Stcrt. 2016, 30382, datum inwerkingtreding 17-06-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2016.
1 De voorzitter en de andere leden van de referendumcommissie ontvangen een schadeloosstelling
van € 3.780,– onderscheidenlijk € 2.908,– per maand voor iedere maand die geheel of
gedeeltelijk valt binnen de referendumperiode, bedoeld in het derde en vierde lid.
2 De voorzitter en de andere leden van de referendumcommissie ontvangen een schadeloosstelling
per vergadering van € 344,81 onderscheidenlijk € 265,24 voor elke vergadering die
plaatsvindt buiten de maanden waarover een schadeloosstelling op grond van het eerste
of vijfde lid wordt toegekend.
3 De referendumperiode vangt aan op de dag na die waarop:
-
a. een besluit van de voorzitter van het centraal stembureau als bedoeld in artikel 32,
eerste lid, van de Wet raadgevend referendum dat een inleidend verzoek is toegelaten,
onherroepelijk is geworden; of
-
b. uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is gedaan, dat
een beroep tegen het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau dat het
inleidend verzoek niet wordt toegelaten, gegrond wordt verklaard.
4 De referendumperiode eindigt op de dag dat:
-
a. het besluit van het centraal stembureau dat het definitieve verzoek niet is toegelaten
als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum, onherroepelijk
is geworden;
-
b. uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is gedaan, dat
een beroep tegen het besluit van het centraal stembureau dat het definitieve verzoek
wordt toegelaten, gegrond wordt verklaard; of
-
c. zes maanden zijn verstreken na de dag waarop de stemming, bedoeld in artikel 55, eerste
lid, van de Wet raadgevend referendum, heeft plaatsgevonden.
5 Indien de referendumperiode eindigt op de dag bedoeld in het vierde lid, onder c,
ontvangen de voorzitter en de andere leden van de referendumcommissie, in afwijking
van het eerste lid, een schadeloosstelling van € 1.296,– onderscheidenlijk € 997,–
per maand, gedurende de laatste drie maanden van de referendumperiode.
6 Indien referendumperiodes, bedoeld in het derde en vierde lid, geheel of gedeeltelijk
samenvallen, wordt de schadeloosstelling slechts eenmaal per maand toegekend.
7 Voor zover de voorzitter en de andere leden van de referendumcommissie aanspraak
kunnen maken op schadeloosstelling op grond van zowel het eerste als het vijfde lid,
ontvangen de voorzitter en de andere leden de schadeloosstelling genoemd in het eerste
lid.