De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de vrijstelling een objectief karakter draagt. De hoedanigheid van de lijkbezorger dient te worden vastgesteld aan de hand van
het geheel van diensten waaruit zijn onderneming bestaat. Slechts die diensten zijn
vrijgesteld die kenmerkend en essentieel zijn voor de diensten die door een lijkbezorger
worden verricht. Een ieder die deze kenmerkende en essentiële diensten verricht kwalificeert
als een lijkbezorger die op die diensten de btw-vrijstelling mag toepassen.
Uit de ontstaansgeschiedenis van de vrijstelling en naar maatschappelijke opvattingen
betreft het bijvoorbeeld de volgende diensten:
-
– de verzorging en opbaring van het lichaam van de overledene;
-
– het dragen van de lijkkist;
-
– de verzorging van de uitvaartplechtigheid;
-
– de teraardebestelling of crematie (inclusief de asverstrooiing).
Leveringen door lijkbezorgers die in een rechtstreeks verband staan met de door hen
verrichte kenmerkende en essentiële diensten kunnen in de vrijstelling delen. Van
een rechtstreeks verband is sprake als die leveringen onlosmakelijk zijn verbonden
met de kenmerkende en essentiële diensten van de lijkbezorger. Dat is bijvoorbeeld
het geval bij de levering van een lijkomhulsel en de levering van rouwkaarten.
Diensten die onderdeel uitmaken van de kenmerkende en essentiële dienst die de lijkbezorger
verricht, delen in de vrijstelling. Dat is bijvoorbeeld het geval voor het vervoer
van de overledene dat plaatsvindt in het kader van de uitvaart en dat wordt verricht
door degene die zich heeft verbonden om de hele uitvaartplechtigheid te verzorgen.
Dat is ook het geval bij het vervoer van de overledene naar het mortuarium als dat
vervoer plaatsvindt door de lijkbezorger die de verzorging en opbaring van het lichaam
op zich heeft genomen.
Lijkbezorgers die de vrijstelling niet hebben toegepast op het hiervóór bedoelde vervoer
van een overledene hoeven de hieraan toe te rekenen btw die in het verleden in aftrek
is gebracht niet te corrigeren. De teveel over de vervoersdienst voldane btw komt
dan ook niet voor teruggaaf in aanmerking. De hier bedoelde lijkbezorgers die de vrijstelling
voor deze vervoerdiensten niet hebben toegepast, dienen vanaf 1 januari 2017 de jaarlijkse
herziening toe te passen voor zover de herzieningsperiode op de aangeschafte bedrijfsmiddelen
nog niet is verstreken. In een voorkomend geval dient de lijkbezorger vanaf 1 januari
2017 de vrijstelling toe te passen op de hier bedoelde vervoersdiensten.
Horeca-verstrekkingen zijn niet kenmerkend en essentieel voor een lijkbezorger; de
vrijstelling is op die prestaties niet van toepassing.
2.1. Diensten door exploitanten van begraafplaatsen en crematoria
Tijdens de parlementaire behandeling bij de invoering van de wet is vastgesteld dat ook de diensten verricht door exploitanten van begraafplaatsen
en crematoria onder de vrijstelling vallen (Kamerstukken 1968, 9324, Memorie van Antwoord).
Een aanpassing van de wettekst werd niet nodig geacht. Daaruit moet worden afgeleid
dat de wetgever destijds van mening was dat de hier bedoelde exploitanten (rechtstreeks)
onder de werking van artikel 11, eerste lid, onderdeel h, van de wet vallen. Hieraan doet niet af dat de hier bedoelde diensten van deze exploitanten
later bij wijze van goedkeuring onder de vrijstelling zijn gebracht.
Gelet op de uitleg die de Hoge Raad aan deze vrijstelling geeft, dient het ook in
deze gevallen te gaan om diensten die kenmerkend en essentieel zijn voor dergelijke
exploitanten. Voor exploitanten van begraafplaatsen gaat het dan bijvoorbeeld om het
vestigen van het recht van eigen graf. Voor exploitanten van crematoria zou het dan
bijvoorbeeld gaan om de feitelijke crematie en bijzetting in een columbarium.