In deze regeling wordt verstaan onder:
-
1 Als uiterlijke kenmerken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit waarop een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties
is gericht voor het verkrijgen van een vermoeden van alcoholgebruik worden aangewezen:
-
a. de ogen: bloeddoorlopen ogen;
-
b. de spraak: slecht articuleren, langzaam praten, niet goed uit de woorden kunnen komen,
of met dubbele tong praten;
-
c. de motoriek: niet in rechte lijn kunnen lopen, zwalken of onvast op de benen staan.
-
2 Als uiterlijke kenmerken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit waarop een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties
is gericht voor het verkrijgen van een vermoeden van het gebruik van een of meer middelen
als bedoeld in artikel 3 van het Besluit, worden aangewezen:
-
a. de ogen: wijd opengesperde ogen, waterige of wazige ogen, bloeddoorlopen ogen, heen
en weer of wegrollende ogen, hangende oogleden of trillende oogleden;
-
b. de pupillen: groter dan 5 millimeter bij daglicht of direct licht, langzaam reagerend,
knipperend of geen reactie vertonend;
-
c. de spraak: onsamenhangende taal, woordenvloed, stamelen of stotteren;
-
d. de motoriek: onvast ter been, trillen, zich veelvuldig krabben, wrijven of plukken
aan de kleding of bewegingsdrang.
Voor het verrichten van een onderzoek van speeksel als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit, worden het type Securetec DrugWipe 5S en tot 1 maart 2023 tevens het type Dräger
DrugCheck® 3000 als speekseltesters aangewezen.
-
1 Voor het verrichten van een nader ademonderzoek als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Besluit worden de ademanalyseapparaten van het type Dräger Alcotest 9510 NL aangewezen die
zijn voorzien van het goedkeuringsteken T7802.
-
2 Het alcoholgehalte wordt bepaald door toepassing van de volgende correctie op het
rekenkundige gemiddelde van de twee meetresultaten, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Besluit:
-
a. indien het rekenkundige gemiddelde (Y) van de twee meetresultaten kleiner is dan 500
microgram per liter, is het ademonderzoekresultaat gelijk aan (0,9Y-30) microgram
per liter;
-
b. indien het rekenkundige gemiddelde (Y) van de twee meetresultaten gelijk is aan, of
groter is dan 500 microgram per liter, is het ademonderzoekresultaat gelijk aan (0,85Y-5)
microgram per liter.
-
1 Voor de bloedafname ten behoeve van het bloedonderzoek, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Besluit worden de volgende hulpmiddelen voorgeschreven:
-
a. twee glazen buizen elk met een inhoud van 5 milliliter die ten minste 4 milligram
per milliliter inhoud van de buis natriumfluoride bevatten en voldoende heparinenatrium
voor antistolling van het bloed of twee plastic buizen elk met een inhoud van 4 milliliter
die ten minste 2 milligram per milliliter inhoud van de buis natriumfluoride bevatten
en voldoende kaliumoxalaat voor antistolling van het bloed;
-
b. een universeel bloedafname systeem, voorzien van een prikbeschermer na bloedafname;
-
c. een alcoholvrij ontsmettingsdoekje op basis van 2% chloorhexidine;
-
d. een steriel verpakt gaascompres;
-
e. een steriel verpakte wondpleister.
De methode voor de uitvoering van bloedonderzoek voor het bepalen van het gehalte
van alcohol of een of meer van de middelen bedoeld in artikel 3 van het Besluit, voldoet aan de eisen genoemd in de bijlage bij deze regeling.
-
1 Het verschuldigde bedrag voor de bloedafname, bedoeld in artikel 12, derde lid, van het Besluit ten behoeve van een tegenonderzoek bedraagt € 78,– indien het afnemen van bloed door
een arts of verpleegkundige geschiedt in de periode van 8.00 uur tot 18.00 uur en
€102,– indien het afnemen geschiedt in de periode 18.00 uur ’s avonds tot 08.00 uur
’s ochtends of in de periode van 18.00 uur vrijdagavond tot 08.00 uur maandagochtend.
Artikel 8
[Vervallen per 01-01-2021]
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling middelenonderzoek bij geweldplegers.
