Artikel 1
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
In deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 2
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
De warmtevraag wordt bepaald door een bedrijf met een geldig procescertificaat, volgens
de voorschriften, bedoeld in BRL 9500-W van 15 april 2020, inclusief wijzigingsblad
van 15 december 2020.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
Met een procescertificaat of BRL als bedoeld in artikel 2 wordt gelijkgesteld een voor het bepalen van de warmtevraag voorgeschreven certificaat,
beoordelingsrichtlijn of een ander norm, afgegeven, uitgevoerd of goedgekeurd door
een daartoe bevoegde onafhankelijke instelling in een andere lidstaat van de Europese
Unie of in een staat, die geen lidstaat van de Europese Unie is, die partij is bij
een verdrag dat Nederland bindt, met een kwaliteitsniveau dat ten minste gelijkwaardig
is aan het niveau dat met de eisen in artikel 2 wordt nagestreefd.
Artikel 4
[Vervallen per 01-01-2022]
Artikel 4bis
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
-
1 In afwijking van de in artikel 2, eerste lid, van het besluit bedoelde systematiek kan voor woonruimte die aangesloten is op een warmtenet en waarbij
de warmte niet volledig duurzaam is of de warmte niet volledig op de woning wordt
opgewekt, een energieprestatievergoeding worden overeengekomen met inachtneming van
de in de tabel in bijlage II vervatte systematiek en de daarbij gegeven toelichting.
Artikel 4ter
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
Artikel 4a
[Vervallen per 01-07-2018]
Artikel 5
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2016
Artikel 6
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling energieprestatievergoeding huur.
Bijlage I. bij artikel 4 van de Regeling energieprestatievergoeding huur
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
Maximale energieprestatievergoeding bij een woonruimte met een aansluiting op het
gasnet.
Netto warmtevraag voor ruimteverwarming [kWh/m2] per jaar
|
Minimale duurzaam opgewekt equivalent aan energie voor verwarming en warm tapwater
en koken [kWh/m2] per jaar*
|
Minimale productie duurzaam opgewekte energie voor gebruik huurder [kWh/m2] per jaar, mits per woonruimte ≥ (Ehulp +1600) en ≤ (Ehulp + 2.400) **
|
Maximale vergoeding [€/m2/maand]***
|
0 < Netto warmtevraag ≤ 15
|
|
Ehulp + 23
|
1,41
|
15 < Netto warmtevraag ≤ 27
|
|
Ehulp + 23
|
1,30
|
27 < Netto warmtevraag ≤ 33
|
|
Ehulp + 23
|
1,03
|
33 < Netto warmtevraag ≤ 41
|
|
Ehulp + 23
|
0,75 ****
|
* Het uitgangspunt is dat in een woning welke een aardgasaansluiting heeft in de vraag
naar ruimteverwarming, warm tapwater en energie voor koken doorgaans wordt voorzien
door het gebruik van gas. Het gasgebruik in de woning dient aldus te worden gecompenseerd,
op basis van een gemiddeld gebruik en bij gemiddelde klimaatomstandigheden. De opwek
hoeft niet per se in thermische energie plaats te vinden, noch hoeft deze gelijkmatig
over een jaar hetzelfde te zijn.
De hoeveelheid duurzame energie die ter compensatie van het gebruik van gas op de
woning dient te worden opgewekt, dient minimaal gelijk te zijn aan de warmtevraag
(E-H;nd) plus de benodigde hoeveelheid energie voor warm tapwater (15 kWh/m2), beide gedeeld door een factor die het rendement van de installatie weergeeft. Daarbij
dient te worden opgeteld een waarde die de benodigde hoeveelheid energie voor kookgas
(4,6 kWh) weergeeft. Deze hoeveelheid energie is gebaseerd op een gemiddeld gebruik
van gas voor koken van 39 m3 per woning. Deze drie posten bij elkaar opgeteld dienen te worden gedeeld door de
primaire energie factor: 2,14.
