Regeling natuurbescherming

[Regeling vervallen per 01-01-2024.]
Geraadpleegd op 11-10-2024.
Geldend van 24-03-2020 t/m 30-09-2020

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 16 oktober 2016, nr. WJZ / 16153443, houdende regels ter uitvoering van de Wet natuurbescherming en het Besluit natuurbescherming (Regeling natuurbescherming)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Handelende mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu en na overleg met de Minister van Defensie en gedeputeerde staten van de provincies ten aanzien van de artikelen 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.6 en 2.7, handelende mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu en in overeenstemming met de Minister van Defensie en gedeputeerde staten van de provincies ten aanzien van artikel 2.5, handelende na overleg met gedeputeerde staten van de provincies ten aanzien van artikel 3.5 en handelende in overeenstemming met gedeputeerde staten van de provincies ten aanzien van artikel 3.28, eerste en tweede lid;

Gelet op verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG 1997, L 61) en verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 6 mei 2006, houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEU 2006, L 166);

Gelet op verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de handel in zeehondenproducten (PbEU 2009, L 286);

Gelet op verordening (EEG) nr. 3254/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 november 1991 houdende een verbod op het gebruik van de wildklem in de Gemeenschap en op het binnenbrengen in de Gemeenschap van pelzen en produkten die vervaardigd zijn van bepaalde in het wild levende diersoorten uit landen waar gebruik wordt gemaakt van de wildklem of andere vangmethoden die niet stroken met de internationale normen voor humane vangst met behulp van vallen (PbEG L 308);

Gelet op richtlijn 83/129/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de invoer in de Lid-Staten van huiden van bepaalde zeehondenjongen en daarvan vervaardigde produkten (PbEG 1983, L 91);

Gelet op verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PbEU 2014, L 317);

Gelet op verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2005 inzake de opzet van een FLEGT-vergunningen-systeem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap (PbEU 2005, L 347);

Gelet op verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (PbEU 2010, L 295);

Gelet op de artikelen 2.9, zevende en achtste lid, 3.3, tweede lid in samenhang met artikel 1.3, vijfde lid, en derde lid, 3.8, tweede lid in samenhang met artikel 1.3, vijfde lid, en derde lid, 3.10, tweede lid in samenhang met artikel 3.8, 3.15, tweede lid, 3.22, tweede lid, 3.25, tweede lid, 3.28, tweede lid, onderdeel a, en zevende lid, 3.30, derde, vierde en negende lid, 3.34, derde lid in samenhang met artikel 1.3, vijfde lid, en vijfde lid, 3.37, eerste en tweede lid, 3.40, 4.8, eerste en tweede lid, 6.2, eerste, tweede en derde lid, en 7.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet natuurbescherming;

Gelet op de artikelen 2.7, derde lid, 2.8, eerste lid, 2.9, zesde lid, 3.2, eerste lid, onderdeel c, 3.18, tweede lid, 3.19, tweede lid, 3.21, vierde lid, 3.22, tweede lid, 3.26, derde lid, artikel 3.27, tweede lid, 3.28, vierde en vijfde lid, en 3.29 van het Besluit natuurbescherming;

Gelet op de artikelen 2.2, eerste lid, en 10.1, eerste lid, van de Wet dieren, artikel 5.14, derde lid, onderdeel a, en zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, artikel 95 van de Wet inrichting landelijk gebied, artikel 32 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de artikelen 13, eerste lid, onderdeel b, 15 en 19, eerste lid, onderdeel a, van de Landbouwwet, artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2°, van de Wet op de economische delicten, de artikelen 8, achtste lid, 9, vijfde lid, 14, vierde lid, 22, tweede lid en 28a, tweede lid, van de Wet wapens en munitie, artikel 9, tweede lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, artikel 4.4, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht, de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 en artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 1.1

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • AERIUS Calculator: rekeninstrument voor de vaststelling van de omvang van stikstofdepositie op een voor stikstof gevoelige habitat in een Natura 2000-gebied, beschikbaar op www.aerius.nl;

  • CITES-basisverordening: verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 61);

  • CITES-uitvoeringsverordening: verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 6 mei 2006, houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEU 2006, L 166);

  • depositieruimte: in het register opgenomen ruimte, uitgedrukt in mol stikstof per hectare per jaar, voor stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied;

  • gesloten pootring: individueel gemerkte, ononderbroken ring of manchet, zonder enige naad of las, waarmee op geen enkele wijze is geknoeid en waarvan het formaat zodanig is dat hij, nadat hij in de eerste levensdagen van de vogel is aangebracht, niet kan worden verwijderd wanneer de poot van de vogel zijn definitieve omvang heeft bereikt;

  • minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • Natura 2000-vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de wet;

  • omgevingsvergunning: omgevingsvergunning voor het realiseren van een project als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de wet;

  • register: stikstofdepositieregister, bedoeld in artikel 2.3, beschikbaar op www.aerius.nl;

  • tracébesluit: tracébesluit als bedoeld in artikel 9 van de Tracéwet;

  • Verordening invasieve uitheemse soorten: verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PbEU L 317);

  • voor stikstof gevoelige habitat: voor stikstof gevoelig leefgebied voor vogelsoorten, natuurlijke habitat en habitat van soorten waarvoor een instandhoudingsdoelstelling geldt;

  • wet: Wet natuurbescherming.

Hoofdstuk 2. Natura 2000-gebieden

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 2.1.1. Stikstofberekening

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.1

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Voor de vaststelling of een project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, afzonderlijk of in combinatie met plannen of andere projecten significante gevolgen kan hebben voor dat gebied door het veroorzaken van stikstofdepositie in het gebied op een voor stikstof gevoelige habitat, wordt de stikstofdepositie berekend met AERIUS Calculator versie 2019A.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op een aanvraag voor een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning die is gebaseerd op AERIUS Calculator versie 2019 en die is ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit artikel.

  • 3 AERIUS Calculator wordt beheerd onder verantwoordelijkheid van de minister.

§ 2.1.2. Stikstofregistratiesysteem

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.2

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Deze paragraaf is alleen van toepassing op:

  • a. woningbouwprojecten, inclusief noodzakelijke en direct met het project samenhangende nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige maatregelen en infrastructuur en noodzakelijke voorzieningen ten behoeve van een goed woon- en leefklimaat; en

  • b. de tracébesluiten voor de projecten:

    • 1°. A1/A28 Knooppunt Hoevelaken;

    • 2°. A4 Haaglanden – N14;

    • 3°. A6 Almere Buiten Oost – Lelystad;

    • 4°. A12/A27 Ring Utrecht;

    • 5°. A27 Houten – Hooipolder;

    • 6°. A58 Eindhoven – Tilburg;

    • 7°. A58 Sint Annabosch – Galder.

Artikel 2.3

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Er is een register waarin gegevens worden opgenomen over depositieruimte.

  • 2 Een besluit waarbij een project wordt toegestaan, kan worden genomen met gebruikmaking van in het register opgenomen depositieruimte.

  • 3 Het register wordt beheerd onder verantwoordelijkheid van de minister.

  • 4 De minister draagt er zorg voor dat depositieruimte in het register wordt opgenomen die ontstaat door de vermindering van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg van de bronmaatregelen, bedoeld in artikel 2.4.

  • 5 De minister neemt ten hoogste 70% van de vermindering van stikstofdepositie als depositieruimte in het register op.

Artikel 2.4

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 2 Op verzoek van een college van burgemeester en wethouders, van gedeputeerde staten of van het dagelijks bestuur van een waterschap kan de minister een maatregel van dat bestuursorgaan aanmerken als een bronmaatregel als bedoeld in artikel 2.3, vierde lid.

  • 3 Een bronmaatregel als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt alleen in de berekening van de vermindering van stikstofdepositie betrokken:

    • a. als voor de maatregel een wettelijk voorschrift of een besluit nodig is: nadat dat voorschrift of besluit in werking is getreden;

    • b. voor zover de vermindering van stikstofdepositie met zekerheid en nauwkeurigheid kan worden vastgesteld; en

    • c. als handhaving van de wettelijke voorschriften die verband houden met de bronmaatregel verzekerd is.

Artikel 2.5

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Depositieruimte kan, behalve in een Natura 2000-vergunning, ook worden toegedeeld in:

  • 2 Depositieruimte kan alleen worden toegedeeld in een besluit als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Depositieruimte wordt eenmalig en voor onbepaalde tijd toegedeeld.

  • 4 Depositieruimte wordt alleen toegedeeld voor zover zij eerder is gereserveerd.

Artikel 2.6

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Reservering of toedeling van depositieruimte is mogelijk voor zover daarvoor depositieruimte beschikbaar is.

  • 2 De beschikbare depositieruimte voor een hectare van een voor stikstof gevoelige habitat in een Natura 2000-gebied is de in het register opgenomen depositieruimte voor die hectare, verminderd met de depositieruimte die tot dat moment met toepassing van artikel 2.10 is afgeschreven of met toepassing van artikel 2.8 of 2.9 is gereserveerd, en vermeerderd met de depositieruimte die tot dat moment met toepassing van artikel 2.10 is bijgeschreven.

  • 3 De depositieruimte die ten behoeve van een project wordt gereserveerd of toegedeeld in verband met de toename van stikstofdepositie is gelijk aan de hoogste stikstofdepositie op een hectare van een voor stikstof gevoelige habitat in een Natura 2000-gebied die het project in een jaar kan veroorzaken.

Artikel 2.7

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Reservering van depositieruimte geschiedt door registratie van de reservering in het register door:

    • a. gedeputeerde staten voor woningbouwprojecten;

    • b. de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voor tracébesluiten als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel b.

  • 2 Een reservering vervalt als:

    • a. het bevoegd gezag een besluit heeft genomen op de betrokken aanvraag voor een Natura 2000-vergunning of een omgevingsvergunning;

    • b. de Minister van Infrastructuur en Waterstaat het tracébesluit heeft vastgesteld waarvoor hij depositieruimte had gereserveerd.

Artikel 2.8

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Gedeputeerde staten reserveren depositieruimte voor een woningbouwproject na de ontvangst van:

    • a. een aanvraag voor een Natura 2000-vergunning voor dat project;

    • b. de mededeling van een gemeente dat zij een aanvraag heeft ontvangen voor een omgevingsvergunning voor dat project.

  • 2 Gedeputeerde staten beslissen over de reservering van depositieruimte voor woningbouwprojecten in de volgorde waarin de aanvragen van een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning voor deze projecten zijn ontvangen.

  • 3 In afwijking van het tweede lid reserveren gedeputeerde staten:

    • a. gedurende de eerste twee weken na inwerkingtreding van dit artikel alleen depositieruimte voor woningbouwprojecten in de gemeenten, genoemd in bijlage 1 bij deze regeling;

    • b. gedurende de derde tot en met zesde week na inwerkingtreding van dit artikel alleen depositieruimte voor projecten:

      • 1°. als bedoeld in onderdeel a; of

      • 2°. die betrekking hebben op de bouw van ten minste 100 woningen.

  • 4 Gedeputeerde staten reserveren alleen depositieruimte voor een woningbouwproject als de woningen niet worden aangesloten op een distributienet voor aardgas.

Artikel 2.9

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Als de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voornemens is om in een tracébesluit als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel b, depositieruimte toe te delen die verkregen is door de snelheidsverlaging voor de rijkswegen, reserveert hij die ruimte tijdelijk voor een periode van ten hoogste twee maanden. Hij kan deze termijn met ten hoogste twee maanden verlengen.

  • 2 Voor zover dezelfde depositieruimte nodig is voor zowel een of meer woningbouwprojecten als een project als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel b, voeren de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, gedeputeerde staten van de provincies waar het tracé of een gedeelte daarvan ligt en de andere betrokken bestuursorganen overleg over een voorkeursvolgorde van de projecten.

  • 3 Na het overleg kan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de tijdelijke reservering omzetten in een definitieve reservering.

Artikel 2.10

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Voor woningbouwprojecten dragen gedeputeerde staten terstond zorg voor:

    • a. afschrijving in het register van depositieruimte die aan dat project is toegedeeld;

    • b. doorhaling van gereserveerde depositieruimte als de betrokken vergunningaanvraag is ingetrokken of als een besluit is genomen op de betrokken aanvraag;

    • c. de bijschrijving in het register van depositieruimte die is vrijgevallen omdat:

      • 1°. de vergunning waarbij depositieruimte is toegedeeld, is ingetrokken voordat het project is aangevangen;

      • 2°. de bouw- en aanlegfase waarvoor depositieruimte is toegedeeld, is afgerond;

    • d. omzetting van toegedeelde in gereserveerde depositieruimte als de vergunning is vernietigd.

  • 2 Voor projecten als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel b, draagt de Minister van Infrastructuur en Waterstaat terstond zorg voor:

    • a. afschrijving in het register van depositieruimte die hij heeft toegedeeld;

    • b. doorhaling van gereserveerde depositieruimte als hij het betrokken tracébesluit heeft vastgesteld;

    • c. de bijschrijving in het register van depositieruimte die is vrijgevallen omdat de bouw- en aanlegfase waarvoor depositieruimte is toegedeeld, is afgerond;

    • d. omzetting van toegedeelde in gereserveerde depositieruimte als het tracébesluit is vernietigd.

Hoofdstuk 3. Soorten

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Titel 3.1. Vrijstelling bestrijding soorten die in het gehele land schade veroorzaken

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.1

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Van de verboden, bedoeld in artikel 3.1 van de wet, wordt vrijstelling verleend aan grondgebruikers voor de bestrijding van Canadese ganzen, houtduiven, kauwen en zwarte kraaien.

  • 5 De vrijstellingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, gelden uitsluitend, indien wordt voldaan aan de in de artikelen 3.2 tot en met 3.4 gestelde voorschriften en beperkingen.

Artikel 3.2

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

De handelingen waarvoor vrijstelling wordt verleend, vinden plaats overeenkomstig het faunabeheerplan, dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 3.12, eerste, derde tot en met zesde lid, van de wet en dat is goedgekeurd overeenkomstig artikel 3.12, zevende lid, van de wet.

Artikel 3.3

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 2 Als methoden als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, onderdeel a, van de wet, die mogen worden gebruikt ter uitvoering van de vrijstelling, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, worden aangewezen:

    • a. het vangen of doden met gebruikmaking van niet-levende lokvogels;

    • b. het vangen of doden met gebruikmaking van een akoestisch middel waarmee lokgeluiden kunnen worden gemaakt, en

    • c. het vangen of doden met gebruikmaking van lokvoer, dat niet vergiftigd of verdovend is.

  • 3 Als middelen als bedoeld in artikel 3.25, tweede lid, van de wet, die mogen worden gebruikt ter uitvoering van de vrijstelling, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, worden aangewezen:

    • a. geweren;

    • b. honden, niet zijnde lange honden;

    • c. haviken, slechtvalken en woestijnbuizerds;

    • d. fretten;

    • e. kastvallen;

    • f. vangkooien, en

    • g. buidels.

Artikel 3.4

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Ter uitvoering van de vrijstellingen, bedoeld in artikel 3.1, eerste en tweede lid, worden:

    • a. geen andere vangmiddelen of dodingsmiddelen gebruikt dan de in artikel 3.3, eerste, onderscheidenlijk derde lid, genoemde middelen;

    • b. aardhonden niet gebruikt voor het vangen of doden van vossen in holen in de periode van 1 maart tot en met 31 augustus;

    • c. de in artikel 3.3, eerste en derde lid, aangewezen middelen, met uitzondering van fretten, kastvallen, vangkooien en buidels, niet gebruikt op zondagen, de nieuwjaarsdag, de tweede paasdag, de tweede pinksterdag, de eerste en tweede kerstdag, en de hemelvaartsdag.

Titel 3.2. Jacht

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 3.2.1. Regels over de uitoefening van de jacht

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.5

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

De jacht op de hierna genoemde wildsoorten is geopend gedurende de daarbij vermelde tijdvakken:

  • a. fazantenhaan: van 15 oktober tot en met 31 januari;

  • b. fazantenhen: van 15 oktober tot en met 31 december;

  • c. haas: van 15 oktober tot en met 31 december;

  • d. houtduif: van 15 oktober tot en met 31 januari;

  • e. konijn: van 15 augustus tot en met 31 januari;

  • f. wilde eend: van 15 augustus tot en met 31 januari.

Artikel 3.6

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Als organisaties als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit natuurbescherming worden aangewezen de organisaties, genoemd in bijlage 2.

Titel 3.3. Middelen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 3.3.1. Erkenning examens

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.7

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Als examens als bedoeld in de artikelen 3.28, tweede lid, onderdeel a, en 3.30, tweede lid, tweede volzin, in samenhang met artikel 3.28, tweede lid, onderdeel a, en 3.30, derde lid, van de wet worden erkend het jachtexamen, het examen voor het gebruik van jachtvogels en het examen voor het gebruik van eendenkooien die worden afgenomen door de Stichting Jachtexamens.

Artikel 3.8

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Als gelijkwaardig aan erkende examens als bedoeld in de artikelen 3.28, tweede lid, onderdeel a, tweede zinsdeel, 3.30, tweede lid, tweede volzin, in samenhang met artikel 3.28, tweede lid, onderdeel a, tweede zinsdeel, en 3.30, derde lid, van de wet worden aangemerkt:

  • a. met betrekking tot het theoretische gedeelte: het theoretische gedeelte A en B van het jachtexamen, afgelegd vanaf 1 april 1984 op grond van het bepaalde bij of krachtens het Belgisch Koninklijk besluit van 28 februari 1977 betreffende de afgifte van jachtverloven en jachtvergunningen, het Belgisch ministerieel besluit van 2 maart 1977 tot inrichting van het jachtexamen en het Besluit van de Vlaamse Executieve van 29 mei 1991 tot inrichting van het jachtexamen;

  • b. het jachtexamen, afgelegd op grond van het bepaalde bij of krachtens het Besluit van de Vlaamse regering van 18 januari 1995 betreffende de organisatie van het jachtexamen;

  • c. het jachtexamen, afgelegd op grond van het bepaalde bij of krachtens het Besluit van de Waalse regering van 2 april 1998 tot organisatie van het jachtexamen in het Waalse Gewest;

  • d. met betrekking tot het theoretische gedeelte, het theoretische gedeelte A en B van het jachtexamen, afgelegd vanaf 1 april 1984 op grond van het bepaalde bij of krachtens het Belgisch Koninklijk besluit van 28 februari 1977 betreffende de afgifte van jachtverloven en jachtvergunningen en het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 21 januari 1991 tot organisatie van het jachtexamen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;

  • e. het jachtexamen, afgelegd op grond van het bepaalde bij of krachtens het gewijzigde Règlement grand-ducal van 16 april 1991 betreffende de voorwaarden en modaliteiten met betrekking tot de bekwaamheidsproef voor het verlenen van een eerste jachtvergunning;

  • f. het jachtexamen, afgelegd op grond van het bepaalde bij of krachtens het Bundesjagdgesetz.

§ 3.3.2. Inhoud examens

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.9

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De kennis, bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit natuurbescherming, wordt getoetst met:

    • a. ten minste vijftig meerkeuzevragen, waarvan:

      • 1°. vijftien vragen over de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, 2°, 3° en 4°, van het Besluit natuurbescherming;

      • 2°. tien vragen over de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 5° en 6°, van het Besluit natuurbescherming;

      • 3°. tien vragen over de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 7° en 8°, van het Besluit natuurbescherming;

      • 4°. tien vragen over de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 9° en 10°, van het Besluit natuurbescherming, en

      • 5°. vijf vragen over de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 11° en 12°, van het Besluit natuurbescherming;

    • b. ten minste vijfentwintig meerkeuzevragen, gesteld met behulp van beelddragers, waarvan:

      • 1°. vijftien vragen over de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, van het Besluit natuurbescherming, en

      • 2°. tien vragen over de onderwerpen, bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, 4°, 5°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10°, 11° en 12°, van het Besluit natuurbescherming.

  • 2 De schietvaardigheid en vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit natuurbescherming, worden getoetst door middel van:

    • a. het schieten op ten minste vijfentwintig kleiduiven met hagel;

    • b. het doen van ten minste vier schoten in twee series van twee schoten met groot-kaliber kogelgeweer op een doel gelegen op een afstand van ten minste vijftig meter, en

    • c. het tonen van weidelijk gedrag en bekwaamheid in het veilig omgaan met een geweer in ten minste tien gesimuleerde situaties.

  • 3 Een jachtexamen is uitsluitend met gunstig gevolg afgelegd, indien degene die het examen aflegt:

    • a. van de vragen, bedoeld in het eerste lid, ten minste 70% goed heeft beantwoord;

    • b. bij het schieten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, ten minste achttien van de vijfentwintig kleiduiven heeft geraakt;

    • c. bij het doen van schoten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, ten minste drie treffers heeft die zijn gelegen binnen een cirkel van vijftien centimeter, en

    • d. weidelijk gedrag en bekwaamheid als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, naar het oordeel van de organisatie die het examen afneemt, heeft getoond.

Artikel 3.10

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De kennis, bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit natuurbescherming, wordt getoetst met:

    • a. ten minste vijftig meerkeuzevragen, waarvan:

      • 1°. vijftien vragen over onderwerpen als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, 2° en 3°, van het Besluit natuurbescherming;

      • 2°. vijf vragen over onderwerpen als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 5°, van het Besluit natuurbescherming;

      • 3°. tien vragen over onderwerpen als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 7° en 8°, van het Besluit natuurbescherming;

      • 4°. vijftien vragen over onderwerpen als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 10°, van het Besluit natuurbescherming, en

      • 5°. vijf vragen over onderwerpen als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 11° en 12°, van het Besluit natuurbescherming;

    • b. ten minste twintig meerkeuzevragen, gesteld met behulp van beelddragers, waarvan:

      • 1°. tien vragen over onderwerpen als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, van het Besluit natuurbescherming, en

      • 2°. tien vragen over onderwerpen als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, 5°, 7°, 8°, 10°, 11° en 12°, van het Besluit natuurbescherming.

  • 2 De bekwaamheid, bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit natuurbescherming, wordt getoetst bij de beoordeling van twee stages van een jaar bij twee mentoren, aangewezen door de in artikel 3.7 genoemde organisatie. De stages hebben tot doel om bekwaamheid te verwerven ten aanzien van de omgang met jachtvogels, het dragen en zeeg maken van jachtvogels, de verzorging van jachtvogels, het aanleggen van tuig, het doden van prooien en slachten van aasdieren, het aanleren van gewenst gedrag van jachtvogels, het voorkomen en afleren van ongewenst gedrag van jachtvogels, het zoeken en terugvangen van verloren jachtvogels, het beoordelen van de inzetbaarheid van jachtvogels, het toepassen van fretten en het gebruik van fluit, loer en balg.

  • 3 Een examen voor het gebruik van jachtvogels is uitsluitend met gunstig gevolg afgelegd indien degene die het examen aflegt:

    • a. van de vragen, bedoeld in het eerste lid, ten minste 70% goed heeft beantwoord;

    • b. voldoende bekwaamheid als bedoeld in het tweede lid heeft verworven, naar het oordeel van de organisatie die het examen afneemt.

Artikel 3.11

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De kennis, bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming, wordt getoetst met:

    • a. ten minste veertig meerkeuzevragen, waarvan:

      • 1°. vijftien vragen over onderwerpen als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, 2° en 3°, van het Besluit natuurbescherming;

      • 2°. vijf vragen over onderwerpen als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 5°, van het Besluit natuurbescherming;

      • 3°. vijftien vragen over onderwerpen als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 10°, van het Besluit natuurbescherming, en

      • 4°. vijf vragen over onderwerpen als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 11° en 12°, van het Besluit natuurbescherming;

    • b. ten minste vijftien meerkeuzevragen, gesteld met behulp van beelddragers, waarvan:

      • 1°. tien vragen over onderwerpen als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, van het Besluit natuurbescherming, en

      • 2°. vijf vragen over onderwerpen als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, 5°, 10°, 11° en 12°, van het Besluit natuurbescherming.

