Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 mei 2017, nr. 2017-0000080440;
Gelet op de artikelen 1.45, vierde lid, 1.49, tweede lid, 1.50, tweede lid, 1.51a, vijfde lid, 1.56, tweede lid, 1.56b, tweede lid, 2.2, derde lid, 2.5, tweede lid, 2.6, tweede lid en 2.9a, vijfde lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 juni 2017, nr. W12.17.0150/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 augustus 2017, 2017-0000133405;
Hebben goedgevonden en verstaan:
a. dagopvang
Het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten in relatie tot het aantal aanwezige kinderen in een stamgroep wordt bepaald op basis van tabel 1 en onderstaande aanvullende rekenregels (conform artikel 7, tweede lid, van dit besluit). De tabel en de rekenregels worden toegepast in de volgorde waarin zij onderstaand zijn opgenomen. De voorwaarden met betrekking tot de maximale grootte van een stamgroep zijn in tabel 1 verwerkt (conform artikel 9, tweede lid, van dit besluit).
Tabel 1. Berekening van het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en de maximale groepsgrootte bij groepen in de dagopvang
|
Leeftijd kinderen
|
Minimaal aantal beroepskrachten
|
Maximaal aantal kinderen
|
Minimaal aantal beroepskrachten
|
Maximaal aantal kinderen
|
Minimaal aantal beroepskrachten
|
Maximaal aantal kinderen
|
Minimaal aantal beroepskrachten
|
Maximaal aantal kinderen
|
Groepen alle kinderen één leeftijd
|
0 tot 1
|
1
|
3
|
2
|
6
|
3
|
9
|
4
|
12
|
1 tot 2
|
1
|
5
|
2
|
10
|
3
|
15
|
4
|
16
|
2 tot 3
|
1
|
8
|
2
|
16
|
----
|
----
|
----
|
----
|
3 tot 4
|
1
|
8
|
2
|
16
|
----
|
----
|
----
|
----
|
Gemengde leeftijdsgroepen
|
0 tot 2
|
1
|
4
|
2
|
8
|
3
|
141
|
4
|
161
|
0 tot 3
|
1
|
5
|
2
|
10
|
3
|
131/144/152
|
4
|
161
|
0 tot 4
|
1
|
5
|
2
|
12
|
3
|
141/153/162
|
4
|
161
|
1 tot 3
|
1
|
6
|
2
|
11
|
3
|
16
|
----
|
----
|
1 tot 4
|
1
|
7
|
2
|
13
|
3
|
16
|
----
|
----
|
2 tot 4
|
1
|
8
|
2
|
16
|
----
|
----
|
----
|
----
|
1 Waarvan maximaal acht kinderen van 0 tot 1 jaar.
2 Waarvan maximaal drie kinderen van 0 tot 1 jaar.
3 Waarvan maximaal vijf kinderen van 0 tot 1 jaar.
4 Waarvan maximaal vier kinderen van 0 tot 1 jaar.
1. Indien in een stamgroep een kind van 0 tot 1 jaar aanwezig is, wordt naast tabel 1 tevens de hiernavolgende rekenformule toegepast. Indien Z een getal oplevert dat groter is dan het op grond van tabel 1 benodigde minimaal aantal in te zetten beroepskrachten, wordt het op grond van tabel 1 minimaal aantal in te zetten beroepskrachten verhoogd tot Z. De rekenformule luidt als volgt:
Z = (A + ((B +C + D) / 1,2)), afgerond naar boven.
A = aantal kinderen van 0 tot 1 jaar / 3.
B = aantal kinderen van 1 tot 2 jaar / 5.
C = aantal kinderen van 2 tot 3 jaar / 6.
D = aantal kinderen van 3 tot 4 jaar / 8.
2. In een situatie waarin het toevoegen van 1 kind leidt tot een op grond van tabel 1 en rekenregel 1 kleiner aantal benodigde beroepskrachten, wordt het aantal benodigde beroepskrachten met 1 verhoogd.
b. buitenschoolse opvang
Het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten in relatie tot het aantal aanwezige kinderen in een basisgroep wordt bepaald op basis van tabel 2 (conform artikel 16, tweede lid, van dit besluit). De voorwaarden met betrekking tot de maximale grootte van een basisgroep zijn in tabel 2 verwerkt (conform artikel 18, tweede lid, van dit besluit).
Tabel 2. Berekening van het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en de maximale groepsgrootte bij groepen in de buitenschoolse opvang
Leeftijd Kinderen
|
Minimaal aantal beroepskrachten
|
Maximaal aantal kinderen
|
Minimaal aantal beroepskrachten
|
Maximaal aantal kinderen
|
Minimaal aantal beroepskrachten
|
Maximaal aantal kinderen
|
4 tot 7
|
1
|
10
|
2
|
20
|
----
|
----
|
7 tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt
|
1
|
12
|
2
|
24
|
3
|
30
|
4 tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt
|
1
|
111
|
2
|
222
|
----
|
----
|
1 Waarvan maximaal negen kinderen van 4 tot 7 jaar.
2 Waarvan maximaal achttien kinderen van 4 tot 7 jaar.
c. combinatiegroepen dagopvang/buitenschoolse opvang
Het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten in relatie tot het aantal aanwezige kinderen in een combinatiegroep dagopvang/buitenschoolse opvang wordt bepaald op basis van onderdeel a van deze bijlage waarbij een kind van 4 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt, wordt beschouwd als een kind van 3 tot 4 jaar.