan.

   

6.6.1 begindiepte

 

Naam attribuut

begindiepte

Definitie

De diepte vanaf waar het boorapparaat is gebruikt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

-0.5 tot niet-gespecificeerd

Regels

De begindiepte van het bovenste interval is gelijk aan de begindiepte van het geboord traject. De begindiepte van ieder ander interval valt samen met de einddiepte van het interval erboven.

   

6.6.2 einddiepte

 

Naam attribuut

einddiepte

Definitie

De diepte tot waar het boorapparaat is gebruikt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot niet-gespecificeerd

Regels

De einddiepte is groter dan de begindiepte van het interval. De einddiepte van het onderste interval is gelijk aan de einddiepte van het geboord traject. Wanneer de waarde van het attribuut strooisellaag beschreven niet gelijk is aan ja, is de einddiepte groter dan 0.

   

7. Terreintoestand

Naam entiteit

Terreintoestand

Definitie

De gegevens over de toestand van het terrein tijdens het boren, die relevant zijn voor het onderzoek.

Kardinaliteit

0..1

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut terreintoestand bepaald van de entiteit Booronderzoek.

Toelichting

De entiteit omvat nu slechts de gegevens die voor het vakgebied bodemkunde van betekenis zijn.

   

7.1 landgebruik

 

Naam attribuut

landgebruik

Definitie

Het doel waarvoor het land waarop de locatie van het booronderzoek ligt in gebruik is.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Landgebruik

Type

Codelijst

   

7.2 gedraineerd

 

Naam attribuut

gedraineerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het terrein tijdens het boren gedraineerd werd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNeeOnbekend

Type

Enumeratie

   

7.3 gemiddeld hoogste grondwaterspiegel

Naam attribuut

gemiddeld hoogste grondwaterspiegel

Definitie

Het gemiddeld hoogste niveau van de grondwaterspiegel zoals geschat voor de locatie van het booronderzoek.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0.25 tot niet-gespecificeerd

Regels

Het gegeven mag alleen aanwezig zijn wanneer het attribuut gemiddeld hoogste grondwaterstand bereikt van de entiteit Boorprofiel de waarde nee heeft. In alle andere gevallen mag het gegeven niet aanwezig zijn.

Toelichting

Voor het onderzoek kan het van belang zijn te weten wat de gemiddeld hoogste grondwaterstand ter plekke is. Wanneer dat gegeven niet uit de monsters kan worden afgeleid, zal de uitvoerder proberen de waarde te schatten op basis van andere informatie. Dat kan een boorprofiel van een nabijgelegen boring zijn, het waterpeil in een sloot of een andere observatie in het terrein.

   

7.4 gemiddeld laagste grondwaterspiegel

Naam attribuut

gemiddeld laagste grondwaterspiegel

Definitie

Het gemiddeld laagste niveau van de grondwaterspiegel zoals geschat voor de locatie van het booronderzoek.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0.25 tot niet-gespecificeerd

Regels

Het gegeven mag alleen aanwezig zijn wanneer het attribuut gemiddeld laagste grondwaterstand van de entiteit Boorprofiel ontbreekt.

8.0. Boormonsterbeschrijving

Naam entiteit

Boormonsterbeschrijving

Definitie

Het deel van het bodemkundig booronderzoek dat betrekking heeft op het beschrijven van de monsters en het verwerken van de resultaten tot een samenvattende beschrijving van de opbouw van het bovenste deel van de ondergrond en het eventueel daarop liggende strooisel met daaruit afgeleid een classificatie van de bodem.

Kardinaliteit

0..1

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut boormonsters beschreven van de entiteit Booronderzoek.

Toelichting

De beschrijving wordt gedaan door ervaren veldbodemkundigen en ter ondersteuning van schattingen worden referentiemonsters gebruikt.

   

8.0.1 datum voltooiing beschrijving

Naam attribuut

datum voltooiing beschrijving

Definitie

De datum waarop het beschrijven is voltooid en de resultaten zijn vastgelegd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1950 tot heden

Regels

De datum ligt niet na de rapportagedatum onderzoek van het Booronderzoek.

Regels IMBRO/A

Wanneer de rapportagedatum onderzoek de waarde onbekend heeft, is de waarde van dit gegeven ook onbekend.

Toelichting

Bij gegevens van Wageningen Environmental Research die uit de registratie BIS Nederland komen en aangeleverd zijn in het kader van archiefoverdracht, is de datum van voltooiing de datum waarop de gegevens in die registratie zijn vastgelegd. Tevoren is de controle op de in het veld gemaakte beschrijving uitgevoerd.

   

8.0.2 beschrijfmethode

 

Naam attribuut

beschrijfmethode

Definitie

De methode die bij het beschrijven van de monsters is gevolgd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Beschrijfmethode

Type

Codelijst

Toelichting

De beschrijfmethode geeft aan volgens welk stelsel van afspraken de monsters beschreven zijn en welke aspecten worden beschreven.

   

8.0.3 beschrijflocatie

 

Naam attribuut

beschrijflocatie

Definitie

De plek waar de boormonsterbeschrijving is gemaakt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Beschrijflocatie

Type

Codelijst

Toelichting

Het gegeven geeft globaal aan onder welke omstandigheden de boormonsterbeschrijving tot stand in gekomen. Een boormonsterbeschrijving wordt in de meeste gevallen in het veld gemaakt. Dat heeft als voordeel dat de monsters vers zijn en als nadeel dat de omstandigheden niet ideaal zijn bijvoorbeeld omdat weersomstandigheden negatief van invloed kunnen zijn. Het alternatief is de monsters op een later tijdstip te beschrijven in een beschrijfruimte waar de condities meer uniform zijn. Het kan ook voorkomen dat bepaalde aspecten in het veld, en andere aspecten in een beschrijfruimte worden beschreven.

Binnen het vakgebied bodemkunde worden alle beschrijvingen van oudsher in het veld gemaakt.

   

8.0.4 uitvoerder beschrijving

Naam attribuut

uitvoerder beschrijving

Definitie

De identificatie die de organisatie die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de boormonsterbeschrijving, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

KvK-nummer

Type

Code

Opbouw

NNNNNNNN

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

   

8.0.5 fractieverdeling bepaald

Naam attribuut

fractieverdeling bepaald

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de onderlinge verhouding van de fracties waaruit de grond is samengesteld consequent is beschreven.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee= ja

Type

Enumeratie

Regels IMBRO/A

In afwijking van de regel dat het gegeven de waarde ja moet hebben, wordt voor IMBRO/A ook de waarde nee toegestaan.

8.0.6 ondergrens zandfractie

Naam attribuut

ondergrens zandfractie

Definitie

De korrelgrootte die in de beschrijving is gehanteerd als grens tussen de silt- en de zandfractie.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

OndergrensZandfractie = 50

Type

Codelijst

Toelichting

In de bodemkunde wordt traditioneel de 50 µm-grens gehanteerd als ondergrens van de zandfractie. In andere vakgebieden wordt de 63 µm-grens gehanteerd. Het gegeven is opgenomen om voor alle gebruikers inzichtelijk te maken dat dit verschil bestaat.

8.1. Boorprofiel

Naam entiteit

Boorprofiel

Definitie

De opbouw van het bovenste deel van de ondergrond en het eventueel daarop liggende strooisel beschreven als een opeenvolging van lagen.

Kardinaliteit

1

Toelichting

In een bodemkundig profiel gaat het om de opbouw van het bovenste deel van de ondergrond voor zover die uit ongeconsolideerd materiaal bestaat. Wanneer het onderzoek dat vraagt wordt ook de laag strooisel die lokaal op de ondergrond ligt beschreven. Waar het vaste gesteente dicht genoeg onder de oppervlakte ligt, wordt ook dat meegenomen.

   

8.1.1 monsterhoedanigheid

Naam attribuut

monsterhoedanigheid

Definitie

De gesteldheid die aangeeft of de monsters meer of minder representatief zijn voor het deel van de ondergrond waaruit zij genomen zijn.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Monsterhoedanigheid

Type

Codelijst

Toelichting

Aspecten die de representativiteit van monster beĆÆnvloeden zijn de mate waarin de samenhang is verstoord en de mate van uitdroging. Voor het vakgebied bodemkunde zijn de aspecten eigenlijk niet van belang omdat de mate van verstoring direct volgt uit het gebruikte boorapparaat en de monsters altijd in verse toestand worden beschreven. Het is opgenomen om boorprofielen over alle vakgebieden heen op gelijke wijze te kunnen ontsluiten.

8.1.2 bewortelbare diepte bereikt

Naam attribuut

bewortelbare diepte bereikt

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de diepte tot waar beworteling mogelijk is, is bereikt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Domein IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

Type

Enumeratie

 

8.1.3 bewortelbare diepte

Naam attribuut

bewortelbare diepte

Definitie

De diepte in de bodem tot waar beworteling mogelijk is.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot 15

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut bewortelbare diepte bereikt.

De bewortelbare diepte mag niet groter zijn dan de einddiepte van het geboord traject.

Toelichting

Het landgebruik bepaalt naar welke soort begroeiing er wordt gekeken. In bossen gaat het om de wortels van bomen, terwijl bij akkers naar de wortels van gewassen wordt gekeken.

   

8.1.4 gemiddeld hoogste grondwaterstand bereikt

Naam attribuut

gemiddeld hoogste grondwaterstand bereikt

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het niveau van de gemiddeld hoogste grondwaterstand in het profiel is bereikt.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer de opdrachtgever daarom heeft gevraagd of de uitvoerder het op eigen initiatief heeft vastgelegd.

8.1.5 gemiddeld hoogste grondwaterstand

Naam attribuut

gemiddeld hoogste grondwaterstand

Definitie

De gemiddeld hoogste grondwaterstand bepaald in het profiel.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot 15

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut gemiddeld hoogste grondwaterstand bereikt.

De waarde van het gegeven mag niet groter zijn dan de einddiepte van het geboorde traject.

Toelichting

De diepte van het niveau wordt geschat op basis van aspecten als kleur, de aanwezigheid van ijzervlekken of concreties. De terreintoestand en het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde planten kunnen bijdragen aan de bepaling.

   

8.1.6 gemiddeld laagste grondwaterstand

Naam attribuut

gemiddeld laagste grondwaterstand

Definitie

De gemiddelde laagste grondwaterstand bepaald in het profiel.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot 15

Regels

Het gegeven kan alleen aanwezig zijn wanneer het attribuut gemiddeld hoogste grondwaterstand aanwezig is.

De waarde mag niet kleiner zijn dan de waarde van de gemiddeld hoogste grondwaterstand.

De waarde mag niet groter zijn dan de einddiepte van het geboorde traject.

Toelichting

De diepte van het niveau wordt geschat op basis van aspecten als kleur en aanwezigheid van ijzervlekken of concreties. Waarnemingen over de terreintoestand en het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde planten kunnen bijdragen aan de bepaling.

8.2. Strooisellaag

Naam entiteit

Strooisellaag

Definitie

Een laag organisch materiaal die plaatselijk op het maaiveld ligt en uit resten van voornamelijk bovengrondse plantendelen in verschillende stadia van omzetting bestaat.

Kardinaliteit

0..*

Regels

Het gegeven komt voor wanneer het attribuut strooisellaag beschreven van de entiteit Booronderzoek de waarde ja heeft. In het andere geval ontbreekt het gegeven.

Toelichting

Bodemkundigen worden geacht het strooisel altijd te beschrijven omdat het de A-horizont van de bodem direct beĆÆnvloedt. Maar in het verleden is dat wel eens niet gebeurd. Strooisel kan opgebouwd zijn uit verschillende lagen en die worden van elkaar onderscheiden op grond van de mate van omzetting van het materiaal of de herkomst.

8.2.1 bovengrens

 

Naam attribuut

bovengrens

Definitie

De verticale positie van de bovenkant van de strooisellaag.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

1.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

-0.5 tot 0

Regels

Voor de bovenste laag in het profiel is de waarde gelijk aan de begindiepte van het geboord traject. Voor iedere andere laag is de waarde steeds gelijk aan de waarde van de ondergrens van de laag erboven.

   

8.2.2 ondergrens

 

Naam attribuut

ondergrens

Definitie

De verticale positie van de onderkant van de laag.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

1.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

-0.5 tot 0

Regels

De waarde is groter dan de waarde van de bovengrens van de laag. De waarde van de ondergrens van de onderste strooisellaag is 0.00.

8.2.3 horizontcode

 

Naam attribuut

horizontcode

Definitie

De code van de horizont waartoe het strooisel volgens de Nederlandse classificatie wordt gerekend.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Horizontcode

Type

Codelijst

Regels

Het waardenbereik is beperkt tot codes die beginnen met de letter O.

Toelichting

Het systeem van classificatie berust vooral op eigenschappen die op bodemvormende processen en aard en herkomst van het uitgangsmateriaal zijn terug te voeren. Voor de strooisellaag is met name de mate waarin de plantenresten zijn omgezet van belang.

8.2.4 strooiselsoort

 

Naam attribuut

strooiselsoort

Definitie

De nadere aanduiding van de herkomst van het organisch materiaal waaruit de laag bestaat.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Strooiselsoort

Type

Codelijst

   

8.2.5 organische stofgehalte

Naam attribuut

organische stofgehalte

Definitie

Het gehalte aan organische stof.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.1

Eenheid

% (procent)

Waardebereik

0 tot 100

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan het organische stofgehalte niet bepaald zijn; in dat geval en alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde.

8.3. Bodemlaag

Naam entiteit

Bodemlaag

Definitie

Een laag in het bovenste deel van de ondergrond die uit ongeconsolideerd materiaal bestaat.

Kardinaliteit

1..*

   

8.3.1 bovengrens

 

Naam attribuut

bovengrens

Definitie

De diepte van de bovenkant van de laag.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot 15

Regels

Voor de bovenste laag in het profiel is de waarde gelijk aan de begindiepte van het geboord traject, behalve wanneer strooisellaag beschreven de waarde ja heeft want dan is de waarde gelijk aan 0.00.

Voor iedere andere laag is de waarde steeds gelijk aan de ondergrens van de laag erboven.

   

8.3.2 ondergrens

 

Naam attribuut

ondergrens

Definitie

De diepte van de onderkant van de laag.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot 15

Regels

De waarde is groter dan de waarde van de bovengrens van de laag.

Wanneer er geen vast gesteentelaag voorkomt, is de waarde voor de onderste laag gelijk aan de einddiepte van het geboord traject.

   

8.3.3 antropogeen

 

Naam attribuut

antropogeen

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag grotendeels of geheel bestaat uit door de mens van elders aangevoerd materiaal.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Domein IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

Type

Enumeratie

   

8.3.4 aantal laagcomponenten

Naam attribuut

aantal laagcomponenten

Definitie

Het aantal componenten waaruit de laag bestaat.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Aantal

Maximale lengte

1

Waardebereik

1 tot 5

Toelichting

Een bodemlaag is gewoonlijk een homogeen interval waarvan de grenzen in de monsters bepaald kunnen worden. Maar het komt voor dat de beschrijver ziet dat een interval van aangrenzende intervallen verschilt en tegelijkertijd constateert dat het uit dunne laagjes moet zijn opgebouwd waarvan hij de onderlinge positie niet kan vaststellen of dat de laag een door vergraving ontstaan mengsel is. In zulke gevallen beschrijft hij de laag als opgebouwd uit componenten.

8.4. Laagcomponent

Naam entiteit

Laagcomponent

Definitie

Een qua grondsoort en horizontcode homogeen deel van een bodemlaag.

Kardinaliteit

1..*

Regels

Het aantal keren dat de entiteit voorkomt wordt bepaald door het gegeven aantal laagcomponenten van de entiteit Bodemlaag.

   

8.4.1 volumepercentage

 

Naam attribuut

volumepercentage

Definitie

Het aandeel van de component in het volume van de laag.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

2

Eenheid

% (procent)

Waardebereik

1 tot 99

Regels

Het gegeven ontbreekt wanneer de waarde van het attribuut aantal laagcomponenten van de entiteit Bodemlaag gelijk is aan 1.

In andere gevallen is het gegeven aanwezig, maar in het geval alle laagcomponenten alleen van elkaar verschillen in de waarde van het attribuut horizontcode, mag de waarde ontbreken.

   

8.4.2 afzettingskarakteristiek

Naam attribuut

afzettingskarakteristiek

Definitie

De geologische typering van het sediment waaruit de bodem bestaat naar periode en milieu van afzetting.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

Afzettingskarakteristiek

Type

Codelijst

Toelichting

Het gegeven geeft kernachtige informatie over de omgeving en de periode waarin het sediment is gevormd, en in voorkomende gevallen ook dat het sediment zich niet meer in zijn oorspronkelijke positie bevindt, maar door het landijs is gestuwd of door erosie is verplaatst. De informatie is van belang voor de bodemkundige classificatie. De bron van informatie is in formele zin een geologisch model. Omdat de waarde van het gegeven bepaald wordt door de actualiteit van het (impliciet) gebruikte model en strijdig kan zijn met de informatie in de modellen die deel uit (zullen) maken van registratie ondergrond, is het gegeven niet authentiek.

8.4.3 horizontcode

 

Naam attribuut

horizontcode

Definitie

De code van de horizont waartoe het deel van de bodem volgens de Nederlandse classificatie wordt gerekend.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Horizontcode

Type

Codelijst

Regels

Het waardenbereik omvat alle codes die niet beginnen met de hoofdletter O of R.

   

8.4.4 verzadigde doorlatendheid

Naam attribuut

verzadigde doorlatendheid

Definitie

De snelheid waarmee water door de met water verzadigde grond kan stromen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

1.2

Eenheid

m/24h (meters per etmaal)

Waardebereik

0 tot 10

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer de opdrachtgever daarom heeft gevraagd of wanneer de uitvoerder dat op eigen initiatief heeft vastgelegd.

De waarde wordt op basis van expertkennis en op het oog geschat aan de hand van met name de grondsoort.

Een waarde groter dan 0,49 wordt als een veelvoud van 0,10 genoteerd om schijnnauwkeurigheid te vermijden.

8.5. Grondsoort

Naam entiteit

Grondsoort

Definitie

De gegevens over de samenstelling van de grond waar de laagcomponent uit bestaat.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De samenstelling van de grond wordt in de bodemkunde beschreven op basis van de STIBOKA-classificatie. Om die informatie meer toegankelijk te maken voor gebruikers uit andere vakgebieden wordt, waar mogelijk, ook de naam gegeven die op de NEN-EN-ISO 14688-norm is gebaseerd.

   

8.5.1 standaard grondsoortnaam

Naam attribuut

standaard grondsoortnaam

Definitie

De naam van de grondsoort volgens de classificatie die in Nederland als standaard geldt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

StandaardGrondsoortnaam

Type

Codelijst

Regels IMBRO/A

De waarde nietBepaald is alleen toegestaan onder IMBRO/A en alleen wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling bepaald van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is aan nee.

Toelichting

De naam is afgeleid uit de waarden voor de fractieverdeling. De namen zijn, zolang de NEN-EN-ISO 14688-norm niet is omgezet naar standaardnamen, voorlopig.

8.5.2 grondsoort volgens leemdriehoek

Naam attribuut

grondsoort volgens leemdriehoek

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de bodemkundige naam van de grondsoort is gebaseerd op de leemdriehoek.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

In de bodemkunde zijn voor de grondsoort eigenlijk twee classificatiesystemen naast elkaar in gebruik. Het verschil tussen de twee is dat in het ene geval de zgn. kleidriehoek en in het andere de zgn. leemdriehoek wordt gebruikt. De uitvoerder bepaalt op basis van zijn kennis van de geologische context welke van de twee driehoeken wordt gebruikt.

8.5.3 bodemkundige grondsoortnaam

Naam attribuut

bodemkundige grondsoortnaam

Definitie

De naam van de grondsoort volgens de Nederlandse bodemkundige classificatie.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

BodemkundigeGrondsoortnaam

Type

Codelijst

Regels

Wanneer de waarde van het attribuut grondsoort volgens leemdriehoek gelijk is aan ja, zijn alleen de waarden zandigeLeem, siltigeLeem, leemarmZand, zwakLemigZand, sterkLemigZand en zeerSterkLemigZand toegestaan. In het andere geval zijn die waarden juist niet toegestaan.

Toelichting

Het organische-stofgehalte bepaalt of de bodemkundige grondsoortnaam bepaald wordt op basis van de veendriehoek, en de afzettingskarakteristiek bepaalt vervolgens of de leemdriehoek of de kleidriehoek wordt gebruikt.