Bijlage 1. behorende bij artikel 5 van de Regeling middelenonderzoek bij geweldplegers
Bij bloedonderzoek naar het bepalen van het gehalte van alcohol of een of meer van
de middelen bedoeld in artikel 3 van het Besluit, wordt aan de volgende eisen voldaan:
-
• Nadat door een arts of een verpleegkundige van de verdachte bloed is afgenomen, worden
door een opsporingsambtenaar, als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Besluit, de buisjes of het buisje met bloed in het verzegelde bloedblok in de vriezer geplaatst,
en wel liggend op het grootste oppervlak om de kans op breuk van de bloedbuizen te
minimaliseren. Het bloedblok wordt bevroren getransporteerd en binnen de termijn van
vier weken, zoals bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder d, van het Besluit bevroren bij het laboratorium bezorgd. Na ontvangst door het laboratorium worden
de buisjes of het buisje met bloed bevroren bewaard.
-
• In geval van een tegenonderzoek op alcohol wordt het buisje bloed gekoeld getransporteerd.
In geval van een tegenonderzoek op andere stoffen, al dan niet in combinatie met tegenonderzoek
op alcohol, wordt het buisje bloed op droogijs of in een vriezer van ongeveer –20°C
getransporteerd.
-
• Het gehalte van een of meer van de meetbare stoffen van de in artikel 3 van het Besluit genoemde stoffen wordt minimaal in tweevoud (duplo) bepaald. Het gehalte van alcohol
wordt bepaald door minimaal in tweevoud een monster te prepareren voor analyse op
twee orthogonale scheidingsmethoden en zal daarmee resulteren in tenminste vier resultaten.
-
• Het valideren van de methode gebeurt volgens de laatste versie van de Guideline on bioanalytical method validation (European Medicines Agency).
-
• Het laboratorium controleert ten minste vier keer per jaar de juistheid van de methode,
bij voorkeur door deelname aan ringonderzoeken of door het analyseren van een geschikt
(gecertificeerd) controlemonster waarvan minimaal 75% met voldoende resultaat. Bij
deelname aan een ringonderzoek betekent een voldoende resultaat een z-score lager
dan 2,0. Bij analyse van een (gecertificeerd) controlemonster (CRM) betekent een voldoende
resultaat dat het resultaat binnen de door de bereider/leverancier aangegeven betrouwbaarheidsinterval
(95%) met dekkingsfactor k=2 valt.
-
• Ter bevestiging van het gebruik van cocaïne en ter verificatie van het resultaat van
het onderzoek naar het gehalte van de middelen bedoeld in artikel 3 van het Besluit wordt ook de aanwezigheid van benzoylegonine bepaald. Cocaïne wordt alleen gerapporteerd
als benzoylecgonine aanwezig is. Er wordt geen grenswaarde voor benzoylecgonine voorgesteld
en de aanwezigheid van benzoylecgonine wordt niet gerapporteerd.
-
• Van benzoylecgonine wordt minimaal de ‘limit of identification’ (LOI) vastgesteld
bij validatie. Deze dient 5 microgram per liter te zijn.
-
• De LOI is gedefinieerd als 2x de ‘limit of detection’ en mag niet boven de ondergrens van de kwantitatieve bepaling (‘lower limit of quantification’,
LLOQ) liggen.
-
• De ‘uitgebreide meetonzekerheid’ voor een of meer van de meetbare stoffen van de in
artikel 3 van het Besluit genoemde stoffen, is maximaal 30% en wordt berekend zoals in onderstaande formule
is weer gegeven.
Waarbij:
U: De ‘uitgebreide meetonzekerheid’
bias: Intra-laboratorium bias, bepaald d.m.v. het CRM
k: Dekkingsfactor 2,3 (behorende bij een eenzijdig 99% betrouwbaarheidsinterval)
sCref: Standaardafwijking op het CRM
p: Aantal participerende laboratoria waarmee CRM waarde is vastgesteld
s: Intra-laboratorium reproduceerbaarheid, bepaald d.m.v. het CRM of eerstelijnscontroles
n: Aantal waarnemingen om intra-laboratorium reproduceerbaarheid mee vast te stellen
Een minimaal aantal van 20 waarnemingen op CRM is nodig om de intra-laboratorium bias
en reproduceerbaarheid vast te stellen.
