In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a.
beoordelingscommissie: de in artikel 2 genoemde commissie;
-
b.
late zwangerschapsafbreking: een behandeling gericht op het afbreken van een zwangerschap na 24 weken wegens geconstateerde
ernstige foetale aandoeningen met als beoogd gevolg het overlijden van de ongeboren
vrucht;
-
c.
late zwangerschapsafbreking categorie 1: late zwangerschapsafbreking in het geval redelijkerwijs verwacht mag worden dat de
ongeborene niet in staat is buiten het moederlichaam in leven te blijven;
-
d.
late zwangerschapsafbreking categorie 2: late zwangerschapsafbreking omdat bij de ongeborene sprake is van één of meer aandoeningen
die tot ernstige en niet te herstellen functiestoornissen leidt of leiden of omdat
voor de ongeborene naar redelijke verwachting een beperkte kans op overleven bestaat;
-
e.
pasgeborene: een kind dat de leeftijd van één jaar nog niet heeft bereikt;
-
f.
arts: de arts die de verrichting heeft gedaan die heeft geleid tot late zwangerschapsafbreking
of levensbeëindiging bij een pasgeborene;
-
g.
inspectie: Inspectie gezondheidszorg en jeugd;
-
h.
college: College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie;
-
i.
de Ministers: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overeenstemming met de Minister
van Veiligheid en Justitie.
Er is een beoordelingscommissie die tot taak heeft:
-
a. het beoordelen van de zorgvuldigheid van het handelen van de arts die een late zwangerschapsafbreking
categorie 1 heeft uitgevoerd en het ter kennis brengen van haar oordeel aan de inspectie,
indien het oordeel luidt dat onzorgvuldig is gehandeld;
-
b. het beoordelen van de zorgvuldigheid van het handelen van de arts die een late zwangerschapsafbreking
categorie 2 of levensbeëindiging bij een pasgeborene heeft uitgevoerd, en het ter
kennis brengen van haar oordeel aan het college en, indien het oordeel luidt dat onzorgvuldig
is gehandeld, aan het college en aan de inspectie.
-
1 De beoordelingscommissie bestaat uit vier artsen, afkomstig uit ter zake doende disciplines,
één rechtsgeleerde en één deskundige inzake ethische of zingevingvraagstukken. Een
van hen wordt door de Ministers benoemd tot voorzitter. Van de beoordelingscommissie
maken tevens deel uit de plaatsvervangende leden van elk van de in de eerste volzin
bedoelde leden.
In het geval van late zwangerschapsafbreking categorie 1 heeft de arts zorgvuldig
gehandeld, indien hij daarbij heeft voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de toepasselijke
wet- en regelgeving en de geldende beroepsnormen.
In het geval van late zwangerschapsafbreking categorie 2 heeft de arts zorgvuldig
gehandeld, indien:
-
a. de arts de overtuiging heeft gekregen dat de ongeborene een aandoening of een combinatie
van aandoeningen heeft die van zodanige aard is dat na de geboorte zou worden afgezien
van een medische behandeling, omdat ingrijpen naar heersend medisch inzicht zinloos
zou zijn en naar heersend medisch inzicht geen redelijke twijfel bestaat over de diagnose
en de daarop gebaseerde prognose;
-
b. de arts de overtuiging heeft gekregen dat bij de ongeborene sprake is van een actueel
of te voorzien uitzichtloos lijden;
-
c. de arts de ouders volledig op de hoogte heeft gesteld van de diagnose en de daarop
gebaseerde prognose. Dit houdt onder andere in dat de arts met de ouders tot de overtuiging
is gekomen dat er voor de situatie waarin de ongeborene zich bevindt geen redelijke
andere oplossing is;
-
d. de moeder uitdrukkelijk heeft verzocht om beëindiging van de zwangerschap wegens lichamelijk
of psychisch lijden onder de situatie;
-
e. de arts ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die schriftelijk
zijn oordeel heeft gegeven over de hiervoor genoemde zorgvuldigheidseisen, of, indien
een onafhankelijke arts redelijkerwijs niet kon worden geraadpleegd, het behandelteam
heeft geraadpleegd, dat schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de hiervoor genoemde
zorgvuldigheidseisen;
-
f. de afbreking van de zwangerschap medisch zorgvuldig is uitgevoerd.
In het geval van levensbeëindiging bij een pasgeborene heeft de arts zorgvuldig gehandeld,
indien:
-
a. naar overtuiging van de arts sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van
de pasgeborene, hetgeen onder andere betekent dat het staken van de medische behandeling
gerechtvaardigd is, dat wil zeggen dat naar heersend medisch inzicht vast staat dat
ingrijpen zinloos is en naar heersend medisch inzicht geen redelijke twijfel bestaat
over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose;
-
b. de arts de ouders volledig op de hoogte heeft gesteld van de diagnose en de daarop
gebaseerde prognose en dat de arts met de ouders tot de overtuiging is gekomen dat
voor de situatie waarin de pasgeborene zich bevond geen redelijke andere oplossing
was;
-
c. de ouders hebben ingestemd met de levensbeëindiging;
-
d. de arts ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die schriftelijk
zijn oordeel heeft gegeven over de hiervoor genoemde zorgvuldigheidseisen, of, indien
een onafhankelijke arts redelijkerwijs niet kon worden geraadpleegd, het behandelteam
heeft geraadpleegd, dat schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de hiervoor genoemde
zorgvuldigheidseisen;
-
e. de levensbeëindiging medisch zorgvuldig is uitgevoerd.
Deze regeling wordt na vier jaar geëvalueerd. De Ministers zenden de Staten-Generaal
een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2016.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking
en levensbeëindiging bij pasgeborenen.