8.5.4 organische stofklasse

Naam attribuut

organische stofklasse

Definitie

Het gehalte aan organische stof uitgedrukt in een klasse volgens de classificatie die in Nederland als standaard geldt.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

OrganischeStofklasse

Type

Codelijst

Regels

Het gegeven ontbreekt wanneer de waarde van de bodemkundige grondsoortnaam gelijk is aan veen, kleiigVeen, venigeKlei, zandigVeen of venigZand. In andere gevallen is het gegeven aanwezig.

Toelichting

De organische stofklasse wordt niet bepaald als de grondsoort al aangeeft dat de grond in belangrijke mate uit organische stof bestaat.

Voor bodemkunde is het gegeven redundant wanneer de fractieverdeling bekend is. Het wordt toch systematisch opgenomen om de

informatie beter toegankelijk te maken voor gebruikers uit andere vakgebieden.

8.5.5 zandmediaan

 

Naam attribuut

zandmediaan

Definitie

De mediaan van de zandfractie

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

4

Eenheid

µm (micrometer)

Waardebereik

50 tot 2000

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de waarde van de bodemkundige grondsoortnaam eindigt op Zand en niet gelijk is aan venigZand.

In andere gevallen kan het gegeven aanwezig zijn.

Toelichting

De zandfractie is voor het vakgebied bodemkunde de fractie 50-2000 µm van het minerale bestanddeel van de grond.

Wanneer de beschrijver met zijn vingers voelt dat er zand in het monster voorkomt, schat hij de zandmediaan. Het gegeven is van belang voor het beoordelen van de bruikbaarheid van de grond voor landbouw.

   

8.5.6 veensoort

 

Naam attribuut

veensoort

Definitie

Een nadere typering van het als veen omschreven bestanddeel van grond.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Veensoort

Type

Codelijst

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoortnaam gelijk is aan veen, kleiigVeen, venigeKlei, zandigVeen of venigZand. In andere gevallen ontbreekt het gegeven.

8.5.7 kalkklasse

 

Naam attribuut

kalkklasse

Definitie

Het gehalte aan koolzure kalk uitgedrukt in een klasse.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Kalkklasse

Type

Codelijst

Toelichting

De kalklasse wordt geschat aan de mate van opbruisen met verdund zoutzuur (10% HCl).

8.5.8 rijpingsklasse

 

Naam attribuut

rijpingsklasse

Definitie

De graad van rijping van klei- en leemhoudende grond uitgedrukt in klassen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rijpingsklasse

Type

Codelijst

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de waarde van de bodemkundige grondsoortnaam eindigt op Silt, Zavel, Klei (behalve venigeKlei) of Leem. In andere gevallen ontbreekt het gegeven.

   

8.5.9 grindhoudend

 

Naam attribuut

grindhoudend

Definitie

De aanduiding die aangeeft of grond die geen grind is wel grind bevat.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Regels

Het gegeven ontbreekt wanneer de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoortnaam gelijk is aan grind. In andere gevallen is het gegeven aanwezig.

8.5.10 grindgehalteklasse

Naam attribuut

grindgehalteklasse

Definitie

Het gehalte aan grind van grond die tussen nul en dertig procent grind bevat, uitgedrukt in een klasse.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Grindgehalteklasse

Type

Codelijst

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut grindhoudend.

Toelichting

Het gegeven is redundant wanneer de fractieverdeling bepaald is. Het is opgenomen met het oog op de standaardisatie van de grondsoortbenaming in booronderzoek.

8.5.11 schelpmateriaalhoudend

Naam attribuut

schelpmateriaalhoudend

Definitie

De aanduiding die aangeeft of grond die niet uit schelpen bestaat, schelpmateriaal bevat.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Regels

Het gegeven ontbreekt wanneer de bodemkundige grondsoortnaam gelijk is aan schelpmateriaal. In andere gevallen is het gegeven aanwezig.

   

8.5.12 klasse schelpmateriaalgehalte

Naam attribuut

klasse schelpmateriaalgehalte

Definitie

Het gehalte aan schelpmateriaal van grond die niet uit schelpen bestaat maar wel schelpmateriaal bevat, uitgedrukt in een klasse.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

KlasseSchelpmateriaalgehalte

Type

Codelijst

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut schelpmateriaalhoudend.

Toelichting

Het gegeven is redundant wanneer de fractieverdeling bepaald is. Het is opgenomen met het oog op de standaardisatie van de grondsoortbenaming in booronderzoek.

8.6. Fractieverdeling

Naam entiteit

Fractieverdeling

Definitie

De samenstelling van de grond beschreven als een mengsel van organische stof, schelpmateriaal, grind en fijnkorrelig materiaal van minerale herkomst.

Kardinaliteit

0..1

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling bepaald van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is aan ja. Het gegeven ontbreekt wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling bepaald van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is aan nee.

De som van de fracties is gelijk aan 100.0.

Regels IMBRO/A

Ook wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling bepaald van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is aan nee, kan het gegeven voorkomen. In dat geval ontbreekt de entiteit Onvolledige fractiespecificatie.

   

8.6.1 grindgehalte

 

Naam attribuut

grindgehalte

Definitie

Het gehalte aan grind.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.1

Eenheid

% (procent)

Waardebereik

0 tot 100

Regels

Wanneer de waarde van het attribuut grindhoudend gelijk is aan ja of de bodemkundige grondsoortnaam de waarde grind heeft, is de waarde groter dan 0. In alle andere gevallen is de waarde 0.

   

8.6.2 schelpmateriaalgehalte

Naam attribuut

schelpmateriaalgehalte

Definitie

Het gehalte aan schelpmateriaal

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.1

Eenheid

% (procent)

Waardebereik

0 tot 100

Regels

Wanneer de waarde van het attribuut schelpmateriaalhoudend gelijk is aan ja of de bodemkundige grondsoortnaam de waarde schelpmateriaal heeft, is de waarde groter dan 0. In alle andere gevallen is de waarde 0.

8.6.3 organische stofgehalte

Naam attribuut

organische stofgehalte

Definitie

Het gehalte aan organische stof.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.1

Eenheid

% (procent)

Waardebereik

0 tot 100

Toelichting

Bij Wageningen Environmental Research wordt het gehalte aan organische stof sinds 2010 systematisch vastgelegd.

   

8.6.4 gehalte fijne fractie

Naam attribuut

gehalte fijne fractie

Definitie

Het gehalte aan materiaal van minerale herkomst met een korrelgrootte kleiner dan 2 mm.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.1

Eenheid

% (procent)

Waardebereik

0 tot 100

   

8.7. Verdeling fijne fractie

Naam entiteit

Verdeling fijne fractie

Definitie

De samenstelling van de fijne fractie beschreven als een mengsel van zand, silt en lutum.

Kardinaliteit

0..1

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de waarde van het attribuut gehalte fijne fractie van de entiteit Fractieverdeling niet gelijk is aan 0.

De som van de samenstellende delen is 100.

   

8.7.1 lutumgehalte

 

Naam attribuut

lutumgehalte

Definitie

Het gehalte aan minerale delen met een korrelgrootte kleiner dan 2 µm.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

3

Eenheid

% (procent)

Waardebereik

0 tot 100

   

8.7.2 siltgehalte

 

Naam attribuut

siltgehalte

Definitie

Het gehalte aan minerale delen met een korrelgrootte tussen 2 en 50 µm.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

3

Eenheid

% (procent)

Waardebereik

0 tot 100

   

8.7.3 zandgehalte

 

Naam attribuut

zandgehalte

Definitie

Het gehalte aan minerale delen met een korrelgrootte tussen 50 µm en 2 mm.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

3

Eenheid

% (procent)

Waardebereik

0 tot 100

   

8.8. Onvolledige fractiespecificatie

Naam entiteit

Onvolledige fractiespecificatie

Definitie

Een niet volledige beschrijving van de samenstelling van de grond.

Kardinaliteit

0..1

Regels

Het gegeven kan alleen aanwezig zijn onder IMBRO/A en alleen wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling bepaald van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is aan nee.

Ten minste ƩƩn van de gegevens organische stofgehalte, lutumgehalte, siltgehalte en zandgehalte is aanwezig.

Toelichting

In de jaren vóór 2010 heeft Wageningen Environmental Research de fractieverdeling niet systematisch vastgelegd. In aanvulling op de bodemkundige naam van de grondsoort werd alleen de relatieve hoeveelheid vastgelegd van de fracties die voor de bodemkundige relevant waren. Welke fracties dat waren hing af van de grondsoort en de geologische context. Zo werd van veen het organische stofgehalte vastgelegd en van löss het siltgehalte.

De beschikbare gegevens zijn in de basisregistratie ondergrond opgenomen om verlies van informatie te voorkomen. Vanwege dat uitzonderlijke karakter, zijn de gegevens niet authentiek.

   

8.8.1 organische stofgehalte

Naam attribuut

organische stofgehalte

Definitie

Het gehalte aan organische stof.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

3.1

Eenheid

% (procent)

Waardebereik

0 tot 100

   

8.8.2 lutumgehalte

 

Naam attribuut

lutumgehalte

Definitie

Het gehalte aan minerale delen met een korrelgrootte kleiner dan 2 µm.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

3

Eenheid

% (procent)

Waardebereik

0 tot 100

   

8.8.3 siltgehalte

 

Naam attribuut

siltgehalte

Definitie

Het gehalte aan minerale delen met een korrelgrootte tussen 2 en 50 µm.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

3

Eenheid

% (procent)

Waardebereik

0 tot 100

   

8.8.4 zandgehalte

 

Naam attribuut

zandgehalte

Definitie

Het gehalte aan minerale delen met een korrelgrootte tussen 50 µm en 2 mm.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

Natuurlijk getal

Maximale lengte

3

Eenheid

% (procent)

Waardebereik

0 tot 100

   

8.9. Vast gesteentelaag

Naam entiteit

Vast gesteentelaag

Definitie

Een laag die uit geconsolideerd gesteente bestaat.

Kardinaliteit

0..1

   

8.9.1 bovengrens

 

Naam attribuut

bovengrens

Definitie

De diepte van de bovenkant van de laag.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot 15

Regels

De waarde van het gegeven is gelijk aan de waarde van de ondergrens van de onderste bodemlaag.

8.9.2 ondergrens

 

Naam attribuut

ondergrens

Definitie

De diepte van de onderkant van de laag.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

2.2

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot 15

Regels

De waarde is groter dan de waarde van de bovengrens en gelijk aan de einddiepte van het geboord traject.

8.9.3 horizontcode

 

Naam attribuut

horizontcode

Definitie

De code van de horizon waartoe het geconsolideerd gesteente volgens de Nederlandse classificatie wordt gerekend.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Horizontcode = Ru

Type

Codelijst

8.9.4 gesteentesoort

 

Naam attribuut

gesteentesoort

Definitie

De naam van het geconsolideerde gesteente.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Gesteentesoort

Type

Codelijst

8.10. Bodemclassificatie

Naam entiteit

Bodemclassificatie

Definitie

De karakteristiek van de bodem volgens de systematiek van de standaardpuntencode.

Kardinaliteit

1

Toelichting

Het begrip bodem wordt hier gebuikt in engere zin voor het interval tussen maaiveld en 120 cm diepte. De standaardpuntencode is ontwikkeld voor bodemgeografisch onderzoek in Nederland. Het is een uit letters en cijfers opgebouwde code waarin de voor bodemkundigen relevante aspecten van een bodem worden samengevat. Sommige aspecten gelden voor alle soorten bodems, andere zijn specifiek voor een bepaalde categorie bodems. De variabiliteit van de bodem in Nederland is zo groot dat de code tienduizenden verschillende waarden kent. Voor de bodemkundige is het voldoende de code te kennen, maar voor de niet-deskundige heeft dat gegeven geen betekenis. Om de informatie die in de standaardpuntencode opgesloten ligt beter te ontsluiten voor niet-specialisten, is de informatie-inhoud vertaald naar gegevens die een meer algemeen begrijpelijke waarde hebben. In de codelijsten die bij de gegevens horen is steeds een verwijzing naar de waarde in de standaardpuntencode opgenomen. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Handleiding bodemgeografisch onderzoek (1995), uitgegeven door DLO Staring Centrum als technisch document 19A.

De classificatie is gebaseerd op het boorprofiel en sluit aanvullende observaties gedaan op de locatie van onderzoek in.

   

8.10.1 codegroep

 

Naam attribuut

codegroep

Definitie

De categorie die in de systematiek de bodem op het hoogste niveau typeert en de opbouw van de standaardpuntencode bepaalt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Codegroep

Type

Codelijst

   

8.10.2 standaardpuntencode

Naam attribuut

standaardpuntencode

Definitie

De bodemkundige karakteristiek vastgelegd als code.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Tekst

Maximale lengte

30

Toelichting

De standaardpuntencode is opgenomen om specialistische gebruikers direct te kunnen bedienen.

De code bestaat uit zeven onderdelen, achtereenvolgens zijn dat de toevoegingen vooraan, het subgroepdeel, het cijferdeel, het kalkverloop, de toevoegingen achteraan, de vergravingen en de grondwatertrap.

8.10.3 bijzonderheid bovenin

Naam attribuut

bijzonderheid bovenin

Definitie

Een bijzonder aspect van het bovenste deel van de bodem of het ontbreken ervan.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

BijzonderheidBovenin

Type

Codelijst

Toelichting

Het bovenste deel van de bodem omvat het interval tussen 0 en 40 cm diepte; alleen voor de bijzonderheid ijzerrijk wordt ook wat dieper gekeken.

Het gegeven is als toevoegingen vooraan in de standaardpuntencode opgenomen.

8.10.4 bodemklasse

 

Naam attribuut

bodemklasse

Definitie

De subgroep waartoe de bodem behoort volgens het Nederlands systeem van bodemclassificatie, zo nodig aangevuld met informatie over de bovengrond en de herkomst van zavel- en kleigronden.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Bodemklasse

Type

Codelijst

Toelichting

De term bovengrond wordt hier gebruikt in een specifieke betekenis en verwijst naar het bovenste deel van de bodem of meer in het bijzonder naar de bouwvoor of de A-horizont.

Het gegeven is als subgroepdeel in de standaardpuntencode opgenomen.

8.10.5 textuurklasse

 

Naam attribuut

textuurklasse

Definitie

De klasse waartoe de bodem op grond van de korrelgrootteverdeling van het minerale deel van de grond in een bepaald diepte-interval behoort.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Textuurklasse

Type

Codelijst

Regels

Het gegeven ontbreekt alleen wanneer de waarde van het attribuut codegroep gelijk is aan veengrond.

Toelichting

Het diepte-interval verschilt per codegroep, en soms ook daarbinnen. Voor details wordt naar TD19A verwezen.

Het gegeven is in het cijferdeel van de standaardpuntencode opgenomen.

   

8.10.6 veenklasse

 

Naam attribuut

veenklasse

Definitie

Van veengronden die tot 120 cm onder maaiveld doorlopen, de veensoort die het meest voorkomt in het bovenste deel van het bodemprofiel.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Veenklasse

Type

Codelijst

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de waarde van het attribuut codegroep gelijk is aan veengrond en het gegeven ondergrond veen ontbreekt.

In andere gevallen ontbreekt het gegeven.

Toelichting

De indeling van soorten veen is betrekkelijk globaal.

Het gegeven is in het cijferdeel van de standaardpuntencode opgenomen.

8.10.7 ondergrond veen

 

Naam attribuut

ondergrond veen

Definitie

Van veengronden die niet tot 120 cm onder maaiveld doorlopen, de nadere omschrijving van de minerale ondergrond.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

OndergrondVeen

Type

Codelijst

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de waarde van het attribuut codegroep gelijk is aan veengrond en het gegeven veenklasse ontbreekt. In andere gevallen ontbreekt het gegeven.

Toelichting

Het gegeven is in het cijferdeel van de standaardpuntencode opgenomen.

De term ondergrond wordt hier gebruikt in een specifieke betekenis en verwijst naar het deel van de bodem dat onder het veen ligt.

8.10.8 veenondergrens

 

Naam attribuut

veenondergrens

Definitie

Van veengronden die niet tot 120 cm onder maaiveld doorlopen, de diepte van de grens tussen het veen en de minerale ondergrond.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

1.1

Eenheid

m (meter)

Waarde minimaal

0.4

Waarde maximaal

1.2

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer het attribuut ondergrond veen aanwezig is. In het andere geval ontbreekt het gegeven.

Toelichting

Het gegeven is in het cijferdeel van de standaardpuntencode opgenomen.

   

8.10.9 ondergrond duinvaaggrond

Naam attribuut

ondergrond duinvaaggrond

Definitie

Van zandgronden die geclassificeerd zijn als duinvaaggrond, de nadere omschrijving van de grond onder het stuifzand.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

OndergrondDuinvaaggrond

Type

Codelijst

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de waarde van het attribuut bodemklasse begint met duinvaaggrond. In andere gevallen ontbreekt het gegeven.

Toelichting

Duinvaaggronden komen voor in holoceen stuifzand. De term ondergrond wordt hier gebruikt in een specifieke betekenis en verwijst naar het deel van de bodem dat direct onder het stuifzand ligt. Dat is veelal pleistoceen zand en daarin kan een podzolprofiel aanwezig zijn. Ook kan er onder het stuifzand een moerige laag voorkomen.

De aard van de ondergrond is van invloed op de vochtvoorziening van diep wortelende begroeiing, zoals bomen.

De duinvaaggronden vallen of onder de codegroep van de kalkhoudende zandgronden of onder die van de kalkloze zandgronden.

Het gegeven is in het cijferdeel van de standaardpuntencode opgenomen.

8.10.10 profielverloop

 

Naam attribuut

profielverloop

Definitie

Van kleigronden, de opeenvolging van de lagen in het bodemprofiel.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Profielverloop

Type

Codelijst

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de waarde van het attribuut codegroep gelijk is aan kleigrond. In andere gevallen ontbreekt het gegeven.

Toelichting

Er wordt gekeken naar de bovenste 120 cm onder maaiveld.

Het gegeven is in het cijferdeel van de standaardpuntencode opgenomen.

   

8.10.11 kalkverloopklasse

Naam attribuut

kalkverloopklasse

Definitie

Van kalkhoudende zandgronden en kleigronden, de klasse die het verloop van het kalkgehalte in het bovenste deel van de bodem aangeeft.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Kalkverloopklasse

Type

Codelijst

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de waarde van het attribuut codegroep gelijk is aan zandgrondKalkhoudend of kleigrond.

In andere gevallen ontbreekt het gegeven.

Toelichting

Het gegeven is als kalkverloop in de standaardpuntencode opgenomen.

8.10.12 vergravingsklasse

Naam attribuut

vergravingsklasse

Definitie

De klasse die aangeeft of de bodem ingrijpend door de mens verstoord is en wat de aard van de verstoring is.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Vergravingsklasse

Type

Codelijst

Toelichting

Een verstoring is ingrijpend wanneer bodemlagen met elkaar vermengd zijn of wanneer bodemlagen zijn verwijderd of opgebracht.

Het gegeven is als vergravingsdeel in de standaardpuntencode opgenomen.

8.10.13 grondwatertrap

 

Naam attribuut

grondwatertrap

Definitie

De mate waarin de stand van het grondwater fluctueert, uitgedrukt in een klasse.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Grondwatertrap

Type

Codelijst

Toelichting

De grondwatertrap is een afgeleide van de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). Het gegeven is van belang voor de beoordeling van de geschiktheid van de bodem voor bepaalde vormen van landgebruik.

Het gegeven is als grondwatertrap in de standaardpuntencode opgenomen.

8.10.14 afwijkend grondwaterregime

Naam attribuut

afwijkend grondwaterregime

Definitie

De aanduiding die aangeeft dat er ter plaatse omstandigheden zijn die het meer regionaal bepaalde gedrag van de grondwaterspiegel beĆÆnvloeden.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

AfwijkendGrondwaterRegime

Type

Codelijst

Regels IMBRO/A

Het gegeven ontbreekt wanneer de waarde van het attribuut grondwatertrap gelijk is aan onbekend.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer er bijzondere omstandigheden zijn geconstateerd.

Het gegeven is als toevoeging aan de grondwatertrap in de standaardpuntencode opgenomen.

   

8.10.15 bijzonderheid locatie

Naam attribuut

bijzonderheid locatie

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de bodem op een plaats in het landschap ligt die van bodemkundige betekenis is en wat de ligging dan is.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

BijzonderheidLocatie

Type

Codelijst

Toelichting

Het gegeven heeft alleen betekenis in Zuid-Limburg.