  • 2 Een examen voor het gebruik van eendenkooien is uitsluitend met gunstig gevolg afgelegd indien degene die het examen aflegt van de vragen, bedoeld in het eerste lid, ten minste 70% goed heeft beantwoord.

§ 3.3.3. Wijze van aanvragen en model jachtakte en valkeniersakte

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.12

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een jachtakte wordt aangevraagd door middel van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, dat kosteloos bij de korpschef verkrijgbaar is.

  • 2 Een valkeniersakte wordt aangevraagd door middel van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, dat kosteloos bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verkrijgbaar is.

  • 3 Een jachtakte of valkeniersakte kan in het geval, bedoeld in artikel 3.28, vijfde lid, van de wet namens de persoon voor wie de akte bestemd is, worden aangevraagd door een jachthouder die hem voor de jacht heeft uitgenodigd.

  • 4 Een aanvraag als bedoeld in het eerste of tweede lid gaat vergezeld van twee goed gelijkende pasfoto's van degene voor wie de akte bestemd is.

Artikel 3.13

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het model van de jachtakte, bedoeld in artikel 3.28, zevende lid, van de wet, wordt gevormd door een modelformulier, dat door de korpschef wordt gewaarmerkt door middel van een stempelafdruk en een handtekening voor de periode waarvoor de jachtakte wordt verleend.

  • 2 Als modelformulier als bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld het modelformulier, opgenomen in bijlage 3.

  • 3 De jachtakte wordt voorzien van de pasfoto van degene voor wie de akte is bestemd. Deze foto wordt door de korpschef door middel van een stempelafdruk gewaarmerkt.

Titel 3.4. Onder zich hebben of verhandelen van dieren of planten

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 3.4.1. Uitvoering EU-verordeningen en EU-richtlijnen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.14

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Als voorschriften als bedoeld in artikel 3.37, eerste lid, van de wet worden aangewezen:

  • a. de artikelen 4, eerste lid, eerste volzin, tweede lid, eerste volzin, derde en vierde lid, 5, eerste en vierde lid, eerste volzin, 6, derde lid, 8, eerste lid, in samenhang met het vijfde lid, en 9, eerste, vierde en vijfde lid van de CITES-basisverordening;

  • b. artikel 3, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de handel in zeehondenproducten (PbEU 2009, L 286), en

  • c. artikel 3, eerste lid, van verordening (EEG) nr. 3254/91 van de Raad van 4 november 1991 houdende een verbod op het gebruik van de wildklem in de Gemeenschap en op het binnenbrengen in de Gemeenschap van pelzen en produkten die vervaardigd zijn van bepaalde in het wild levende diersoorten uit landen waar gebruik wordt gemaakt van de wildklem of andere vangmethoden die niet stroken met de internationale normen voor humane vangst met behulp van vallen (PbEG 1991, L 308).

Artikel 3.15

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de voorwaarden en vereisten, bedoeld in artikel 11, derde lid, van de CITES-basisverordening.

  • 2 Ten aanzien van een plant van een in bijlage 5 genoemde soort kan degene die de plant uitvoert een fytosanitair certificaat aanvragen bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het fytosanitaire certificaat voldoet aan artikel 17, tweede lid, van de CITES-uitvoeringsverordening.

  • 3 In plaats van een uitvoervergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de CITES-basisverordening wordt aanvaard een fytosanitair certificaat dat is verleend overeenkomstig het tweede lid of dat is afgegeven door een bevoegde administratieve instantie van een andere lidstaat van de Europese Unie.

  • 4 De etiketten, bedoeld in de artikelen 52, eerste lid, en 66, zesde lid, van de CITES-uitvoeringsverordening, worden aangevraagd bij de minister. Een aanvraag wordt gedaan voor een minimum van 100 etiketten. De aanvrager zendt ongebruikte etiketten onverwijld terug naar de minister.

  • 5 Het is verboden de producten, genoemd in de bijlage bij richtlijn 83/129/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de invoer in de Lid-Staten van huiden van bepaalde zeehondenjongen en daarvan vervaardigde produkten (PbEG 1983, L 91), voor handelsdoeleinden binnen Nederland te brengen.

  • 6 Het verbod, bedoeld in het vijfde lid, geldt niet voor producten die afkomstig zijn van de traditionele jacht van de Eskimobevolking.

§ 3.4.2. Vrijstellingen soorten Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.16

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Aan een ieder wordt vrijstelling verleend van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.2, eerste lid, en 3.6, eerste lid, van de wet, voor het verkopen, vervoeren voor verkoop, onder zich hebben voor verkoop of ten verkoop aanbieden van een dode vogel of een ander dood dier, of producten daarvan.

Artikel 3.17

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Aan een ieder wordt vrijstelling verleend van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.1, eerste lid, 3.2, zesde lid, 3.5, eerste lid, en 3.6, tweede lid, van de wet voor het opzettelijk vangen en onder zich hebben van een zieke of gewonde vogel of een ziek of gewond ander dier, met het oog op het vervoeren van de vogel of het dier met een dierenambulance.

  • 2 Aan een ieder wordt vrijstelling verleend van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5, eerste lid, en 3.6, tweede lid, van de wet voor het opzettelijk vangen en onder zich hebben van een zieke of gewonde bruinvis, gewone dolfijn, tuimelaar, witflankdolfijn of witsnuitdolfijn, met het oog op het vervoeren van het dier, anders dan met een dierenambulance.

  • 3 De vrijstellingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, gelden uitsluitend, indien de vogel of het andere dier binnen twaalf uur wordt overgedragen aan personen of instanties die krachtens de wet en de Wet dieren gerechtigd zijn uit het wild afkomstige dieren onder zich te hebben voor opvang en verzorging.

Artikel 3.18

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Aan een ieder wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, zesde lid, van de wet, voor het onder zich hebben en vervoeren van een dode vogel met het oog op preparatie daarvan.

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt uitsluitend, indien:

    • a. de vogel kennelijk is gestorven buiten schuld of medeweten van degene die zich de vogel heeft toegeëigend, en

    • b. degene die de vogel onder zich heeft:

  • 5 Onverminderd het tweede en vierde lid, gelden de vrijstellingen, bedoeld in het eerste en derde lid, uitsluitend indien de vogel aantoonbaar met inachtneming van de CITES-basisverordening en de CITES-uitvoeringsverordening in Nederland is gebracht of verkregen.

Artikel 3.18a

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Aan een ieder wordt vrijstelling verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste en zesde lid, van de wet, voor het verkopen, vervoeren, onder zich hebben of ten verkoop aanbieden van een dode vogel die vanuit een ander land Nederland is binnen gebracht.

  • 2 Aan een ieder wordt vrijstelling verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.6, eerste en tweede lid, van de wet, voor het onder zich hebben, vervoeren, verhandelen, ruilen of te koop of te ruil aanbieden van een dood dier of een dode plant die vanuit een ander land Nederland is binnen gebracht.

  • 3 De vrijstellingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, gelden uitsluitend, indien:

    • a. de vogel, het dier of de plant aantoonbaar is verkregen buiten Nederland overeenkomstig de aldaar geldende regelgeving, en

    • b. ingeval de vogel, het dier of de plant behoort tot een soort, genoemd in bijlage A, B, C of D van de CITES-basisverordening, de vogel, het dier of de plant aantoonbaar met inachtneming van de CITES-basisverordening en CITES-uitvoeringsverordening in Nederland is gebracht of verkregen.

  • 4 De vrijstelling, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing ten aanzien van botten en daarvan of daarmee vervaardigde producten van de tijger (Panthera tigris).

§ 3.4.3. Vrijstellingen gefokte vogels en soorten op bijlagen CITES

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.19

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Aan een ieder wordt vrijstelling verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.24, eerste, tweede en derde lid, van het Besluit natuurbescherming, voor onderscheidenlijk:

    • a. het onder zich hebben of verhandelen van een aantoonbaar gefokte vogel van een soort als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, die niet is genoemd in bijlage A, B, C of D bij de CITES-basisverordening, of producten of eieren daarvan;

    • b. het onder zich hebben van een aantoonbaar gefokte vogel van een soort die is genoemd in bijlage A, B, C of D bij de CITES-basisverordening, en

    • c. het verhandelen van een aantoonbaar gefokte vogel van een soort die is genoemd in bijlage C of D bij de CITES-basisverordening, of producten of eieren daarvan.

  • 2 Ingeval de vogel behoort of mede behoort tot een soort als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, geldt de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend, indien:

    • a. de vogel is voorzien van:

      • 1°. een gesloten pootring, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.28 van het Besluit natuurbescherming en artikel 3.25;

      • 2°. een gesloten pootring die, of een ander merkteken dat aantoonbaar rechtmatig is afgegeven door een overheidsorgaan van een andere staat dan Nederland, of een door een overheidsorgaan van een andere staat dan Nederland erkende organisatie, in overeenstemming met de wettelijke eisen van de betreffende staat, onderscheidenlijk indien het product of ei van een dergelijke vogel afkomstig is, of

      • 3°. ingeval de vogel behoort tot een soort, genoemd in bijlage A, B, C of D, bij de CITES-basisverordening, een microchiptransponder overeenkomstig artikel 66, tweede lid, van de CITES-uitvoeringsverordening, tenzij de minister een verklaring heeft afgegeven dat een microchiptransponder wegens lichamelijke kenmerken van de betrokken dieren aantoonbaar niet veilig kan worden aangebracht;

    • b. ingeval het een levende vogel betreft die behoort tot een soort, genoemd in bijlage A bij de CITES-basisverordening, is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.27 van het Besluit natuurbescherming en het bepaalde in artikel 3.24, en

    • c. ingeval de vogel behoort tot een soort, genoemd in bijlage A, B, C of D van de CITES-basisverordening, de vogel aantoonbaar met inachtneming van de CITES-basisverordening en CITES-uitvoeringsverordening in Nederland is gebracht of verkregen.

  • 3 Ingeval de vogel behoort tot een soort, genoemd in bijlage A, B, C of D, bij de CITES-basisverordening, niet zijnde een soort als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, geldt de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend indien:

    • a. ingeval het een levende gefokte vogel betreft, behorende tot een soort, genoemd in bijlage A bij de CITES-basisverordening:

      • 1°. ten aanzien van de vogel is voldaan aan het tweede lid, onderdeel a, onder 1°, 2° of 3°, onderscheidenlijk indien het product of ei van een dergelijke vogel afkomstig is;

      • 2°. is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.27 van het Besluit natuurbescherming en het bepaalde in artikel 3.24, en

      • 3°. de vogel aantoonbaar met inachtneming van de CITES-basisverordening en CITES-uitvoeringsverordening in Nederland is gebracht of verkregen;

    • b. ingeval het een dode vogel, een product of een ei van een vogel betreft, behorende tot een soort, genoemd in bijlage A bij de CITES-basisverordening, de vogel, het product of het ei aantoonbaar met inachtneming van de CITES-basisverordening en de CITES-uitvoeringsverordening in Nederland is gebracht of verkregen, of

    • c. ingeval de vogel behoort tot een soort, genoemd in bijlage B, C of D, bij de CITES-basisverordening:

      • 1°. de vogel aantoonbaar is gefokt of het product of het ei van een dergelijke vogel afkomstig is of de vogel, het product of het ei aantoonbaar met inachtneming van de CITES-basisverordening en de CITES-uitvoeringsverordening in Nederland zijn gebracht of verkregen, en

      • 2°. ingeval de vogel behoort tot een soort, genoemd in bijlage B bij de CITES-basisverordening, is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.27 van het Besluit natuurbescherming en het bepaalde in artikel 3.24.

  • 4 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op het onder zich hebben in het veld van een levende vogel van een in artikel 1 van de Vogelrichtlijn bedoelde soort:

    • a. van het geslacht Cygnus, of

    • b. van de orde roofvogels of uilen, tenzij degene die de vogel onder zich heeft, overeenkomstig artikel 3.30, eerste lid, van de wet gerechtigd is de vogel te gebruiken als jachtvogel.

