Er is sprake van een prioriteitsplaatsing indien de aangeslotene op zijn verzoek of
op verzoek van een derde ten behoeve van zijn kleinverbruikaansluiting – voorafgaande
aan de collectieve uitrol van op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichtingen
in de desbetreffende wijk – de beschikking krijgt over een door of namens de netbeheerder
geplaatste op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting.
Indien de aangeslotene dit verzoekt, komt hij in aanmerking voor een prioriteitsplaatsing.
Voor de aanvraag van een prioriteitsplaatsing is paragraaf 3.2 van toepassing.
Er is sprake van een plaatsing door derden van een op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting
indien een aangeslotene ten behoeve van zijn kleinverbruikaansluiting de beschikking
krijgt over een door een meterplaatser geplaatste op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting.
Voor het op verzoek van de aangeslotene door een ander dan de netbeheerder ter beschikking
stellen van een door de netbeheerder te leveren op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting,
is paragraaf 3.3 van toepassing.
Voor het op verzoek van de aangeslotene door een ander dan de netbeheerder ter beschikking
stellen van een niet door de netbeheerder te leveren op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting,
is paragraaf 3.4 van toepassing.
3.2. Procedure prioriteitsplaatsing
Indien de aangeslotene of een derde een prioriteitsplaatsing wenst, geeft de aangeslotene
of diens gemachtigde de netbeheerder opdracht voor een prioriteitsplaatsing en verstrekt
daarbij de volgende gegevens:
-
a. de EAN-code van de aansluiting;
-
b. de naam van de aangeslotene met wie de aansluit- en transportovereenkomst is gesloten,
alsmede de adresgegevens, zijnde straatnaam, huisnummer met eventuele toevoegingen,
postcode en plaatsnaam of eventuele alternatieve locatieaanduidingen, behorend bij
het overdrachtspunt van de aansluiting;
-
c. correspondentieadres en gegevens voor facturering van de kosten voor de prioriteitsplaatsing.
De netbeheerder controleert of:
-
a. de melding aan de juiste netbeheerder is gedaan;
-
b. het een aansluiting betreft die in aanmerking komt voor plaatsing van een op afstand
uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting;
-
c. er op de desbetreffende aansluiting nog geen op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting
is geplaatst;
-
d. plaatsing van de meter op het adres niet binnen drie maanden is ingepland door de
netbeheerder;
-
e. voor zover dit op afstand is te bepalen: of plaatsing van de meter technisch mogelijk
is;
-
f. voor zover dit op afstand is te bepalen: of plaatsing van de meter financieel redelijk
is en of dit in verhouding staat tot potentiële energiebesparingen.
Het resultaat van de in 3.2.2 genoemde vaststelling wordt binnen 5 werkdagen na de in 3.2.1 bedoelde aanvraag meegedeeld aan de aangeslotene. Indien niet aan alle in 3.2.2 genoemde criteria wordt voldaan, wordt de procedure prioriteitsplaatsing gestopt.
De netbeheerder neemt binnen 3 maanden na de in 3.2.1 bedoelde aanvraag de oude meetinrichting weg en plaatst de nieuwe op afstand uitleesbare
kleinverbruikmeetinrichting.
De in 3.2.4 genoemde verplichting van de netbeheerder vervalt indien het niet lukt
om in de in 3.2.4 genoemde periode een afspraak over de plaatsing te maken met de aangeslotene of indien
de aangeslotene zich niet houdt aan de gemaakte afspraak.
Nadat geconstateerd is dat de nieuwe meetinrichting gedurende 5 aaneengesloten dagen
op afstand uitleesbaar is, wordt de aanwezigheid van de op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting
door de netbeheerder verwerkt in zijn aansluitingenregister.
3.3. Procedure plaatsing door derden van een door de netbeheerder geleverde meetinrichting
Een ander dan de netbeheerder die op verzoek van de aangeslotene, conform artikel 26ad, zesde lid, of artikel 26ae, zevende lid, van de Elektriciteitswet 1998, er zorg voor draagt dat de aangeslotene beschikt over een op afstand uitleesbare
kleinverbruikmeetinrichting meldt de voorgenomen plaatsing van een door de netbeheerder
te leveren op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting aan de netbeheerder
en verstrekt daarbij de volgende gegevens:
-
a. de EAN-code van de aansluiting;
-
b. de naam van de aangeslotene met wie de aansluit- en transportovereenkomst is gesloten,
alsmede de adresgegevens, zijnde straatnaam, huisnummer met eventuele toevoegingen,
postcode en plaatsnaam of eventuele alternatieve locatieaanduidingen, behorend bij
het overdrachtspunt van de aansluiting;
-
c. naam en contactgegevens van de meterplaatser;
-
d. naam en contactgegevens van de aanvrager.
De netbeheerder controleert of:
-
a. de melding aan de juiste netbeheerder is gedaan;
-
b. het een aansluiting betreft die in aanmerking komt voor plaatsing van een op afstand
uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting;
-
c. er op de desbetreffende aansluiting nog geen op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting
is geplaatst;
-
d. plaatsing van de meter op het adres niet binnen drie maanden is ingepland door de
netbeheerder;
-
e. de meterplaatser is erkend.