Het gegeven is in toevoeging achteraan van de standaardpuntencode opgenomen.

8.11. Bijzonderheid onderin

Naam entiteit

Bijzonderheid onderin

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het onderste deel van de bodem een bijzonder kenmerk heeft en wat dat dan is.

Kardinaliteit

1..*

Toelichting

Het onderste deel van de bodem begint bij een diepte van 40 cm.

Het gegeven, of de reeks van gegevens, is in toevoegingen achteraan van de standaardpuntencode opgenomen.

   

8.11.1 bijzonderheid

 

Naam attribuut

bijzonderheid

Definitie

De omschrijving van de bijzonderheid in het onderste deel van het profiel.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Bijzonderheid

Type

Codelijst

   

8.11.2 begindiepte

 

Naam attribuut

begindiepte

Definitie

De diepte waarop de bijzonderheid begint.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Rationaal getal

Maximale lengte

1.1

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0.4 tot 1.8

Regels

Het gegeven ontbreekt wanneer de waarde van het attribuut bijzonderheid gelijk is aan bolster, spalterveen of geen. In andere gevallen is het gegeven aanwezig.

Artikel 2. Beschrijving van de enumeraties en codelijsten

2.1. Enumeraties

IndicatieJaNee

Waarde

ja

nee

IndicatieJaNeeOnbekend

Waarde

ja

nee

onbekend

Kwaliteitsregime

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

2.2. Codelijsten

1. AfwijkendGrondwaterRegime

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

buitenHoofdkering

āœ“

āœ“

Buiten de hoofdwaterkering gelegen gronden; periodiek overstroomd. De waarde is voorafgaand aan de grondwatertrap in de standaardpuntencode opgenomen met de code "b".

overstroomdWinter

āœ“

āœ“

Water boven maaiveld gedurende een aaneengesloten periode van meer dan 1 maand tijdens de winterperiode (alleen bij binnen de hoofdwaterkering gelegen gronden). De waarde is voorafgaand aan de grondwatertrap in de standaardpuntencode opgenomen met de code "w".

schijnspiegels

āœ“

āœ“

Schijnspiegels; het niveau van de GHG wordt bepaald door periodiek optredende grondwaterstanden boven een slecht doorlatende laag, waaronder weer een onverzadigde zone voorkomt. Deze kwalitatieve toevoeging geven we alleen aan bij gronden met een grondwaterfluctuatie (GLG-GHG) van meer dan 120 cm. De waarde is voorafgaand aan de grondwatertrap in de standaardpuntencode opgenomen met de code "s".

2. Afzettingskarakteristiek

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

dekzandFluvioperiglaciaal

āœ“

āœ“

Afzetting van dekzand van vroeg pleistocene ouderdom, in de warmere periode tussen de ijstijden met water meegevoerd.

dekzandLaatWeichselien

āœ“

āœ“

Afzetting van dekzand van laat-Weichselien ouderdom.

dekzandMiddenWeichselien

āœ“

āœ“

Afzetting van dekzand van midden-Weichselien ouderdom.

dekzandPremorenaal

āœ“

āœ“

Afzetting van dekzand van vroeg pleistocene ouderdom.

duinKustLaatHoloceen

āœ“

āœ“

Stuifzand in de vorm van duinen aan de kust, van laat-holocene ouderdom.

duinKustVroegHoloceen

āœ“

āœ“

Stuifzand in de vorm van duinen aan de kust, van vroeg-holocene ouderdom.

duinLandHoloceen

āœ“

āœ“

Stuifzand in de vorm van duinen aan land, van holocene ouderdom.

duinRivierHoloceen

āœ“

āœ“

Stuifzand in de vorm van duinen langs/naast de rivieren, van holocene ouderdom.

eolischZand

āœ“

āœ“

Eolische of fluvioperiglaciale afzetting van zand, anders dan dekzand, stuifzand en lƶss.

fluviatielBeekHoloceen

āœ“

āœ“

Afzetting van holocene ouderdom gevormd door beken of kleine rivieren.

fluviatielMaasHoloceen

āœ“

āœ“

Afzetting van Maas, van holocene ouderdom.

fluviatielMaasRijnLaatPleistoceen

āœ“

āœ“

Afzetting van Rijn of Maas, van laat-pleistocene ouderdom.

fluviatielMaasRijnVroegMiddenPleistoceen

āœ“

āœ“

Afzetting van Rijn of Maas, van vroeg- of midden-pleistocene ouderdom.

fluviatielOostelijkeRivieren

āœ“

āœ“

Afzetting van het systeem van oostelijke rivieren dat het Eridanos riviersysteem wordt genoemd en in het Neogeen en Pleistoceen actief was.

fluviatielRijnHoloceen

āœ“

āœ“

Afzetting van Rijn, van holocene ouderdom.

fluviatielUiterwaardHoloceen

āœ“

āœ“

Afzetting van Rijn of Maas, vanaf het moment van het bouwen van dijken

gestuwdMaasRijnPleistoceen

āœ“

āœ“

Afzetting van Rijn of Maas, van pleistocene ouderdom, in gestuwde positie.

gestuwdOostelijkeRivieren

āœ“

āœ“

Afzetting van het Eridanos riviersysteem in gestuwde positie.

gestuwdTertiair

āœ“

āœ“

Afzetting van tertiaire ouderdom in gestuwde positie.

glaciaalKeileem

āœ“

āœ“

Keileem

glaciaalKeizand

āœ“

āœ“

Keizand

glaciaalPotklei

āœ“

āœ“

Fijnkorrelige smeltwaterafzetting die volledig uit vettig klei bestaat.

glaciaalWarvenklei

āœ“

āœ“

Fijnkorrelige smeltwaterafzetting die uit laagjes potklei afgewisseld met laagjes zand bestaat.

glaciaalZand

āœ“

āœ“

Afzetting van zand door smeltwater in pleistoceen, meestal in de vorm van waaiers (sandrs).

hellingGrof

āœ“

āœ“

Hellingafzetting van grof materiaal, meestal vermengd met fijner materiaal, van pleistocene ouderdom.

hellingLƶss

āœ“

āœ“

Hellingafzetting van holocene ouderdom die uit in pleistoceen op de helling afgezette lƶss bestaat.

lƶssdek

āœ“

āœ“

Afzetting van lƶss op heuvels, op een groot aaneengesloten areaal.

lƶssinsluiting

āœ“

āœ“

Afzetting van lƶss in kleine, versnipperde, lager liggende, natte gebieden.

marienFluviatielHoloceen

āœ“

āœ“

Afzetting van holocene ouderdom gevormd in het overgangsbereik tussen rivier en zee.

marienLagunairHoloceen

āœ“

āœ“

Afzetting van holocene ouderdom gevormd in de lagunen.

marienLaatHoloceen

āœ“

āœ“

Afzetting van laat-holocene ouderdom gevormd in zee.

marienVroegHoloceen

āœ“

āœ“

Afzetting van vroeg-holocene ouderdom gevormd in zee.

tertiair

āœ“

āœ“

Afzetting van tertiaire ouderdom.

dekzandPleistoceen

 

āœ“

Afzetting van dekzand van pleistocene ouderdom zonder nadere specificatie.

duinKustHoloceen

 

āœ“

Zandafzetting in de vorm van duinen aan de kust, van holocene ouderdom zonder nadere specificatie.

fluviatielMaasRijnHoloceen

 

āœ“

Afzetting van Rijn of Maas, van holocene ouderdom.

fluviatielMaasRijnPleistoceen

 

āœ“

Afzetting van Rijn of Maas, van pleistocene ouderdom zonder nadere specificatie.

gestuwd

 

āœ“

Afzetting in gestuwde positie, de afkomst en ouderdom niet gespecificeerd.

glaciaal

 

āœ“

Afzetting van ongespecificeerd materiaal door smeltwater, van pleistoceen ouderdom.

lƶss

 

āœ“

Lƶssafzetting van pleistocene ouderdom zonder nadere specificatie.

marienHoloceen

 

āœ“

Afzetting van holocene ouderdom gevormd in zee, zonder nadere specificatie.

3. Beschrijflocatie

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

lab

āœ“

āœ“

Het monster is beschreven in een beschrijfruimte.

veld

āœ“

āœ“

Het monster is in het veld beschreven.

4. Beschrijfmethode

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

AlterraTD19A

āœ“

āœ“

Technisch Document 19A van DLO Staring Centrum, nu Wageningen Environmental Research.

5. Bijzonderheid

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

bolster

āœ“

āœ“

Bolster, beginnend binnen 40 cm en ten minste 20 cm dik (code "j"). Van toepassing bij veengronden en moerige gronden.

geen

āœ“

āœ“

Geen bijzonderheden in het lagere deel van het profiel geconstateerd.

glauconietklei

āœ“

āœ“

Glauconietklei, beginnend tussen 40 en 120 cm en ten minste 20 cm dik (code "a"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

grofZandGrind

āœ“

āœ“

Grof zand en/of grind, beginnend tussen 40 en 80 cm en ten minste 40 cm dik of beginnend dieper dan 80 cm en doorgaand tot dieper dan 120 cm (code "g"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

kalksteenKleefaarde

āœ“

āœ“

Kalksteen of kleefaarde, beginnend tussen 40 en 120 cm (code "k"). Van toepassing bij leemgronden, brikgronden en kleigronden.

katteklei

āœ“

āœ“

Katteklei, beginnend binnen 80 cm en ten minste 20 cm dik (code "l"). Van toepassing bij veengronden, moerige gronden en kleigronden.

keileemPotklei

āœ“

āœ“

Keileem of potklei, beginnend tussen 40 en 120 cm en ten minste 20 cm dik (code "x"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij brikgronden, kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

moerigeLaag

āœ“

āœ“

Moerige laag beginnend binnen 80 cm en tenminste 40 cm dik (code "m"). Van toepassing bij podzolgronden, kalkloze en kalkhoudende zandgronden en leemgronden.

moerigMateriaalDiep

āœ“

āœ“

Moerig materiaal, beginnend dieper dan 80 cm en doorgaand tot dieper dan 120 cm (code "v"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij veengronden, brikgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

moerigMateriaalOndiep

āœ“

āœ“

Moerig materiaal, beginnend tussen 40 en 80 cm en 15 Ć  40 cm dik (code "w"). Van toepassing bij podzolgronden, kalkloze en kalkhoudende zandgronden, leemgronden en kleigronden.

oudeKlei

āœ“

āœ“

Oude klei, anders dan keileem, potklei of glauconietklei, beginnend tussen 40 en 120 cm en ten minste 20 cm dik (code "t"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

spalterveen

āœ“

āœ“

Spalterveen, ten minste 5 cm dik en direct onder de A-horizont beginnend (code "q"). Van toepassing bij veengronden en moerige gronden.

vuursteeneluvium

āœ“

āœ“

Vuursteeneluvium, beginnend tussen 40 en 120 cm en ten minste 20 cm dik (code "s"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

zandHoloceen

āœ“

āœ“

Holoceen zand, beginnend tussen 40 en 120 cm en ten minste 20 cm dik (code "z"). Van toepassing bij niet-gerijpte minerale gronden en kleigronden.

zandPleistoceen

āœ“

āœ“

Pleistoceen zand, beginnend tussen 40 en 120 cm (code "p"). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden en kleigronden.

zavelKleiHalfGerijpt

āœ“

āœ“

Meestal niet geheel gerijpte zavel of klei, beginnend tussen 40 en 120 cm; zepige zavel of klei (code "r"). Van toepassing bij moerige gronden, podzolgronden, kalkloze en kalkhoudende zandgronden en leemgronden.

6. BijzonderheidBovenin

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

colluviaalDek

āœ“

āœ“

Colluviaal dek, beginnend aan maaiveld (code "c"). Van toepassing alleen bij brikgronden.

colluviaalDekGrind

āœ“

āœ“

Colluviaal dek, beginnend aan maaiveld en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "cg"). Van toepassing alleen bij brikgronden.

colluviaalDekIJzerrijk

āœ“

āœ“

Colluviaal dek, beginnend aan maaiveld en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "cf" Van toepassing alleen bij brikgronden.

colluviaalDekStenen

āœ“

āœ“

Colluviaal dek, beginnend aan maaiveld en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "cm"). Van toepassing alleen bij brikgronden.

geen

āœ“

āœ“

Geen bijzonderheden in het bovendeel van het profiel.

getijdeInvloed

āœ“

āœ“

BeĆÆnvloed door getijde op overgang van zeeklei – rivierklei (code "e"). Van toepassing bij niet-gerijpte minerale gronden en kleigronden.

getijdeInvloedGrind

āœ“

āœ“

BeĆÆnvloed door getijde op overgang van zeeklei – rivierklei en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "eg"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

getijdeInvloedIJzerrijk

āœ“

āœ“

BeĆÆnvloed door getijde op overgang van zeeklei – rivierklei en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "ef"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

getijdeInvloedStenen

āœ“

āœ“

BeĆÆnvloed door getijde op overgang van zeeklei – rivierklei en stenen in de bovenste 80 cm van het profiel en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "em"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

getijdeInvloedZouthoudend

āœ“

āœ“

BeĆÆnvloed door getijde op overgang van zeeklei – rivierklei en zout kwelwater in de bovenste 40 cm van het profiel (code "en"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

grind

āœ“

āœ“

Grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "g"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

ijzerrijk

āœ“

āœ“

IJzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik. De waarde is in toevoeging vooraan in de standaardpuntencode opgenomen met code "f". Van toepassing bij alle gronden behalve bij kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

ijzerrijkGrind

āœ“

āœ“

IJzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "fg"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

ijzerrijkStenen

āœ“

āœ“

IJzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "fm"). Van toepassing bij podzolgronden, kalkloze zandgronden, leemgronden, brikgronden en kleigronden.

kolenslik

āœ“

āœ“

Kolenslik in de bovenste 80 cm van het profiel, over 15 Ć  40 cm dikte (code "h"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

kolenslikGrind

āœ“

āœ“

Kolenslik in de bovenste 80 cm van het profiel, over 15 Ć  40 cm dikte en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "hg"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

kolenslikStenen

āœ“

āœ“

Kolenslik in de bovenste 80 cm van het profiel, over 15 Ć  40 cm dikte en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "hm"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

kruinigePercelen

āœ“

āœ“

Bol geploegd en daardoor op korte afstand verschil in dikte bovenste lagen (code "b"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

kruinigePercelenGrind

āœ“

āœ“

Bol geploegd en daardoor op korte afstand verschil in dikte bovenste lagen en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "bg"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

kruinigePercelenIJzerrijk

āœ“

āœ“

Bol geploegd en daardoor op korte afstand verschil in dikte bovenste lagen en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "bf"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

kruinigePercelenStenen

āœ“

āœ“

Bol geploegd en daardoor op korte afstand verschil in dikte bovenste lagen en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "bm"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

lƶssdek

āœ“

āœ“

Lƶssdek, beginnend aan maaiveld en 15 Ơ 40 cm dik (code "l"). Van toepassing bij veengronden en kleigronden.

lƶssdekGrind

āœ“

āœ“

Lƶssdek, beginnend aan maaiveld en 15 Ơ 40 cm dik en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "lg"). Van toepassing bij veengronden en kleigronden.

lƶssdekIJzerrijk

āœ“

āœ“

Lƶssdek, beginnend aan maaiveld en 15 Ơ 40 cm dik en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "lf"). Van toepassing bij veengronden en kleigronden.

lƶssdekStenen

āœ“

āœ“

Lƶssdek, beginnend aan maaiveld en 15 Ơ 40 cm dik en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "lm"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

opgebrachtHumusrijkDek

āœ“

āœ“

Opgebracht moerig of humusrijk dek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  50 cm dik; toemaakdek (code "o"). Van toepassing alleen bij veengronden en moerige gronden.

opgebrachtHumusrijkDekGrind

āœ“

āœ“

Opgebracht moerig of humusrijk dek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  50 cm dik (toemaakdek) en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "og"). Van toepassing alleen bij veengronden en moerige gronden.

opgebrachtHumusrijkDekIJzerrijk

āœ“

āœ“

Opgebracht moerig of humusrijk dek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  50 cm dik (toemaakdek) en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "of"). Van toepassing alleen bij veengronden en moerige gronden.

opgebrachtHumusrijkDekVerdrogendeLagen

āœ“

āœ“

Opgebracht moerig of humusrijk dek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  50 cm dik (toemaakdek) en verdrogende lagen in de bovenste 80 cm van het profiel (code "od"). Van toepassing alleen bij veengronden en moerige gronden.

siltZanddek

āœ“

āœ“

Kleiig, uiterst fijn silt- of zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  40 cm dik (code "u"). Van toepassing bij veengronden, podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

siltZanddekGrind

āœ“

āœ“

Kleiig, uiterst fijn silt- of zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  40 cm dik en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "ug"). Van toepassing bij veengronden, podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

siltZanddekIJzerrijk

āœ“

āœ“

Kleiig, uiterst fijn silt- of zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  40 cm dik en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "uf"). Van toepassing bij veengronden, podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

siltZanddekStenen

āœ“

āœ“

Kleiig, uiterst fijn silt- of zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  40 cm dik en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "um"). Van toepassing bij podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

stenen

āœ“

āœ“

Stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "m"). Van toepassing bij podzolgronden, kalkloze zandgronden, leemgronden, brikgronden en kleigronden.

verdrogendeLagen

āœ“

āœ“

Verdrogende lagen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "d"). Van toepassing bij veengronden en moerige gronden.

verdrogendeLagenGrind

āœ“

āœ“

Verdrogende lagen in de bovenste 40 cm van het profiel en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "dg"). Van toepassing bij veengronden en moerige gronden.

verdrogendeLagenIJzerrijk

āœ“

āœ“

Verdrogende lagen in de bovenste 40 cm van het profiel en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "df"). Van toepassing bij veengronden en moerige gronden.

zanddek

āœ“

āœ“

Zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  40 cm dik (code "z"). Van toepassing bij kalkloze zandgronden, leemgronden en kleigronden.

zanddekGrind

āœ“

āœ“

Zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  40 cm dik en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "zg"). Van toepassing bij kalkloze zandgronden, leemgronden en kleigronden.

zanddekIJzerrijk

āœ“

āœ“

Zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  40 cm dik en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "zf"). Van toepassing bij kalkloze zandgronden, leemgronden en kleigronden.

zanddekKolenslik

āœ“

āœ“

Zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  40 cm dik en kolenslik in de bovenste 40 cm van het profiel, over 15 Ć  40 cm dikte (code "zh"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

zanddekStenen

āœ“

āœ“

Zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  40 cm dik en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "zm"). Van toepassing bij kalkloze zandgronden, leemgronden en kleigronden.

zanddekZouthoudend

āœ“

āœ“

Zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  40 cm dik en zout kwelwater in de bovenste 40 cm van het profiel (code "zn"). Van toepassing bij kleigronden.

zanddekDun

āœ“

āœ“

Zanddekje, beginnend aan maaiveld en 5 Ć  15 cm dik (code "s"). Van toepassing bij veengronden, moerige gronden, podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

zanddekDunGrind

āœ“

āœ“

Zanddekje, beginnend aan maaiveld en 5 Ć  15 cm dik en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "sg"). Van toepassing bij veengronden, moerige gronden, podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

zanddekDunIJzerrijk

āœ“

āœ“

Zanddekje, beginnend aan maaiveld en 5 Ć  15 cm dik en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "sf"). Van toepassing bij veengronden, moerige gronden, podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

zanddekDunStenen

āœ“

āœ“

Zanddekje, beginnend aan maaiveld en 5 Ć  15 cm dik en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "sm"). Van toepassing bij podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

zavelKleidek

āœ“

āœ“

Zavel- of kleidek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  40 cm dik (code "k"). Van toepassing bij kalkloze en kalkhoudende zandgronden en leemgronden.

zavelKleidekGrind

āœ“

āœ“

Zavel- of kleidek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  40 cm dik en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "kg"). Van toepassing bij kalkloze zandgronden en leemgronden.

zavelKleidekIJzerrijk

āœ“

āœ“

Zavel- of kleidek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  40 cm dik en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "kf"). Van toepassing bij kalkloze zandgronden en leemgronden.

zavelKleidekStenen

āœ“

āœ“

Zavel- of kleidek, beginnend aan maaiveld en 15 Ć  40 cm dik en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "km"). Van toepassing bij kalkloze zandgronden en leemgronden.

zouthoudend

āœ“

āœ“

Zout kwelwater in de bovenste 40 cm van het profiel (code "n"). Van toepassing bij kleigronden en kalkhoudende zandgronden.

zouthoudendGrind

āœ“

āœ“

Zout kwelwater in de bovenste 40 cm van het profiel en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "ng"). Van toepassing bij kleigronden en kalkhoudende zandgronden.

zouthoudendIJzerrijk

āœ“

āœ“

Zout kwelwater in de bovenste 40 cm van het profiel en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "nf"). Van toepassing bij kleigronden en kalkhoudende zandgronden.

zouthoudendStenen

āœ“

āœ“

Zout kwelwater in de bovenste 40 cm van het profiel en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "nm"). Van toepassing bij kleigronden en kalkhoudende zandgronden.

