Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 29 juni 2016, nr. WJZ
/ 16097720;
Gelet op richtlijn nr. 2014/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie
van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (herschikking)
(PbEU 2014, L 96), alsmede op het Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 3/2006,
van 27 januari 2006 tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen,
keuring en certificatie) bij de EER-Overeenkomst (PbEG 2006, L 92), artikel 3, tweede
lid en de sectorbijlage betreffende elektromagnetische compatibiliteit van de Overeenkomst
inzake wederzijdse erkenning tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten
van Amerika (PbEG 1999, L 31), artikel II, derde lid en de sectorbijlage betreffende
elektromagnetische compatibiliteit van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning
tussen de Europese Gemeenschap en Canada (PbEG 1998, L 280), artikel 2, tweede lid,
en de sectorbijlage betreffende elektromagnetische compatibiliteit van de Overeenkomst
inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling, certificaten en markeringen
tussen de Europese Gemeenschap en Australië (PbEG 1998, L 229), artikel 2, tweede
lid en de sectorbijlage betreffende elektromagnetische compatibiliteit van de Overeenkomst
inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap
en Nieuw-Zeeland (PbEG 1998, L 229), artikel 1 en bijlage 1, Hoofdstuk 9, betreffende
elektromagnetische compatibiliteit van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning
van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland (PbEG
2002, L 114), en op de artikelen 10.1, derde lid, 10.8, eerste lid, 10.9, 10.10, 10.12 en artikel 10.13, tweede lid, van de Telecommunicatiewet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 augustus 2016,
nr. W12.16.0169/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 8 december 2016,
nr. WJZ / 16121976;
Hebben goedgevonden en verstaan: