DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE
Overwegende:
Dat de bestrijding van zorgfraude en de aanpak van oneigenlijk gebruik van zorgvoorzieningen
een prioriteit is in het beleid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport;
Dat zowel op het gebied van de langdurige zorg, de maatschappelijke ondersteuning,
de jeugdhulp, als de curatieve zorg veel acties in gang zijn en worden gezet om fraude
en oneigenlijk gebruik van zorgvoorzieningen terug te dringen en te voorkomen;
Dat deze maatregelen op het voorkomen alsmede het opsporen en bestrijden van fraude
en oneigenlijk gebruik zijn gericht, zodat de financiële middelen die voor de zorg
bestemd zijn ook komen waar ze horen, namelijk bij de zorg voor de patiënt of cliënt
die deze zorg nodig heeft;
Dat voor een krachtiger aanpak van zorgfraude een brede geïntegreerde aanpak van zorgfraude
waarbij door de Inspectie Sociale Zaken, Directie Opsporing (hierna: ISZW-DO), de
Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (hierna: FIOD), de Colleges van burgemeester
en wethouders, de Zorgverzekeraars, het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna: CIZ),
de Nederlandse Zorg Autoriteit (hierna: NZa) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg
(hierna: IGZ) wordt samengewerkt, noodzakelijk is;
Dat hiervoor een aanzet is gegeven met het Bestuurlijk Overleg Taskforce Integriteit
Zorgsector, waarin bovengenoemde partijen vertegenwoordigd zijn. Dat in opdracht van
dit Bestuurlijk Overleg ter intensivering van de samenwerking een samenwerkingsverband
is aangegaan, welke is vastgelegd in het Convenant IKZ (Informatie Knooppunt Zorgfraude).
Dat het gezamenlijke doel van de convenantpartners het versterken van de integriteit
van de zorgsector is door het voorkomen en aanpakken van onrechtmatigheden in de zorg
die ten laste komen van de voor zorg bestemde middelen;
Dat uitwisseling van informatie tussen de partners van het convenant van essentieel
belang is voor de verbetering van de aanpak van zorgfraude en informatie uitwisseling
als zodanig een essentieel onderdeel is van de samenwerking tussen de convenantpartners;
Dat ook noodzakelijk is dat de convenantpartners politiegegevens verstrekt krijgen.
Dat er een besluit overeenkomstig artikel 20 van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg) juncto artikel 4:5 van het Besluit politiegegevens is genomen en zodoende is voorzien in een grondslag voor het op structurele basis
verstrekken door de ISZW-DO en de FIOD van politiegegevens die op grond van artikel 8 en 13, eerste lid, van de Wpg zijn verwerkt aan de convenantpartners, met inachtneming van het hierover in het
Convenant en Informatieprotocol IKZ 2016 bepaalde;
Dat de ISZW DO en de FIOD echter slechts op beperkte schaal politiegegevens op grond
van artikel 8 en 13 Wpg verwerken, maar veelal grootschalige fraudeonderzoeken verrichten die worden verwerkt
op grond van artikel 9 Wpg;
Dat de praktijk bovendien heeft uitgewezen dat politiegegevens die thans worden verstrekt
door de ISZW DO en de FIOD aan bovengenoemde convenantpartners ontoereikend zijn om
zicht te krijgen op de verborgen verschijningsvormen van de georganiseerde fraude
in de zorgsector, en dat juist de politiegegevens die zijn verwerkt op grond van artikel 9 Wpg van groot belang zijn voor de aanpak van de (georganiseerde) fraude in de zorg, omdat
deze gegevens beter inzicht bieden in mogelijke fraude en oneigenlijk gebruik van
voorzieningen in de zorgsector;
Dat het wenselijk en noodzakelijk is dat deze politiegegevens met het oog op het nemen
van schadebeperkende maatregelen rechtstreeks worden verstrekt aan de Colleges van
burgemeester en wethouders ten behoeve van de uitvoering van de taken in het kader