7. BijzonderheidLocatie

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

dal

āœ“

āœ“

Bodem in een dal, in de nabijheid van een helling (code "d"). Van toepassing alleen in Zuid-Limburg, bij leemgronden, brikgronden en kleigronden wanneer geen grondwatertrap is onderscheiden.

helling

āœ“

āœ“

Bodem op een helling (code ā€˜ h’). Van toepassing alleen in Zuid-Limburg, bij leemgronden, brikgronden en kleigronden wanneer geen grondwatertrap is onderscheiden.

hellingvoet

āœ“

āœ“

Bodem aan de voet van een helling (code ā€˜c’). Van toepassing alleen in Zuid-Limburg, bij, leemgronden, brikgronden en kleigronden wanneer geen grondwatertrap is onderscheiden.

geen

āœ“

āœ“

Geen bijzonderheden.

8. Bodemklasse

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

aarveengrond

āœ“

āœ“

Aarveengrond (code "1c").

akkereerdgrond

āœ“

āœ“

Akkereerdgrond (code "4t").

beekvaaggrond

āœ“

āœ“

Beekvaaggrond (code "5h").

beemdbrikgrond

āœ“

āœ“

Beemdbrikgrond (code "3b").

bergbrikgrond

āœ“

āœ“

Bergbrikgrond (code "3d").

boveengrond

āœ“

āœ“

Boveengrond (code "1g").

broekeerdgrondMoerig

āœ“

āœ“

Broekeerdgrond moerige bovengrond (code "v4d").

broekeerdgrondSiltZanddek

āœ“

āœ“

Broekeerdgrond kleiig, uiterst fijn silt- of zanddek (code "u4d").

broekeerdgrondZanddek

āœ“

āœ“

Broekeerdgrond zanddek, 15 Ć  40 cm dik, met en zonder minerale eerdlaag (code "z4d").

broekeerdgrondZavelKleidek

āœ“

āœ“

Broekeerdgrond zavel- of kleidek (code "k4d").

bruineBeekeerdgrond

āœ“

āœ“

Bruine beekeerdgrond (code "4h").

bruineBeekeerdgrondCultuurdek

āœ“

āœ“

Bruine beekeerdgrond met een cultuurdek – een 30 Ć  50 cm dikke bovengrond (code "c4h").

bruineEnkeerdgrond

āœ“

āœ“

Bruine enkeerdgrond (code "4r").

daalbrikgrond

āœ“

āœ“

Daalbrikgrond (code "3h").

dampodzolgrond

āœ“

āœ“

Dampodzolgrond (code "2m").

delbrikgrond

āœ“

āœ“

Delbrikgrond (code "3f").

drechtvaaggrond

āœ“

āœ“

Drechtvaaggrond (code "5m").

drechtvaaggrondBeekklei

āœ“

āœ“

Drechtvaaggrond beekklei (code "B5m").

drechtvaaggrondBeekkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Drechtvaaggrond beekklei, gebroken dek (code "oB5m").

drechtvaaggrondOudeklei

āœ“

āœ“

Drechtvaaggrond oude klei (code "K5m").

drechtvaaggrondOudekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Drechtvaaggrond oude klei, gebroken dek (code "oK5m").

drechtvaaggrondRivierklei

āœ“

āœ“

Drechtvaaggrond rivierklei (code "R5m").

drechtvaaggrondRivierkleiBruineKom

āœ“

āœ“

Drechtvaaggrond rivierklei bruine kom (code "bR5m").

drechtvaaggrondRivierkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Drechtvaaggrond rivierklei, gebroken dek (code "oR5m").

drechtvaaggrondZeeklei

āœ“

āœ“

Drechtvaaggrond zeeklei (code "M5m").

drechtvaaggrondZeekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Drechtvaaggrond zeeklei, gebroken dek (code "oM5m").

drechtvaaggrondZeekleiKnip

āœ“

āœ“

Drechtvaaggrond zeeklei, knipklei (code "kM5m").

drechtvaaggrondZeekleiKnippig

āœ“

āœ“

Drechtvaaggrond zeeklei, knippige klei (code "gM5m").

duinvaaggrond

āœ“

āœ“

Duinvaaggrond (code "5t").

duinvaaggrondMatigHumusarm

āœ“

āœ“

Duinvaaggrond matig humusarm stuifzand (code "c5t").

duinvaaggrondUiterstHumusarm

āœ“

āœ“

Duinvaaggrond uiterst humusarm stuifzand (code "a5t").

duinvaaggrondZeerHumusarm

āœ“

āœ“

Duinvaaggrond zeer humusarm stuifzand (code "b5t").

gooreerdgrond

āœ“

āœ“

Gooreerdgrond (code "4i").

gooreerdgrondCultuurdek

āœ“

āœ“

Gooreerdgrond met een cultuurdek – een 30 Ć  50 cm dikke bovengrond (code "c4i").

gorsvaaggrondRivierklei

āœ“

āœ“

Gorsvaaggrond rivierklei (code "R5d").

gorsvaaggrondZeeklei

āœ“

āœ“

Gorsvaaggrond zeeklei (code "M5d").

haarpodzolgrond

āœ“

āœ“

Haarpodzolgrond (code "2z").

haarpodzolgrondZanddek

āœ“

āœ“

Haarpodzolgrond met een zanddek (code "2v").

heuvelpodzolgrond

āœ“

āœ“

Heuvelpodzolgrond (code "2x").

hoekpodzolgrond

āœ“

āœ“

Hoekpodzolgrond (code "2g").

hofeerdgrond

āœ“

āœ“

Hofeerdgrond (code "4x").

hofeerdgrondBeekklei

āœ“

āœ“

Hofeerdgrond beekklei (code "B4x").

hofeerdgrondBeekkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Hofeerdgrond beekklei, gebroken dek (code "oB4x").

hofeerdgrondOudeklei

āœ“

āœ“

Hofeerdgrond oude klei (code "K4x").

hofeerdgrondRivierklei

āœ“

āœ“

Hofeerdgrond rivierklei (code "R4x").

hofeerdgrondRivierkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Hofeerdgrond rivierklei, gebroken dek (code "oR4x").

hofeerdgrondZeeklei

āœ“

āœ“

Hofeerdgrond zeeklei (code "M4x").

hofeerdgrondZeekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Hofeerdgrond zeeklei, gebroken dek (code "oM4x").

hofeerdgrondZeekleiKnip

āœ“

āœ“

Hofeerdgrond zeeklei knipklei (code "kM4x").

hofeerdgrondZeekleiKnippig

āœ“

āœ“

Hofeerdgrond zeeklei knippige klei (code "gM4x").

holtpodzolgrond

āœ“

āœ“

Holtpodzolgrond (code "2i").

holtpodzolgrondZanddek

āœ“

āœ“

Holtpodzolgrond met een zanddek (code "2c").

horstpodzolgrond

āœ“

āœ“

Horstpodzolgrond (code "2h").

kamppodzolgrond

āœ“

āœ“

Kamppodzolgrond (code "2w").

kanteerdgrond

āœ“

āœ“

Kanteerdgrond (code "4v").

koopveengrond

āœ“

āœ“

Koopveengrond (code "1d").

krijteerdgrondOudeklei

āœ“

āœ“

Krijteerdgrond oude klei (code "K4q").

krijtvaaggrondOudeklei

āœ“

āœ“

Krijtvaaggrond oude klei (code "K5q").

kuilbrikgrond

āœ“

āœ“

Kuilbrikgrond (code "3c").

laarpodzolgrond

āœ“

āœ“

Laarpodzolgrond (code "2q").

leekeerdgrond

āœ“

āœ“

Leekeerdgrond (code "4p").

leekeerdgrondBeekklei

āœ“

āœ“

Leekeerdgrond beekklei (code "B4p").

leekeerdgrondBeekkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Leekeerdgrond beekklei, gebroken dek (code "oB4p").

leekeerdgrondOudeklei

āœ“

āœ“

Leekeerdgrond oude klei (code "K4p").

leekeerdgrondOudekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Leekeerdgrond oude klei, gebroken dek (code "oK4p").

leekeerdgrondRivierklei

āœ“

āœ“

Leekeerdgrond rivierklei (code "R4p").

leekeerdgrondRivierkleiBruineKom

āœ“

āœ“

Leekeerdgrond rivierklei bruine kom (code "bR4p").

leekeerdgrondRivierkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Leekeerdgrond rivierklei, gebroken dek (code "oR4p").

leekeerdgrondZeeklei

āœ“

āœ“

Leekeerdgrond zeeklei (code "M4p").

leekeerdgrondZeekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Leekeerdgrond zeeklei, gebroken dek (code "oM4p").

leekeerdgrondZeekleiKnip

āœ“

āœ“

Leekeerdgrond zeeklei, knipklei (code "kM4p").

leekeerdgrondZeekleiKnippig

āœ“

āœ“

Leekeerdgrond zeeklei, knippige klei (code "gM4p").

liedeerdgrond

āœ“

āœ“

Liedeerdgrond (code "4m").

liedeerdgrondBeekklei

āœ“

āœ“

Liedeerdgrond beekklei (code "B4m").

liedeerdgrondBeekkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Liedeerdgrond beekklei, gebroken dek (code "oB4m").

liedeerdgrondOudeklei

āœ“

āœ“

Liedeerdgrond oude klei (code "K4m").

liedeerdgrondOudekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Liedeerdgrond oude klei, gebroken dek (code "oK4m").

liedeerdgrondRivierklei

āœ“

āœ“

Liedeerdgrond rivierklei (code "R4m").

liedeerdgrondRivierkleiBruineKom

āœ“

āœ“

Liedeerdgrond rivierklei bruine kom (code "bR4m").

liedeerdgrondRivierkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Liedeerdgrond rivierklei, gebroken dek (code "oR4m").

liedeerdgrondZeeklei

āœ“

āœ“

Liedeerdgrond zeeklei (code "M4m").

liedeerdgrondZeekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Liedeerdgrond zeeklei, gebroken dek (code "oM4m").

liedeerdgrondZeekleiKnip

āœ“

āœ“

Liedeerdgrond zeeklei, knipklei (code "kM4m").

liedeerdgrondZeekleiKnippig

āœ“

āœ“

Liedeerdgrond zeeklei, knippige klei (code "gM4m").

loopodzolgrond

āœ“

āœ“

Loopodzolgrond (code "2d").

madeveengrond

āœ“

āœ“

Madeveengrond (code "1h").

meerveengrond

āœ“

āœ“

Meerveengrond (code "1t").

moerpodzolgrond

āœ“

āœ“

Moerpodzolgrond (code "2n").

moerpodzolgrondZanddek

āœ“

āœ“

Moerpodzolgrond met een zanddek (code "2l").

moerpodzolgrondZavelKleidek

āœ“

āœ“

Moerpodzolgrond met een zavel- of kleidek (code "2k").

nesvaaggrond

āœ“

āœ“

Nesvaaggrond (code "5n").

nesvaaggrondBeekklei

āœ“

āœ“

Nesvaaggrond beekklei (code "B5n").

nesvaaggrondBeekkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Nesvaaggrond beekklei, gebroken dek (code "oB5n").

nesvaaggrondOudeklei

āœ“

āœ“

Nesvaaggrond oude klei (code "K5n").

nesvaaggrondOudekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Nesvaaggrond oude klei, gebroken dek (code "oK5n").

nesvaaggrondRivierklei

āœ“

āœ“

Nesvaaggrond rivierklei (code "R5n").

nesvaaggrondRivierkleiBruineKom

āœ“

āœ“

Nesvaaggrond rivierklei bruine kom (code "bR5n").

nesvaaggrondRivierkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Nesvaaggrond rivierklei, gebroken dek (code "oR5n").

nesvaaggrondZeeklei

āœ“

āœ“

Nesvaaggrond zeeklei (code "M5n").

nesvaaggrondZeekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Nesvaaggrond zeeklei, gebroken dek (code "oM5n").

nesvaaggrondZeekleiKnip

āœ“

āœ“

Nesvaaggrond zeeklei, knipklei (code "kM5n").

nesvaaggrondZeekleiKnippig

āœ“

āœ“

Nesvaaggrond zeeklei, knippige klei (code "gM5n").

ooivaaggrond

āœ“

āœ“

Ooivaaggrond (code "5x").

ooivaaggrondBeekklei

āœ“

āœ“

Ooivaaggrond beekklei (code "B5x").

ooivaaggrondBeekkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Ooivaaggrond beekklei, gebroken dek (code "oB5x").

ooivaaggrondOudeklei

āœ“

āœ“

Ooivaaggrond oude klei (code "K5x").

ooivaaggrondOudekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Ooivaaggrond oude klei, gebroken dek (code "oK5x").

ooivaaggrondRivierklei

āœ“

āœ“

Ooivaaggrond rivierklei (code "R5x").

ooivaaggrondRivierkleiBruineKom

āœ“

āœ“

Ooivaaggrond rivierklei bruine kom (code "bR5x").

ooivaaggrondRivierkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Ooivaaggrond rivierklei, gebroken dek (code "oR5x").

ooivaaggrondZeeklei

āœ“

āœ“

Ooivaaggrond zeeklei (code "M5x").

ooivaagrondZeekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Ooivaaggrond zeeklei, gebroken dek (code "oM5x").

ooivaaggrondZeekleiKnip

āœ“

āœ“

Ooivaaggrond zeeklei knipklei (code "kM5x").

ooivaaggrondZeekleiKnippig

āœ“

āœ“

Ooivaaggrond zeeklei knippige klei (code "gM5x").

plaseerdgrondMoerig

āœ“

āœ“

Plaseerdgrond moerige bovengrond (code "v4c").

plaseerdgrondUiterstFijnZanddek

āœ“

āœ“

Plaseerdgrond met dek van uiterst fijn zand (code "u4c").

plaseerdgrondZanddek

āœ“

āœ“

Plaseerdgrond zanddek, 15 Ć  40 cm dik, met en zonder minerale eerdlaag (code "z4c").

plaseerdgrondZavelKleidek

āœ“

āœ“

Plaseerdgrond zavel- of kleidek, 15 Ć  40 cm dik (code "k4c").

poldervaaggrond

āœ“

āœ“

Poldervaaggrond (code "5p").

poldervaaggrondBeekklei

āœ“

āœ“

Poldervaaggrond beekklei (code "B5p").

poldervaaggrondBeekkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Poldervaaggrond beekklei, gebroken dek (code "oB5p").

poldervaaggrondOudeklei

āœ“

āœ“

Poldervaaggrond oude klei (code "K5p").

poldervaaggrondOudekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Poldervaaggrond oude klei, gebroken dek (code "oK5p").

poldervaaggrondRivierklei

āœ“

āœ“

Poldervaagrond rivierklei (code "R5p").

poldervaaggrondRivierkleiBruineKom

āœ“

āœ“

Poldervaaggrond rivierklei, bruine kom (code "bR5p").

poldervaaggrondRivierkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Poldervaaggrond rivierklei, gebroken dek (code "oR5p").

poldervaaggrondZeeklei

āœ“

āœ“

Poldervaaggrond zeeklei (code "M5p").

poldervaagrondZeekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Poldervaaggrond zeeklei, gebroken dek (code "oM5p").

poldervaaggrondZeekleiKnip

āœ“

āœ“

Poldervaaggrond zeeklei, knipklei (code "kM5p").

poldervaaggrondZeekleiKnippig

āœ“

āœ“

Poldervaaggrond zeeklei, knippige klei (code "gM5p").

radebrikgrond

āœ“

āœ“

Radebrikgrond (code "3i").

rooibrikgrond

āœ“

āœ“

Rooibrikgrond (code "3g").

slikvaaggrondRivierklei

āœ“

āœ“

Slikvaaggrond rivierklei (code "R5f").

slikvaaggrondZeeklei

āœ“

āœ“

Slikvaaggrond zeeklei (code "M5f").

tochteerdgrond

āœ“

āœ“

Tochteerdgrond (code "4n").

tochteerdgrondBeekklei

āœ“

āœ“

Tochteerdgrond beekklei (code "B4n").

tochteerdgrondBeekkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Tochteerdgrond beekklei, gebroken dek (code "oB4n").

tochteerdgrondOudeklei

āœ“

āœ“

Tochteerdgrond oude klei (code "K4n").

tochteerdgrondOudekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Tochteerdgrond oude klei, gebroken dek (code "oK4n").

tochteerdgrondRivierklei

āœ“

āœ“

Tochteerdgrond rivierklei (code "R4n").

tochteerdgrondRivierkleiBruineKom

āœ“

āœ“

Tochteerdgrond rivierklei bruine kom (code "bR4n").

tochteerdgrondRivierkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Tochteerdgrond rivierklei gebroken dek (code "oR4n").

tochteerdgrondZeeklei

āœ“

āœ“

Tochteerdgrond zeeklei (code "M4n").

tochteerdgrondZeekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Tochteerdgrond zeeklei, gebroken dek (code "oM4n").

tochteerdgrondZeekleiKnip

āœ“

āœ“

Tochteerdgrond zeeklei knipklei (code "kM4n").

tochteerdgrondZeekleiKnippig

āœ“

āœ“

Tochteerdgrond zeeklei knippige klei (code "gM4n").

tuineerdgrond

āœ“

āœ“

Tuineerdgrond (code "4w").

tuineerdgrondBeekklei

āœ“

āœ“

Tuineerdgrond beekklei (code "B4w").

tuineerdgrondBeekkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Tuineerdgrond beekklei, gebroken dek (code "oB4w").

tuineerdgrondOudeklei

āœ“

āœ“

Tuineerdgrond oude klei (code "R4w").

tuineerdgrondOudekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Tuineerdgrond oude klei, gebroken dek (code "oK4w").

tuineerdgrondRivierklei

āœ“

āœ“

Tuineerdgrond rivierklei (code "R4w").

tuineerdgrondRivierkleiBruineKom

āœ“

āœ“

Tuineerdgrond rivierklei bruine kom (code "bR4w").

tuineerdgrondRivierkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Tuineerdgrond rivierklei, gebroken dek (code "oR4w").

tuineerdgrondZeeklei

āœ“

āœ“

Tuineerdgrond zeeklei (code "M4w").

tuineerdgrondZeekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Tuineerdgrond zeeklei, gebroken dek (code "oM4w").

tuineerdgrondZeekleiKnip

āœ“

āœ“

Tuineerdgrond zeeklei knipklei (code "kM4w").

tuineerdgrondZeekleiKnippig

āœ“

āœ“

Tuineerdgrond zeeklei knippige klei (code "gM4w").

veldpodzolgrond

āœ“

āœ“

Veldpodzolgrond (code "2r").

veldpodzolgrondZanddek

āœ“

āœ“

Veldpodzolgrond met een zanddek (code "2p").

veldpodzolgrondZavelKleidek

āœ“

āœ“

Veldpodzolgrond met een zavel- of kleidek (code "2o").

vlakvaaggrond

āœ“

āœ“

Vlakvaaggrond (code "5k").

vlierveengrond

āœ“

āœ“

Vlierveengrond (code "1v").

vlietveengrond

āœ“

āœ“

Vlietveengrond (code "1k").

vorstvaaggrond

āœ“

āœ“

Vorstvaaggrond (code "5v").

waardveengrond

āœ“

āœ“

Waardveengrond (code "1s").

weideveengrond

āœ“

āœ“

Weideveengrond (code "1r").

woudeerdgrond

āœ“

āœ“

Woudeerdgrond (code "4o").

woudeerdgrondBeekklei

āœ“

āœ“

Woudeerdgrond beekklei (code "B4o").

woudeerdgrondBeekkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Woudeerdgrond beekklei, gebroken dek (code "oB4o").

woudeerdgrondOudeklei

āœ“

āœ“

Woudeerdgrond oude klei (code "K4o").

woudeerdgrondOudekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Woudeerdgrond oude klei, gebroken dek (code "oK4o").

woudeerdgrondRivierklei

āœ“

āœ“

Woudeerdgrond rivierklei (code "R4o").

woudeerdgrondRivierkleiBruineKom

āœ“

āœ“

Woudeerdgrond rivierklei bruine kom (code "bR4o").

woudeerdgrondRivierkleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Woudeerdgrond rivierklei, gebroken dek (code "oR4o").

woudeerdgrondZeeklei

āœ“

āœ“

Woudeerdgrond zeeklei (code "M4o").

woudeerdgrondZeekleiGebrokenDek

āœ“

āœ“

Woudeerdgrond zeeklei, gebroken dek (code "oM4o").

woudeerdgrondZeekleiKnip

āœ“

āœ“

Woudeerdgrond zeeklei, knipklei (code "kM4o").

woudeerdgrondZeekleiKnippig

āœ“

āœ“

Woudeerdgrond zeeklei, knippige klei (code "gM4o").

zwarteBeekeerdgrond

āœ“

āœ“

Zwarte beekeerdgrond (code "4k").

zwarteBeekeerdgrondCultuurdek

āœ“

āœ“

Zwarte beekeerdgrond met een cultuurdek – een 30 Ć  50 cm dikke bovengrond (code "c4k").

zwarteEnkeerdgrond

āœ“

āœ“

Zwarte enkeerdgrond (code "4s").