De compensatie van de energiestromen wordt gedaan op basis van de primaire energie
factor van 2,14. De energie dient ter compensatie van de gebruikte hoeveelheid fossiele
energie en wordt doorgaans in de vorm van elektriciteit op de woning opgewekt en aan
het net geleverd. De primaire energie factor van elektriciteit is hoger dan die van
gas, omdat voor elektriciteitsproductie in centrales meer energie nodig is om dezelfde
hoeveelheid finale energie op te wekken. Daarom dient de vereiste opwekking van duurzame
energie die de hoeveelheid gebruikte fossiele energie compenseert (warmtevraag, warm
tapwater en gas om te koken) door deze factor te worden gedeeld.
Bij het bepalen van de hoeveelheid op te wekken duurzame energie ter compensatie van
het gasgebruik, wordt rekening gehouden met het rendementsverlies in de gasketel.
Hiervoor kan worden uitgegaan van forfaitaire waarden, zijnde een rendement van 0,975
voor de opwek van warmte voor ruimteverwarming en een rendement van 0,65 voor de opwek
van warm tapwater.
Conform het besluit dient de opwek van duurzame energie die dient ter compensatie
van het gebruik van gas te worden gemeten en in het jaarlijkse overzicht dat de verhuurder
aan de huurder verstrekt te worden opgenomen.
** Het betreft hier de opgewekte hoeveelheid energie voor een gemiddeld elektriciteitgebruik
van de bewoners over een jaar bezien. Ook hier hoeft de opwek niet per se gelijkmatig
over een jaar hetzelfde te zijn.
Ehulp betreft hier de gebouwgebonden (elektrische) energie die nodig is voor het laten
werken van installaties, zoals ventilatie, (comfort)koeling en monitoring. Eventuele
input energie voor een installatie die warmte en/of warm tapwater opwekt valt onder
deze Ehulp. Energie voor verlichting valt in dit geval niet onder de Ehulp. Energie
voor verlichting valt onder de energie die ter beschikking staat van de huurder (minimaal
23 kWh per vierkante meter per jaar).
De minimale productie van energie hoeft niet groter te zijn dan Ehulp + 2.400 kWh
per woning en mag niet kleiner zijn dan Ehulp + 1.600 kWh per woning. De hier bedoelde
productie van energie is additioneel aan de opwek uit de vorige kolom.
*** De energieprestatievergoeding wordt uitgedrukt in een bedrag per vierkante meter
gebruikersoppervlak van de woonruimte per maand, waarbij de warmtevraag en de hoeveelheid
op de woning opgewekte duurzame energie in kilowattuur per vierkante meter per jaar
worden uitgedrukt. Daarbij zijn de uitgangspunten gehanteerd dat de warmtevraag niet
hoger is dan 41 kilowattuur per vierkante meter per jaar. De woning wekt een minimale
hoeveelheid duurzame energie op die equivalent is aan de benodigde energie voor verwarming
en warm tapwater en koken per jaar. De duurzame energie die ter beschikking staat
voor gebruik door de huurder is ten minste 23 kilowattuur per vierkante meter per
jaar.
Voor de oppervlakte die volgens deze tabellen moet worden bepaald, wordt uitgegaan
van de gebruikersoppervlakte van de woning die wordt bepaald krachtens NTA 8800 met
toepassing van NEN 2580:2007 (inclusief correctieblad NEN 2580:2007/C1:2008). Deze
is in de regel al beschikbaar.
**** Indien de warmtevraag hoger is dan 41 kilowattuur per vierkante meter per jaar
en/of de duurzame energie die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder lager
is dan 23 kilowattuur per vierkante meter per jaar, kan geen energieprestatievergoeding
worden overeengekomen en dient de in rekening te brengen energielevering te worden
beoordeeld aan de hand van de thans vigerende regeling voor servicekosten en nutsvoorziening
overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.
