5 Indien op een dag in de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering van een
werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, zou zijn ontstaan een eerder recht op WW-uitkering bestaat, wordt de hoogte van
de eenmalige tegemoetkoming in zoverre in afwijking van het eerste en derde lid berekend
vanaf de dag dat het eerdere recht op WW-uitkering is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet. Artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, is van toepassing. Indien het dagloon van het latere, niet ontstane, recht op WW-uitkering
hoger is dan het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering, wordt in afwijking
van de eerste zin, de eenmalige tegemoetkoming verhoogd met de uitkomst:
(DLH- – DL’)* ard-* 70% x 0,5
Hierbij staat:
DLH- voor het herziene dagloon van het latere, niet ontstane recht op WW-uitkering;
DL’ voor het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering; en
ard- voor het aantal dagen in de periode tussen 1 juli 2015 en 1 juli 2018 dat het
latere recht op WW-uitkering tot uitkering zou zijn gekomen, waarin het eerdere recht
op uitkering heeft bestaan.