  • 5 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op het onder zich hebben van een levende havik. Een ontheffing als bedoeld in artikel 3.40 van de wet van het verbod, bedoeld in artikel 3.24, eerste of tweede lid, van het Besluit natuurbescherming, op het onder zich hebben, onderscheidenlijk verhandelen van een gefokte havik, wordt slechts verleend indien de aanvrager door het overleggen van DNA-fingerprints van zowel de oudervogels als de jonge vogel het bewijs levert dat de havik in gevangenschap is gefokt.

Artikel 3.20

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Aan een ieder wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.24, tweede lid, van het Besluit natuurbescherming, voor het onder zich hebben van:

    • a. een dood gewerveld dier, een ongewerveld dier of een plant, behorende tot een soort, genoemd in bijlage A bij de CITES-basisverordening, of producten of eieren daarvan;

    • b. een levend, aantoonbaar gefokt gewerveld dier, niet zijnde een vogel als bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, onderdeel a of b, van een soort, genoemd in bijlage A bij de CITES-basisverordening, of producten of eieren daarvan, of

    • c. een dier, niet zijnde een vogel als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, of een plant van een soort, genoemd in bijlage B, C of D bij de CITES-basisverordening, of producten of eieren daarvan.

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt uitsluitend, indien:

    • a. het dier of de plant:

      • 1°. aantoonbaar met inachtneming van de CITES-basisverordening en de CITES-uitvoeringsverordening in Nederland is gebracht of verkregen, of

      • 2°. als het een ongewerveld dier of een plant betreft, aantoonbaar in Nederland is gefokt, onderscheidenlijk gekweekt, of, als het een levend, gefokt gewerveld dier van een soort, genoemd in bijlage A bij de CITES-basisverordening, betreft, is voorzien van een microchiptransponder overeenkomstig artikel 66, derde lid, van de CITES-uitvoeringsverordening, tenzij de minister een verklaring heeft afgegeven dat een microchiptransponder wegens lichamelijke kenmerken van de betrokken dieren aantoonbaar niet veilig kan worden aangebracht, en

    • b. is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.27 van het Besluit natuurbescherming en het bepaalde in artikel 3.24;

    • c. als het een levend uit het wild afkomstig dier betreft van een soort, genoemd in bijlage B bij de CITES-verordening, ten aanzien van het dier een administratie wordt bijgehouden. Artikel 3.27, derde lid, van het Besluit natuurbescherming en artikel 3.24 zijn van toepassing op de administratie, bedoeld in de vorige volzin.

  • 3 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing ten aanzien van botten en daarvan of daarmee vervaardigde producten van de tijger (Panthera tigris) en hoorns en daarvan of daarmee vervaardigde producten van de soorten van de familie neushoorns (Rhinocerotidea).

  • 4 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing ten aanzien van dieren van soorten behorende tot de orde van de primaten (Primates) of de familie van de katachtigen (Felidae).

  • 5 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, is niet van toepassing ten aanzien van levende dieren van de soorten:

    • a. Bengaalse kat (Prionailurus bengalensis);

    • b. Canadese lynx (Lynx canadensis);

    • c. caracal (Caracal caracal);

    • d. poema (Puma concolor);

    • e. roestkat (Prionailurus rubiginosus);

    • f. rode lynx (Lynx rufus);

    • g. jagoearoendi of otterkat (Herpailurus yaguarondi);

    • h. leeuw (Panthera leo);

    • i. fretkat (Cryptoprocta ferox), en

    • j. behorende tot de orde van de primaten (Primates).

  • 6 Onverminderd het tweede lid, geldt de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, ten aanzien van de aal (Anguilla anguilla) uitsluitend indien aantoonbaar is voldaan aan het bij of krachtens de Visserijwet 1963 bepaalde.

Artikel 3.21

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Aan een ieder wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.24, derde lid, van het Besluit natuurbescherming, voor het verhandelen van een dier, niet zijnde een vogel als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, of een plant van een soort, genoemd in bijlage C of D bij de CITES-basisverordening, of producten of eieren daarvan.

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt uitsluitend, indien het dier of de plant aantoonbaar:

    • a. in Nederland is gebracht of verkregen met inachtneming van de CITES-basisverordening en de CITES-uitvoeringsverordening, of

    • b. in Nederland is gefokt, onderscheidenlijk gekweekt.

Artikel 3.21a

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Onverminderd artikel 3.2, eerste en zesde lid, van de wet, wordt aan een ieder vrijstelling verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.24, tweede en derde lid, van het Besluit natuurbescherming, voor het onder zich hebben of verhandelen van een uit het wild afkomstige vogel, behorende tot een soort als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

§ 3.4.4. Vrijstelling soorten genoemd in de bijlage bij de wet

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.22

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.22a

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Aan een ieder wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdeel a, van de wet voor het opzettelijk vangen van een ziek of gewond dier, met uitzondering van de gewone zeehond of grijze zeehond, met het oog op het vervoeren van het dier met een dierenambulance.

  • 2 Aan een ieder wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdeel a, van de wet voor het opzettelijk vangen van een zieke of gewonde gewone zeehond of grijze zeehond, met het oog op het vervoeren van het dier, met een dierenambulance of anders dan met een dierenambulance.

  • 3 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt uitsluitend, indien:

    • a. het dier binnen twaalf uur wordt overgedragen aan personen of instanties die krachtens de wet en de Wet dieren gerechtigd zijn uit het wild afkomstige dieren onder zich te hebben en te verzorgen, en

    • b. indien het een zieke of gewonde ree, edelhert, damhert of wild zwijn betreft, vóór het vervoer melding is gemaakt bij de meldkamer van de politie van het aantal, de vindplaats en de soort zieke of gewonde dieren en het vervoer geschiedt door een door de politie aangewezen vervoerder.

  • 4 De vrijstelling, bedoeld in het tweede lid, geldt uitsluitend, indien het dier binnen twaalf uur wordt overgedragen aan één van de volgende organisaties, indien zij krachtens de Wet dieren gerechtigd zijn uit het wild afkomstige gewone zeehonden of grijze zeehonden onder zich te hebben en te verzorgen:

    • a. Stichting A Seal Centrum voor Zeezoogdierenzorg te Stellendam;

    • b. Stichting Texels Museum (Ecomare) op Texel;

    • c. Stichting Zeehondencentrum Pieterburen te Pieterburen;

    • d. Stichting Zeehondenopvang Eemsdelta te Uithuizen;

    • e. Stichting Zeehondenopvang Terschelling op West-Terschelling.

§ 3.4.5. Administratie en merktekens

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.23

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De gegevens, bedoeld in artikel 3.26, derde lid, onderdeel a, van het Besluit natuurbescherming, zijn:

    • a. de soort waartoe de ter preparatie aangeboden vogel behoort;

    • b. het aantal ter preparatie aangeboden vogels;

    • c. de datum van ontvangst en aflevering van de ter preparatie aangeboden vogel;

    • d. de kennelijke doodsoorzaak van de ter preparatie aangeboden vogel;

    • e. de naam en het adres van degenen van wie de ter preparatie aangeboden vogel is ontvangen;

    • f. de naam en het adres van degenen aan wie de ter preparatie aangeboden vogel is afgeleverd, en

    • g. het nummer van het op de ter preparatie aangeboden vogel overeenkomstig artikel 3.26, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit natuurbescherming, aangebrachte merkteken.

  • 2 Degene die de vogel prepareert, verstrekt de gegevens, bedoeld in het eerste lid, aan de minister door middel van een elektronische melding in een door de minister aangeboden systeem.

  • 3 Degene die de vogel prepareert geeft een wijziging in gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, door aan de minister. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op het doorgeven van een wijziging.

  • 5 Een merkteken als bedoeld in het vierde lid wordt aangevraagd door middel van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, dat kosteloos bij de minister verkrijgbaar is.

Artikel 3.24

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De administratie, bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming, bevat de volgende gegevens over de aldaar bedoelde dieren en planten:

    • a. de wetenschappelijke soortnaam van het dier of de plant en het aantal dieren of planten van die soort;

    • b. de datum en de plaats van verkrijging van het dier of de plant;

    • c. de naam, het adres en het land van de leverancier van wie het dier of de plant is verkregen;

    • d. het land van herkomst van het dier of de plant, indien dit afwijkt van onderdeel c;

    • e. het nummer van het bij de verkrijging van het dier of de plant behorende CITES-document;

    • f. de datum en de plaats van vervreemding van het dier of de plant;

    • g. de naam, het adres en het land van de afnemer van het dier of de plant;

    • h. het nummer van het bij de vervreemding van het dier of de plant behorende CITES-document;

    • i. de datum van de geboorte en het aantal nakomelingen van een dier;

    • j. gegevens over de soort en de code van de merktekens;

    • k. de datum van de aanbrenging van merktekens aan het dier of de plant;

    • l. de datum en de plaats van sterfte van het dier of de plant.

  • 2 De administratie, bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming:

    • a. is op naam gesteld, volledig en voorzien van een logische indeling en opeenvolgende nummering;

    • b. wordt gevoerd op een wijze dat controle daarvan direct mogelijk is en de gegevens, bedoeld in het eerste lid, daaruit duidelijk blijken, en

    • c. wordt bewaard met alle aantekeningen en bescheiden, waaronder nota's, vrachtbrieven en andere bewijsmiddelen, boeken, registers of andere hulpmiddelen, die betrekking hebben op het onder zich hebben en verhandelen van dieren op planten als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, en de documenten, bedoeld in het tweede lid, worden bewaard gedurende ten minste drie jaren na de datum van de laatste in de administratie aangebrachte wijziging of aanvulling.

Artikel 3.25

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de pootring een diameter hebben die groter is dan de in de bijlage 6 vastgestelde maximale diameter, als de aanvrager aannemelijk kan maken dat een grotere diameter in verband met de dikte van de poot bij de aanvraag noodzakelijk is.

  • 3 Een pootring als bedoeld in het eerste lid voldoet aan de volgende eisen:

    • a. ringen met een diameter van 2,5 tot en met 2,9 mm, gemeten aan de binnenkant van een ring, zijn vervaardigd van metaal, waarop een geanodiseerde kleurlaag is aangebracht, en zijn op zodanige wijze voorzien van een breukzone, dat de ring knapt, indien de ring wordt opgerekt;

    • b. ringen met een diameter kleiner dan 2,5 mm en groter dan 2,9 mm, gemeten aan de binnenkant van een ring, zijn vervaardigd van metaal, waarop een geanodiseerde kleurlaag is aangebracht, of zijn vervaardigd van gekleurde kunststof, en zijn van zodanige kwaliteit, dat de ring knapt, indien de ring wordt opgerekt.

  • 4 In afwijking van het derde lid kunnen ringen voor papegaaiachtigen en roofvogels vervaardigd zijn van roestvrij staal.

  • 5 Een pootring als bedoeld in het eerste lid is voorzien van een kleurlaag, die voor elk jaar waarin de ring mag worden aangebracht, verschillend is.

  • 6 De aanvrager brengt een pootring als bedoeld in het eerste lid uitsluitend aan op in Nederland in gevangenschap geboren en gefokte vogels van de soort waarvoor hij de ring heeft aangevraagd.

  • 7 Een aanvrager is niet gerechtigd een pootring als bedoeld in het eerste lid aan derden te verschaffen.

Artikel 3.26

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 2 De organisaties, bedoeld in het eerste lid, verstrekken uitsluitend gesloten pootringen:

    • a. waarvoor door de leverancier een schriftelijke garantie is afgegeven dat de ringen voldoen aan de specificaties, bedoeld in artikel 3.25, en

    • b. die ten minste zijn voorzien van de letters NL, de aanduiding van de binnendiameter tot in tienden van een millimeter, de laatste twee cijfers van het jaartal waarin de ring mag worden aangebracht en, per ringmaat, een uniek nummer bestaande uit de bondscode, een kweeknummer en een volgnummer.

  • 3 In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, zijn de gesloten pootringen, afgegeven door Kleindier Liefhebbers Nederland, voorzien van een uniek nummer bestaande uit de bondscode en een volgnummer.

  • 4 Gesloten pootringen worden aangevraagd met gebruikmaking van een door één van de organisaties, bedoeld in het eerste lid, ter beschikking gesteld aanvraagformulier dat volledig ingevuld en ondertekend wordt teruggestuurd.