9. BodemkundigeGrondsoornaam

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

grind

āœ“

āœ“

Grind, grindgehalte ≄ 30%.

kleiarmSilt

āœ“

āœ“

Kleiarm silt, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 0% tot 5% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) ≄ 50%.

kleiarmZand

āœ“

āœ“

Kleiarm zand, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 0% tot 5% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 50%.

kleiigSilt

āœ“

āœ“

Kleiig silt, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 5% tot 8% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) ≄ 50%.

kleiigVeen

āœ“

āœ“

Kleiig veen, naam gebaseerd op de veendriehoek. Organische stofgehalte vanaf 22,5% tot 35% en combinatie lutumgehalte en organische stofgehalte voldoen aan eisen (functie) van veendriehoek.

kleiigZand

āœ“

āœ“

Kleiig zand, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 5% tot 8% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 50%.

leemarmZand

āœ“

āœ“

Leemarm zand, naam gebaseerd op de leemdriehoek. Lutumgehalte < 8% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 10%.

lichteKlei

āœ“

āœ“

Lichte klei, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 25% tot 35%.

matigLichteZavel

āœ“

āœ“

Matig lichte zavel, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 12% tot17,5% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 50%.

matigZwareKlei

āœ“

āœ“

Matig zware klei, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 35% tot 50%.

schelpmateriaal

āœ“

āœ“

Schelpmateriaal, schelpmateriaalgehalte ≄ 30%.

siltigeLeem

āœ“

āœ“

Siltige leem, naam gebaseerd op de leemdriehoek. Lutumgehalte < 25% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) ≄ 85%.

sterkLemigZand

āœ“

āœ“

Sterk lemig zand, naam gebaseerd op de leemdriehoek. Lutumgehalte < 8% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 17,5% tot 32,5%.

veen

āœ“

āœ“

Veen, naam gebaseerd op de veendriehoek. Organische stofgehalte > 35% en combinatie lutumgehalte en organische stofgehalte voldoen aan eisen (functie) van veendriehoek.

venigeKlei

āœ“

āœ“

Venige klei, naam gebaseerd op de veendriehoek. Organische stofgehalte vanaf 15% tot 22,5% en combinatie lutumgehalte en organische stofgehalte voldoen aan eisen (functie) van veendriehoek.

venigZand

āœ“

āœ“

Venig zand, naam gebaseerd op de veendriehoek. Organische stofgehalte vanaf 15% tot 22,5% en combinatie lutumgehalte en organische stofgehalte voldoen aan eisen (functie) van veendriehoek.

zandigeLeem

āœ“

āœ“

Zandige leem, naam gebaseerd op de leemdriehoek. Lutumgehalte < 25% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 50% tot 85%.

zandigVeen

āœ“

āœ“

Zandig veen, naam gebaseerd op de veendriehoek. Organische stofgehalte vanaf 22,5% tot 35% en combinatie lutumgehalte en organische stofgehalte voldoen aan eisen (functie) van veendriehoek.

zeerLichteZavel

āœ“

āœ“

Zeer lichte zavel, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 8% tot 12% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 50%.

zeerSterkLemigZand

āœ“

āœ“

Zeer sterk lemig zand, naam gebaseerd op de leemdriehoek. Lutumgehalte < 8% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 32,5% tot 50%.

zeerZwareKlei

āœ“

āœ“

Zeer zware klei, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte ≄ 50%.

zwakLemigZand

āœ“

āœ“

Zwak lemig zand, naam gebaseerd op de leemdriehoek. Lutumgehalte < 8% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 10% tot 17,5%.

zwareZavel

āœ“

āœ“

Zware zavel, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 17,5% tot 25% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 50%.

nietBepaald

 

āœ“

De bodemkundige grondsoortnaam is niet bepaald.

10. Boorspoeling

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

geen

āœ“

āœ“

Geen vloeistof gebruikt tijdens het boren.

11. Boortype

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

edelmanboor

āœ“

āœ“

Edelmanboor. De meest gangbare diameter is 7 cm.

guts

āœ“

āœ“

Guts. De meest gangbare diameter is 3 cm.

humushapper

āœ“

āœ“

Humushapper. De meest gebruikte humushapper heeft een breedte van 10 cm en een dikte van circa 2 cm. Met de humushapper wordt soms ook een klein stukje onder de strooisellaag meegenomen.

pulsboor

āœ“

āœ“

Pulsboor. De meest gangbare diameter is 7 cm.

riversideboor

āœ“

āœ“

De riversideboor is geschikt voor grindlagen en de diameter ervan is variabel.

zuigerboor

āœ“

āœ“

De zuigerboor is geschikt voor waterverzadigde zandlagen en de diameter ervan varieert tussen 4 en 7 cm.

onbekend

 

āœ“

Onbekend.

12. Boornorm

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

geen

āœ“

āœ“

Geen norm gebruikt bij het boren.

RBAlterra2017

āœ“

āœ“

Richtlijnen voor boren voor bodemkundige beschrijvingen (Wageningen Environmental Research, 2017)

13. Codegroep

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

brikgrond

āœ“

āœ“

Minerale gronden met een inspoelingslaag van lutum en ijzer beginnend binnen 80 cm diepte. De inspoelingslaag, de zgn. briklaag, ontstaat door kleiverplaatsing en komt voor in kalkloze lutumrijke afzettingen van ten minste laat-pleistocene ouderdom.

kleigrond

āœ“

āœ“

Gronden die binnen 80 cm diepte voor meer dan de helft van de dikte uit gerijpte zavel of klei bestaan. Voor de indeling in deze codegroep moeten een briklaag en een moerige bovengrond of tussenlaag ontbreken. Tot deze groep behoren tevens de dikke eerdgronden in klei en de kalksteen verweringsgronden. De gronden zijn tot tenminste 40 cm diepte gerijpt. Op basis van de herkomst worden gronden verder onderverdeeld in zeeklei, rivierklei, oude klei en beekklei.

leemgrond

āœ“

āœ“

Gronden die binnen 80 cm diepte voor meer dan de helft van de dikte uit eolisch materiaal bestaan met meer dan 50% leem en/of meer dan 8% lutum. Voor de indeling in deze codegroep moeten een briklaag en een moerige bovengrond of tussenlaag ontbreken. Leem- of lƶssgronden komen vooral voor in Zuid-Limburg.

moerigeGrond

āœ“

āœ“

Gronden, waar binnen de eerste 40 cm een moerige laag begint, die minimaal 15 en maximaal 40 dik is. Een moerige bovengrond is minimaal 15 cm dik en ligt binnen 40 cm op een minerale ondergrond. Een moerige tussenlaag begint binnen 40 cm en is 5 Ć” 40 cm dik en wordt afgedekt door een zand- of kleidek.

nietGerijpteMineraleGrond

āœ“

āœ“

Minerale gronden die binnen 20 cm diepte hoogstens bijna gerijpt of nog slapper zijn. Deze gronden liggen overwegend in de schorren en slikken langs de kust en verspreid in lage terreindelen langs de rivieren. Het recent gesedimenteerde materiaal moet het rijpingsproces nog geheel of gedeeltelijk doorlopen. Naar de aard van het afzettingsmilieu worden ze onderverdeeld in zeeklei en rivierklei.

podzolgrond

āœ“

āœ“

Gronden met een duidelijke podzol-B-horizont en een A-horizont dunner dan 50 cm. Podzolgronden hebben een veelal bruin gekleurde inspoelingslaag (B-horizont), waarin organische stof al dan niet samen met ijzer- en aluminiumverbindingen is opgehoopt. Indien tevens een 'dikke eerdlaag', moerige bovengrond of moerige tussenlaag aanwezig is behoren ze tot een andere codegroep.

veengrond

āœ“

āœ“

Gronden, die tussen 0 en 80 cm diepte voor meer dan de helft van deze dikte uit ā€˜moerig' materiaal bestaan.

zandgrondKalkhoudend

āœ“

āœ“

Gronden die tussen 0 en 80 cm diepte voor meer dan de helft van de dikte bestaan uit zand dat jonger is dan dekzand en waarbij een duidelijke podzol-horizont en briklaag ontbreken en waarbij ook geen moerige bovengrond of moerige tussenlaag aanwezig is. Tot deze groep behoren tevens de dikke eerdgronden in kalkhoudend zand.

Kalkhoudende zanden zijn overwegend onder mariene omstandigheden afgezet. Andere zandgronden in deze codegroep zijn jonge stuifzandgronden en zanden die zijn afgezet onder fluviatiele omstandigheden. Het zand in deze codegroep is kalkrijk Ʃn relatief recent afgezet.

zandgrondKalkloos

āœ“

āœ“

Minerale gronden die tussen 0 en 80 cm diepte voor meer dan de helft van de dikte uit kalkloos zand bestaan. Een duidelijke podzol-horizont ontbreekt of deze komt voor onder een meer dan 50 cm dikke humeuze bovengrond. Ook is er geen moerige bovengrond of moerige tussenlaag aanwezig. Tot deze groep behoren tevens de dikke eerdgronden in kalkloos zand.

14. CoƶrdinaatTransformatie

Coƶrdinaattransformatie

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

nietGetransformeerd

āœ“

āœ“

De gegevens zijn aangeleverd in ETRS89; transformatie was niet nodig.

RDNAPTRANS2008

āœ“

āœ“

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2008. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

RDNAPTRANS2008MV0

 

āœ“

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2008. De positie van het aardoppervlak is onbekend, bij transformatie is uitgegaan van 0 m NAP. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

15. Gesteentesoort

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

kalksteen

āœ“

āœ“

Kalksteen

schalie

āœ“

āœ“

Schalie

zandsteen

āœ“

āœ“

Zandsteen

onbekend

 

āœ“

Onbekend

16. Grindgehalteklasse

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

zwakGrindig

āœ“

āœ“

Zwak grindig, 0%< grind < 5%.

grindig

āœ“

āœ“

Grindig, 5% <= grind < 15%.

sterkGrindig

āœ“

āœ“

Sterk grindig, 15% <= grind < 30%.

onbekend

 

āœ“

Onbekend

17. Grondwatertrap

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

Ia

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 0 en 25 cm, GLG ligt tussen 0 en 50 cm.

Ic

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 25 en 50 cm, GLG ligt tussen 25 en 50 cm.

IIa

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 0 en 25 cm, GLG ligt tussen 50 en 80 cm.

IIb

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 25 en 40 cm, GLG ligt tussen 50 en 80 cm.

IIc

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 40 en 80 cm, GLG ligt tussen 50 en 80 cm.

IIIa

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 0 en 25 cm, GLG ligt tussen 80 en 120 cm.

IIIb

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 25 en 40 cm, GLG ligt tussen 80 en 120 cm.

IVc

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 80 en 120 cm, GLG ligt tussen 80 en 120 cm.

IVu

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 40 en 80 cm, GLG ligt tussen 80 en 120 cm.

Vad

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 0 en 25 cm, GLG ligt op 180 cm of dieper.

Vao

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 0 en 25 cm, GLG ligt tussen 120 en 180 cm.

Vbd

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 25 en 40 cm, GLG ligt op 180 cm of dieper.

Vbo

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 25 en 40 cm, GLG ligt tussen 120 en 180 cm.

VId

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 40 en 80 cm, GLG ligt op 180 cm of dieper.

VIo

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 40 en 80 cm, GLG ligt tussen 120 en 180 cm.

VIId

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 80 en 140 cm, GLG ligt op 180 cm of dieper.

VIIo

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 80 en 140 cm, GLG ligt tussen 120 en 180 cm.

VIIId

āœ“

āœ“

GHG ligt op 140 cm of dieper, GLG ligt op 180 cm of dieper.

VIIIo

āœ“

āœ“

GHG ligt tussen 140 en 180 cm, GLG ligt tussen 140 en 180 cm.

Va

 

āœ“

GHG ligt tussen 0 en 25 cm, GLG ligt op 120 cm of dieper.

Vb

 

āœ“

GHG ligt tussen 25 en 40 cm, GLG ligt op 120 cm of dieper.

VI

 

āœ“

GHG ligt tussen 40 en 80 cm, GLG ligt op 120 cm of dieper.

VII

 

āœ“

GHG ligt op 80 cm of dieper, GLG ligt op 120 cm of dieper.

VIII

 

āœ“

GHG ligt op 140 cm of dieper, GLG ligt op 140 cm of dieper.

onbekend

 

āœ“

Onbekend

18. Horizontcode

 

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

Strooisellaag

Of

āœ“

āœ“

Een moerige horizont, die boven een A- of een E-horizont ligt en die bestaat uit in een aeroob milieu opgehoopte resten van voornamelijk bovengrondse plantendelen in verschillende stadia van omzetting (strooisellaag), met omgezette plantenresten, maar met nog herkenbare fragmenten.

Oh

āœ“

āœ“

Een moerige horizont, die boven een A- of een E-horizont ligt en die bestaat uit in een aeroob milieu opgehoopte resten van voornamelijk bovengrondse plantendelen in verschillende stadia van omzetting (strooisellaag), een compacte laag omgezette organische stof, die van het bodemoppervlak los getrokken kan worden.

Strooisellaag

Ol

āœ“

āœ“

Een moerige horizont, die boven een A- of een E-horizont ligt en die bestaat uit in een aeroob milieu opgehoopte resten van voornamelijk bovengrondse plantendelen in verschillende stadia van omzetting (strooisellaag), met verse, nauwelijks aangetaste bladeren.

Ou

āœ“

āœ“

Een moerige horizont, die boven een A- of een E-horizont ligt en die bestaat uit in een aeroob milieu opgehoopte resten van voornamelijk bovengrondse plantendelen in verschillende stadia van omzetting (strooisellaag), hoofd- en overgangshorizont die geen andere kleine-letter-toevoeging heeft, maar die wel onderverdeeld wordt. Zonder specifieke kenmerken.

O

 

āœ“

Een moerige horizont, die boven een A- of een E-horizont ligt en die bestaat uit in een aeroob milieu opgehoopte resten van voornamelijk bovengrondse plantendelen in verschillende stadia van omzetting (strooisellaag). Kenmerken niet nader gespecificeerd.

Bodemlaag

Aa

āœ“

āœ“

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), geheel of voor een groot deel bestaand uit door de mens van elders aangevoerd materiaal.

Bodemlaag

Aab

āœ“

āœ“

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), geheel of voor een groot deel bestaand uit door de mens van elders aangevoerd materiaal, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (>50 cm) antropogeen dek `begraven'.

Aag

āœ“

āœ“

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), geheel of voor een groot deel bestaand uit door de mens van elders aangevoerd materiaal, met roestvlekken.

Aagb

āœ“

āœ“

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), geheel of voor een groot deel bestaand uit door de mens van elders aangevoerd materiaal, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (>50 cm) antropogeen dek `begraven', met roestvlekken.

Aap

āœ“

āœ“

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), geheel of voor een groot deel bestaand uit door de mens van elders aangevoerd materiaal, wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor).

Bodemlaag

Aapg

āœ“

āœ“

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), geheel of voor een groot deel bestaand uit door de mens van elders aangevoerd materiaal, wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor), met roestvlekken.

Ah

āœ“

āœ“

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), niet bewerkt.

Ahb

āœ“

āœ“

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), niet bewerkt, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (>50 cm) antropogeen dek `begraven'.

Ahg

āœ“

āœ“

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), niet bewerkt, met roestvlekken

Ahgb

āœ“

āœ“

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), niet bewerkt, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (>50 cm) antropogeen dek `begraven', met roestvlekken.

Ahgc

āœ“

āœ“

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet, niet bewerkt, met roestvlekken, extreem ijzerrijk.

Bodemlaag

Ap

āœ“

āœ“

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet(niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor).

Apg

āœ“

āœ“

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor), met roestvlekken.

Apgc

āœ“

āœ“

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor), met roestvlekken, extreem ijzerrijk.

ABh

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, van minerale (soms moerige) samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet en met kenmerken van ingespoelde humus.

ABt

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, van minerale samenstelling en met kenmerken van ingespoelde lutum.

ABtg

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, minerale samenstelling en met kenmerken van ingespoelde lutum en roestvlekken.

ABu

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet. Zonder specifieke kenmerken.

Bodemlaag

ABw

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet en met kenmerken van homogenisatie.

ABwg

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet en met kenmerken van homogenisatie en roestvlekken.

ACe

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale samenstelling en met kenmerken van ontijzering.

ACg

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale of moerige samenstelling en met roestvlekken.

ACgc

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale of moerige samenstelling en met roestvlekken en extreem ijzerrijk.

ACu

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale of moerige samenstelling. Zonder specifieke kenmerken.

ACw

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale of moerige samenstelling en kenmerken van verwering en homogenisatie.

ACwg

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale of moerige samenstelling en kenmerken van verwering en homogenisatie en roestvlekken.

Bodemlaag

AEg

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een E-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet en door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden, met roestvlekken.

AEu

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een E-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet en door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden. Zonder specifieke kenmerken.

Bh

āœ“

āœ“

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus.

Bhe

āœ“

āœ“

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus en kenmerken van ontijzering.

Bheb

āœ“

āœ“

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus en kenmerken van ontijzering, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (>50 cm) antropogeen dek `begraven'.

Bhg

āœ“

āœ“

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus en roestvlekken.

Bhgb

āœ“

āœ“

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus en roestvlekken, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (>50 cm) antropogeen dek `begraven'.

Bodemlaag

Bhs

āœ“

āœ“

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus en sesquioxyden (hiertoe behoren ijzer- en aluminiumverbindingen).

Bhsb

āœ“

āœ“

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus en sesquioxyden (hiertoe behoren ijzer- en aluminiumverbindingen), na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (>50 cm) antropogeen dek `begraven'.

Bhsc

āœ“

āœ“

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus en sesquioxyden (hiertoe behoren ijzer- en aluminiumverbindingen), extreem ijzerrijk.

Bs

āœ“

āœ“

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde sesquioxyden (hiertoe behoren ijzer- en aluminiumverbindingen).

Bt

āœ“

āœ“

Een minerale horizont met ingespoelde lutum.

Btb

āœ“

āœ“

Een minerale horizont met ingespoelde lutum, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (>50 cm) antropogeen dek `begraven'.

Btg

āœ“

āœ“

Een minerale horizont, met ingespoelde lutum en roestvlekken.

Bw

āœ“

āœ“

Gehomogeniseerde B-horizont met nieuwgevormde kleimineralen en/of vrijgekomen sesquioxyden (met name ijzer) of een blokkige of samengesteld prismatische bodemstructuur. Dit laatste alleen bij kleilagen.

Bodemlaag

Bwb

āœ“

āœ“

Gehomogeniseerde B-horizont met nieuwgevormde kleimineralen en/of vrijgekomen sesquioxyden (met name ijzer) of een blokkige of samengesteld prismatische bodemstructuur, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (>50 cm) antropogeen dek `begraven'.

Bwg

āœ“

āœ“

Gehomogeniseerde B-horizont met nieuwgevormde kleimineralen en/of vrijgekomen sesquioxyden (met name ijzer) of een blokkige of samengesteld prismatische bodemstructuur en roestvlekken.

Bwgb

āœ“

āœ“

Gehomogeniseerde B-horizont met nieuwgevormde kleimineralen en/of vrijgekomen sesquioxyden (met name ijzer) of een blokkige of samengesteld prismatische bodemstructuur en roestvlekken, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (>50 cm) antropogeen dek `begraven'.