Bijlage II. bij artikel 4bis van de Regeling energieprestatievergoeding huur
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
Maximale energieprestatievergoeding bij een woonruimte die is aangesloten op een warmtenet
en waarbij de warmte niet volledig duurzaam is of niet volledig op de woning wordt
opgewekt.
Netto warmtevraag voor ruimteverwarming [kWh/m2] per jaar
|
Minimaal duurzaam opgewekt equivalent aan energie voor verwarming en warm tapwater
[kWh /m2] per jaar*
|
Minimale productie duurzaam opgewekte energie voor gebruik huurder [kWh/m2] per jaar, mits per woonruimte ≥ (Ehulp +1800) en ≤ (Ehulp + 2.600) **
|
Maximale vergoeding [€/m2/maand]
****
|
0 < Netto warmtevraag ≤ 15
|
|
Ehulp + 26
|
0,85
|
15 < Netto warmtevraag ≤ 27
|
|
Ehulp + 26
|
0,74
|
27 < Netto warmtevraag ≤ 33
|
|
Ehulp + 26
|
0,36
|
33 < Netto warmtevraag ≤ 41
|
|
Ehulp + 26
|
0,06****
|
* Het uitgangspunt is dat in een woning, die is aangesloten op een onder de Warmtewet vallend warmtenet, in de vraag naar ruimteverwarming en warm tapwater doorgaans wordt
voorzien door het gebruik van warmte uit dit net. Het warmtegebruik in de woning,
voor zover dat primair met fossiele energie is opgewekt, dient te worden gecompenseerd
met duurzaam op de woning opgewekte energie, op basis van een gemiddeld gebruik en
bij gemiddelde klimaatomstandigheden. De opgewekte energie dient ter beschikking te
staan van de huurder, maar dit hoeft niet per se met thermische energie te zijn, noch
hoeft deze gelijkmatig over een jaar hetzelfde te zijn.
De hoeveelheid duurzame energie die ter compensatie van het gebruik van warmte op
de woning dient te worden opgewekt, is afhankelijk van de mate waarin niet-duurzame
energie nodig is om (een deel van) deze warmte aan de woning te leveren. De compensatie
dient te worden bepaald op basis van het equivalent opwekkingsrendement van het aangesloten
warmtenet (EOR). Daartoe dient de verhuurder bij het aangaan van de overeenkomst een
door het Bureau Controle en Registratie Gelijkwaardigheidsverklaring (Hierna: Bureau
CRG) goedgekeurde EMG-verklaring over te leggen van het warmtenet waarop de woning
is (of wordt) aangesloten. De EMG-verklaring is een kwaliteitsverklaring die het EOR
beschrijft, en is daarmee een maat voor de hoeveelheid primaire fossiele energie die
benodigd is voor de levering van warmte door het warmtenet aan de woning. Deze verklaring
mag niet ouder zijn dan drie jaar. De berekening van de EOR wordt uitgevoerd conform
NVN 7125-2011 of NEN 7125-2017. Indien NEN 7125-2017 wordt gebruikt wordt specifiek
opgewekte duurzame warmte niet gealloceerd aan specifieke gebouwen, maar wordt gerekend
met de gemiddelde EOR van het warmtenet. Met een goedgekeurde EMG-verklaring wordt
gelijkgesteld een kwaliteitsverklaring die is afgegeven door een daartoe bevoegde
instelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet
zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend
of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, op basis van onderzoekingen
of documenten die een kwaliteitsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan
het niveau dat met het vereiste van een goedgekeurde EMG-verklaring wordt geboden.
De hoeveelheid duurzame energie die op de woning dient te worden opgewekt ter compensatie
van het gebruik van niet-duurzaam opgewekte warmte, dient minimaal gelijk te zijn
aan de warmtevraag (E-H;nd) plus de benodigde hoeveelheid energie voor warm tapwater
(15 kWh/m2), beide gedeeld door het EOR. Indien de woning is aangesloten op een secundair warmtenet
is het EOR van dit secundaire net van toepassing.
