In beginsel worden zaken van de eerste categorie bestuursrechtelijk afgedaan. Op deze
hoofdregel zijn een aantal uitzonderingen. Wanneer sprake is van een uitzonderingssituatie,
dan kan worden afgeweken van de hoofdregel en kan de zaak toch strafrechtelijk worden
afgedaan.
Uitzondering 1
Strafrechtelijke dwangmiddelen zijn toegepast:
-
• in een onderzoek naar fraude zonder (de mogelijkheid tot) schade-indicatie vooraf.
Tijdens of na afronding van een dergelijke strafrechtelijk onderzoek kan blijken dat
het (bewijsbaar) nadeel lager uitvalt dan € 50.000,– . In dat geval blijft inzending
van het proces-verbaal en (verdere) vervolging achterwege. bij de start van een onderzoek,
omdat duidelijk was dat strafrechtelijke bevoegdheden noodzakelijk waren om tot het
overtuigende bewijs te komen. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het doorzoeken
van een woning, inbeslagname van stukken, opnemen van telecommunicatie, aanhouden,
ophouden voor onderzoek en de inverzekeringstelling van de verdachte (n). De opsporingsambtenaar
stemt dit af met de officier van justitie.
Uitzondering 2
Combinatie sociale zekerheidsfraude met een of meer (andersoortige) strafbare feiten.
Vanuit de gedachte dat de rechtsorde meer zal zijn geschokt indien naast sociale zekerheidsfraude
ook andere strafbare feiten zijn gepleegd, wordt de combinatie met fiscale, economische
en commune delicten meegewogen bij de beoordeling of een zaak toch strafrechtelijk
dient te worden aangepakt. Hierbij wordt gedacht aan een breed scala van fiscale,
economische en commune delicten, die de wetgever strafbaar heeft gesteld ten einde
bepaalde andere rechtsbelangen te beschermen.
Voorbeelden zijn: de delicten die betrekking hebben op steekpenningen, omkoping, faillissementsfraude,
verduistering, witwassen, onttrekking aan het beslag, bedreiging personen of ambtenaren
van de uitkerende instantie, handel in drugs, hennepteelt, aantasting van het milieu,
niet naleven ID-plicht (werken met illegalen), of uitbuiting. Ook de deelname aan
een criminele organisatie valt hieronder (dit is geen limitatieve opsomming).
Uitzondering 3
Status verdachte en/of voorbeeldfunctie.
Gevallen waarin bijvoorbeeld sprake is van status verdachte / voorbeeldfunctie zijn
situaties waarin verdachte regionaal of landelijk een maatschappelijk aansprekende
persoon is. Verder zou gedacht kunnen worden aan personen die een openbaar ambt bekleden
of hebben bekleed ((ex-)burgemeesters, (ex-)wethouders of (ex-)politieke vertegenwoordigers
– Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers/wet Appa) of aan personen die beroepsmatig
invloed hebben op het handelen van derden of op de financiële integriteit van geldstromen
(rechters, advocaten, financieel adviseurs, notarissen, bankiers, effectenhandelaars).
Deze toelichting is uiteraard geen uitputtende beschrijving.
Uitzondering 4
Herhaling van overtredingen binnen een bepaalde periode.
Wanneer een persoon zich binnen een periode van vijf jaar ten minste tweemaal schuldig
heeft gemaakt aan sociale zekerheidsfraude, dan wordt een strafrechtelijk onderzoek
ingesteld. Het startpunt van de termijn van vijf jaar is de datum waarop de eerste
bestuurlijke boete of maatregel is opgelegd door het bestuursorgaan. Deze bestuurlijke
boete of maatregel dient onherroepelijk te zijn. Zowel de overtreding als de onherroepelijkheid
moet aangetoond worden in het proces-verbaal, dan wel bij het proces-verbaal zijn
gevoegd. De beide nadeelbedragen dienen voorts bij elkaar opgeteld tenminste € 20.000,–
te bedragen.
Het gaat hier om alle vormen van herhaling van gesanctioneerde overtreding(en). Bij
de constatering van de eerste overtreding kan een bestuurlijke maatregel of boete
zijn opgelegd of een strafrechtelijke sanctie zijn gevolgd. Deze beslissing moet aangetoond
worden in het proces-verbaal middels een afschrift van de bestuurlijke boete- en/of maatregelbeschikking of een
uittreksel uit het justitieel documentatieregister, met pleegdatum of pleegperiode. In de beoordeling dienen alle herhaalde overtredingen, die aan het uitvoeringsorgaan
uit de ‘eigen’ administratie bekend zijn te worden betrokken, alsmede de overtredingen
die voor het uitvoeringsorgaan redelijkerwijs – via gegevensuitwisseling – kenbaar
zijn.
Uitzondering 5
Nadeel lager dan € 50.000,–.
Zaken met een nadeel kleiner dan € 50.000,– welke niet kunnen leiden tot een bestuurlijke
boete of maatregel, kunnen strafrechtelijk worden afgedaan.
Het opleggen van een bestuurlijke boete is eveneens geen adequaat alternatief voor
het strafrecht indien op voorhand vaststaat dat deze boete niet of slechts in geringe
mate geïnd kan worden. De aanwijzingen voor een dergelijke constatering dienen gebaseerd
te zijn op een onderzoek naar de vermogenspositie(s) en de (on)mogelijkheden van de
betrokkene(n) om inkomen te verwerven, zowel in de actuele situatie als op de langere
termijn. Strafrechtelijke aanpak zal voorts vooral geïndiceerd zijn bij een verdachte
die zich heeft ingespannen om verhaal onmogelijk te maken.
Uitzondering 6
Fraude gepleegd met medewerking en/of medeweten van ambtena(a)r(en) van de uitkerende
instantie.
Dit aspect is van groot belang, omdat het gaat om een situatie waarin de integriteit
van de overheid in het geding komt of kan komen. Om te voorkomen dat te lichtvaardig
wordt geoordeeld dat er sprake van dit aspect is moet door de uitkerende instantie
onderbouwd worden op grond van welke aanwijzingen zij van mening is dat haar ambtena(a)r(en)
van de fraude op de hoogte was of waren én medewerking daaraan heeft of hebben verleend.
Tevens dient tegen de betrokken ambtena(a)r(en) of werknemer (s) sanctionerend opgetreden
te zijn of te worden.
Uitzondering 7
Fraude gepleegd in georganiseerd verband.
Wanneer de verdenking bestaat dat een groep van meer dan twee personen zich heeft
schuldig gemaakt aan het plegen van sociale zekerheidsfraude, en er ten aanzien van
het plegen van die fraude, onderlinge verbanden of afspraken lijken te bestaan.