Bws

āœ“

āœ“

Gehomogeniseerde B-horizont met vrijgekomen en ingespoelde sesquioxyden (hiertoe behoren ijzer- en aluminiumverbindingen).

Bwsb

āœ“

āœ“

Gehomogeniseerde B-horizont met vrijgekomen en ingespoelde sesquioxyden (hiertoe behoren ijzer- en aluminiumverbindingen), na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (>50 cm) antropogeen dek `begraven'.

Bodemlaag

BCe

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een B- naar een C-horizont, met minerale samenstelling en kenmerken van ontijzering.

BCg

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een B- naar een C-horizont, met minerale samenstelling en roestvlekken.

BCu

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een B- naar een C-horizont, met minerale samenstelling. Zonder specifieke kenmerken.

BCw

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een B- naar een C-horizont, met minerale samenstelling en kenmerken van homogenisatie.

Cc

āœ“

āœ“

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, extreem ijzerrijk.

Ce

āœ“

āœ“

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met kenmerken van ontijzering.

Cer

āœ“

āœ“

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met kenmerken van ontijzering en geheel gereduceerd.

Cg

āœ“

āœ“

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met roestvlekken.

Cgc

āœ“

āœ“

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met roestvlekken en extreem ijzerrijk.

Bodemlaag

Cgcp

āœ“

āœ“

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met roestvlekken en extreem ijzerrijk, wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor).

Cgi

āœ“

āœ“

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met roestvlekken en half of minder gerijpt materiaal.

Cgr

āœ“

āœ“

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met roestvlekken en geheel gereduceerd.

Cgri

āœ“

āœ“

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met roestvlekken, half of minder gerijpt materiaal en geheel gereduceerd.

Ci

āœ“

āœ“

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, half of minder gerijpt materiaal.

Cj

āœ“

āœ“

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, gele kattekleivlekken (jarosiet).

Cp

āœ“

āœ“

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor).

Bodemlaag

Cr

āœ“

āœ“

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, geheel gereduceerd.

Crc

āœ“

āœ“

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, extreem ijzerrijk en geheel gereduceerd.

Cri

āœ“

āœ“

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, half of minder gerijpt materiaal en geheel gereduceerd.

Cu

āœ“

āœ“

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, zonder specifieke kenmerken.

Cw

āœ“

āœ“

Een moerige laag die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, sterk verweerd.

Cwg

āœ“

āœ“

Een moerige laag die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, sterk verweerd en met roestvlekken.

Cwgp

āœ“

āœ“

Een moerige laag die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, sterk verweerd en met roestvlekken, wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor).

Cy

āœ“

āœ“

Een zandige laag, die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met ijzerhuidjes.

Bodemlaag

Eb

āœ“

āœ“

Een minerale horizont die door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden. Meestal heeft de E-horizont een lager humusgehalte dan de erboven liggende horizont. Deze eluviale horizont (vandaar de E) heet ook wel uitspoelingshorizont, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (>50 cm) antropogeen dek `begraven'.

Eg

āœ“

āœ“

Een minerale horizont die door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden, met roestvlekken. Deze eluviale horizont (vandaar de E) heet ook wel uitspoelingshorizont.

Eu

āœ“

āœ“

Een minerale horizont die door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden, zonder specifieke kenmerken. Deze eluviale horizont (vandaar de E) heet ook wel uitspoelingshorizont. Zonder specifieke kenmerken.

EBh

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een E- naar een B-horizont, met een minerale samenstelling, deels verarmd door uitspoeling van kleimineralen en/of sesquioxyden en met kenmerken van ingespoelde humus.

EBt

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een E- naar een B-horizont, met een minerale samenstelling, deels verarmd door uitspoeling van kleimineralen en/of sesquioxyden en met kenmerken van ingespoelde lutum.

Bodemlaag

EBu

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een E- naar een B-horizont, met een minerale samenstelling, deels verarmd door uitspoeling van kleimineralen en/of sesquioxyden. Zonder specifieke kenmerken.

EBw

āœ“

āœ“

Geleidelijke overgang van een E- naar een B-horizont, met een minerale samenstelling deels verarmd door uitspoeling van kleimineralen en/of sesquioxyden en deels met kenmerken van ingespoelde lutum.

A

 

āœ“

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren). Kenmerken niet nader gespecificeerd.

AB

 

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

AC

 

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale of moerige samenstelling. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

AE

 

āœ“

Geleidelijke overgang van een A- naar een E-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet en door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

B

 

āœ“

Een minerale (soms moerige) inspoelingshorizont. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

Bodemlaag

BC

 

āœ“

Geleidelijke overgang van een B- naar een C-horizont, met minerale samenstelling. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

C

 

āœ“

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen die een O-, A-, E- en B-horizont zouden kunnen doen ontstaan. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

E

 

āœ“

Een minerale horizont die door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden. Meestal heeft de E-horizont een lager humusgehalte dan de erboven liggende horizont. Deze eluviale horizont (vandaar de E) heet ook wel uitspoelingshorizont. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

EB

 

āœ“

Geleidelijke overgang van een E- naar een B-horizont, met een minerale samenstelling, deels verarmd door uitspoeling van kleimineralen en/of sesquioxyden. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

Vast gesteentelaag

Ru

āœ“

āœ“

Vast gesteente.

19. KaderAanlevering

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

publiekeTaak

āœ“

āœ“

Opdracht publieke taakuitvoering.

archiefoverdracht

 

āœ“

Archiefoverdracht.

20. KaderInwinning

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

bodemchemischOnderzoek

āœ“

āœ“

Onderzoek met als doel chemische eigenschappen van de ondergrond te verkennen.

bodemfysischOnderzoek

āœ“

āœ“

Onderzoek met als doel fysische eigenschappen van de ondergrond te verkennen.

bodemkaartNederland

āœ“

āœ“

Onderzoek met als doel de Bodemkaart van Nederland op te stellen.

bodemopbouwNatuurterreinen

āœ“

āœ“

Bodemkundig onderzoek in verband met de inrichting, beheer en onderhoud natuurgebieden.

delfstofwinning

āœ“

āœ“

Bodemkundig onderzoek naar de potenties voor het winnen van delfstoffen.

gebiedsinrichting

āœ“

āœ“

Bodemkundig onderzoek in verband met de herinrichting van een gebied (o.a. landinrichting).

hydrologischOnderzoek

āœ“

āœ“

Onderzoek met als doel hydrologische eigenschappen van de ondergrond te verkennen.

onbekend

 

āœ“

Onbekend.

21. Kalkklasse

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

kalkloos

āœ“

āœ“

Geen opbruising (minder dan 0,5% CaCO3).

kalkhoudend

āœ“

āœ“

Hoorbare opbruising (0,5 – 1 a 2% CaCO3).

kalkrijk

āœ“

āœ“

Zichtbare opbruising (meer dan 1 a 2% CaCO3).

onbekend

 

āœ“

Onbekend

22. Kalkverloopklasse

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

kalkloos

āœ“

āœ“

Kalkloos (code "c") zijn profielen die: – tot ten minste 50 cm diepte kalkloos zijn; – tot ten hoogste 30 cm diepte kalkrijk zijn en daaronder tot tenminste 80 cm diepte kalkloos; – tot ten hoogste 30 cm diepte kalkarm zijn en daaronder tot tenminste 80 cm diepte kalkloos; – tot 30 Ć  50 cm diepte kalkloos zijn en daaronder tot ten minste 80 cm diepte kalkarm.

kalkarm

āœ“

āœ“

Kalkarm (code "b") zijn profielen die: – tot ten minste 50 cm diepte kalkarm zijn; – tot ten hoogste 30 cm diepte kalkrijk zijn en daaronder tot tenminste 80 cm diepte kalkarm; – tot 30 Ć  50 cm diepte kalkrijk zijn en daaronder tot ten minste 80 cm diepte kalkloos; – tot 30 Ć  50 cm diepte kalkloos zijn en daaronder tot ten minste 80 cm diepte kalkrijk; – tot ten hoogste 30 cm diepte kalkloos zijn en daaronder tot tenminste 80 cm diepte kalkarm; – tot 30 Ć  50 cm diepte kalkarm zijn en daaronder tot ten minste 80 cm diepte kalkloos.

kalkrijk

āœ“

āœ“

Kalkrijk (code "a") zijn profielen die: – tot ten minste 50 cm diepte kalkrijk zijn; – tot 30 Ć  50 cm diepte kalkrijk zijn en daaronder tot ten minste 80 cm diepte kalkarm; – tot ten hoogste 50 cm diepte kalkarm zijn en daaronder tot tenminste 80 cm diepte kalkrijk; – tot ten hoogste 30 cm diepte kalkloos zijn en daaronder tot tenminste 80 cm diepte kalkrijk.

onbekend

 

āœ“

Onbekend

23. KlasseSchelpmateriegehalte

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

zwakSchelphoudend

āœ“

āœ“

Zwak schelphoudend, 0%< schelpen < 1%

schelphoudend

āœ“

āœ“

Schelphoudend, 1% <= schelpen < 10%.

sterkSchelphoudend

āœ“

āœ“

Sterk schelphoudend, 10% <= schelpen < 30%.

onbekend

 

āœ“

Onbekend

24. Landgebruik

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

akkerAardappelen

āœ“

āœ“

Akkerbouw, aardappelen.

akkerBieten

āœ“

āœ“

Akkerbouw, bieten.

akkerGewas

āœ“

āœ“

Akkerbouwgewassen, niet zijnde aardappelen, bieten, granen of mais, niet nader gespecificeerd (o.a. ook akkerbouwmatige tuinbouw).

akkerGranen

āœ“

āœ“

Akkerbouw, granen.

akkerKaalBraak

āœ“

āœ“

Kaal land, niet niet herkenbaar welk gewas gezaaid of gepoot is, of welk gewas er heeft gestaan(zoals bij geploegd land).

akkerMais

āœ“

āœ“

Akkerbouw, mais.

boomkwekerij

āœ“

āœ“

Boomkwekerij.

bosGemengd

āœ“

āœ“

Gemengd bos.

geenLandelijkGebruik

āœ“

āœ“

Een gebied dat niet als akker, boomkwekerij, bos, fruitteelt, grasland, natuur, plantsoen, sportterrein of tuinbouw gespecificeerd wordt. Meestal is het terrein door recent menselijk ingrijpen sterk beĆÆnvloed. Voorbeelden: bouwterrein, gronddepot, zandafgraving.

fruitteeltBouwland

āœ“

āœ“

Boomgaard met onbegroeide ondergrond.

fruitteeltGroen

āœ“

āœ“

Boomgaard met grasondergrond.

graslandBlijvend

āœ“

āœ“

Blijvend grasland.

graslandNietblijvend

āœ“

āœ“

Niet-blijvend grasland.

loofbos

āœ“

āœ“

Loofbos (meer dan 80% loofbomen in de directe omgeving van de boring).

naaldbos

āœ“

āœ“

Naaldbos (meer dan 80% naaldbomen in de directe omgeving van de boring).

natuurVegetatieDroog

āœ“

āœ“

Natuurterrein met korte vegetatie, geen heide, op droge groeiplaatsen, zoals de natuur in de duinen langs de kust en op de Veluwe.

natuurVegetatieHeide

āœ“

āœ“

Natuurterrein met korte vegetatie bestaande uit heide.

natuurVegetatieNat

āœ“

āœ“

Natuurterrein met korte vegetatie, geen heide, op natte groeiplaatsen, zoals de kwelders en slikken langs de kust, gebieden in de Biesbosch, blauwgraslanden enz.

natuurVegetatieVochtig

āœ“

āœ“

Natuurterrein met korte vegetatie, geen heide, op vochtige groeiplaatsen (niet droog en niet nat).

plantsoen

āœ“

āœ“

Plantsoen.

sport

āœ“

āœ“

Sportterrein.

tuinbouwGlas

āœ“

āœ“

Tuinbouw onder glas.

tuinbouwVolleGrond

āœ“

āœ“

Tuinbouw in de volle grond.

akker

 

āœ“

Akkerbouw, niet nader gespecificeerd.

bos

 

āœ“

Bos, niet nader gespecificeerd.

fruitteelt

 

āœ“

Boomgaard, niet nader gespecificeerd.

grasland

 

āœ“

Grasland, niet nader gespecificeerd.

natuur

 

āœ“

Natuurterrein, niet nader gespecificeerd.

onbekend

 

āœ“

Onbekend.

tuinbouw

 

āœ“

Tuinbouw, niet nader gespecificeerd.

25. LokaalVerticaalReferentiepunt

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

maaiveld

āœ“

āœ“

Maaiveld

waterbodem

āœ“

āœ“

Waterbodem

26. MethodeLocatiebepaling

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

GPS200tot1000cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking tussen 200 en 1.000 centimeter.

kaartGrootschalig

 

āœ“

Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een grootschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte niet kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:500, 1:5.000 of 1:10.000).

kaartKleinschalig

 

āœ“

Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een kleinschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:25.000, 1:50.000 of 1:100.000).

27. MethodeVerticalePositiebepaling

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

AHN2

āœ“

āœ“

Positie bepaald d.m.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 2 van 2007-2012.

AHN3

āœ“

āœ“

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 3 van 2014-2019.

RTKGPS0tot4cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking kleiner dan 4 centimeter.

RTKGPS4tot10cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking tussen 4 en 10 centimeter.

RTKGPS10tot20cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, zonder fix, afwijking tussen 10 en 20 centimeter.

RTKGPS20tot100cm

āœ“

āœ“

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, zonder fix, afwijking tussen 20 en 100 centimeter.

AHN1

 

āœ“

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 1 van 1996-2003.

geen

 

āœ“

Er is geen positie bepaald.

28. Monsterhoedanigheid

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

geroerd

āœ“

āœ“

Het opgehaalde materiaal heeft de oorspronkelijke laagopbouw niet voldoende behouden.

geroerdOngeroerd

āœ“

āœ“

Het opgehaalde materiaal heeft voor een deel de oorspronkelijke laagopbouw voldoende behouden en voor een deel niet.

ongeroerd

āœ“

āœ“

Het opgehaalde materiaal heeft de oorspronkelijke laagopbouw voldoende behouden.

29. OndergrensZandfractie

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

50

āœ“

āœ“

De zandfractie omvat korrelgrootte van 50 tot 2000 µm.

30. OndergrondDuinvaaggrond

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

moerigMateriaal

āœ“

āœ“

Moerig materiaal (code "v").

zand

āœ“

āœ“

Zand zonder podzol (code "z").

zandModerpodzol

āœ“

āœ“

Zand met moderpodzol (code "m").

zandHumuspodzol

āœ“

āœ“

Zand met humuspodzol (code "p").

nietAangeboord

āœ“

āœ“

De ondergrond van de duinvaaggrond is met boren niet bereikt (geen code).

nietBepaald

 

āœ“

De aard van de ondergrond van de duinvaaggrond is niet bepaald (geen code).

31. OndergrondVeen

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

kleiZavelLeem

āœ“

āœ“

Klei (zavel) of leem (code "k").

zand

āœ“

āœ“

Zand zonder humuspodzol (code "z").

zandHumuspodzol

āœ“

āœ“

Zand met humuspodzol (code "p").

32. OrganischeStofklasse

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

zwakHumeus

āœ“

āœ“

Zwak humeus, het organische stofgehalte ligt van 0% tot 2,5%.

humeus

āœ“

āœ“

Humeus, het organische stofgehalte ligt vanaf 2,5% tot 8%.

sterkHumeus

āœ“

āœ“

Sterk humeus, het organische stofgehalte ligt vanaf 8% tot 15%.

33. Profielverloop

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

homogeen

āœ“

āœ“

Zavel of klei met homogene, aflopende of oplopende profielopbouw (code "5").

opKleiOndergrond

āœ“

āœ“

Zavel of klei op een ondergrond van niet-kalkrijke zware klei, doorlopend tot dieper dan 120 cm (code "4").

opKleiTussenlaag

āœ“

āœ“

Zavel of klei op een tussenlaag van niet-kalkrijke zware klei, eindigend binnen 120 cm (code "3").

opVeen

āœ“

āœ“

Zavel of klei op veen, kleigronden met meer dan 40 cm moerig materiaal vanaf 40 Ć  80 cm (code "1").

opZand

āœ“

āœ“

Zavel of klei op zand, kleigronden met een zandlaag van meer dan 20 cm dikte vanaf 25 Ć  80 cm (code "2").

onbekend

 

āœ“

Het profielverloop is niet bekend (code ā€˜0’).

34. Referentiestelsel

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

ETRS89

āœ“

āœ“

EPSG 4258: European Terrestrial Reference System 1989

RD

āœ“

āœ“

EPSG 28992: Rijks Driehoeksmeting – Amersfoort RD New

35. Registratiestatus

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

aangevuld

āœ“

āœ“

Er heeft een aanvulling van gegevens van het registratie-object plaatsgevonden.

geregistreerd

āœ“

āœ“

De basisgegevens van het registratie-object zijn in de registratie opgenomen.

voltooid

āœ“

āœ“

Er kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden.

36. Rijpingsklasse

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

geheelOngerijpt

āœ“

āœ“

Geheel ongerijpt, zeer slap, loopt bij knijpen zeer gemakkelijk tussen de vingers door.

bijnaOngerijpt

āœ“

āœ“

Bijna ongerijpt, slap, loopt bij knijpen gemakkelijk tussen de vingers door.

halfGerijpt

āœ“

āœ“

Half gerijpt, matig slap, kan met knijpen nog goed tussen de vingers door worden geperst.

bijnaGerijpt

āœ“

āœ“

Bijna gerijpt, matig stevig, kan met stevig knijpen nog juist tussen de vingers geperst worden.

geheelGerijpt

āœ“

āœ“

Gerijpt, stevig, kan niet meer tussen de vingers geperst worden.

geheelGerijptZeerStevig

āœ“

āœ“

Zeer stevig, kan met duimnagel ingedrukt worden.

geheelGerijptHard

āœ“

āœ“

Hard, kan met mes nog worden gesneden.

geheelGerijptZeerHard

āœ“

āœ“

Zeer hard, kan met mes niet meer worden gesneden.

onbekend

 

āœ“

De rijpingsklasse is niet bekend.

37. StandaardGrondsoortnaam

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

grind

āœ“

āœ“

Grind

kleiigZand

āœ“

āœ“

Zand kleiig, benaming gebaseerd op NEN5104

matigSiltigeKlei

āœ“

āœ“

Klei matig siltig, benaming gebaseerd op NEN5104

matigSiltigZand

āœ“

āœ“

Zand matig siltig, benaming gebaseerd op NEN5104

matigZandigeKlei

āœ“

āœ“

Klei matig zandig, benaming gebaseerd op NEN5104

mineraalarmVeen

āœ“

āœ“

Veen mineraal arm, benaming gebaseerd op NEN5104

schelpmateriaal

āœ“

āœ“

Schelpmateriaal

sterkKleiigVeen

āœ“

āœ“

Veen sterk kleiig, benaming gebaseerd op NEN5104

sterkSiltigeKlei

āœ“

āœ“

Klei sterk siltig, benaming gebaseerd op NEN5104

sterkSiltigZand

āœ“

āœ“

Zand sterk siltig, benaming gebaseerd op NEN5104

sterkZandigeKlei

āœ“

āœ“

Klei sterk zandig, benaming gebaseerd op NEN5104

sterkZandigeLeem

āœ“

āœ“

Leem sterk zandig, benaming gebaseerd op NEN5104

sterkZandigVeen

āœ“

āœ“

Veen sterk zandig, benaming gebaseerd op NEN5104

uiterstSiltigeKlei

āœ“

āœ“

Klei uiterst siltig, benaming gebaseerd op NEN5104

uiterstSiltigZand

āœ“

āœ“

Zand uiterst siltig, benaming gebaseerd op NEN5104

zwakKleiigVeen

āœ“

āœ“

Veen zwak kleiig, benaming gebaseerd op NEN5104

zwakSiltigeKlei

āœ“

āœ“

Klei zwak siltig, benaming gebaseerd op NEN5104

zwakSiltigZand

āœ“

āœ“

Zand zwak siltig, benaming gebaseerd op NEN5104

zwakZandigeKlei

āœ“

āœ“

Klei zwak zandig, benaming gebaseerd op NEN5104

zwakZandigeLeem

āœ“

āœ“

Leem zwak zandig, benaming gebaseerd op NEN5104

zwakZandigVeen

āœ“

āœ“

Veen zwak zandig, benaming gebaseerd op NEN5104

nietBepaald

 

āœ“

Niet bepaald

38. Stopcriterium

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

einddiepte

āœ“

āœ“

De beoogde einddiepte is bereikt.

grindStenen

āœ“

āœ“

Voortijdig gestopt omdat de boor op grind/stenen is gestuit.

ijzervloer

āœ“

āœ“

Voortijdig gestopt omdat de boor op een ijzervloer of -plaat is gestuit.

puin

āœ“

āœ“

Voortijdig gestopt omdat de boor op puin is gestuit.

vastGesteente

āœ“

āœ“

Voortijdig gestopt omdat de boor op vast gesteente is gestuit.

verstoring

āœ“

āœ“

Voortijdig gestopt omdat er bij het boren een probleem is opgetreden, materieel of procesmatig.

onbekend

 

āœ“

Onbekend.