** Het betreft hier de opgewekte hoeveelheid energie voor een gemiddeld elektriciteitsgebruik
van de bewoners over een jaar bezien. Ook hier hoeft de opwek niet per se gelijkmatig
over een jaar hetzelfde te zijn.
Ehulp betreft hier de gebouwgebonden (elektrische) energie die nodig is voor het laten
werken van installaties, zoals ventilatie, (comfort)koeling en monitoring. Eventuele
input energie voor een installatie die warmte en/of warm tapwater opwekt valt onder
deze Ehulp. Energie voor verlichting valt in dit geval niet onder de Ehulp. Energie
voor verlichting valt onder de energie die ter beschikking staat van de huurder (minimaal
26 kWh per vierkante meter per jaar).
De minimale productie van energie hoeft niet groter te zijn dan Ehulp + 2.600 kWh
per woning en mag niet kleiner zijn dan Ehulp + 1.800 kWh per woning. De hier bedoelde
productie van energie is additioneel aan de opwek uit de vorige kolom.
*** De energieprestatievergoeding wordt uitgedrukt in een bedrag per vierkante meter
gebruikersoppervlak van de woonruimte per maand, waarbij de warmtevraag en de hoeveelheid
op de woning opgewekte duurzame energie in kilowattuur per vierkante meter per jaar
worden uitgedrukt. Daarbij zijn de uitgangspunten gehanteerd dat de warmtevraag niet
hoger is dan 41 kilowattuur per vierkante meter per jaar. De woning wekt, als deze
niet op de woning volledig duurzame warmte opwekt, een hoeveelheid duurzame energie
op ter compensatie van de gebruikte met primaire fossiele energie opgewekte warmte.
De duurzame energie die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder is ten
minste 26 kilowattuur per vierkante meter per jaar.
Voor de oppervlakte die volgens deze tabel moet worden bepaald, wordt uitgegaan van
de gebruikersoppervlakte van de woning die wordt bepaald krachtens NTA 8800 met toepassing
van NEN 2580:2007 (inclusief correctieblad NEN 2580:2007/C1:2008). Deze is in de regel
al beschikbaar.
**** Indien de warmtevraag hoger is dan 41 kilowattuur per vierkante meter per jaar
en/of de duurzame energie die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder lager
is dan 26 kilowattuur per vierkante meter per jaar, kan geen energieprestatievergoeding
worden overeengekomen en dient de in rekening te brengen energielevering te worden
beoordeeld aan de hand van de thans vigerende regeling voor servicekosten en nutsvoorziening
overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.
Bijlage III. bij artikel 4ter, eerste lid, van de Regeling energieprestatievergoeding huur
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
Maximale energieprestatievergoeding bij een woonruimte met een aansluiting op het
gasnet.
Netto warmtevraag voor ruimteverwarming [kWh_th/m2] per jaar
|
Minimale duurzaam opgewekt equivalent aan energie voor verwarming en warm tapwater
en koken [kWh/m2] per jaar*
|
Minimale productie duurzaam opgewekte energie voor gebruik huurder [kWh/m2] per jaar, mits per woonruimte ≥ (Ehulp +1600) en ≤ (Ehulp + 2.400) **
|
Maximale vergoeding [€/m2/maand]***
|
0 < Netto warmtevraag ≤ 15
|
|
Ehulp + 23
|
1,22
|
15 < Netto warmtevraag ≤ 30
|
|
Ehulp + 23
|
1,12
|
30 < Netto warmtevraag ≤ 40
|
|
Ehulp + 23
|
0,90
|
40 < Netto warmtevraag ≤ 50
|
|
Ehulp + 23
|
0,64 ****
|
* Het uitgangspunt is dat in een woning welke een aardgasaansluiting heeft in de vraag
naar ruimteverwarming, warm tapwater en energie voor koken doorgaans wordt voorzien
door het gebruik van gas. Het gasgebruik in de woning dient aldus te worden gecompenseerd,
op basis van een gemiddeld gebruik en bij gemiddelde klimaatomstandigheden. De opwek
hoeft niet per se in thermische energie plaats te vinden, noch hoeft deze gelijkmatig
over een jaar hetzelfde te zijn.
