In deze regeling wordt verstaan onder:
-
1 Aan de voorzitter, de andere leden en de buitengewone leden wordt afschrift verstrekt
van het koninklijk besluit waarbij zij tot voorzitter, lid onderscheidenlijk buitengewoon
lid van het College zijn benoemd of herbenoemd.
-
1 Indien Onze Minister voornemens is de voorzitter, een ander lid of een buitengewoon
lid na het verstrijken van diens benoemingstermijn, bedoeld in artikel 53, derde lid, van de wet, niet voor herbenoeming voor te dragen, doet Onze Minister daarvan aan betrokkene
uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van die termijn schriftelijk mededeling.
-
2 Indien de voorzitter, een ander lid of een buitengewoon lid na het verstrijken van
zijn benoemingstermijn niet voor herbenoeming in aanmerking wenst te komen, geeft
hij hiervan uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van zijn benoemingstermijn
kennis aan Onze Minister.
-
3 Aan de voorzitter, een ander lid of een buitengewoon lid wordt, behoudens in geval
van herbenoeming, geacht eervol ontslag te zijn verleend zodra zijn benoemingstermijn
is verstreken.
-
3 De voorzitter die of een ander lid van het College dat is aangesteld voor een arbeidsduur
van minder dan gemiddeld 36 uren per week, ontvangt een salaris overeenkomstig het
eerste of tweede lid, vermenigvuldigd met de voor hem geldende arbeidsduurfactor.
De arbeidsduurfactor, bedoeld in de eerste volzin, is een breuk waarvan de teller
uit de voor het lid van het College vastgestelde arbeidsduur bestaat en de noemer
uit het getal 36 bestaat.
-
1 Boven en behalve het salaris, bedoeld in artikel 4, genieten de voorzitter en de andere leden een vakantie-uitkering, een eindejaarsuitkering,
een ziektekostenvergoeding en een vergoeding van verplaatsingskosten met overeenkomstige
toepassing van de regels die gelden voor de ambtenaren in de sector Rijk.
-
3 Voorts genieten de voorzitter en de andere leden een gratificatie bij ambtsjubileum
op de tijdstippen en tot de bedragen als voor de ambtenaren in de sector Rijk gelden.
Bij de bepaling van de diensttijd wordt rekening gehouden met de tijd in overheidsdienst
doorgebracht, zulks met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de
ambtenaren in de sector Rijk.
-
4 De bevoegdheden die op grond van het eerste tot en met derde lid van toepassing zijn,
worden uitgeoefend door Onze Minister, met dien verstande dat de bevoegdheden van
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderscheidenlijk aan
een bepaald gezag toekomende regelgevende bevoegdheden door die Minister onderscheidenlijk
dat gezag worden uitgeoefend.
De buitengewone leden van het College ontvangen van Onze Minister zittingsgeld als
bedoeld in artikel 55, eerste lid, van de wet overeenkomstig de bepalingen die voor rechters-plaatsvervangers gelden met betrekking
tot de vergoeding voor een zitting.
De voorzitter die wegens ziekte of om andere redenen verhinderd is zijn werkzaamheden
te verrichten, geeft daarvan zo spoedig mogelijk kennis aan Onze Minister. Indien
een ander lid wegens ziekte of om andere redenen verhinderd is zijn werkzaamheden
te verrichten, geeft hij daarvan zo spoedig mogelijk kennis aan de voorzitter.
-
1 Aan de voorzitter die of een ander lid dat ontslag vraagt met het oog op een uitkering
op grond van de Regeling flexibel pensioen en uittreden, bedoeld in artikel 3 van
de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel en artikel 1.5 van het
Pensioenreglement van de Stichting pensioenfonds Abp wordt ontslag verleend, indien
het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel
alsmede het bestuur van de Stichting pensioenfonds Abp op grond van een desbetreffende
aanvraag hebben vastgesteld dat na dat te verlenen ontslag recht bestaat op een uitkering
op grond van die regeling.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie leden College bescherming
persoonsgegevens.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2014.