Het resultaat van de in artikel 3.3.2 genoemde vaststelling wordt binnen vijf werkdagen na de in artikel 3.3.1 bedoelde melding door de netbeheerder meegedeeld aan de ander dan de netbeheerder
die op verzoek van de aangeslotene conform artikel 26ad, zesde lid, of artikel 26ae, zevende lid, van de Elektriciteitswet 1998, er zorg voor draagt dat de aangeslotene beschikt over een op afstand uitleesbare
kleinverbruikmeetinrichting. Indien niet aan alle in artikel 3.3.2 genoemde criteria
wordt voldaan, wordt de procedure plaatsing door derden van een door de netbeheerder
geleverde meetinrichting gestopt door de netbeheerder.
De meterplaatser neemt binnen vijftien werkdagen na de in 3.3.3 bedoelde melding contact op met de netbeheerder voor het maken van afspraken over
de datum en het tijdstip van de verwijdering van de oude meetinrichting en plaatsing
van de nieuwe meetinrichting.
De netbeheerder verstrekt uiterlijk vijf werkdagen voor de conform 3.3.4 geplande plaatsing:
-
a. de te plaatsen op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting met de daarbij behorende
gebruiks-, montage- en transportinstructies
-
b. de meterwisselgegevens:
De meterplaatser controleert of de vastgelegde tellerstanden van de oude meetinrichting
zich binnen de in 3.3.5 bedoelde marge bevinden en of het meternummer van de oude meetinrichting klopt. Indien
dat niet het geval is, neemt de meterplaatser contact op met de netbeheerder.
De meterplaatser neemt de oude meetinrichting weg en plaatst de door de netbeheerder
verstrekte op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting.
De meterplaatser legt ter plekke vast:
-
a. de naam van de aangeslotene met wie de aansluit- en transportovereenkomst is gesloten,
alsmede de adresgegevens, zijnde straatnaam, huisnummer met eventuele toevoegingen,
postcode en plaatsnaam of eventuele alternatieve locatieaanduidingen, behorend bij
het overdrachtspunt van de aansluiting
-
b. de datum van de meterwisseling
-
c. het meternummer en de tellerstand(en) van de oude meetinrichting
-
d. het meternummer en de tellerstand(en) van de nieuwe meetinrichting en laat de aangeslotene
met het plaatsen van zijn/haar handtekening verklaren dat hij/zij akkoord gaat met
bovengenoemde gegevens.
Indien de aangeslotene niet verklaart dat de tellerstand(en) van de oude meetinrichting
juist zijn, zorgt de meterplaatser voor een foto met tellerstanden en meternummer.
De meterplaatser verzendt de in 3.3.8 genoemde gegevens binnen één werkdag na de dag
van plaatsing in een door de gezamenlijke netbeheerders opgesteld format voor elektronische
gegevensuitwisseling aan de netbeheerder.
De meterplaatser levert de oude meetinrichting conform de in 3.3.4 genoemde afspraken af bij de netbeheerder.
De netbeheerder controleert of de nieuwe meetinrichting gedurende vijf aaneengesloten
dagen op afstand uitleesbaar is. Indien dit niet het geval is wordt de meterplaatser
in de gelegenheid gesteld om het probleem uiterlijk binnen tien werkdagen op te lossen.
Nadat geconstateerd is dat de nieuwe meetinrichting gedurende vijf aaneengesloten
dagen op afstand uitleesbaar is, wordt de plaatsing geaccepteerd door de netbeheerder
en wordt de aanwezigheid van de op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting
door de netbeheerder verwerkt in zijn aansluitingenregister.
De netbeheerder neemt, na acceptatie, de nieuw geplaatste op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting
in beheer en betaalt de bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 daartoe vastgestelde vergoeding.
De netbeheerder bewaart de op grond van 3.3.10 ontvangen gegevens tenminste twee jaar.
3.4. Procedure plaatsing door derden van een niet door de netbeheerder geleverde
meetinrichting
Een ander dan de netbeheerder die op verzoek van de aangeslotene conform artikel 26ad, zesde lid, of artikel 26ae, zevende lid, van de Elektriciteitswet 1998, er zorg voor draagt dat de aangeslotene beschikt over een op afstand uitleesbare
kleinverbruikmeetinrichting meldt de voorgenomen plaatsing van een niet door de netbeheerder
geleverde op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting aan de netbeheerder en
verstrekt daarbij de volgende gegevens:
-
a. de EAN-code van de aansluiting;
-
b. de naam van de aangeslotene met wie de aansluit- en transportovereenkomst is gesloten,
alsmede de adresgegevens, zijnde straatnaam, huisnummer met eventuele toevoegingen,
postcode en plaatsnaam of eventuele alternatieve locatieaanduidingen, behorend bij
het overdrachtspunt van de aansluiting;
-
c. naam en contactgegevens van de meterplaatser;
-
d. merk en type-aanduiding van de te plaatsen op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting;
-
e. naam en contactgegevens van de aanvrager.