De hoeveelheid duurzame energie die ter compensatie van het gebruik van gas op de
woning dient te worden opgewekt, dient minimaal gelijk te zijn aan de warmtevraag
(Qv) plus de benodigde hoeveelheid energie voor warm tapwater (15 kWh/m2), beide gedeeld door een factor die het rendement van de installatie weergeeft. Daarbij
dient te worden opgeteld een waarde die de benodigde hoeveelheid energie voor kookgas
(4,6 kWh) weergeeft. Deze hoeveelheid energie is gebaseerd op een gemiddeld gebruik
van gas voor koken van 39 m3 per woning. Deze drie posten bij elkaar opgeteld dienen te worden gedeeld door de
primaire energie factor: 2,14.
De compensatie van de energiestromen wordt gedaan op basis van de primaire energie
factor van 2,14. De energie dient ter compensatie van de gebruikte hoeveelheid fossiele
energie en wordt doorgaans in de vorm van elektriciteit op de woning opgewekt en aan
het net geleverd. De primaire energiefactor van elektriciteit is hoger dan die van
gas, omdat voor elektriciteitsproductie in centrales meer energie nodig is om dezelfde
hoeveelheid finale energie op te wekken. Daarom dient de vereiste opwekking van duurzame
energie die de hoeveelheid gebruikte fossiele energie compenseert (warmtevraag, warm
tapwater en gas om te koken) door deze factor te worden gedeeld.
Bij het bepalen van de hoeveelheid op te wekken duurzame energie ter compensatie van
het gasgebruik, wordt rekening gehouden met het rendementsverlies in de gasketel.
Hiervoor kan worden uitgegaan van forfaitaire waarden die ontleend zijn aan de berekening
van de energieprestatiecoëfficient (EPC) van de woning, zijnde een rendement van 0,975
voor de opwek van warmte voor ruimteverwarming en een rendement van 0,65 voor de opwek
van warm tapwater.
Conform het besluit dient de opwek van duurzame energie die dient ter compensatie
van het gebruik van gas te worden gemeten en in het jaarlijkse overzicht dat de verhuurder
aan de huurder verstrekt te worden opgenomen.
** Het betreft hier de opgewekte hoeveelheid energie voor een gemiddeld elektriciteitsgebruik
van de bewoners over een jaar bezien. Ook hier hoeft de opwek niet per se gelijkmatig
over een jaar hetzelfde te zijn.
Ehulp betreft hier de gebouwgebonden (elektrische) energie die nodig is voor het laten
werken van installaties, zoals ventilatie, (comfort)koeling en monitoring. Eventuele
input energie voor een installatie die warmte en/of warm tapwater opwekt valt onder
deze Ehulp. Energie voor verlichting valt in dit geval niet onder de Ehulp. Energie
voor verlichting valt onder de energie die ter beschikking staat van de huurder (minimaal
23 kWh per vierkante meter per jaar).
De minimale productie van energie hoeft niet groter te zijn dan Ehulp + 2.400 kWh
per woning en mag niet kleiner zijn dan Ehulp + 1.600 kWh per woning. De hier bedoelde
productie van energie is additioneel aan de opwek uit de vorige kolom.
*** De energieprestatievergoeding wordt uitgedrukt in een bedrag per vierkante meter
gebruikersoppervlak van de woonruimte per maand, waarbij de warmtevraag en de hoeveelheid
op de woning opgewekte duurzame energie in kilowattuur per vierkante meter per jaar
worden uitgedrukt. Daarbij zijn de uitgangspunten gehanteerd dat de warmtevraag niet
hoger is dan 50 kilowattuur per vierkante meter per jaar. De woning wekt een minimale
hoeveelheid duurzame energie op die equivalent is aan de benodigde energie voor verwarming
en warm tapwater en koken per jaar. De duurzame energie die ter beschikking staat
voor gebruik door de huurder is ten minste 23 kilowattuur per vierkante meter per
jaar.