  • 5 De organisaties, bedoeld in het eerste lid, geven geen pootring uit, indien:

    • a. niet aannemelijk is dat de aanvrager vogels, waarvoor hij een pootring aanvraagt, fokt, of

    • b. het redelijke vermoeden bestaat dat de aanvrager handelt of zal handelen in strijd met artikel 3.25, zesde of zevende lid.

  • 6 De aanvrager vermeldt in zijn aanvraag per soort hoeveel ringen hij aanvraagt. De hoeveelheid ringen staat in verhouding tot de te verwachten nakweek.

  • 7 De organisaties, bedoeld in het eerste lid, houden een administratie bij met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld automatiseringssysteem. In de administratie worden de volgende gegevens opgenomen:

    • a. de soorten vogels waarvoor gesloten pootringen zijn aangevraagd;

    • b. bij gefokte vogels behorende tot soorten die zijn opgenomen in bijlage A bij de CITES-basisverordening, het aantal verstrekte gesloten pootringen, de ringmaat en de bijbehorende unieke nummers als bedoeld in artikel 4 per soort en het aantal ouderparen;

    • c. bij gefokte vogels behorende tot andere soorten dan bedoeld in onderdeel b, het aantal verstrekte pootringen, de ringmaat en de bijbehorende unieke nummers, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en derde lid;

    • d. de datum van toekenning van de gesloten pootringen, en

    • e. de noodzakelijke gegevens ter identificatie van de personen aan wie de gesloten pootringen zijn verstrekt.

  • 8 De administratie, bedoeld in het zevende lid, wordt bewaard gedurende een periode van ten minste vijf jaren.

  • 9 De organisaties, bedoeld in het eerste lid, verschaffen de minister desgevraagd, op een door de minister te bepalen wijze, alle informatie met betrekking tot de afgifte van gesloten pootringen.

§ 3.4.6. Aanwijzing douanekantoren

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.27

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Als douanekantoren als bedoeld in artikel 3.29 van het Besluit natuurbescherming worden aangewezen:

    • a. voor levende dieren:

      • 1°. Schiphol Cargo, Evert van de Beekstraat 384, 1118 CZ Schiphol;

      • 2°. Schiphol Passagiers, vertrekpassage 1 -260, 1118 AP, Luchthaven Schiphol;

      • 3°. Maastricht Aachen Airport, Vliegveldweg 2, 6199 AD, Maastricht;

      • 4°. Rotterdam Haven, Bosporusstraat 5, 3199 LJ, Rotterdam (Maasvlakte);

      • 5°. Rotterdam Haven, Reeweg 16, 3088 KA, Rotterdam, en

    • b. voor dode dieren, dode of levende planten en producten, nesten en eieren van dieren of producten van planten: alle douanekantoren.

  • 2 Indien voor dieren dan wel producten, nesten of eieren van dieren, behorende tot soorten als bedoeld in het eerste lid, veterinaire voorschriften gelden, worden deze dieren of producten, nesten of eieren daarvan binnengebracht op plaatsen die voor de betrokken dieren of producten, nesten of eieren daarvan als inspectiepost aan de grens zijn erkend ingevolge richtlijn 91/496/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PbEG L 268) of richtlijn 97/78/EG van de Raad van de Europese Unie van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PbEG 1998, L 24).

Titel 3.5. Overig

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.28

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Aan een ieder wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.34, eerste lid, van de wet, voor het uitzetten van dieren van de in bijlage 8 aangewezen diersoorten voor de bestrijding van ziekten, plagen of onkruiden.

  • 2 Aan een ieder wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.34, eerste lid, van de wet, voor het uitzetten van dieren van de in bijlage 9 aangewezen diersoorten tezamen met de in het eerste lid bedoelde dieren, als prooidieren voor die dieren.

  • 3 Aan een ieder wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wet dieren, voor het gebruiken van dieren van de in bijlage 9 aangewezen diersoorten, met het oog op de productie van van die dieren afkomstige producten.

Artikel 3.29

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Als voorschrift als bedoeld in artikel 3.37, eerste lid, van de wet wordt aangewezen artikel 7, eerste lid, aanhef in samenhang met de onderdelen a, b, c, d, e, f, g of h, van de Verordening uitheemse invasieve soorten.

Artikel 3.30

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Van het verbod, bedoeld in artikel 3.37, eerste lid, van de wet in samenhang met artikel 3.29 van deze regeling, wordt, voor zover het betreft de handelingen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdelen b, d, e en f, van de Verordening uitheemse invasieve soorten, vrijstelling verleend als beheersmaatregel als bedoeld in artikel 19 van de Verordening uitheemse invasieve soorten voor handelingen met dieren van de volgende soorten:

    • a. de Chinese wolhandkrab (Eriocheir sinensis);

    • b. de Gevlekte Amerikaanse rivierkreeft (Orconectus Limosus);

    • c. de Geknobbelde Amerikaanse rivierkreeft (Orconectes virilis);

    • d. de Californische rivierkreeft (Pacifastacus leniusculus);

    • e. de Rode Amerikaanse rivierkreeft (Procambarus Clarkia), en

    • f. de Marmerkreeft (Procambarus fallax forma virginalis).

  • 2 De vrijstelling wordt slechts verleend voor:

    • a. bevissing van de dieren in Nederlandse binnenwateren en kustwateren, de opslag, de handel, het transport, het houden, het gebruik of de vernietiging van de opgeviste dieren, en alle onmiddellijk daarmee samenhangende handelingen, en

    • b. handelingen als bedoeld in onderdeel a ten aanzien van dieren die als beheersmaatregel zijn opgevist en in de handel zijn gebracht in andere lidstaten van de Europese Unie overeenkomstig de in die lidstaten geldende wetgeving.

  • 3 Aan de vrijstelling zijn de volgende voorschriften en beperkingen verbonden:

    • a. degene die de in het tweede lid, onder a, bedoelde handelingen verricht draagt er zorg voor dat:

      • 1°. alle passende maatregelen worden getroffen bij de bevissing, de opslag, de handel, het transport, het houden en het gebruik van de betrokken dieren om te voorkomen dat zij zich kunnen voortplanten, kunnen ontsnappen en zich kunnen verspreiden;

      • 2°. alle passende maatregelen worden getroffen bij de opslag, het transport en het houden van de dieren om te voorkomen dat de betrokken dieren door onbevoegden kunnen worden verwijderd uit de omgeving waarin zij worden opgeslagen of getransporteerd;

      • 3°. het schoonmaken, het beheren van afval en het onderhoud van vistuigen, transport- en opslagmaterialen bij bevissing, de opslag, de handel, het transport en het houden van de dieren op zodanige wijze plaatsvindt dat exemplaren van de soorten zich niet kunnen verspreiden of door onbevoegden kunnen worden verwijderd;

      • 4°. voorkomen wordt dat dieren van de soorten op het grondgebied van andere lidstaten worden gebracht, tenzij die lidstaten dat toestaan in het kader van door hen getroffen beheersmaatregelen, en

    • b. degene die de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde handelingen verricht maakt te allen tijde aannemelijk dat hij voldoet aan de in het eerste lid bedoelde voorschriften.

  • 4 Als passende maatregel als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, onderdelen 1° en 2°, wordt in ieder geval beschouwd een fysieke scheiding tussen de dieren en hun natuurlijke leefomgeving, waarbij de dieren die overleven zich vervolgens niet kunnen voortplanten en zich niet kunnen verspreiden.

Artikel 3.30a

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 3 Deze rapportage bevat informatie voor het gehele provinciale grondgebied over:

    • a. de aard en de doeltreffendheid van de op grond van artikel 3.32, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming genomen maatregelen, alsmede de gevolgen van deze maatregelen voor niet-doelsoorten;

    • b. de maatregelen die zijn genomen om het publiek te informeren over de aanwezigheid van invasieve uitheemse soorten en over andere acties die burgers verzocht worden te ondernemen, en

    • c. indien beschikbaar, de kostprijs van de in de onderdelen a en b bedoelde maatregelen die zijn genomen om aan de Verordening invasieve uitheemse soorten te voldoen.

Artikel 3.31

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Aan een ieder wordt vrijstelling verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdelen a, b en c, van de wet, ten aanzien dieren en planten van de in bijlage 11 aangewezen soorten, indien het betreft handelingen in het kader van:

  • a. bestendig beheer of onderhoud van vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of in het kader van natuurbeheer;

  • b. bestendig beheer of onderhoud in de landbouw en de bosbouw;

  • c. bestendig gebruik, of

  • d. de ruimtelijke ontwikkeling of inrichting van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, voor zover de in de onderdelen a tot en met d genoemde handelingen onderdeel zijn van een in artikel 1.3, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming aangewezen categorie van handelingen.

Artikel 3.32

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De faunabeheereenheid met het werkgebied bestaande uit de gebieden, bedoeld in artikel 1.9, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming, heeft de rechtsvorm van een stichting. De leden van het bestuur van de stichting worden benoemd en ontslagen door de gerechtigde, bedoeld in artikel 1.9, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming.

  • 2 De faunabeheereenheid, bedoeld in het eerste lid, stelt voor de in dat lid bedoelde gebieden een faunabeheerplan op, dat ten minste de volgende gegevens bevat:

    • a. de omvang van het werkgebied van de faunabeheereenheid;

    • b. een kaart waarop de begrenzing van het werkgebied van de faunabeheereenheid is aangegeven;

    • c. kwantitatieve gegevens over de populatie van de diersoorten ten aanzien waarvan een duurzaam beheer of bestrijding noodzakelijk wordt geacht, met inbegrip van gegevens over de aanwezigheid van de populaties in het betrokken gebied gedurende het jaar;

    • d. een onderbouwing van de noodzaak van een duurzaam beheer of bestrijding van de in onderdeel c bedoelde diersoorten, waaronder een onderbouwde verwachting van de belangen die zouden worden geschaad, indien niet tot beheer of bestrijding zou worden overgegaan;

    • e. een beschrijving van de mate waarin de in onderdeel d bedoelde belangen zijn geschaad in de vijf jaren voorafgaand aan het tijdstip van de aanvraag om goedkeuring van het faunabeheerplan;

    • f. de gewenste stand van de in onderdeel c bedoelde diersoorten;

    • g. per diersoort een beschrijving van de aard, omvang en noodzaak van de handelingen die zullen worden verricht om de gewenste stand, bedoeld in onderdeel f, te bereiken;

    • h. per diersoort en gewas een beschrijving van de handelingen die in de periode, bedoeld in onderdeel e, zijn verricht om het schaden van de in onderdeel d bedoelde belangen te voorkomen, alsmede, voorzover daarover redelijkerwijs kwantitatieve gegevens beschikbaar zijn, een beschrijving van de effectiviteit van die handelingen;

    • i. voor zover het plan betrekking heeft op het beheer van edelherten, damherten, reeën of wilde zwijnen, een beschrijving van het voedselaanbod, de relatie tussen dit voedselaanbod en de grootte van de populatie van de betrokken dieren alsmede de mogelijkheden van uitwisseling met aangrenzende terreinen;

    • j. een beschrijving van de plaatsen in het werkgebied van de faunabeheereenheid waar en de perioden in het jaar waarin de in onderdeel g bedoelde handelingen zullen plaatsvinden;

    • k. voor zover daarover kwantitatieve gegevens beschikbaar zijn, een onderbouwde inschatting van de verwachte effectiviteit van de in onderdeel g bedoelde handelingen;

    • l. een beschrijving van de wijze waarop de effectiviteit van de voorgenomen handelingen zal worden bepaald.

  • 3 Het faunabeheerplan heeft een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaren.

Hoofdstuk 4. Houtopstanden, hout en houtproducten

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.1

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Als voorschriften als bedoeld in artikel 4.8, eerste lid, van de wet worden aangewezen:

    • a. artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2005 inzake de opzet van een FLEGT-vergunningen-systeem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap (PbEU 2005, L 347);

    • b. de artikelen 4 en 5 van verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (PbEU 2010, L 295).