van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet, aan Zorgverzekeraars bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet ten behoeve van de uitvoering van de taken in het kader van de Zorgverzekeringswet, aan Zorgverzekeraars optredend als zorgkantoor, bedoeld in artikel 1.1.1 van Wet langdurige zorg ten behoeve van de uitvoering van de taken in het kader van de Wet langdurige zorg, aan het CIZ ten behoeve van de taken zoals omschreven in artikel 7.1.2 juncto artikel 3.2.4 van de Wet langdurige zorg, aan de NZa ten behoeve van de taken zoals omschreven in artikel 16 tot en met 31 van de Wet marktordening gezondheidszorg en aan de IGZ ten behoeve van de taken zoals omschreven in artikel 36 lid 1 Gezondheidswet;
Dat door het nemen van schadebeperkende maatregelen door genoemde convenantpartners
onrechtmatigheden in de zorg die ten laste komen van de voor zorg bestemde middelen
voorkomen en aangepakt worden en de integriteit van de zorgsector versterkt wordt;
Dat ingevolge artikel 4:5, eerste lid, van het Bpg, in de gevallen waarbij op grond van artikel 20 Wpg verstrekking van politiegegevens plaatsvindt, geen politiegegevens worden verstrekt
die verwerkt worden overeenkomstig artikel 9 of 10 van de Wet politiegegevens;
Dat ingevolge het tweede lid van voornoemde bepaling, slechts indien dringend noodzakelijk
voor een goede uitvoering van de politietaak en na overleg met de functionaris aangewezen
op grond van artikel 2:10 van het Besluit politiegegevens, beslist kan worden tot verstrekking van politiegegevens verwerkt op grond van artikel 9 of 10 van de Wet politiegegevens;
Dat in de nota van toelichting bij het Besluit politiegegevens is aangegeven dat dit aan de orde kan zijn in situaties waarin sprake is van ernstig
gevaar voor het leven of de gezondheid van bepaalde personen, hetgeen de verstrekking
van deze gegevens voor het nemen van schadebeperkende maatregelen niet mogelijk maakt.
Dat ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Wpg, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur personen en instanties kunnen worden
aangewezen aan wie of waaraan, met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, politiegegevens
worden of kunnen worden verstrekt ter uitvoering van de bij of krachtens die algemene
maatregel van bestuur aan te geven taak; Dat het Besluit politiegegevens geen uitdrukkelijke grondslag biedt tot het verstrekken van politiegegevens die zijn
verwerkt op grond van artikel 9 Wpg aan de Colleges van burgemeester en wethouders, Zorgverzekeraars, het CIZ, de NZa
en de IGZ met het oog op het nemen van schadebeperkende maatregelen ten behoeve van
het voorkomen en aanpakken van onrechtmatigheden in de zorg die ten laste komen van
de voor zorg bestemde middelen;
Dat ingevolge artikel 18, tweede lid, van de Wpg, de Minister van Veiligheid en Justitie toestemming kan geven tot het verstrekken
van daarbij door hem te omschrijven politiegegevens voor zover dit noodzakelijk is
met het oog op een zwaarwegend algemeen belang;
Dat met de verstrekking van deze politiegegevens verwerkt op grond van artikel 9 Wpg aan de convenantpartners een zwaarwegend algemeen belang wordt gediend, omdat de
genoemde convenantpartners beter in staat zijn hun wettelijke taken te vervullen,
zodat schadebeperkende maatregelen kunnen worden genomen en onrechtmatigheden in de
zorg beter kunnen worden voorkomen en aangepakt. Dat dit bijdraagt aan de versterking
van de integriteit van de zorgsector, en ten goede komt aan het economisch welzijn
van het land, de bescherming van de gezondheid alsook het voorkomen van wanordelijkheden
en strafbare feiten;
Dat vanwege de gevoelige aard van de te verstrekken gegevens nadere voorschriften
en voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de verstrekking, de verwerking en
de verdere verwerking daarvan;
Dat met de verlening van deze toestemming vooruit wordt gelopen op een voorstel tot
aanpassing van het Besluit politiegegevens, zodat deze machtiging een tijdelijk karakter heeft.
Gelet op artikel 18, tweede lid, van de Wet politiegegevens