Voor de oppervlakte die volgens deze tabellen moet worden bepaald, wordt uitgegaan
van de gebruikersoppervlakte van de woning die wordt bepaald bij de verstrekking van
een EPC of Energie-Index met toepassing van NEN 2580:2007 (inclusief correctieblad
NEN 2580:2007/C1:2008). Deze is in de regel al beschikbaar.
**** Indien de warmtevraag hoger is dan 50 kilowattuur per vierkante meter per jaar
en/of de duurzame energie die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder lager
is dan 23 kilowattuur per vierkante meter per jaar, kan geen energieprestatievergoeding
worden overeengekomen en dient de in rekening te brengen energielevering te worden
beoordeeld aan de hand van de thans vigerende regeling voor servicekosten en nutsvoorziening
overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.
Bijlage IV. bij artikel 4ter, tweede lid, van de Regeling energieprestatievergoeding huur
[Regeling vervallen per 01-10-2023]
Maximale energieprestatievergoeding bij een woonruimte die is aangesloten op een warmtenet
en waarbij de warmte niet volledig duurzaam is of niet volledig op de woning wordt
opgewekt.
Netto warmtevraag voor ruimteverwarming [kWh_th/m2] per jaar
|
Minimaal duurzaam opgewekt equivalent aan energie voor verwarming en warm tapwater
[kWh /m2] per jaar*
|
Minimale productie duurzaam opgewekte energie voor gebruik huurder [kWh/m2] per jaar, mits per woonruimte ≥ (Ehulp +1800) en ≤ (Ehulp + 2.600) **
|
Maximale vergoeding [€/m2/maand]***
|
0 < Netto warmtevraag ≤ 15
|
|
Ehulp + 26
|
0,74
|
15 < Netto warmtevraag ≤ 30
|
|
Ehulp + 26
|
0,64
|
30 < Netto warmtevraag ≤ 40
|
|
Ehulp + 26
|
0,32
|
40 < Netto warmtevraag ≤ 50
|
|
Ehulp + 26
|
0,05****
|
* Het uitgangspunt is dat in een woning, die is aangesloten op een onder de Warmtewet vallend warmtenet, in de vraag naar ruimteverwarming en warm tapwater doorgaans wordt
voorzien door het gebruik van warmte uit dit net. Het warmtegebruik in de woning,
voor zover dat primair met fossiele energie is opgewekt, dient te worden gecompenseerd
met duurzaam op de woning opgewekte energie, op basis van een gemiddeld gebruik en
bij gemiddelde klimaatomstandigheden. De opgewekte energie dient ter beschikking te
staan van de huurder, maar dit hoeft niet per se met thermische energie te zijn, noch
hoeft deze gelijkmatig over een jaar hetzelfde te zijn. De hoeveelheid duurzame energie
die ter compensatie van het gebruik van warmte op de woning dient te worden opgewekt,
is afhankelijk van de mate waarin niet-duurzame energie nodig is om (een deel van)
deze warmte aan de woning te leveren. De compensatie dient te worden bepaald op basis
van het equivalent opwekkingsrendement van het aangesloten warmtenet (EOR). Daartoe
dient de verhuurder bij het aangaan van de overeenkomst een door het Bureau Controle
en Registratie Gelijkwaardigheidsverklaring (Hierna: Bureau CRG) goedgekeurde EMG-verklaring
over te leggen van het warmtenet waarop de woning is (of wordt) aangesloten. De EMG-verklaring
is een kwaliteitsverklaring die het EOR beschrijft, en is daarmee een maat voor de
hoeveelheid primaire fossiele energie die benodigd is voor de levering van warmte
door het warmtenet aan de woning. Deze verklaring mag niet ouder zijn dan drie jaar.