  • 2 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2005 inzake de opzet van een FLEGT-vergunningen-systeem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap (PbEU 2005, L 347), wordt de aldaar bedoelde vergunning ingediend ten minste één werkdag voorafgaand aan het moment dat de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen bij de douane wordt ingediend.

Artikel 4.2

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 2 Het formulier, bedoeld in het eerste lid, wordt aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gezonden ten minste één maand doch niet langer dan één jaar voor het moment van de voorgenomen velling van de houtopstand.

  • 3 Indien een houtopstand wordt geveld in het kader van een handeling of project als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming, kan de minister een ontheffing als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, van de wet verlenen indien:

    • a. de grond die de eigenaar wil beplanten gelegen is in hetzelfde gebied als dat waar zich de gevelde houtopstand bevond;

    • b. de grond die de eigenaar wil beplanten niet van mindere kwaliteit is dan die waarop zich de gevelde houtopstand bevond;

    • c. de grond die de eigenaar wil beplanten ten minste een gelijke oppervlakte heeft als die waarop zich de gevelde houtopstand bevond;

    • d. de gevelde houtopstand geen deel uitmaakte van een boskern;

    • e. de belangen in verband met de bodemproductie niet worden geschaad.

  • 4 De gebieden, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, zijn:

    • a. gebied 1: de provincies Groningen, Friesland en Drenthe;

    • b. gebied 2: de provincie Overijssel met uitzondering van de Noordoostpolder en de provincies Gelderland en Utrecht;

    • c. gebied 3: de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland en de IJsselmeerpolders;

    • d. gebied 4: de provincies Noord-Brabant en Limburg.

Artikel 4.3

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt uitsluitend indien:

    • a. de houtopstand niet ter voldoening aan artikel 4.3, eerste lid, van de wet is aangelegd;

    • b. voordat tot aanleg van de houtopstand wordt overgegaan, het tijdstip en de plaats van aanleg middels een formulier zijn gemeld bij de minister en de minister de ontvangst van de melding heeft bevestigd;

    • c. het bos binnen een periode van 40 jaar na het op het formulier vermelde tijdstip van aanleg in zijn geheel wordt geveld.

  • 3 De minister stelt het modelformulier voor de melding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vast. Het modelformulier voorziet onder meer in een kadastrale omschrijving van de percelen waar tot aanleg van het bos wordt overgegaan.

Hoofdstuk 5. Retributies

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 5.1

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de wet worden, ingeval artikel 1.3, vijfde lid, van de wet van toepassing is, door de minister aan de aanvrager de volgende vergoedingen in rekening gebracht:

    • a. indien de vergunning voor een geldigheidsduur van maximaal één jaar wordt aangevraagd: € 800,–;

    • b. indien de vergunning voor een geldigheidsduur van één tot drie jaar wordt aangevraagd: € 1.900,–;

    • c. indien de vergunning voor een geldigheidsduur van drie jaar of meer wordt aangevraagd: € 3.500,–.

  • 2 Voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in de artikelen 3.3, eerste lid, en 3.8, eerste lid, in voorkomend geval in samenhang met artikel 3.10, tweede lid, van de wet worden, ingeval artikel 1.3, vijfde lid, van de wet van toepassing is, door de minister aan de aanvrager de volgende vergoeding in rekening gebracht:

    • a. indien de ontheffing voor een geldigheidsduur van maximaal één jaar wordt aangevraagd: € 600,–;

    • b. indien de ontheffing voor een geldigheidsduur van één tot drie jaar wordt aangevraagd: € 1.600,–;

    • c. indien de ontheffing voor een geldigheidsduur van drie jaar of meer wordt aangevraagd: € 3.000,–.

  • 3 Voor de behandeling van een aanvraag tot afgifte of wijziging van een ontheffing als bedoeld in de artikelen 3.3, derde lid, en 3.8, derde lid, van de wet wordt door de minister aan de aanvrager de volgende vergoeding in rekening gebracht: € 80,–.

  • 4 Voor de behandeling van een aanvraag tot afgifte of wijziging van een ontheffing als bedoeld in artikel 3.34, vijfde lid, van de wet wordt door de minister aan de aanvrager de volgende vergoeding in rekening gebracht:

    • a. voor de herintroductie van een soort: € 1.600,–;

    • b. voor het uitzetten, planten of zaaien van exoten: € 800,–.

  • 5 Voor de behandeling van een aanvraag tot afgifte of wijziging van een ontheffing als bedoeld in artikel 3.40 van de wet wordt door de minister aan de aanvrager de volgende vergoeding in rekening gebracht: € 100,–.

  • 7 In afwijking van het eerste en tweede lid wordt, ingeval een aanvraag wordt afgewezen omdat voor het uitvoeren van de betreffende handeling geen vergunning, onderscheidenlijk ontheffing is vereist, aan de aanvrager de volgende vergoeding in rekening gebracht: € 800,–, onderscheidenlijk € 600,–.

  • 9 In afwijking van het eerste en tweede lid, worden voor de behandeling van een aanvraag tot wijziging van een vergunning als bedoeld in het eerste lid of van een ontheffing als bedoeld in het tweede lid door de minister aan de aanvrager de volgende vergoedingen in rekening gebracht:

    • a. indien de wijziging geen nieuwe ecologische beoordeling vergt: geen;

    • b. indien de wijziging een nieuwe ecologische beoordeling vergt: 25 procent van de vergoedingen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b of c, en het tweede lid, onderdelen a, b of c, voor zover het een aldaar bedoeld vergunning of ontheffing betreft.

Artikel 5.2

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De vergoeding die de minister in rekening brengt aan de aanvrager voor de behandeling van een aanvraag tot afgifte van een valkeniersakte, bedraagt voor:

    • a. de uitgifte van een akte: € 65,–;

    • b. een duplicaat van een akte: € 30,–.

  • 2 De gelden die voldaan zijn ter zake van uitgereikte valkeniersakten, worden niet gerestitueerd.

  • 3 Voor de behandeling van een aanvraag tot afgifte of wijziging van de hierna genoemde documenten worden door de minister aan de aanvrager de volgende vergoedingen in rekening gebracht:

    • a. een invoervergunning als bedoeld in artikel 4 van de CITES-basisverordening: € 60,–;

    • b. een uitvoervergunning als bedoeld in artikel 5 van de CITES-basisverordening: € 60,–;

    • c. een wederuitvoercertificaat als bedoeld in artikel 5 van de CITES-basisverordening: € 60,–;

    • d. een bijlage bij een document als bedoeld in onderdeel a, b of c waarop maximaal 3 soorten worden vermeld: € 60,–;

    • e. een inschrijving als wetenschappelijke instelling als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de CITES-basisverordening: € 40,–;

    • f. een certificaat als bedoeld in de artikelen 8, derde lid, en 9, tweede lid, onderdeel b, van de CITES-basisverordening: € 15,–;

    • g. een certificaat van monsterverzameling als bedoeld in artikel 44 bis van de CITES-uitvoeringsverordening: € 60,–;

    • h. een muziekinstrumentencertificaat als bedoeld in artikel 44 decies, eerste lid, van de CITES-uitvoeringsverordening: € 45,–;

    • i. een certificaat voor reizende tentoonstellingen als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de CITES-uitvoeringsverordening: € 45,–;

    • j. een etiket als bedoeld in artikel 66, zesde lid, van de CITES-uitvoeringsverordening: € 0,25;

    • k. een vergunning als bedoeld in artikel 66, zevende lid, van de CITES-uitvoeringsverordening: € 60,–.

  • 4 Voor de behandeling van een aanvraag tot afgifte van merktekens als bedoeld in artikel 3.23, vierde lid, wordt door de minister aan de aanvrager de volgende vergoeding in rekening gebracht: € 1,– per merkteken.

  • 5 Voor de behandeling van een aanvraag tot afgifte van een document als bedoeld in de artikelen 8, zesde lid, en 9, zesde lid, van de Verordening invasieve uitheemse soorten wordt door de Minister, indien de aanvraag niet gelijktijdig geschiedt met de aanvraag tot afgifte van een ontheffing als bedoeld in artikel 3.40 van de wet, de volgende vergoeding in rekening gebracht: € 15,–.

Artikel 5.3

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De aan erkende organisaties door de leverancier in rekening gebrachte kostprijs voor de vervaardiging van gesloten pootringen wordt aan de aanvrager doorberekend.

  • 2 De erkende organisaties kunnen de in het eerste lid bedoelde kostprijs verhogen met een bedrag ter dekking van de kosten voor de uitreiking van ringen ter hoogte van maximaal € 1,– per ring.

  • 3 Gesloten pootringen worden niet uitgereikt dan na voldoening van de som van in het eerste en tweede lid bepaalde bedragen.

Artikel 5.4

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De vergoeding van kosten voor het verstrekken van een jachtakte bedraagt voor:

    • a. de uitgifte van een jachtakte: € 192,65 als het onderzoek, bedoeld in artikel 48a van de Regeling wapens en munitie, deel uitmaakt van de aanvraag; in andere gevallen € 138,20;

    • b. de uitgifte van een jachtakte voor de periode aansluitend op de periode waarvoor een jachtakte was uitgegeven: € 68,20;

    • c. het wijzigen van een jachtakte: € 30,–;

    • d. het vervangen als gevolg van verlies van een jachtakte: € 30,–;

    • e. een duplicaat van een jachtakte: € 30,–.

  • 2 De gelden die voldaan zijn ter zake van uitgereikte akten, worden niet gerestitueerd.

  • 3 De vergoeding van kosten voor een combinatie van de in het eerste lid genoemde handelingen bedraagt niet meer dan het bedrag dat verschuldigd zou zijn voor dat deel van de combinatie waarvoor de hoogste vergoeding geldt.

Artikel 5.5

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een ontheffing, vergunning, akte, document of merkteken als bedoeld in de artikelen 5.1 of 5.2 wordt niet afgegeven dan na voldoening van de in bedoelde artikelonderdelen genoemde vergoedingen van kosten of nadat zekerheid tot betaling is gesteld.

  • 2 Indien ter uitvoering van een door de minister op grond van artikel 7.4 van de wet genomen besluit een ontheffing of document benodigd is, kan de minister in afwijking van de artikelen 5.1 en 5.2 van deze regeling bepalen dat geen vergoeding van kosten in rekening wordt gebracht.

Hoofdstuk 6. Handhaving

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 6.1

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Als ambtenaren als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, onderdeel a, van de wet worden aangewezen:

  • a. de ambtenaren van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, en

  • b. de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, met uitzondering van de ambtenaren, bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Titel 7.1. Wijziging andere regelingen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 7.1

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

[Red: Wijzigt de Regeling eindtermen en toetstermen examens financiële dienstverlening Wft.]

Artikel 7.2

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

[Red: Wijzigt de Regeling groenprojecten 2010.]

Artikel 7.3

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

[Red: Wijzigt de Regeling herverkaveling.]

Artikel 7.4

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

[Red: Wijzigt de Regeling houders van dieren.]

Artikel 7.5

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

[Red: Wijzigt de Regeling omgevingsrecht.]

Artikel 7.6

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

[Red: Wijzigt de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten.]

Artikel 7.7

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

[Red: Wijzigt de Regeling uitvoering GMO groenten en fruit.]

Artikel 7.8

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

[Red: Wijzigt de Toekenning opsporingsbevoegdheid Flora- en Faunawet aan buitengewoon opsporingsambtenaren.]

Artikel 7.9

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

[Red: Wijzigt de Regeling wapens en munitie.]

Artikel 7.10

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

[Red: Wijzigt de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.]

Artikel 7.11

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

[Red: Wijzigt de Uitvoeringsregeling visserij.]

Artikel 7.12

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

[Red: Wijzigt de Vrijstellingsregeling plantenresten.]

Titel 7.2. Overgangsrecht

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 7.13

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.1 is niet van toepassing op:

  • a. een besluit op een aanvraag als bedoeld in artikel 5.13, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming;

  • b. projecten, plannen en andere handelingen als bedoeld in 5.13, tweede lid, van het Besluit natuurbescherming.