Waarbij:
U: De ‘uitgebreide meetonzekerheid’
bias: Intra-laboratorium bias, bepaald d.m.v. het CRM
k: Dekkingsfactor 2,3 (behorende bij een eenzijdig 99% betrouwbaarheidsinterval)
sCref: Standaardafwijking op het CRM
p: Aantal participerende laboratoria waarmee CRM waarde is vastgesteld
s: Intra-laboratorium reproduceerbaarheid, bepaald d.m.v. het CRM of eerstelijnscontroles
n: Aantal waarnemingen om intra-laboratorium reproduceerbaarheid mee vast te stellen
Een minimaal aantal van 20 waarnemingen op CRM is nodig om de intra-laboratorium bias
en reproduceerbaarheid vast te stellen.
-
• De LLOQ is gedefinieerd als de laagste concentratie van de component in het analysemonster,
waarvan de meetwaarde nog met een bepaalde juistheid en precisie kan worden vastgesteld
conform de vigerende richtlijnen.
-
• De LLOQ is ten hoogste de voorgestelde grenswaarde zoals genoemd in artikel 4 van het Besluit.
-
• Het resultaat van de meting wordt bij een of meer van de middelen bedoeld in artikel 3 van het Besluit uitgedrukt in microgram per liter, bij alcohol in milligram per milliliter.
-
• Resultaten en tussenberekeningen van het onderzoek worden niet afgerond. Het resultaat
van de metingen van het gehalte van alcohol of een of meer van de meetbare stoffen
van de in artikel 3 van het Besluit genoemde stoffen wordt gemiddeld. Op dat gemiddelde vindt een correctie-aftrek plaats
van 30% bij de meetbare stoffen van de in artikel 3 van het Besluit genoemde stoffen,
en van 10% bij alcohol.
-
• Het eindresultaat wordt naar beneden afgerond op twee significante cijfers bij de
meetbare stoffen van de in artikel 3 van het Besluit genoemde stoffen. Bij alcohol wordt het eindresultaat naar beneden afgerond en gerapporteerd
met twee decimalen.
-
• De bloedgehaltes worden in tabelvorm in het rapport opgenomen zoals in het hierna
getoonde voorbeeld.
Het resultaat van de analyse bedroeg, na aftrek van de wettelijk voorgeschreven correctie:
Middel
|
Meetbare stof
|
grenswaarde
|
Resultaat in bloed met
[Sporen Identificatie Nummer]
|
Rapportage eenheid
|
alcohol
|
ethanol
|
0,80
|
|
milligram per milliliter
|
amfetamine
|
amfetamine
|
50
|
|
microgram per liter
|
methamfetamine
|
methamfetamine
|
50
|
|
microgram per liter
|
cocaïne
|
cocaïne
|
50
|
|
microgram per liter
|
-
• Het rapport met de einduitkomst bevat geen interpretatie van de resultaten.
-
• Er wordt bij het rapporteren van de resultaten geen rekening gehouden met medicinaal
gebruik van de middelen, bedoeld in artikel 3 van het Besluit.
|
Tegenonderzoek naar gehalte van alcohol in bloed
|
Tegenonderzoek naar gehalte van de in artikel 3 van het Besluit aangewezen stoffen
|
Transportkosten binnen Nederland
|
€ 0,85 per km (koeltransport)
|
€ 0,53 per km
|
Temperatuur en daarbij horende kosten van transport
|
Geen extra kosten
|
Vervoer op droogijs of in de vriezer: € 184
|
Verpakkingsmateriaal ten behoeve van verzending
|
€ 17
|
€ 17
|
Verzending naar een laboratorium buiten Nederland
Indien de verdachte een laboratorium buiten Nederland aanwijst voor tegenonderzoek
zullen de verzendkosten hoger liggen. Naast de kilometerprijs dient in dat geval rekening
gehouden te worden met eventuele reis- en verblijfkosten van de transporteur. Aan
het transportbedrijf wordt in deze situatie door de instantie die het bloed verstuurt,
gevraagd een offerte op te maken en krijgt de verdachte binnen twee werkdagen een
terugkoppeling van de verzendkosten.