Regeling gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

Geraadpleegd op 25-12-2025.
Geldend van 13-12-2025 t/m heden.

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 18 september 2015, nr. IENM/BSK-2015/183974, houdende vaststelling van nieuwe regels voor bepaalde gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 517/2014 van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006 en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1005/2009 van 16 september 2009 betreffende ozonlaagafbrekende stoffen (Regeling gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006 (PbEU L 150), Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 betreffende ozonlaag afbrekende stoffen (herschikking) (PbEU L 286) en de artikelen 6, derde en vierde lid, 9, derde en vierde lid, 11, tweede lid, 12, eerste lid, onder g, en tweede lid, en 14, vijfde lid, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen;

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. apparatuur: apparatuur als bedoeld in de artikelen 5, tweede en derde lid, en 8, tweede en derde lid, van de F-gassenverordening, de klimaatregelingssystemen, bedoeld in artikel 8, vierde lid en tiende lid, tweede alinea, van de F-gassenverordening, de producten en apparatuur, bedoeld in artikel 8, tiende lid, eerste alinea, van de F-gassenverordening, de apparatuur, systemen en apparaten, bedoeld in de artikelen 20, eerste lid, en 21, tweede lid, van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen en de producten en apparatuur, bedoeld in artikel 20, vijfde lid, van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen;

  • b. besluit: Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen;

  • c. BRL 100: Beoordelingsrichtlijn voor het certificaat voor ondernemingen in overeenstemming met Verordening (EU)2024/573, versie 3.0, 5 december 2025, uitgegeven door Rijkswaterstaat;

  • d. BRL 200: Beoordelingsrichtlijn voor het certificaat voor personen in overeenstemming met Verordening (EU)2024/573, versie 2.0, 5 december 2025, uitgegeven door Rijkswaterstaat;

  • e. certificaat: certificaat, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, en artikel 9, eerste en tweede lid, van het besluit;

  • f. exploitant: exploitant als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van de F-gassenverordening, onderneming als bedoeld in artikel 3, elfde lid, van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen of eigenaar als bedoeld in artikel 2a van het besluit;

  • g. ozonlaagafbrekende stoffen: de stoffen, bedoeld in artikel 2, onder a, van de Verordening ozonlaagafbrekende stoffen en de isomeren ervan, afzonderlijk of vervat in mengsels;

  • h. instelling: instelling als bedoeld in artikel 10 van het besluit, aan wie een erkenning is verleend;

  • i. minister: Minister van Klimaat en Groene Groei;

  • j. register: het Centraal Register Techniek;

  • k. werkzaamheid: activiteit als bedoeld in de artikelen 6, eerste en tweede lid, en 9, eerste en tweede lid, van het besluit.

§ 2. Certificering van natuurlijke personen en ondernemingen

Artikel 2. Eisen voor het verkrijgen en behouden van een certificaat

  • 2 Een natuurlijk persoon of onderneming die een certificaat wil verkrijgen of behouden, verleent aan de instelling alle medewerking die deze redelijkerwijs nodig heeft voor de beoordeling of aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, wordt voldaan.

  • 3 Een certificaat van een natuurlijk persoon is maximaal zeven jaar geldig.

Artikel 3. Gegevens op een certificaat

Een certificaat vermeldt ten minste:

  • a. de naam van de instelling die het certificaat verleent en de naam van de natuurlijk persoon of onderneming aan wie het certificaat wordt afgegeven;

  • b. als het certificaat wordt afgegeven aan een natuurlijk persoon: de geboortedatum van de natuurlijk persoon;

  • c. als het certificaat wordt afgegeven aan een onderneming: het adres en de vestigingsplaats waar de onderneming zetelt, het KVK-nummer en het vestigingsnummer;

  • d. een door de instelling afgegeven registratienummer;

  • e. als het certificaat wordt afgegeven aan een natuurlijk persoon: een of meerdere werkzaamheden en het bijbehorende certificaattype, bedoeld in de BRL 200, waarvoor het certificaat wordt afgegeven;

  • f. de apparatuur waarvoor de natuurlijk persoon of onderneming bevoegd is een werkzaamheid te verrichten;

  • g. de datum van afgifte en de ondertekening door een daartoe bevoegde vertegenwoordiger van de instelling;

  • h. de datum tot wanneer het certificaat geldig is; en

  • i. als het certificaat wordt afgegeven aan een onderneming: de werkzaamheden en het bijbehorende deelgebied waarvoor het certificaat wordt afgegeven, als bedoeld in het certificeringsschema, en het certificeringsschema op grond waarvan het certificaat wordt afgegeven.

Artikel 4. Verlening van certificaten

Een instelling verleent een certificaat aan de natuurlijk persoon of de onderneming die naar het oordeel van de instelling voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in de desbetreffende onderdelen van de BRL 200, onderscheidenlijk de BRL 100, voor het verkrijgen van een certificaat.