Artikel 7.14

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 7.15

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Het verbod, bedoeld in artikel 3.37, eerste lid, van de wet geldt niet ten aanzien van het voorschrift, bedoeld in artikel 3.29 van deze regeling, voor de houder van dieren van de soorten Amerikaanse voseekhoorn (Sciurus niger), grijze eekhoorn (Sciurus carolinensis) en Pallas’ eekhoorn (Callosciurus erythraeus), indien de houder op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet aantoonbaar voldeed aan het bepaalde in artikel 8a, tweede en derde lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

Artikel 7.16

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een ring die of een ander merkteken dat rechtmatig is aangebracht vóór de inwerkingtreding van deze regeling en, voorzover van toepassing, in overeenstemming is met de basisverordening en de uitvoeringsverordening wordt beschouwd als een ring of merkteken als bedoeld in deze regeling.

Artikel 7.17

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Archiefbescheiden van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit betreffende een bevoegdheid tot het nemen van een besluit met betrekking tot projecten of handelingen die op grond van de wet wordt uitgeoefend door gedeputeerde staten, worden overgedragen aan gedeputeerde staten van de provincie waar het project of de handeling in hoofdzaak wordt gerealiseerd, onderscheidenlijk verricht, voor zover de archiefbescheiden niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Titel 7.3. Inwerkingtreding en citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 7.18

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2017.

Artikel 7.19

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling natuurbescherming.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 oktober 2016

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

M.H.P. van Dam

Bijlage 1. behorende bij artikel 2.8, derde lid, onderdeel a, van de Regeling natuurbescherming

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

De gemeenten, bedoeld in artikel 2.8, derde lid, onderdeel a, zijn:

Aalsmeer

Albrandswaard

Almere

Amstelveen

Amsterdam

Arnhem

Barendrecht

Beemster

Berg en Dal

Best

Beuningen

Beverwijk

Blaricum

Bloemendaal

Brielle

Bunnik

Capelle aan den IJssel

De Bilt

De Ronde Venen

Delft

Den Haag

Diemen

Doesburg

Dordrecht

Druten

Duiven

Edam-Volendam

Eindhoven

Geldrop-Mierlo

Gooise Meren

Groningen

Haarlem

Haarlemmermeer

Heemskerk

Heemstede

Hellevoetsluis

Helmond

Heumen

Hilversum

Houten

Huizen

IJsselstein

Krimpen aan den IJssel

Landsmeer

Lansingerland

Laren

Leiden

Leidschendam-Voorburg

Lelystad

Lingewaard

Lopik

Maassluis

Midden-Delfland

Montferland

Montfoort

Mook en Middelaar

Nieuwegein

Nijmegen

Nissewaard

Nuenen

Oirschot

Oostzaan

Ouder-Amstel

Oudewater

Overbetuwe

Pijnacker-Nootdorp

Purmerend

Renkum

Rheden

Ridderkerk

Rijswijk

Rotterdam

Rozendaal

Schiedam

Son en Breugel

Stichtse Vecht

Uitgeest

Uithoorn

Utrecht

Utrechtse Heuvelrug

Veldhoven

Velsen

Vijfheerenlanden

Vlaardingen

Waalre

Wassenaar

Waterland

Weesp

Westervoort

Westland

Westvoorne

Wijchen

Wijdemeren

Wijk bij Duurstede

Woerden

Wormerland

Zaanstad

Zandvoort

Zeist

Zevenaar

Zoetermeer

Bijlage 2. behorende bij artikel 3.6 van de Regeling natuurbescherming

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • a. Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten in Nederland;

  • b. LandschappenNL;

  • c. Stichting het Gooisch Natuurreservaat;

  • d. Stichting Marke Vragenderveen;

  • e. G.A. van der Lugtstichting;

  • f. Stichting Edwina van Heek;

  • g. Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe;

  • h. Staatsbosbeheer;

  • i. Staat der Nederlanden, voor zover het betreft de militaire luchthavens, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit militaire luchthavens;

  • j. Stichting Huis Deelerwoud;

  • k. Stichting Landgoed Windesheim;

  • l. Heerlijkheid Mariënwaerdt BV.

Bijlage 3. behorende bij artikel 3.13, tweede lid, van de Regeling natuurbescherming

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Bijlage 257941.png
Bijlage 257942.png
Bijlage 257943.png

Bijlage 4. behorende bij artikel 3.13, zevende lid, van de Regeling natuurbescherming

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Bijlage 260537.png
Bijlage 260538.png

Bijlage 5. behorende bij artikel 3.15, tweede lid, van de Regeling natuurbescherming

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • Apocynaceae: Pachypodium spp.

  • Cactaceae: de soorten, genoemd in bijlage B van CITES-basisverordening

  • Droseraceae: Dionaea muscipula

  • Euphorbiaceae: de succulente soorten, genoemd in bijlage B van CITES-basisverordening

  • Liliaceae: de soorten Aloe, genoemd in bijlage B van CITES-basisverordening

  • Nepenthaceae: de soorten Nepenthes, genoemd in bijlage B van CITES-basisverordening

  • Orchidaceae: de soorten, genoemd in bijlage B van CITES-basisverordening, de hybriden van de soorten Paphiopedilum

  • Sarraceniaceae: de soorten, genoemd in bijlage B van CITES-basisverordening

Bijlage 6. behorende bij artikel 3.25, eerste lid, van de Regeling natuurbescherming

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Wetenschappelijke naam

Nederlandse naam

mm

Accipiter brevipes

Balkansperwer

10,0

Accipiter gentilis (m)

Havik

12,0

Accipiter gentilis (vr)

Havik

14,0

Accipiter nisus (m)

Sperwer

7,0

Accipiter nisus (vr)

Sperwer

8,0

Acrocephalus arundinaceus

Grote karekiet

3,5

Acrocephalus dumetorum

Struikrietzanger

2,7

Acrocephalus melanopogon

Zwartkoprietzanger

2,7

Acrocephalus paludicola

Waterrietzanger

2,5

Acrocephalus palustris

Bosrietzanger

2,6

Acrocephalus schoenobaenus

Rietzanger

2,7

Acrocephalus scirpaceus

Kleine karekiet

2,6

Aegithalos caudatus

Staartmees

2,1

Aegolius funereus

Ruigpootuil

8,0

Aegypius monachus

Monniksgier

28,0

Alauda arvensis

Veldleeuwerik

3,5

Alca torda

Alk

9,0

Alcedo atthis

IJsvogel

3,5

Alectoris barbara

Barbarijse patrijs

9,0

Alectoris chukar

Aziatische steenpatrijs

9,0

Alectoris graeca

Steenpatrijs

9,0

Alectoris rufa

Rode patrijs

9,0

Amazona arausiaca

Roodkeelamazone

12,0

Amazona auropalliata

Geelnek amazone

11,0

Amazona auropalliata caribaea

Caribische amazone

11,0

Amazona auropalliata parvipes

Kleine geelnekamazona

10,0

Amazona barbadensis

Geelvleugelamazone

10,0

Amazona brasiliensis

Roodstaartamazone

10,0

Amazona finschi

Finsch (Blauwkop) amazone

11,0

Amazona guildingii

Koningsamazone

12,0

Amazona imperialis

Keizeramazone

14,0

Amazona leucocephala

Cubaanse amazone

11,0

Amazona oratrix

Dubbele geelkopamazone

11,0

Amazona oratrix belizensis

Belize amazone

11,0

Amazona oratrix tresmariae

10,0

Amazona pretrei

Roodbrilamazone

11,0

Amazona rhodocorytha

Roodkruinamazone

11,0

Amazona tucumana

Tucuman amazone

10,0

Amazona versicolor

Sint Lucia amazone

11,0

Amazona vinacea

Wijnkleurige amazone

11,0

Amazona viridigenalis

Groenwangamazone

11,0

Amazona vittata

Portoricaanse amazone

10,0

Anas acuta

Pijlstaart

10,0

Anas americana

Amerikaanse smient

9,0

Anas clypeata

Slobeend

9,0

Anas crecca

Wintertaling

7,0

Anas discors

Blauwvleugeltaling

8,0

Anas falcata

Bronskopeend/bronskoptaling

10,0

Anas formosa

Siberische taling/Baikaltaling

8,0

Anas penelope

Smient

9,0

Anas platyrhynchos

Wilde eend

12,0

Anas rubripes

Zwarte eend

12,0

Anas strepera

Krakeend

10,0

Anodorhynchus glaucus

Blauwgrijze Ara

12,0

Anodorhynchus hyacinthinus

Hyacinthara

14,0

Anodorhynchus leari

Lears hyacinthara

12,0

Anser albifrons

Kolgans

16,0

Anser anser

Grauwe gans

20,0

Anser brachyrhynchus

Kleine rietgans

16,0

Anser caerulescens

Sneeuwgans

16,0

Anser erythropus

Dwerggans

14,0

Anser fabalis

Rietgans

18,0

Anser rossii

Ross’ Gans

14,0

Anthus bertheloti

Berthelots pieper

2,7

Anthus campestris

Duinpieper

2,7

Anthus cervinus

Roodkeelpieper

2,7

Anthus petrosus

Oeverpieper

2,8

Anthus pratensis

Graspieper

2,7

Anthus richardi

Grote pieper

2,7

Anthus spinoletta

Waterpieper

2,8

Anthus trivialis

Boompieper

2,8

Apus affinis

Huisgierzwaluw

2,6

Apus apus

Gierzwaluw

4,0

Aquila adalberti

Spaanse keizerarend

24,0

Aquila chrysaetos

Steenarend

28,0

Aquila clanga

Bastaardarend

20,0

Aquila heliaca

Keizerarend

24,0

Aquila nipalensis

Aziatische steppearend

20,0

Aquila pomarina

Schreeuwarend

20,0

Ara ambigua

Buffons ara

14,0

Ara glaucogularis

Blauwkeelara

12,0

Ara macao

Geelvleugel ara

14,0

Ara militaris

Soldaten ara

14,0

Ara rubrogenys

Roodwangara

12,0

Ardea cinerea

Blauwe reiger

14,0

Ardea herodias

Grote blauwe reiger

20,0

Ardea purpurea

Purperreiger

14,0

Ardeola ralloides

Ralreiger

16,0

Arenaria interpres

Steenloper

4,5

Asio capensis

Afrikaanse velduil

12,0

Asio flammeus

Velduil

12,0

Asio otus

Ransuil

10,0

Athene noctua

Steenuil

8,0

Aythya affinis

Kleine toppereend

9,0

Aythya americana

Amerikaanse tafeleend

10,0

Aythya collaris

Ringsnaveleend

9,0

Aythya ferina

Tafeleend

10,0

Aythya fuligula

Kuifeend

9,0

Aythya innotata

Madagascar witoogeend

11,0

Aythya marila

Toppereend

10,0

Aythya valisineria

Grote tafeleend

11,0

Balearica pavonina

Zwarte kroonkraanvogel

18,0

Bombycilla cedrorum

Amerikaanse pestvogel

4,0

Bombycilla garrulus

Pestvogel

4,0

Bonasa bonasia

Hazelhoen

10,0

Botaurus stellaris

Roerdomp

14,0

Branta bernicla

Rotgans

12,0

Branta canadensis

Canadese gans

20,0

Branta canadensis leucopareia

Canadese gans van de Aleoeten

13,0

Branta leucopsis

Brandgans

14,0

Bubo bubo

Oehoe

24,0

Bubulcus ibis

Koereiger

11,0

Bucephala albeola

Buffelkopeend

8,0

Bucephala clangula

Brilduiker

10,0

Bucephala islandica

IJslandse brilduiker

11,0

Burhinus oedicnemus

Griel

8,0

Buteo buteo

Buizerd

13,0

Buteo lagopus

Ruigpootbuizerd

14,0

Buteo rufinus

Arendbuizerd

16,0

Cacatua goffini

Goffins kakatoe

10,0

Cacatua sulphurea

Kleine geelkuifkaketoe

10,0

Cacatua sulphurea citrinocristata

Oranjekuifkaketoe

12,0

Cacatua moluccensis

Molukken kakatoe

14,0

Cairina scutulata

Witvleugeleend

16+14

Calandrella brachydactyla

Kortteenleeuwerik

3,5

Calandrella rufescens

Kleine kortteenleeuwerik

3,5

Calcarius lapponicus

IJsgors

2,9

Calidris alba

Drieteenstrandloper

3,5

Calidris alpina

Bonte strandloper

4,0

Calidris canutus

Kanoetstrandloper

5,0

Calidris ferruginea

Krombekstrandloper

4,0

Calidris maritima

Paarse strandloper

4,0

Calidris minuta

Kleine strandloper

3,0

Calidris temminckii

Temmincks strandloper

3,0

Caloenas nicobarica

Manenduif

10,0

Calonectris diomedea

Kuhls pijlstormvogel

10,0

Caprimulgus europaeus

Nachtzwaluw

4,0

Carduelis cannabina

Kneu

2,5

Carduelis carduelis

Putter (Groot)

