Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 10 augustus 2016, nr. 785282;
Gelet op de artikelen 5d, tweede lid, 5e, 5f, vierde lid, 5g, derde lid, 7, derde lid, 19a, 19b, 45, derde lid, en 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en artikel 145, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 september 2016, nr.W03.16.0224/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, Directie Wetgeving en Juridische Zaken van 5 december 2016, nr. 2001468;
Hebben goedgevonden en verstaan:
[Red: Wijzigt het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.]
[Red: Wijzigt het Besluit beëdiging en vergoeding buitengriffiers en waarnemend griffiers.]
[Red: Wijzigt het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren.]
[Red: Wijzigt het Besluit College van afgevaardigden.]
[Red: Wijzigt het Besluit samenstelling en werkwijze toetsingscommissie uittreding zittende magistratuur.]
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.