Artikel 5. Schorsing en intrekking van certificaten

  • 1 Onverminderd artikel 14, vierde lid, van het besluit schorst een instelling het certificaat van een onderneming of trekt deze in, als:

    • a. de instelling heeft vastgesteld dat de onderneming niet of niet langer voldoet aan artikel 2, en de instelling geen gerechtvaardigd vertrouwen heeft dat de onderneming binnen afzienbare tijd daaraan kan of wil voldoen;

    • b. de onderneming in staat van faillissement verkeert, of

    • c. de onderneming een daartoe strekkend verzoek heeft gedaan.

  • 2 Als het certificaat is geschorst, stelt de instelling de periode vast gedurende welke de onderneming de gelegenheid krijgt om volledig aan artikel 2 te voldoen. Indien de onderneming naar het oordeel van de instelling binnen de vastgestelde periode daaraan voldoet, heft de instelling de schorsing op.

  • 3 Als de onderneming niet binnen de vastgestelde periode volledig aan artikel 2 voldoet, trekt de instelling het certificaat in.

  • 4 De natuurlijk persoon van wie het certificaat is ingetrokken naar aanleiding van een aanwijzing van de minister op grond van artikel 14, vierde lid, van het besluit of de onderneming van wie het certificaat is ingetrokken, levert dit indien er sprake is van een papieren certificaat per ommegaande in bij de instelling die het certificaat heeft verleend.

  • 5 De onderneming van wie het certificaat is ingetrokken, informeert onmiddellijk de exploitanten waarvoor die onderneming werkzaamheden verricht, over de intrekking van het certificaat.

§ 3. Verplichtingen voor exploitanten

Artikel 6. Lekkagedetectie en bewaren van informatie

  • 1 De exploitant draagt er zorg voor dat een lekkagedetectiesysteem, waarvan apparatuur is voorzien, ten minste eens per twaalf maanden wordt gecontroleerd op meetnauwkeurigheid en juiste werking van het alarm.

  • 3 Als tijdens een in het eerste lid bedoelde controle een afwijking wordt geconstateerd, laat de exploitant dit onmiddellijk herstellen door een natuurlijk persoon als bedoeld in het tweede lid.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, wordt een lekkagedetectiesysteem, waarvan een elektrische schakelinrichting is voorzien, eens per zes jaar gecontroleerd.

§ 4. Erkenning van instellingen

Artikel 7. Aanvraag

De aanvraag voor verlening van een erkenning van een instelling of wijziging daarvan wordt ingediend door middel van het daarvoor bestemde formulier dat verkrijgbaar is vanaf de website van Rijkswaterstaat.

§ 5. Eisen aan en verplichtingen voor instellingen

Artikel 8. Onafhankelijkheid en onpartijdigheid

  • 1 Een instelling is onpartijdig en onafhankelijk ten opzichte van de natuurlijk persoon en de onderneming die zij beoordeelt op het voldoen aan artikel 2.

  • 2 Een instelling die natuurlijke personen certificeert, is onafhankelijk ten opzichte van de organisatie die de natuurlijk persoon heeft opgeleid als voorbereiding op het examen dat wordt afgelegd ter verkrijging van een certificaat.

Artikel 9. Verplichtingen

  • 1 Een instelling die natuurlijke personen certificeert:

    • a. biedt ten minste twee maal per jaar de mogelijkheid een examen ter verkrijging van een certificaat af te leggen en geeft daar voorlichting over en bekendheid aan;

    • b. stelt de resultaten van afgelegde examens uiterlijk binnen drie weken na afname van het examen vast;

    • c. meldt aan de beheerder van het register zo spoedig mogelijk de gegevens van iedere gecertificeerde natuurlijke persoon die benodigd zijn voor de registratie, bedoeld in artikel 12, en de intrekkingen van certificaten;

    • d. neemt afdoende maatregelen om fraude voor, tijdens en na het examen te voorkomen;

    • e. voldoet aan de eisen die zijn gesteld in de BRL 200 en neemt bij de uitvoering van haar werkzaamheden die BRL in acht;

    • f. meldt onverwijld aan de minister als zij niet meer voldoet aan de aan haar bij het besluit of deze regeling gestelde eisen.

  • 2 Een instelling die ondernemingen certificeert:

    • a. is op basis van NEN-EN-ISO/IEC 17065 en voor de BRL 100 geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie, bedoeld in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie, of een andere bevoegde instantie in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt;

    • b. voldoet aan de eisen die zijn gesteld in de BRL 100 en neemt bij de uitvoering van haar werkzaamheden die BRL in acht;

    • c. meldt aan de beheerder van het register zo spoedig mogelijk de gegevens van iedere gecertificeerde onderneming die benodigd zijn voor de registratie, bedoeld in artikel 12, en de schorsingen en de intrekkingen van certificaten;

    • d. meldt onverwijld aan de minister als zij niet meer voldoet aan de aan haar bij het besluit of deze regeling gestelde eisen.

