7.5.2. Wijzigingen en omzettingen van kapitaalverzekeringen
[Regeling vervallen per 19-07-2024]
Bij wijzigingen en omzettingen van kapitaalverzekeringen – al dan niet bij een andere
aanbieder – vinden vaak aanpassingen plaats van de verzekerde uitkeringen bij overlijden
en van andere meeverzekerde uitkeringen. Bijvoorbeeld omdat die aanpassing wenselijk
is in verband met gewijzigde omstandigheden van de verzekeringnemer (aangaan of beëindiging
van een (fiscaal) partnerschap) of omdat de nieuwe aanbieder een ander type overlijdensdekking
als product voert. Ook kan een wijziging of omzetting tot gevolg hebben dat een herijking
plaatsvindt van actuariële grondslagen.
Aanpassingen kunnen ook noodzakelijk zijn bij wijziging van wetgeving waardoor de
premie voor een andere dekking dan de uitkering bij leven moet worden verlaagd (zie
bijvoorbeeld paragraaf 3.1.4 en 3.1.5).
Ook vinden aanpassingen van de dekking bij leven en bij overlijden en van andere dekkingen
plaats omdat aanbieders in het huidige tijdsgewricht ertoe (moeten) overgaan om de
klanten betere voorwaarden, gunstigere tarieven en lagere kosten aan te bieden. Daarnaast
bieden aanbieders klanten betere combinaties van verzekeringen aan, bij voorbeeld
door nu minder noodzakelijke dekkingen te laten vervallen. Een en ander kan plaatsvinden
in het kader van een collectieve compensatieregeling – zie hierover het Besluit Collectieve compensatieregelingen voor beleggingsverzekeringen, besluit van 20 december 2011, nr. BLKB 2011/1954M – maar ook daarbuiten kunnen bijstellingen
van kapitaalverzekeringen wenselijk zijn.
Als gevolg van deze bijstellingen (verlagingen) kunnen binnen de totaalpremie voor
een kapitaalverzekering zodanige verschuivingen plaatsvinden dat per saldo een groter
deel van die totaalpremie kan worden aangewend voor de uitkeringen bij leven. Het
gevolg hiervan kan zijn dat voor het verzekerde deel bij leven de eerbiedigende werkingen
verloren gaan omdat hetzij de premie voor de levendekking wordt verhoogd, hetzij omdat
sprake is van een verhoging van het verzekerde kapitaal bij leven.
Dit gevolg zou op zichzelf kunnen worden voorkomen door de totaalpremie voor de kapitaalverzekering
zodanig te verlagen dat per saldo geen verbetering van de dekking bij leven plaatsvindt.
Ik acht dat echter onnodig, mede omdat door de bandbreedte-eis in een aantal gevallen
de minimum-totaalpremie niet verlaagd kan worden. Daarom keur ik op grond van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule) het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur onder voorwaarden goed dat bij wijziging of omzetting van een gemengde kapitaalverzekering
geen eerbiedigende werking verloren gaat als de voor die verzekering in totaal overeengekomen en betaalde premies op jaarbasis niet zijn verhoogd. Het gaat hierbij
om de totaalpremie die fiscaal relevant is, dus de premiedelen voor de uitkering(en)
bij leven, voor de uitkeringen ten gevolge van overlijden en voor de relevante meeverzekerde
uitkeringen.
Deze goedkeuring ziet ook op het behoud van het overgangsrecht van Hoofdstuk 10bis van de Wet IB 2001. Dit houdt in dat bij wijziging of omzetting van een kapitaalverzekering waarbij
het gegarandeerde kapitaal de maatstaf van beoordeling vormt, de verhoging van het
gegarandeerde kapitaal als gevolg van de beschreven bijstelling van de premies niet
leidt tot verlies van dit overgangsrecht.
Voorwaarden
Ik stel hierbij de volgende cumulatieve voorwaarden:
-
a. Er vindt bij de wijziging of omzetting geen verlenging van de premiebetalende periode
plaats.
-
b. Er vindt bij de wijziging of omzetting geen verlenging van de looptijd van de verzekering
plaats.
-
c. Er vindt geen wijziging plaats van het verzekerd lijf, tenzij sprake is van beëindiging
van (fiscaal) partnerschap.
-
d. Een nieuw verzekerd risico bij overlijden betreft qua hoogte een normale en gebruikelijke
verzekerde uitkering bij overlijden. Het is niet mogelijk de overlijdensdekking te
laten vervallen. Als er twee verzekerde lijven zijn, is het wel mogelijk om één verzekerd
lijf te laten vervallen.
Van een normale en gebruikelijke verzekerde uitkering bij overlijden is bijvoorbeeld
sprake bij een omzetting in een gemengde universal life verzekering (een verzekering
die uitkeert bij in leven zijn op een bepaalde datum of bij eerder overlijden) waarbij
in geval van overlijden 90% of 110% van de waarde van de units (beleggingen) wordt
uitgekeerd.
Als een unit-linkedverzekering wordt omgezet in een gemengde euroverzekering, is bijvoorbeeld
sprake van een normale en gebruikelijke verzekerde uitkering bij overlijden als bij
overlijden hetzelfde bedrag als bij in leven zijn of de restitutie van de betaalde
of de in totaal te betalen premies wordt verzekerd.