In de besluiten van 30 november 1964, nr. D4/8981 en 25 augustus 1980, nr. 280-11466, was een goedkeuring gegeven voor de toepassing van artikel 10 van de Successiewet. Die besluiten zijn ingetrokken bij besluit van 16 december 2009, nr. CPP2009/2357M. In de antwoorden van 18 oktober 2011, nr. DGB/2011/5072U, op
Kamervragen van de leden Omtzigt en Ormel, is aangegeven overgangsrecht te treffen voor de intrekking van het besluit uit 1964.
Ik keur daarom het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur onder voorwaarden goed dat voor de toepassing van artikel 10 van de Successiewet voor onroerende zaken die in gebruik zijn als woning wordt uitgegaan van de waarde
van die woning op het tijdstip van de rechtshandeling(en) waarbij het genot is ontstaan,
vermeerderd met de waardestijging van 1 januari 2010 tot de overlijdensdatum. De waardestijging
vanaf het tijdstip van de rechtshandeling tot 1 januari 2010 wordt dus niet meegenomen
in de grondslag van artikel 10 van de Successiewet.
Voorwaarden
Voor de goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden:
-
− Vanaf 2010 geldt voor de Successiewet voor woningen de WOZ-waardering (artikel 21, vijfde lid, van de Successiewet). Als waarde per 1 januari 2010 geldt de WOZ-waarde die voor het kalenderjaar 2010,
met peildatum 1 januari 2009, voor de woning is vastgesteld.
-
− Het genot waarop artikel 10 van de Successiewet betrekking heeft, is ontstaan vóór 1 januari 2010.
-
− Als de waarde op het moment van overlijden lager is dan de waarde op 1 januari 2010,
wordt de waarde op het moment van de rechtshandeling in aanmerking genomen. Als de
waarde op het moment van overlijden lager is dan de waarde op het moment van de rechtshandeling
geldt, op grond van de wet, de waarde op het moment van overlijden.
Toelichting
Het overgangsrecht geldt ook voor de gesplitste aankoop of de splitsing na aankoop
van de volle eigendom van vóór 2010. Ook geldt het overgangsrecht voor de gevallen
waarin het vruchtgebruik (voor of na 1 januari 2010) is omgezet in huur. Hierna volgt
een aantal voorbeelden over de systematiek. In alle gevallen geldt dat daarna nog
rekening moet worden gehouden met het opgeofferd bedrag. Zie daarvoor onderdeel 3.1 van dit besluit.
Voorbeeld 1
Een ouder droeg zijn woning in 1990 over aan zijn kind onder voorbehoud van vruchtgebruik.
De waarde in het economische verkeer van de volle eigendom van de woning was toen
€ 25.000. Op 1 januari 2010 was de WOZ-waarde € 100.000. De ouder overlijdt in 2020.
De WOZ-waarde is dan € 140.000.
Door de goedkeuring wordt op grond van artikel 10 van de Successiewet de woning voor € 65.000 (de waarde ten tijde van de rechtshandeling plus de waardestijging
vanaf 1 januari 2010) in aanmerking genomen. Buiten aanmerking blijft de waardestijging
van 1990 tot 2010 van € 75.000 (€ 100.000 – € 25.000).
Voorbeeld 2
Een ouder droeg zijn woning in 1990 over aan zijn kind onder voorbehoud van vruchtgebruik.
De waarde in het economische verkeer van de volle eigendom van de woning was toen
€ 25.000. Op 1 januari 2010 was de WOZ-waarde € 100.000. De ouder overlijdt in 2011,
de WOZ-waarde is dan € 98.000.
Door de goedkeuring blijft de waardestijging van 1990 tot 2010 van € 75.000 (€ 100.000
– € 25.000) buiten beschouwing. De waarde kan door de overgangsregeling echter niet
minder worden dan de waarde op het moment van de rechtshandeling. Voor artikel 10 van de Successiewet is de verkrijging € 25.000.
Voorbeeld 3
Als voorbeeld 2. Maar de ouder heeft voor of na 1 januari 2010 afstand gedaan van
het vruchtgebruik en is de woning van het kind gaan huren. De uitkomst blijft hetzelfde.
De betaling door het kind voor de verkrijging van het vruchtgebruik, verhoogt zijn
opgeofferd bedrag.
Voorbeeld 4
Een ouder droeg zijn woning in 2008 over aan zijn kind onder voorbehoud van vruchtgebruik.
De waarde in het economische verkeer van de volle eigendom van de woning was toen
€ 110.000. Op 1 januari 2010 was de WOZ-waarde € 100.000. De ouder overlijdt in 2011,
de WOZ-waarde is dan € 98.000.
Op grond van artikel 10 is de verkrijging € 98.000.