39. Strooiselsoort

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

loofstrooisel

āœ“

āœ“

Resten van voornamelijk bovengrondse plantedelen in loofbos en gemengd bos met meer loofbomen dan naaldbomen.

naaldstrooisel

āœ“

āœ“

Resten van voornamelijk bovengrondse plantedelen in naaldbos en gemengd bos met meer naaldbomen dan loofbomen.

onbekend

 

āœ“

Onbekend.

40. Textuurklasse

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

kleiLicht

āœ“

āœ“

Lichte klei, lutumgehalte vanaf 25% tot 35% (code "31", kleitextuur). Van toepassing bij kleigronden, moerige gronden op zavel of klei en bij niet-gerijpte minerale gronden.

kleiMatigZwaar

āœ“

āœ“

Matig zware klei, lutumgehalte vanaf 35% tot 50% (code "32", kleitextuur). Van toepassing bij kleigronden, moerige gronden op zavel of klei en bij niet-gerijpte minerale gronden.

kleiZeerZwaar

āœ“

āœ“

Zeer zware klei, lutumgehalte ≄ 50% (code "33", kleitextuur). Van toepassing bij kleigronden, moerige gronden op zavel of klei en bij niet-gerijpte minerale gronden.

leemSiltig

āœ“

āœ“

Siltige leem, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) ≄ 85% (code "82"). Van toepassing bij leemgronden en bij brikgronden waar de toplaag leem is.

leemZandig

āœ“

āœ“

Zandige leem, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 50% tot 85% (code "81"). Van toepassing bij leemgronden en bij brikgronden waar de toplaag leem is.

siltKleiarm

āœ“

āœ“

Kleiarm silt, lutumgehalte < 5% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) ≄ 50% (code "13", lutumgehalteklasse). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

siltKleiig

āœ“

āœ“

Kleiig silt, lutumgehalte vanaf 5% tot 8% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) ≄ 50% (code "14", lutumgehalteklasse). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiarmMatigFijn

āœ“

āœ“

Kleiarm matig fijn zand, lutumgehalte < 5% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 50% en zandmediaan vanaf 150 tot 210 µm (code "4311", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiarmMatigGrof

āœ“

āœ“

Kleiarm matig grof zand, lutumgehalte < 5% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 50% en zandmediaan vanaf 210 tot 420 µm (code "5111", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiarmUiterstFijn

āœ“

āœ“

Kleiarm uiterst fijn zand, lutumgehalte < 5% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 50% en zandmediaan vanaf 50 tot 105 µm (code "4111", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiarmZeerFijn

āœ“

āœ“

Kleiarm zeer fijn zand, lutumgehalte < 5% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 50% en zandmediaan vanaf 105 tot 150 µm (code "4211", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiarmZeerGrof

āœ“

āœ“

Kleiarm zeer grof zand, lutumgehalte < 5% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 50% en zandmediaan vanaf 420 tot 2000 µm (code "5211", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiigMatigFijn

āœ“

āœ“

Kleiig matig fijn zand, lutumgehalte vanaf 5% tot 8% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 50% en zandmediaan vanaf 150 tot 210 µm (code "4312", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiigMatigGrof

āœ“

āœ“

Kleiig matig grof zand, lutumgehalte vanaf 5% tot 8% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 50% en zandmediaan vanaf 210 tot 420 µm (code "5112", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiigUiterstFijn

āœ“

āœ“

Kleiig uiterst fijn zand, lutumgehalte vanaf 5% tot 8% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 50% en zandmediaan vanaf 50 tot 105 µm (code "4112", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiigZeerFijn

āœ“

āœ“

Kleiig zeer fijn zand, lutumgehalte vanaf 5% tot 8% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 50% en zandmediaan vanaf 105 tot 150 µm (code "4212", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiigZeerGrof

āœ“

āœ“

Kleiig zeer grof zand, lutumgehalte vanaf 5% tot 8% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 50% en zandmediaan vanaf 420 tot 2000 µm (code "5212", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandLeemarmMatigFijn

āœ“

āœ“

Leemarm matig fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 10% en zandmediaan vanaf 150 tot 210 µm (code "431", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandLeemarmMatigGrof

āœ“

āœ“

Leemarm matig grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 10% en zandmediaan vanaf 210 tot 420 µm (code "511", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandLeemarmUiterstFijn

āœ“

āœ“

Leemarm uiterst fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 10% en zandmediaan vanaf 50 tot 105 µm (code "411", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandLeemarmZeerFijn

āœ“

āœ“

Leemarm zeer fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 10% en zandmediaan vanaf 105 tot 150 µm (code "421", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandLeemarmZeerGrof

āœ“

āœ“

Leemarm zeer grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) < 10% en zandmediaan vanaf 420 tot 2000 µm (code "521", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandSterkLemigMatigFijn

āœ“

āœ“

Sterk lemig matig fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 17,5% tot 32,5% en zandmediaan vanaf 150 tot 210 µm (code "433", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandSterkLemigMatigGrof

āœ“

āœ“

Sterk lemig matig grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 17,5% tot 32,5% en zandmediaan vanaf 210 tot 420 µm (code "513", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandSterkLemigUiterstFijn

āœ“

āœ“

Sterk lemig uiterst fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 17,5% tot 32,5% en zandmediaan vanaf 50 tot 105 µm (code "413", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandSterkLemigZeerFijn

āœ“

āœ“

Sterk lemig zeer fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 17,5% tot 32,5% en zandmediaan vanaf 105 tot 150 µm (code "423", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandSterkLemigZeerGrof

āœ“

āœ“

Sterk lemig zeer grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 17,5% tot 32,5% en zandmediaan vanaf 420 tot 2000 µm (code "523", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZeerSterkLemigMatigFijn

āœ“

āœ“

Zeer sterk lemig matig fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 32,5% tot 50% en zandmediaan vanaf 150 tot 210 µm (code "434", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZeerSterkLemigMatigGrof

āœ“

āœ“

Zeer sterk lemig matig grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 32,5% tot 50% en zandmediaan vanaf 210 tot 420 µm (code "514", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZeerSterkLemigUiterstFijn

āœ“

āœ“

Zeer sterk lemig uiterst fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 32,5% tot 50% en zandmediaan vanaf 50 tot 105 µm (code "414", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZeerSterkLemigZeerFijn

āœ“

āœ“

Zeer sterk lemig zeer fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 32,5% tot 50% en zandmediaan vanaf 105 tot 150 µm (code "424", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZeerSterkLemigZeerGrof

āœ“

āœ“

Zeer sterk lemig zeer grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 32,5% tot 50% en zandmediaan vanaf 420 tot 2000 µm (code "524", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZwakLemigMatigFijn

āœ“

āœ“

Zwak lemig matig fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 10% tot 17,5% en zandmediaan vanaf 150 tot 210 µm (code "432", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZwakLemigMatigGrof

āœ“

āœ“

Zwak lemig matig grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 10% tot 17,5% en zandmediaan vanaf 210 tot 420 µm (code "512", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZwakLemigUiterstFijn

āœ“

āœ“

Zwak lemig uiterst fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 10% tot 17,5% en zandmediaan vanaf 50 tot 105 µm (code "412", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZwakLemigZeerFijn

āœ“

āœ“

Zwak lemig zeer fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 10% tot 17,5% en zandmediaan vanaf 105 tot 150 µm (code "422", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZwakLemigZeerGrof

āœ“

āœ“

Zwak lemig zeer grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 10% tot 17,5% en zandmediaan vanaf 420 tot 2000 µm (code "522", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zavelMatigLicht

āœ“

āœ“

Matig lichte zavel, lutumgehalte vanaf 12% tot 17,5% (code "22", kleitextuur). Van toepassing bij kleigronden, moerige gronden op zavel of klei en bij niet-gerijpte minerale gronden.

zavelZeerLicht

āœ“

āœ“

Zeer lichte zavel, lutumgehalte vanaf 8% tot 12% (code "21", kleitextuur). Van toepassing bij kleigronden, moerige gronden op zavel of klei en bij niet-gerijpte minerale gronden.

zavelZwaar

āœ“

āœ“

Zware zavel, lutumgehalte vanaf 17,5% tot 25% (code "23", kleitextuur). Van toepassing bij kleigronden, moerige gronden op zavel of klei en bij niet-gerijpte minerale gronden.

41. Vakgebied

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

bodemkunde

āœ“

āœ“

Booronderzoek uitgevoerd vanuit bodemkunde expertise.

42. Veenklasse

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

bosveen

āœ“

āœ“

Bosveen of eutroof broekveen (code "b").

onherkenbaar

āœ“

āœ“

Bagger, verslagen veen, gyttja of andere veensoorten (code "d").

rietveen

āœ“

āœ“

Rietveen of zeggerietveen (code "r").

veenmosveen

āœ“

āœ“

Veenmosveen (code "s").

zeggeveen

āœ“

āœ“

Zeggeveen, rietzeggeveen of mesotroof broekveen (code "c").

43. Veensoort

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

bagger

āœ“

āœ“

Bagger.

bolster

āœ“

āœ“

Bolster.

bosveen

āœ“

āœ“

Bosveen.

broekveenEutroof

āœ“

āœ“

Eutroof broekveen.

broekveenMesotroof

āœ“

āœ“

Mesotroof broekveen.

Gliede

āœ“

āœ“

Gliede.

Gyttja

āœ“

āœ“

Gyttja.

heideveen

āœ“

āœ“

Heideveen.

rietveen

āœ“

āœ“

Rietveen.

rietzeggeveen

āœ“

āœ“

Rietzeggeveen.

spalterveen

āœ“

āœ“

Spalterveen.

veenmosveen

āœ“

āœ“

Veenmosveen (excl. bolster).

verslagen

āœ“

āœ“

Verslagen veen, detritus.

verweerdKleirijk

āœ“

āœ“

Veraard of verweerd veen, rel. kleirijk.

verweerdMineraalarm

āœ“

āœ“

Veraard of verweerd veen, zonder of matige minerale bijmengingen.

verweerdZandrijk

āœ“

āœ“

Veraard of verweerd veen, rel. zandrijk.

wollegrasveen

āœ“

āœ“

Wollegrasveen.

zeggerietveen

āœ“

āœ“

Zeggerietveen.

zeggeveen

āœ“

āœ“

Zeggeveen.

nietGespecificeerd

āœ“

āœ“

Het soort veen is onderzocht maar niet nader gespecificeerd. Het gaat om een soort veen die niet in de classificate is opgenomen, zoals scheuchzeriaveen.

nietBepaald

 

āœ“

Het soort veen is niet bepaald.

44. Vergravingsklasse

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

afgegraven

āœ“

āœ“

Gronden waarbij door afgraving een deel van het oorspronkelijke bodemprofiel is verwijderd (code "G").

geegaliseerd

āœ“

āœ“

Gronden waarbij door een cultuurtechnische ingreep het natuurlijke reliƫf is genivelleerd, vereffend (code "E").

geen

āœ“

āœ“

Geen vergravingen geconstateerd.

opgehoogd

āœ“

āœ“

Gronden die door de aanvoer van bodemmateriaal van elders zijn opgehoogd (code "H").

vergraven

āœ“

āœ“

Gronden waarbij als gevolg van een grondbewerking een heterogene laag voorkomt die tussen 0 en 40 cm-mv. begint, tot grotere diepte dan 40 cm doorloopt en dikker is dan 20 cm (code "F").

45. VerticaalReferentievlak

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

NAP

āœ“

āœ“

Normaal Amsterdams Peil

46. VerwijderdMateriaal

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

asfalt

āœ“

āœ“

Asfalt

klinkers

āœ“

āœ“

Klinkers

puin

āœ“

āœ“

Puin

nietBeschreven

 

āœ“

Niet beschreven

Toelichting

1. Inleiding

De catalogus voor het bodemkundig booronderzoek beschrijft de gegevens die in de registratie ondergrond zijn opgenomen van het booronderzoek dat vanuit het vakgebied van de bodemkunde is uitgevoerd. De catalogus beschrijft de algemene gegevens van dit booronderzoek samen met de gedetailleerde uitwerking van de gegevens van de boormonsterbeschrijving.

Een booronderzoek is het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een specifiek booronderzoek dat op een specifiek moment en op een specifieke locatie in Nederland is uitgevoerd en onder een bepaalde opdracht is uitgevoerd. De belangrijkste gegevens om het onderzoek te preciseren zijn het vakgebied en de uitgevoerde deelonderzoeken.

Booronderzoek in de basisregistratie ondergrond omvat onderzoek uit vier verschillende vakgebieden. Naast bodemkunde zijn dat geotechniek, geologie en cultuurtechniek. De catalogus voor het registratieobject komt in delen tot stand. Eerst wordt voor ieder vakgebied een catalogus gemaakt. Wanneer de vier catalogi gereed zijn wordt een nieuwe catalogus gemaakt die alle vakgebieden omvat en waarin de ongewenste verschillen zijn weggenomen. Die catalogus geeft een samenhangende beschrijving van het registratieobject booronderzoek.

1.1. Bodemkundig booronderzoek

Bodemkundig booronderzoek heeft tot doel de opbouw en de eigenschappen van het bovenste deel van de ondergrond te onderzoeken. Het perspectief van waaruit dat gebeurt is dat van de landbouw, de landinrichting, het natuurbeheer of de winning van oppervlaktedelfstoffen. Bij uitzondering is het doel er ƩƩn van meer wetenschappelijke aard.

Het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van projecten die zich richten op een bepaald gebied. Veel van het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van bodemkartering.

1.2. Boren

Booronderzoek omvat vormen van onderzoek die ermee beginnen dat de ondergrond door boren wordt ontsloten. Wat onder boren moet worden verstaan is in de bodemkunde triviaal, het is het maken van een gat met behulp van een apparaat dat we een boor noemen. In bodemkundig onderzoek wordt de boor altijd met de hand de grond in gedreven

1.3. Deelonderzoeken

Bodemkundig booronderzoek omvat ten hoogste drie van de vier deelonderzoeken die in booronderzoek kunnen worden onderscheiden en dat zijn de boormonsterbeschrijving, de boormonsterfotografie en de boormonsteranalyse. Het vierde deelonderzoek, de boorgatlogging, het onderzoek waarin het boorgat wordt bemeten, wordt nooit uitgevoerd. Van de drie deelonderzoeken is alleen de boormonsterbeschrijving in deze versie van de catalogus opgenomen (figuur 1). De beschrijving is gebaseerd op de Handleiding bodemgeografisch onderzoek, richtlijnen en voorschriften (1995), uitgegeven door DLO Staring Centrum, nu Wageningen Environmental Research.

Bijlage 263304.png
Figuur 1: Bodemkundig booronderzoek in deze versie van de catalogus; boormonsteranalyse en boormonsterfotografie zijn nog buiten scope en boorgatlogging wordt voor bodemkunde niet uitgevoerd.

2. Belangrijkste entiteiten

2.1. Booronderzoek

Deze entiteit draagt de naam van het registratieobject zelf en bevat de gegevens die het booronderzoek identificeren en allerlei administratieve gegevens die betrekking hebben op onder meer de herkomst van het onderzoek in de registratie. Zo geeft het informatie over het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd (kader inwinning), en de grondslag voor de verplichting tot aanlevering (kader aanlevering).

Booronderzoek begint eigenlijk altijd met activiteiten in het veld en die worden in bepaalde gevallen gevolgd door activiteiten binnenshuis, veelal in een laboratorium. Er is maar een geval waarin er geen werkzaamheden in het veld worden uitgevoerd en dat is wanneer booronderzoek gebruik maakt van de resultaten uit eerder veldwerk of uit veldwerk dat voor een andere opdrachtgever is uitgevoerd1.

2.2. Registratiegeschiedenis

De registratiegeschiedenis van een booronderzoek geeft de essentie van de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond, de zgn. formele geschiedenis. De registratiegeschiedenis vertelt bijvoorbeeld wanneer voor het eerst gegevens van het object zijn geregistreerd en of er na registratie correcties zijn doorgevoerd.

2.3. Boring

De activiteiten in het veld houden altijd in dat er op een bepaalde datum een boring wordt gezet. Het is van belang te weten hoe er geboord is en met welke apparatuur, welk deel van de ondergrond is doorboord, en welk deel is verwijderd voordat met boren is begonnen.

2.3. Terreintoestand

Voor of tijdens het boren kunnen in het veld waarnemingen worden gedaan die deel uitmaken van het booronderzoek. Die waarnemingen hebben betrekking op de toestand van het terrein.

2.4. Boormonsterbeschrijving

Boormonsterbeschrijving is het deelonderzoek dat betrekking heeft op beschrijven van de monsters met als doel een boorprofiel te maken en, omdat het om een bodemkundige beschrijving gaat, een bodemclassificatie.

2.5. Boorprofiel

Het boorprofiel is het eerste resultaat van de boormonsterbeschrijving. Het beschrijft de laagopbouw van het doorboorde deel van de ondergrond en het eventueel daarop liggende strooisel.

In figuur 2 is geschetst hoe het boorprofiel tot stand komt.

Van iedere bodemlaag wordt de grondsoort en de horizontcode en meestal ook de verdeling van de verschillende korrelgroottefracties beschreven. Voor de grondsoort worden in de bodemkunde soms andere namen gebruikt dan in andere vakgebieden.

2.6. Bodemclassificatie

De bodemclassificatie is het tweede resultaat van de boormonsterbeschrijving. Het is in essentie een samenvatting van de informatie die in het boorprofiel is vastgelegd. Het geeft specialisten direct inzicht in het type bodem ter plaatse.

Bijlage 263305.png
Figuur 2: Van boring tot boorprofiel (in de bodemkundige praktijk wordt overigens niet zo diep in het vaste gesteente geboord als het plaatje suggereert.

3. Het domeinmodel

Bijlage 263306.png
Figuur 3: Domeinmodel bodemkundig booronderzoek: het algemeen deel uitgewerkt.
Bijlage 263307.png
Figuur 4: Domeinmodel bodemkundig booronderzoek, deelonderzoek boormonsterbeschrijving uitgewerkt.

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

Catalogus

Booronderzoek – Geotechnische boormonsteranalyse & Geotechnische boormonsterbeschrijving

Inhoudsopgave

Artikel 1 Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen

137

1.1

Registratieobject

137

1.2

Entiteiten en attributen

137

 

1

Booronderzoek

137

 

2

Registratiegeschiedenis

140

 

3.0

Rapportagegeschiedenis

143

 

3.1

Tussentijdse gebeurtenis

144

 

4

Aangeleverde locatie

145

 

5

Aangeleverde verticale positie

146

 

6

Gestandaardiseerde locatie

149

 

7.0

Boring

149

 

7.1

Weggegraven laag

156

 

7.2

Geboord interval

157

 

7.3

Boorsnelheid

158

 

7.4

Bemonsterd interval

159

 

7.5

Bemonsteringsapparaat

161

 

7.6

Kernopbrengst

164

 

7.7

Verontreinigd interval

166

 

7.8

Afgewerkt interval

167

 

8

Terreintoestand

169

 

9

Sliblaag

170

 

10.0

Boormonsterbeschrijving

171

 

10.1

Boorprofiel

172

 

10.2

Laag

176

 

10.3

Grond

180

 

10.4

Korrelvorm

191

 

10.5

Gesteente

192

 

10.6

Verweringsgraad

196

 

10.7

Niet beschreven interval

197

 

10.8

Post-sedimentaire discontinuĆÆteit

198

 

11.0

Boormonsteranalyse

201

 

11.1

Onderzocht interval

202

 

11.2

Onderzocht materiaal

205

 

11.3

Bepaling verticale vervorming

208

 

11.4

Bepalingsstap

211

 

11.5

Verticale vervorming

213

 

11.6

Bepaling maximale ongedraineerde schuifsterkte

213

 

11.7

Bepaling korrelgrootteverdeling

216

 

11.8

Basis korrelgrootteverdeling

220

 

11.9

Standaardverdeling fractie kleiner63um

221

 

11.10

Uitgebreide verdeling fractie kleiner63um

222

 

11.11

Standaardverdeling fractie groter63um

224

 

11.12

Uitgebreide verdeling fractie groter63um

228

 

11.13

Bepaling watergehalte

237

 

11.14

Resultaat bepaling

238

 

11.15

Bepaling organischestofgehalte

240

 

11.16

Bepaling kalkgehalte

242

 

11.17

Bepaling volumieke massa

243

 

11.18

Bepaling volumieke massa vaste delen

245

Artikel 2 Beschrijving van de enumeraties en codelijsten

247

2.1

Enumeraties

247

2.2

Codelijsten

248

 

1.