2,7

Carduelis carduelis

Putter (Klein)

2,5

Carduelis chloris

Groenling

3,0

Carduelis flammea

Barmsijs (Groot)

2,7

Carduelis flammea

Barmsijs (Klein)

2,5

Carduelis flavirostris

Frater

2,5

Carduelis hornemanni

Witstuitbarmsijs

2,5

Carduelis spinus

Sijs

2,5

Carpodacus erythrinus

Roodmus

2,9

Casmerodius albus

Grote zilverreiger

16,0

Catharacta skua

Grote jager

14,0

Cepphus grylle

Zwarte zeekoet

10,0

Cercotrichas galactotes

Rosse waaierstaart

2,9

Certhia brachydactyla

Boomkruiper

2,2

Certhia familiaris

Taiga boomkruiper

2,3

Cettia cetti

Cetti’s zanger

2,7

Charadrius alexandrinus

Strandplevier

3,5

Charadrius dubius

Kleine plevier

3,5

Charadrius hiaticula

Bontbekplevier

4,0

Charadrius leschenaultii

Woestijnplevier

6,0

Chersophilus duponti

Duponts leeuwerik

3,2

Chlamydotis undulata

Kraagtrap

14,0

Chlidonias hybridus

Witwangstern

4,0

Chlidonias leucopterus

Witvleugelstern

4,0

Chlidonias niger

Zwarte stern

4,0

Chondestes grammacus

Roodoorgors

2,7

Ciconia ciconia

Ooievaar

18,0

Ciconia nigra

Zwarte ooievaar

18,0

Cinclus cinclus

Waterspreeuw

4,5

Circaetus gallicus

Slangearend

18,0

Circus aeruginosus (M)

Bruine kiekedief

9,0

Circus aeruginosus (V)

Bruine kiekedief

11,0

Circus cyaneus

Blauwe kiekedief

12,0

Circus macrourus

Steppekiekedief

12,0

Circus pygargus

Grauwe kiekedief

12,0

Cisticola juncidis

Gewone graszanger

2,5

Clamator glandarius

Kuifkoekoek

6,5

Clangula hyemalis

IJseend

9,0

Coccothraustes coccothraustes

Appelvink

3,5

Columba bollii

Bolles laurierduif

9,0

Columba junoniae

Laurierduif

9,0

Columba oenas

Holenduif

7,0

Columba palumbus

Houtduif

8,0

Columba trocaz

Trocazduif

7,0

Coracias garrulus

Scharrelaar

6,5

Corvus corax

Raaf

14,0

Corvus corone

Kraai

9,0

Corvus frugilegus

Roek

9,0

Corvus monedula

Kauw

6,5

Coturnix coturnix

Kwartel

5,0

Crax alberti

Blauwknobbelhokko

20,0

Crex crex

Kwartelkoning

6,0

Cuculus canorus

Koekoek

5,0

Cyanopica cyana

Blauwe ekster

6,5

Cyanopsitta spixii

Spix’s ara

8,0

Cyanoramphus forbesi

Geelvoorhoofdkakariki

5,4

Cyclopsitta diophthalma

Coxens dubbeloogvijgpapegaai

5,0

Cygnus columbianus

Fluitzwaan/kleine zwaan

27,0

Cygnus cygnus

Wilde zwaan

27,0

Cygnus olor

Knobbelzwaan

26,0

Delichon urbica

Huiszwaluw

2,9

Dendrocopos leucotos

Witrugspecht

4,0

Dendrocopos major

Grote bonte specht

4,0

Dendrocopos medius

Middelste bonte specht

4,0

Dendrocopos minor

Kleine bonte specht

3,5

Dendrocopos syriacus

Syrische bonte specht

4,0

Dryocopus martius

Zwarte specht

6,5

Ducula mindorensis

Mindoro muskaatduif

10,0

Egretta garzetta

Kleine zilverreiger

12,0

Elanus caeruleus

Grijze wouw

12,0

Emberiza aureola

Wilgegors

2,9

Emberiza bruniceps

Bruinkopgors

2,7

Emberiza caesia

Bruinkeelortolaan

2,9

Emberiza cia

Grijze gors

2,9

Emberiza cirlus

Cirlgors

2,9

Emberiza citrinella

Geelgors

2,9

Emberiza hortulana

Ortolaan

2,9

Emberiza leucocephalos

Witkopgors

2,9

Emberiza melanocephala

Zwartkopgors

2,9

Emberiza pallasi

Pallas’rietgors

2,3

Emberiza pusilla

Dwerggors

2,7

Emberiza rustica

Bosgors

2,9

Emberiza schoenclus

Rietgors

2,7

Emberiza striolata

Huisgors

2,7

Eos histrio

Diadeemlori

7,0

Eremophila alpestris

Strandleeuwerik

3,4

Erithacus rubecula

Roodborst

2,7

Eudromias morinellus

Morinelplevier

5,0

Eunymphicus cornutus

Hoornparkiet

5,5

Eunymphicus uvaeensis

Ouvea-hoornparkiet

5,5

Falco biarmicus (m)

Lannervalk

12,0

Falco biarmicus (vr)

Lannervalk

14,0

Falco cherrug (m)

Sakervalk

14,0

Falco cherrug (vr)

Sakervalk

15,0

Falco columbarius

Smelleken

9,0

Falco eleonorae

Eleonora’s valk

11,0

Falco naumanni

Kleine torenvalk

9,0

Falco pelegrinoides (m)

Barbarijse valk

11,0

Falco pelegrinoides (vr)

Barbarijse valk

13,0

Falco peregrinus (m)

Slechtvalk

12,0

Falco peregrinus (vr)

Slechtvalk

14,0

Falco rusticolus (m)

Giervalk

14,0

Falco rusticolus (vr)

Giervalk

15,0

Falco sparverius

Amerikaanse torenvalk

7,0

Falco subbuteo

Boomvalk

9,0

Falco tinnunculus

Torenvalk

9,0

Falco vespertinus

Roodpootvalk

9,0

Ficedula albicollis

Withalsvliegenvanger

2,5

Ficedula hypoleuca

Bonte vliegenvanger

2,5

Ficedula parva

Kleine vliegenvanger

2,5

Ficedula semitorquata

Balkanvliegenvanger

2,7

Francolinus francolinus

Halsband- of zwarte frankolijn

9,0

Fratercula arctica

Papegaaiduiker

8,0

Fringilla coelebs

Vink

2,7

Fringilla montifringilla

Keep

2,7

Fringilla teydea

Blauwe vink

3,2

Fulica atra

Meerkoet

11,0

Fulica cristata

Knobbelmeerkoet

12,0

Fulmarus glacialis

Noordse stormvogel

10,0

Galerida cristata

Kuifleeuwerik

3,4

Galerida theklae

Theklaleeuwerik

3,2

Gallinago gallinago

Watersnip

4,5

Gallinago media

Poelsnip

4,0

Gallinula chloropus

Waterhoen

8,0

Garrulus glandarius

Vlaamse gaai

6,0

Gavia arctica

Parelduiker

18,0

Gavia immer

IJsduiker

14,0

Gavia stellata

Roodkeelduiker

18,0

Geronticus eremita

Heremietibis

14,0

Glareola pratincola

Vorkstaartplevier

5,0

Glaucidium passerinum

Dwerguil

7,0

Grus canadensis

Canadese kraanvogel

16,0

Grus grus

Kraanvogel

20,0

Grus japonensis

Chinese kraanvogel

22,0

Grus monacha

Monnikskraanvogel

16,0

Grus nigricollis

Zwarthalskraanvogel

16,0

Grus vipio

Withalskraanvogel

18,0

Grus virgo

Jufferkraan

16,0

Guarouba guarouba

Goudparkiet

10,0

Guiraca caerulea

Blauwe bisschop

3,5

Gypaetus barbatus

Lammergier

28,0

Gyps fulvus

Vale gier

28,0

Haematopus ostralegus

Scholekster

8,0

Haliaeetus albicilla (m)

Zeearend

24,0

Haliaeetus albicilla (vr)

Zeearend

26,0

Haliaeetus leucocephalus (m)

Witkopzeearend

24,0

Haliaeetus leucocephalus (vr)

Witkopzeearend

28,0

Haliaeetus leucoryphus (m)

Witbandzeearend

24,0

Haliaeetus leucoryphus (vr)

Witbandzeearend

28,0

Hieraaetus fasciatus

Havikarend

18,0

Hieraaetus pennatus

Dwergarend

14,0

Himantopus himantopus

Steltkluut

7,0

Hippolais caligata

Kleine spotvogel

2,6

Hippolais icterina

Spotvogel

2,7

Hippolais olivetorum

Griekse spotvogel

2,7

Hippolais pallida

Vale spotvogel

2,7

Hippolais polyglotta

Orpheus spotvogel

2,7

Hirundo daurica

Roodstuizwaluw

2,7

Hirundo rupestris

Rotszwaluw

2,7

Hirundo rustica

Boerenzwaluw

2,5

Histrionicus histrionicus

Harlekijneend

9,0

Hydrobates pelagicus

Stormvogeltje

2,5

Icterus galbula

Baltimore troepiaal

4,0

Irania gutturalis

Perzische roodborst

2,7

Ixobrychus minutus

Wouwaapje

10,0

Jynx torquilla

Draaihals

3,5

Lagopus lagopus

Moerassneeuwhoen

10,0

Lagopus mutus

Alpensneeuwhoen

10,0

Lanius collurio

Grauwe klauwier

3,5

Lanius excubitor

Klapekster

4,4

Lanius minor

Kleine klapekster

4,0

Lanius nubicus

Maskerklauwier

3,2

Lanius senator

Roodkopklauwier

3,8

Larus argentatus

Zilvermeeuw

11,0

Larus audouinii

Audouins meeuw

10,0

Larus canus

Stormmeeuw

7,0

Larus fuscus

Kleine mantelmeeuw

9,0

Larus genei

Dunbekmeeuw

8,0

Larus hyperboreus

Grote burgemeester

14,0

Larus marinus

Grote mantelmeeuw

13,0

Larus minutus

Dwergmeeuw

4,2

Larus ridibundus

Kokmeeuw

7,0

Leptotila wellsi

Grenada loopduif

7,0

Leucopsar rothschildi

Balispreeuw

6,0

Limicola falcinellus

Breedbekstrandloper

4,0

Limosa haemastica

Rode grutto

5,5

Limosa lapponica

Rosse grutto

7,0

Limosa limosa

Grutto

7,0

Locustella fluviatilis

Krekelzanger

2,7

Locustella luscinioides

Snor

2,7

Locustella naevia

Sprinkhaanzanger

2,7

Lophodytes cucullatus

Kokardezaagbek

9,0

Lophophorus lhuysii (M)

Chinese glansfazant

15,0

Lophophorus lhuysii (Vr)

Chinese glansfazant

14,0

Lophura imperialis

Keizerfazant

12,0

Loxia curvirostra

Kuisbek

3,5

Loxia leucoptera

Witbandkruisbek

3,5

Loxia pytyopsittacus

Grote kruisbek

4,0

Loxia scotica

Schotse kruisbek

3,5

Lullula arborea

Boomleeuwerik

3,2

Luscinia calliope

Roodkeelnachtegaal

3,0

Luscinia luscinia

Noordse nachtegaal

2,9

Luscinia megarhynchos

Nachtegaal

2,9

Luscinia svecica

Blauwborst

2,7

Lymnocryptes minimus