De netbeheerder controleert of:
-
a. de melding aan de juiste netbeheerder is gedaan;
-
b. het een aansluiting betreft die in aanmerking komt voor plaatsing van een op afstand
uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting;
-
c. er op de desbetreffende aansluiting nog geen op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting
is geplaatst;
-
d. plaatsing van de meter op het adres niet binnen drie maanden is ingepland door de
netbeheerder;
-
e. de meterplaatser erkend is;
-
f. de te plaatsen op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting voldoet aan de bij
of krachtens de in het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen gestelde eisen en of deze meetinrichting informatie kan uitwisselen met (het informatiesysteem
van) de netbeheerder zonder dat dit specifieke aanpassingen aan het informatie- c.q.
uitleessysteem van de betreffende netbeheerder behoeft.
Het resultaat van de in artikel 3.4.2 genoemde vaststelling wordt binnen vijf werkdagen na de in artikel 3.4.1 bedoelde melding meegedeeld aan de ander dan de netbeheerder die op verzoek van de
aangeslotene conform artikel 26ad, zesde lid, of artikel 26ae, zevende lid, van de Elektriciteitswet 1998, er zorg voor draagt dat de aangeslotene beschikt over een op afstand uitleesbare
kleinverbruikmeetinrichting.
Indien niet aan alle in artikel 3.4.2 genoemde criteria wordt voldaan, wordt de procedure plaatsing door derden van een
niet door de netbeheerder geleverde meetinrichting gestopt.
De meterplaatser neemt binnen 15 werkdagen na de in 3.4.3 bedoelde melding contact op met de netbeheerder voor het maken van afspraken over
de datum en het tijdstip van de verwijdering van de oude meetinrichting en plaatsing
van de nieuwe meetinrichting en over de toegankelijkheid van de communicatievoorziening.
De netbeheerder verstrekt uiterlijk 5 werkdagen voor de conform 3.4.4 geplande plaatsing de meterwisselgegevens:
De meterplaatser controleert of de vastgelegde tellerstanden van de oude meetinrichting
zich binnen de in 3.4.5 bedoelde marge bevinden en of het meternummer van de oude meetinrichting klopt.
De meterplaatser neemt de oude meetinrichting weg en plaatst de op afstand uitleesbare
kleinverbruikmeetinrichting.
De meterplaatser legt ter plekke vast:
-
a. de naam van de aangeslotene met wie de aansluit- en transportovereenkomst is gesloten,
alsmede de adresgegevens, zijnde straatnaam, huisnummer met eventuele toevoegingen,
postcode en plaatsnaam of eventuele alternatieve locatieaanduidingen, behorend bij
het overdrachtspunt van de aansluiting;
-
b. de datum en de tijd van de meterwisseling;
-
c. het meternummer en de tellerstand(en) van de oude meetinrichting;
-
d. serienummer, metercode en bouwjaar van de nieuwe meetinrichting;
-
e. de tellerstand(en) van de nieuwe meetinrichting;
en laat de aangeslotene met het plaatsen van zijn/haar handtekening verklaren dat
hij/zij akkoord gaat met bovengenoemde gegevens.
Indien de aangeslotene niet verklaart dat de tellerstand(en) van de oude meetinrichting
juist zijn, zorgt de meterplaatser voor een foto met tellerstanden en meternummer.
De meterplaatser verzamelt de additionele gegevens die de netbeheerder nodig heeft
voor het in 7.3.2.4 bedoelde bericht, te weten: voor elk telwerk van de geplaatste
of gewijzigde meetinrichting, indien van toepassing, de volgende gegevens:
De meterplaatser verzamelt de gegevens omtrent het type meetinrichting en de wijze
van communicatie die nodig zijn voor het functioneren van de meetinrichting met inbegrip
van het tot stand komen van de communicatie.
De meterplaatser verzendt de in 3.4.8, 3.4.10 en 3.4.11 genoemde gegevens binnen één werkdag na de dag van plaatsing in een door de gezamenlijke
netbeheerders opgesteld format voor elektronische gegevensuitwisseling aan de netbeheerder.
De meterplaatser levert de oude meetinrichting conform de in 3.4.4 genoemde afspraken af bij de netbeheerder.
De netbeheerder controleert of de nieuwe meetinrichting gedurende vijf aaneengesloten
dagen op afstand uitleesbaar is. Indien dit niet het geval is wordt de meterplaatser
in de gelegenheid gesteld om het probleem uiterlijk binnen tien werkdagen op te lossen.
Nadat geconstateerd is dat de nieuwe meetinrichting gedurende vijf aaneengesloten
dagen op afstand uitleesbaar is, wordt de plaatsing geaccepteerd door de netbeheerder
en wordt de aanwezigheid van de op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting
door de netbeheerder verwerkt in zijn aansluitingenregister.
De netbeheerder neemt, na acceptatie, de nieuw geplaatste op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting
in beheer en betaalt de bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 daartoe vastgestelde vergoeding.
De netbeheerder bewaart de op grond van 3.4.11 ontvangen gegevens tenminste twee jaar.