Aanvulmateriaal

248

 

2.

Analyseprocedure

249

 

3.

Apparaattype

249

 

4.

Bemonsteringskwaliteit

250

 

5.

Bemonsteringsmethode

251

 

6.

Bemonsteringsprocedure

252

 

7.

Bepalingsdiameter

252

 

8.

Bepalingsmethode

253

 

9.

BepalingsmethodeEquivalenteMassa

254

 

10.

Bepalingsprocedure

254

 

11.

BeschrevenMateriaal

255

 

12.

Beschrijfkwaliteit

255

 

13.

Beschrijflocatie

256

 

14.

Beschrijfprocedure

256

 

15.

BijzonderBestanddeel

256

 

16.

BijzonderGesteentebestanddeel

258

 

17.

BijzonderheidMateriaal

259

 

18.

BijzonderheidResultaat

259

 

19.

BijzonderheidUitvoering

259

 

20.

BijzonderMateriaal

259

 

21.

Bodemgebruik

260

 

22.

Boorprocedure

261

 

23.

Boortechniek

261

 

24.

Breedteklasse

263

 

25.

Buismateriaal

263

 

26.

Cementsoort

263

 

27.

ConsistentieFijneGrond

264

 

28.

ConsistentieOrganischeGrond

264

 

29.

Coƶrdinaattransformatie

264

 

30.

Desintegratie

265

 

31.

DisperseInhomogeniteit

265

 

32.

Dispersiemethode

266

 

33.

Droogtemperatuur

266

 

34.

Droogtijd

266

 

35.

FijnGrindGehalteklasse

266

 

36.

Fractieverdeling

266

 

37.

GebruiktMedium

267

 

38.

GelaagdeInhomogeniteit

268

 

39.

Gelaagdheid

272

 

40.

GeotechnischeAfzettingskarakteristiek

272

 

41.

GeotechnischeGrondsoort

273

 

42.

Gesteentesoort

275

 

43.

Grensbepaling

276

 

44.

GrindgehalteklasseNEN5104

277

 

45.

Grindmediaanklasse

277

 

46.

GrondsoortNEN5104

277

 

47.

Groottefractie

279

 

48.

Hoekigheid

279

 

49.

Holteverdeling

280

 

50.

InhoudMonsterhouder

280

 

51.

KaderAanlevering

280

 

52.

KaderInwinning

280

 

53.

KaderstellendeProcedure

281

 

54.

Kalkgehalteklasse

281

 

55.

Kleur

281

 

56.

LiggingOpGrondlichaam

284

 

57.

LokaalVerticaalReferentiepunt

284

 

58.

MatigGrofGrindGehalteklasse

284

 

59.

MethodeLocatiebepaling

285

 

60.

MethodePositiebepalingSliblaag

285

 

61.

MethodeVerticalePositiebepaling

286

 

62.

Monsterkwaliteit

287

 

63.

Monstervochtigheid

287

 

64.

NaamGebeurtenis

287

 

65.

Omzetting

287

 

66.

Opvulmateriaal

287

 

67.

Organischestofgehalteklasse

288

 

68.

OrganischestofgehalteklasseNEN5104

288

 

69.

OuderdomAfzetting

288

 

70.

RedenNietBeschreven

288

 

71.

Referentiestelsel

289

 

72.

Registratiestatus

289

 

73.

Ringdiameter

289

 

74.

Ruwheid

289

 

75.

Sfericiteit

289

 

76.

Spoelingtoeslag

289

 

77.

Stabiliteit

290

 

78.

Sterkteklasse

290

 

79.

Stopcriterium

290

 

80.

TextuurOrganischeGrond

291

 

81.

TijdelijkeVerandering

291

 

82.

ToegepastOptischModel

291

 

83.

TreksterkteVeen

292

 

84.

TypeAnalyse

292

 

85.

TypeDiscontinuĆÆteit

293

 

86.

TypeIngreep

293

 

87.

TypeVermenging

293

 

88.

Vakgebied

293

 

89.

Veensoort

294

 

90.

Verkleuring

294

 

91.

VerticaalReferentievlak

294

 

92.

VerwijderdMateriaal

295

 

93.

Voorbehandeling

295

 

94.

Voorbereiding

295

 

95.

Wandwrijvingcorrectiemethode

296

 

96.

WeggegravenMateriaal

296

 

97.

Zandmediaanklasse

296

 

98.

ZandspreidingNEN5104

297

 

99.

ZeerGrofGrindGehalteklasse

297

 

100.

Zoutcorrectiemethode

297

Toelichting

297

1.

Inleiding

297

 

1.1

Geotechnisch booronderzoek

297

 

1.2

Boren

298

 

1.3

Kwaliteit van monsters

298

 

1.4

Deelonderzoeken

299

 

1.5

Verandering in de beschrijfprocedure van grond

299

 

1.6

Gevolgen van de verandering

299

 

1.7

Beschrijving van gesteente

300

2.

Belangrijkste entiteiten

300

 

2.1

Booronderzoek

300

 

2.2

Registratiegeschiedenis

300

 

2.3

Rapportagegeschiedenis

300

 

2.4

Boring

300

 

2.5

Bemonsteringsapparaat

301

 

2.6

Terreintoestand

301

 

2.7

Sliblaag

302

 

2.8

Boormonsterbeschrijving

302

 

2.9

Boorprofiel

302

 

2.10

Laag

303

 

2.11

Grond

304

 

2.12

Gesteente

304

 

2.13

Post-sedimentaire discontinuĆÆteit

304

 

2.14

Boormonsteranalyse

304

 

2.15

Onderzocht interval

304

 

2.16

Onderzocht materiaal

305

 

2.17

Bepaling van de verticale vervorming

305

 

2.18

Bepaling van de maximale ongedraineerde schuifsterkte

306

 

2.19

Bepaling van de korrelgrootteverdeling

306

 

2.20

Bepaling van het watergehalte

306

 

2.21

Bepaling van het organischestofgehalte

306

 

2.22

Bepaling van het kalkgehalte

306

 

2.23

Bepaling van de volumieke massa

307

 

2.24

Bepaling van de volumieke massa vaste delen

307

 

2.25

Domeinmodel

307

3.

Het domeinmodel

307

Artikel 1. Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen

1.1. Registratieobject

Naam

Booronderzoek

Code

BHR

Definitie

Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een booronderzoek dat vanuit een bepaalde opdracht is uitgevoerd door op een bepaald moment op een bepaalde locatie in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone een boring uit te voeren en de monsters die daarmee uit de ondergrond zijn verkregen te beschrijven en/of te onderzoeken en/of in het boorgat zelf metingen aan de ondergrond uit te voeren.

Unieke aanduiding

BRO-ID

Populatie

De populatie booronderzoeken in de registratie ondergrond omvat alle onderzoeken met uitzondering van onderzoek dat onder het regime van de Mijnbouwwet valt en onderzoek dat met het oog op de beoordeling van de bodemmilieukwaliteit of vanuit de archeologie wordt uitgevoerd.

De huidige gegevensdefinitie beschrijft alleen het geotechnisch booronderzoek en beperkt zich verder tot de boormonsterbeschrijving en het eerste deel van de boormonsteranalyse.

1.2. Entiteiten en attributen

1. Booronderzoek

Naam entiteit

Booronderzoek

Definitie

De gegevens die het booronderzoek identificeren en inzicht geven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond.

   

1.1 BRO-ID

 

Naam attribuut

BRO-ID

Definitie

De identificatie van een booronderzoek in de registratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Registratieobjectcode

Type

Code

Opbouw

BHRNNNNNNNNNNNN

Toelichting

De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe.

   

1.2 bronhouder

 

Naam attribuut

bronhouder

Definitie

Het KvK-nummer van de maatschappelijke activiteit van de publiekrechtelijke rechtspersoon die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Organisatie

Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van booronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is.

   

1.3 object-ID bronhouder

Naam attribuut

object-ID bronhouder

Definitie

De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Nee

Domein

Tekst200

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken.

   

1.4 dataleverancier

 

Naam attribuut

dataleverancier

Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Nee

Domein

Organisatie

Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond als dataleverancier van booronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

   

1.5 kwaliteitsregime

 

Naam attribuut

kwaliteitsregime

Definitie

De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Kwaliteitsregime

Type

Enumeratie

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven.

   

1.6 kader aanlevering

 

Naam attribuut

kader aanlevering

Definitie

De rechtsgrond op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleiding waarvan, het betreffende gegeven is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

KaderAanlevering

Type

Codelijst

Toelichting

De wetgever stipuleert dat het gegeven moet zijn vastgelegd om inzicht te geven in de relatie met de taken van een bestuursorgaan. Het gegeven geeft inzicht in de maatschappelijke betekenis van de informatie.

   

1.7 kader inwinning

 

Naam attribuut

kader inwinning

Definitie

Het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

KaderInwinning

Type

Codelijst

Toelichting

Onderzoek wordt normaliter projectmatig uitgevoerd, zelfs als het direct gebonden is aan een publieke taak. Het gegeven beschrijft het hogere doel van het project waarvoor het onderzoek is uitgevoerd of preciseert de taak.

   

1.8 vakgebied

 

Naam attribuut

vakgebied

Definitie

De discipline waarbinnen het booronderzoek is uitgevoerd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Vakgebied

Type

Codelijst

Toelichting

Het vakgebied bepaalt hoe het onderzoek is uitgevoerd en welke gegevens en categorieƫn van gegevens vastgelegd kunnen zijn.

 

De gegevensdefinitie dekt het vakgebied geotechniek volledig, maar dat betekent niet dat alle geotechnisch booronderzoek er volledig mee beschreven kan worden. In de uitvoeringspraktijk komt het namelijk voor dat een geotechnisch booronderzoek de grenzen van het vakgebied enigszins overschrijdt en er naast geotechnische gegevens gegevens worden vastgelegd die eigenlijk in het domein van de milieukunde of de archeologie thuishoren. Omdat die disciplines buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond liggen, zijn die extra gegevens niet gedefinieerd. Geotechnisch booronderzoek met een dergelijk multidisciplinair karakter wordt in de basisregistratie ondergrond opgenomen maar zonder die extra gegevens. Om gebruikers duidelijk te maken dat de onderzoeksresultaten niet volledig geregistreerd zijn wordt als waarde voor het vakgebied niet de waarde geotechniek vermeld, maar een waarde als geotechniekArcheologie.

   

1.9 kaderstellende procedure

Naam attribuut

kaderstellende procedure

Definitie

De procedure die de uitvoering van projecten waarbinnen het booronderzoek wordt uitgevoerd reguleert en daarmee de kaders bepaalt voor de uitvoering van het booronderzoek.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

KaderstellendeProcedure

Type

Codelijst

Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisen waaraan de uitvoering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk.

   

1.10 rapportagedatum onderzoek

Naam attribuut

rapportagedatum onderzoek

Definitie

De datum waarop de uitvoerder van het booronderzoek alle gegevens van het booronderzoek aan de bronhouder heeft overgedragen of in het geval van historische gegevens de datum waarop alle gegevens zijn vastgesteld.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1980 tot heden

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de waarde van het attribuut registratiestatus van de entiteit Registratiegeschiedenis gelijk is aan voltooid.

In andere gevallen ontbreekt het gegeven.

De datum ligt niet na het tijdstip voltooiing registratie van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer alle deelonderzoeken zijn gerapporteerd en het onderzoek is afgesloten.

   

1.11 uitvoerder onderzoek

Naam attribuut

uitvoerder onderzoek

Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het booronderzoek, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

Organisatie

Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

   

1.12 terreintoestand bepaald

Naam attribuut

terreintoestand bepaald

Definitie

De aanduiding die aangeeft of in het onderzoek gegevens over de toestand van het terrein zijn vastgelegd die van betekenis zijn voor de beoordeling van de resultaten.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de waarde van gegeven lokaal verticaal referentiepunt gelijk is aan maaiveld. In andere gevallen ontbreekt het gegeven.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het gegeven ontbreken.

Toelichting

Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden informatie over de toestand van het terrein vastgelegd.

   

2. Registratiegeschiedenis

Naam entiteit

Registratiegeschiedenis

Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

   

2.1 tijdstip registratie object

Naam attribuut

tijdstip registratie object

Definitie

De datum en het tijdstip waarop voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

   

2.2 registratiestatus

 

Naam attribuut

registratiestatus

Definitie

De actuele fase van registratie waarin het object zich bevindt.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Registratiestatus

Type

Codelijst

   

2.3 tijdstip laatste aanvulling

Naam attribuut

tijdstip laatste aanvulling

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste aanvulling op de gegevens in de registratie ondergrond is doorgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer na de registratie van een eerste deelonderzoek een ander deelonderzoek is vastgelegd.

   

2.4 tijdstip voltooiing registratie

Naam attribuut

tijdstip voltooiing registratie

Definitie

De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer de registratiestatus de waarde voltooid heeft. In andere gevallen ontbreekt het gegeven.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd. Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden. Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd.

   

2.5 gecorrigeerd

 

Naam attribuut

gecorrigeerd

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

   

2.6 tijdstip laatste correctie

Naam attribuut

tijdstip laatste correctie

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste verbetering in de gegevens van het object is doorgevoerd.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut gecorrigeerd.

   

2.7 in onderzoek

 

Naam attribuut

in onderzoek

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object door de registerbeheerder in onderzoek is genomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

Wanneer een object in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf.

   

2.8 in onderzoek sinds

 

Naam attribuut

in onderzoek sinds

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het object in onderzoek heeft genomen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut in onderzoek.

   

2.9 uit registratie genomen

Naam attribuut

uit registratie genomen

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het object door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

Wanneer de registerbeheerder een object uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier.

 

De registerbeheerder zal een object alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een object slechts een keer uit registratie kan worden genomen.

   

2.10 tijdstip uit registratie genomen

Naam attribuut

tijdstip uit registratie genomen

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object uit registratie is genomen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut uit registratie genomen.

   

2.11 weer in registratie genomen

Naam attribuut

weer in registratie genomen

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

IndicatieJaNee

Type

Enumeratie

Toelichting

De registerbeheerder kan een object eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is.

   

2.12 tijdstip weer in registratie genomen

Naam attribuut

tijdstip weer in registratie genomen

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

DatumTijd

Regels

Het gegeven is aanwezig wanneer de waarde van het attribuut weer in registratie genomen gelijk is aan ja.

In andere gevallen ontbreekt het gegeven.

3.0. Rapportagegeschiedenis

Naam entiteit

Rapportagegeschiedenis

Definitie

Het geheel van gebeurtenissen dat beschrijft wanneer rapporten van het onderzoek aan de bronhouder zijn overgedragen.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

   

3.0.1 startdatum rapportage

Naam attribuut

startdatum rapportage

Definitie

De datum waarop het eerste rapport van het onderzoek aan de bronhouder is overgedragen.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1980 tot heden

Regels

De datum ligt niet na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Toelichting

De basisregistratie ondergrond leidt bij het starten van de registratie de juiste waarde af uit de gegevens in het brondocument. De datum is gelijk aan de rapportagedatum van het deelonderzoek dat als eerste is overgedragen.

   

3.0.2 einddatum rapportage

Naam attribuut

einddatum rapportage

Definitie

De datum waarop alle gegevens van het onderzoek aan de bronhouder zijn overgedragen.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1980 tot heden

Regels

De datum ligt niet voor de startdatum rapportage.

Toelichting

De basisregistratie ondergrond leidt bij het beƫindigen van de registratie de juiste waarde af uit de gegevens in het brondocument. De datum is gelijk aan de rapportagedatum van het onderzoek.

3.1. Tussentijdse gebeurtenis

Naam entiteit

Tussentijdse gebeurtenis

Definitie

Een overdracht van een rapport aan de bronhouder die na de overdracht van het eerste en voor de overdracht van het laatste rapport heeft plaatsgevonden.

Kardinaliteit

0..*

Toelichting

De basisregistratie ondergrond leidt bij het aanvullen van de registratie de juiste waarde af uit de gegevens in het brondocument.

   

3.1.1 naam gebeurtenis

 

Naam attribuut

naam gebeurtenis

Definitie

De benaming van de tussentijdse gebeurtenis.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

NaamGebeurtenis

Type

Codelijst

   

3.1.2 datum gebeurtenis

 

Naam attribuut

datum gebeurtenis

Definitie

De datum waarop de tussentijdse gebeurtenis heeft plaatsgevonden.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1980 tot heden

Regels

De datum ligt niet voor de startdatum rapportage en niet na de einddatum rapportage van de entiteit Rapportagegeschiedenis.

4. Aangeleverde locatie

Naam entiteit

Aangeleverde locatie

Definitie

De gegevens over de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak, zoals die zijn aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

Toelichting

De locatie van booronderzoek is gedefinieerd als een punt.

   

4.1 coƶrdinaten

 

Naam attribuut

coƶrdinaten

Definitie

De coƶrdinaten die zijn aangeleverd.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Coƶrdinatenpaar

Regels

De locatie ligt in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone.

   

4.2 referentiestelsel

 

Naam attribuut

referentiestelsel

Definitie

Het referentiestelsel van de aangeleverde coƶrdinaten.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Referentiestelsel

Type

Codelijst

Toelichting

Een locatie aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn is gedefinieerd in RD of ETRS89 en een locatie aan de zeezijde van de lijn in WGS84 of ETRS89.

   

4.3 datum locatiebepaling

Naam attribuut

datum locatiebepaling

Definitie

De datum waarop de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Datum

Domein IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Waardebereik

1 januari 1980 tot heden

Regels

De datum ligt niet na de startdatum rapportage van de entiteit Rapportagegeschiedenis.

   

4.4 methode locatiebepaling

Naam attribuut

methode locatiebepaling

Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

MethodeLocatiebepaling

Type

Codelijst

Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

   

4.5 uitvoerder locatiebepaling

Naam attribuut

uitvoerder locatiebepaling

Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de plaatsbepaling, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Nee

Domein

Organisatie

Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

5. Aangeleverde verticale positie

Naam entiteit

Aangeleverde verticale positie

Definitie

De gegevens over de positie van het beginpunt van het booronderzoek in het verticale vlak, zoals aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Kardinaliteit

1

   

5.1 lokaal verticaal referentiepunt

Naam attribuut

lokaal verticaal referentiepunt

Definitie

Het punt dat in het booronderzoek is gebruikt als nulpunt voor de diepte.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

LokaalVerticaalReferentiepunt

Type

Codelijst

Regels

Een locatie op land heeft de waarde maaiveld of waterbodem. Een locatie op zee heeft de waarde waterbodem.

Toelichting

Het domein bevat begrippen die naar een oppervlak verwijzen. Het lokaal verticaal referentiepunt geldt als het punt waar het onderzoek aan de ondergrond begonnen is. De laag slib die plaatselijk op de waterbodem ligt, wordt niet tot de ondergrond gerekend en ligt boven het lokaal verticaal referentiepunt.

   

5.2 verschuiving

 

Naam attribuut

verschuiving

Definitie

De verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt t.o.v. het verticaal referentievlak.

Kardinaliteit

1

Authentiek

Ja

Domein

Meetwaarde

Opbouw

3.3

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

Niet gespecificeerd

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens kan de verschuiving niet bepaald zijn; alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde.

Toelichting

De waarde kan positief of negatief zijn. Als de waarde positief is, ligt het lokaal verticaal referentiepunt boven het verticaal referentievlak. Met behulp van de verschuiving kan een diepte omgerekend worden naar een positie ten opzichte van het verticaal referentievlak.

   

5.3 waterdiepte

 

Naam attribuut

waterdiepte

Definitie

De positie van de waterbodem ten opzichte van het wateroppervlak op het moment van verticale positiebepaling.

Kardinaliteit

0..1

Authentiek

Ja

Domein

Meetwaarde

Opbouw

3.3

Eenheid

m (meter)

Waardebereik

0 tot 100

Regels