Deze aanwijzing geeft regels voor de administratiefrechtelijke handhaving van verkeersvoorschriften
en de feitgecodeerde afdoening van overige feitgecodeerde misdrijven en overtredingen,
uitgezonderd de feitgecodeerde zaken waarin een bestuurlijke strafbeschikking ex art. 257ba Sv wordt uitgevaardigd. Voor die feitgecodeerde zaken is de Richtlijn bestuurlijke strafbeschikking
milieu- en keurfeiten van toepassing, dit gelet op de specifieke voorwaarden die gelden
bij het toepassen van deze modaliteit.
Achtergrond
Strafbeschikking
De Wet OM-afdoening is in het Wetboek van Strafvordering (Sv) opgenomen en maakt het kort gezegd mogelijk dat de officier van justitie, in
plaats van een transactie aan te bieden, op grond van artikel 257a Sv een zaak zelf buitengerechtelijk kan bestraffen.
Naast de strafbeschikking, uitgevaardigd door de officier van justitie, kan op grond
van artikel 257b Sv een strafbeschikking worden uitgevaardigd door de (buitengewoon) opsporingsambtenaar.
Dit wordt ook wel de politiestrafbeschikking genoemd.
Hoewel dit buiten de reikwijdte van deze Aanwijzing valt, kan voorts een strafbeschikking
worden uitgevaardigd door een daartoe aangewezen lichaam of persoon, met een publieke
taak belast, op grond van artikel 257ba Sv. Tot slot kan een strafbeschikking worden uitgevaardigd door het bestuur van ’s Rijks
belastingen (fiscale delicten) op grond van artikel 76, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of door de inspecteur van Douane (douanedelicten) op grond van artikel 10:15 van de Algemene Douanewet, hetgeen eveneens buiten de reikwijdte van deze Aanwijzing valt.
Politiestrafbeschikking
De door de opsporingsambtenaar op grond van artikel 257b Sv uitgevaardigde strafbeschikking voor feiten zoals bedoeld in artikel 3.3 van het Besluit OM-afdoening.
Bestuurlijke strafbeschikking overlast
De bestuurlijke strafbeschikking overlast (BSBo) kan worden opgelegd door een buitengewoon
opsporingsambtenaar (in dienst van of werkzaam voor een gemeente die heeft gekozen
voor de bestuurlijke strafbeschikking en dit heeft gemeld bij het parket van het arrondissement
waarin de gemeente is gelegen) op grond van artikel 257b Sv uitgevaardigde strafbeschikking met betrekking tot een overlastfeit.
De BSBo kan worden opgelegd voor feiten die overlast in de openbare ruimte betreffen
en welke zijn opgenomen in een plaatselijke verordening. Deze feiten zijn vastgelegd
in het Besluit OM-afdoening, bijlage I onder de afdeling C en F.
OM-strafbeschikking
Dit betreft de feiten die in de bijlage bij de Richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde
misdrijven en overtredingen als *- of OM-feit worden aangeduid. Voor deze feiten kan
door (buitengewone) opsporingsambtenaren geen geldboete worden opgelegd. Indien bij
deze feiten een tarief is vermeld, dan wordt door de officier van justitie (als sprake
is van een recidivegevoelig feit slechts in geval van een first offender) een strafbeschikking opgelegd welke door het CJIB wordt verzonden. Als op de plaats
van het tarief een * is vermeld, is geen tarief vastgesteld omdat a) de overtreding
aan de hand van de in het proces-verbaal omschreven specifieke omstandigheden van
het geval individueel moet worden beoordeeld of b) de tarieven zijn vastgesteld in
een andere richtlijn. In dat geval wordt de zaak door het CJIB direct aan het OM overgedragen.
Definitie feitgecodeerde zaken:
Alle zaken die met gebruikmaking van een feitcode, zoals opgenomen in de Bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), de Bijlagen bij het Besluit OM-afdoening en de bij deze richtlijn behorende Bijlagen met OM-feiten, geautomatiseerd in de
strafrechtketen worden verwerkt.
Opsporing en vervolging
Algemene uitgangspunten
Als een proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) is het niet toegestaan om voor feiten die in een directe relatie staan
tot het gevaarlijke c.q. het hinderlijke gedrag op de weg ook administratieve sancties
op te leggen, of strafbeschikkingen uit te vaardigen. Deze bepaling is opgenomen om
de volgende reden. Als proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van overtreding van
artikel 5 WVW 1994 en daarnaast administratieve sancties worden opgelegd voor aan
dat artikel gerelateerde feiten, bestaat de kans dat de officier van justitie niet
meer kan vervolgen. Dit vloeit voort uit het in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen ne bis in idem-beginsel, dat bepaalt dat niemand andermaal kan worden
vervolgd voor feiten waarover te zijnen aanzien bij gewijsde van de rechter onherroepelijk
is beslist.
Als voor een gedraging een administratieve sanctie is opgelegd, mag deze gedraging
op grond van het arrest van de Hoge Raad van 23 juni 1998 (NJ 1999, 47) niet bij een vervolging wegens overtreding van artikel 5 WVW 1994 worden betrokken. Evenzeer is het volgens dit arrest zo, dat als is vervolgd wegens
overtreding van artikel 5 WVW 1994, niet nog eens een administratieve sanctie kan
worden opgelegd voor zover deze gedraging in de vervolging was betrokken. Als voorbeeld
kan worden aangegeven het feit dat een bestuurder gevaarlijk rijgedrag vertoont en
daarbij tevens een rood verkeerslicht negeert. Als hiervoor een proces-verbaal ter
zake van artikel 5 WVW 1994 wordt opgemaakt, mag voor het negeren van het rode licht
(dat is aangemerkt als een Wahv-gedraging) geen afzonderlijke aankondiging van beschikking
worden uitgereikt.
Aan een minderjarige die wordt verdacht van het plegen van een feitgecodeerd feit
kan een strafbeschikking worden uitgevaardigd.
Parallel aan hetgeen in de Wahv is vastgelegd, geldt dat ten aanzien van minderjarigen
van 12 tot 16 jaar de vastgestelde tarieven worden gehalveerd met een afronding op
hele Euro’s naar boven. Voor minderjarigen van 16 tot 18 jaar gelden in beginsel dezelfde
tarieven als voor meerderjarigen.
Artikel 491 lid 2 Sv bepaalt dat bij het uitvaardigen van een strafbeschikking ter zake een misdrijf,
met een geldboete van meer dan € 200,–, aan de minderjarige verdachte, een raadsman
moet worden toegevoegd. Gelet op de gefaseerde uitrol van de OM-strafbeschikking wordt
in deze gevallen echter momenteel nog geen OM-strafbeschikking uitgevaardigd (zie
de Aanwijzing OM-strafbeschikking). Nadat de OM-strafbeschikking voor wat betreft
de taakstraf voor jeugdigen is geïmplementeerd kan in eerder genoemde gevallen een
OM-strafbeschikking worden uitgevaardigd, waarbij uitvoering dient te worden gegeven
aan art. 491 lid 2 Sv.