De berekening van de EOR wordt uitgevoerd conform NVN 7125-2011 of NEN 7125-2017.
Indien NEN 7125-2017 wordt gebruikt wordt specifiek opgewekte duurzame warmte niet
gealloceerd aan specifieke gebouwen, maar wordt gerekend met de gemiddelde EOR van
het warmtenet. Met een goedgekeurde EMG-verklaring wordt gelijkgesteld een kwaliteitsverklaring
die is afgegeven door een daartoe bevoegde instelling in een andere lidstaat van de
Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie,
die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland
bindt, op basis van onderzoekingen of documenten die een kwaliteitsniveau bieden dat
ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met het vereiste van een goedgekeurde
EMG-verklaring wordt geboden. De hoeveelheid duurzame energie die op de woning dient
te worden opgewekt ter compensatie van het gebruik van niet-duurzaam opgewekte warmte,
dient minimaal gelijk te zijn aan de warmtevraag (Qv) plus de benodigde hoeveelheid
energie voor warm tapwater (15 kWh/m2), beide gedeeld door het EOR. Indien de woning
is aangesloten op een secundair warmtenet is het EOR van dit secundaire net van toepassing.
** Het betreft hier de opgewekte hoeveelheid energie voor een gemiddeld elektriciteitsgebruik
van de bewoners over een jaar bezien. Ook hier hoeft de opwek niet per se gelijkmatig
over een jaar hetzelfde te zijn. Ehulp betreft hier de gebouwgebonden (elektrische)
energie die nodig is voor het laten werken van installaties, zoals ventilatie, (comfort)koeling
en monitoring. Eventuele input energie voor een installatie die warmte en/of warm
tapwater opwekt valt onder deze Ehulp. Energie voor verlichting valt in dit geval
niet onder de Ehulp. Energie voor verlichting valt onder de energie die ter beschikking
staat van de huurder (minimaal 26 kWh per vierkante meter per jaar). De minimale productie
van energie hoeft niet groter te zijn dan Ehulp + 2.600 kWh per woning en mag niet
kleiner zijn dan Ehulp + 1.800 kWh per woning. De hier bedoelde productie van energie
is additioneel aan de opwek uit de vorige kolom.
*** De energieprestatievergoeding wordt uitgedrukt in een bedrag per vierkante meter
gebruikersoppervlak van de woonruimte per maand, waarbij de warmtevraag en de hoeveelheid
op de woning opgewekte duurzame energie in kilowattuur per vierkante meter per jaar
worden uitgedrukt. Daarbij zijn de uitgangspunten gehanteerd dat de warmtevraag niet
hoger is dan 50 kilowattuur per vierkante meter per jaar. De woning wekt, als deze
niet op de woning volledig duurzame warmte opwekt, een hoeveelheid duurzame energie
op ter compensatie van de gebruikte met primaire fossiele energie opgewekte warmte.
De duurzame energie die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder is ten
minste 26 kilowattuur per vierkante meter per jaar. Voor de oppervlakte die volgens
deze tabel moet worden bepaald, wordt uitgegaan van de gebruikersoppervlakte van de
woning die wordt bepaald bij de verstrekking van een EPC of Energie-Index met toepassing
van NEN 2580:2007 (inclusief correctieblad NEN 2580:2007/C1:2008). Deze is in de regel
al beschikbaar.
**** Indien de warmtevraag hoger is dan 50 kilowattuur per vierkante meter per jaar
en/of de duurzame energie die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder lager
is dan 26 kilowattuur per vierkante meter per jaar, kan geen energieprestatievergoeding
worden overeengekomen en dient de in rekening te brengen energielevering te worden
beoordeeld aan de hand van de thans vigerende regeling voor servicekosten en nutsvoorziening
overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.