  • 4 In afwijking van het tweede lid, onder a, kan een instelling voor een ander certificeringsschema dan de BRL 100 zijn geaccrediteerd, mits door de minister is geoordeeld dat het andere certificeringsschema gelijkwaardig is aan de BRL 100.

Artikel 10. Eisen aan het personeel van de instelling

  • 1 Een instelling die natuurlijke personen certificeert, laat alleen beoordelingen op het voldoen aan artikel 2 uitvoeren door personeel dat:

    • a. kennis heeft van en ervaring met relevante examenmethoden en examendocumenten;

    • b. onpartijdig en onafhankelijk is ten opzichte van de geëxamineerde, de onderneming waarvoor deze werkzaam is en de organisatie die de geëxamineerde heeft opgeleid;

    • c. relevante kennis heeft van wet- en regelgeving op het gebied van gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen;

    • d. door opleiding en ervaring verkregen kennis heeft van de materie die wordt geëxamineerd;

    • e. voldoet aan de overige eisen die zijn gesteld in de BRL 200.

  • 2 Een instelling die ondernemingen certificeert, laat alleen beoordelingen op het voldoen aan artikel 2 uitvoeren door personeel dat:

    • a. kennis heeft van en ervaring heeft met inspectie van processen;

    • b. onpartijdig en onafhankelijk is ten opzichte van de onderneming die wordt beoordeeld op het voldoen aan artikel 2;

    • c. aantoonbaar bedrijfskundig inzicht heeft in en kennis heeft van administratieve en organisatorische procedures;

    • d. relevante kennis heeft van wet- en regelgeving op het gebied van gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen;

    • e. door opleiding of ervaring verkregen kennis heeft van de materie die wordt beoordeeld;

    • f. voldoet aan overige eisen die zijn gesteld in de BRL 100.

Artikel 11. Bewaren en opvragen van gegevens

  • 1 Een instelling die natuurlijke personen certificeert, bewaart:

    • a. de gegevens over de door haar gecertificeerde natuurlijke personen;

    • b. afschriften van verstrekte certificaten;

    • c. de resultaten van afgelegde examens;

    • d. de gegevens over de ingetrokken certificaten.

  • 2 Een instelling die ondernemingen certificeert, bewaart:

    • a. de gegevens over de door haar gecertificeerde ondernemingen;

    • b. afschriften van verstrekte certificaten;

    • c. de resultaten van uitgevoerde beoordelingen;

    • d. de gegevens over geschorste en ingetrokken certificaten.

  • 3 Op verzoek van de minister stelt een instelling de gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, ter beschikking aan de minister.

Artikel 12. Registreren van gecertificeerde natuurlijke personen en ondernemingen

  • 1 De beheerder van het register registreert op een voor een ieder toegankelijke website:

    • a. de natuurlijke personen en ondernemingen die beschikken over certificaten die zijn verleend door een instelling;

    • b. de gegevens als bedoeld in artikel 3.

  • 2 De beheerder van het register kan voor de registratie kosten in rekening brengen bij een instelling. Deze kosten bedragen maximaal de werkelijke kosten die de beheerder maakt voor opname in en instandhouding van het register.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 13a. Overgangsrecht certificaten natuurlijke personen

In afwijking van artikel 2, derde lid, is een certificaat van een natuurlijk persoon dat is afgegeven voor 29 september 2024 of op grond van de Beoordelingsrichtlijn voor het certificaat f-gassen voor natuurlijke personen, versie 1.2, 1 mei 2017, geldig tot het moment dat voor de werkzaamheden waarvoor het certificaat is afgegeven een nieuw examen is afgelegd waaruit blijkt dat aan de eisen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt voldaan, en uiterlijk tot 12 maart 2029.

Artikel 13b. Overgangsrecht certificaten ondernemingen

In afwijking van artikel 2, eerste lid, is een certificaat van een onderneming dat is afgegeven op grond van de Beoordelingsrichtlijn voor het certificaat f-gassen voor ondernemingen, versie 2.0, 6 juni 2019, geldig tot drie maanden na de publicatie van de Uitvoeringsregeling F-gassenverordening en OAS-verordening.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip dat het besluit in werking treedt, met uitzondering van artikel 9, tweede lid, onder a, dat in werking treedt met ingang van 1 april 2020.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Infrastructuur en Milieu,

W.J. Mansveld

Bijlage 1. behorende bij artikel 9, eerste lid, onder a

[Vervallen per 13-12-2025]

Jaarverslag van de instelling die natuurlijke personen certificeert

Bijlage 2. behorende bij artikel 9, tweede lid, onder a

[Vervallen per 13-12-2025]

Jaarverslag van de instelling die ondernemingen certificeert