Artikel 2a. Beoordeling noodzaak verval van arbeidsplaatsen bij democratisch genomen
besluiten die betrekking hebben op overheidswerkgevers
Een overheidswerkgever die bij het UWV een schriftelijk verzoek indient om toestemming
om op te zeggen op grond van bedrijfseconomische omstandigheden als bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, geeft aan in het schriftelijke verzoek op welke wijze, binnen de democratische structuur
waarin de overheidswerkgever opereert een bepaalde organisatie dan wel een onderdeel
van een bepaalde overheidsorganisatie wordt opgeheven, gereorganiseerd of gekort dient
te worden. De overheidswerkgever geeft daarbij concreet aan hoe de beslissing om de
organisatie te veranderen tot stand is gekomen en welke, indien aan de orde, democratisch
genomen besluiten aan de beslissing om toestemming te vragen om op te zeggen ten grondslag
liggen.
Artikel 3. Verval arbeidsplaatsen groep
Indien arbeidsplaatsen vervallen bij een werkgever, wiens onderneming deel uitmaakt
van een groep, of die meer dan één onderneming in stand houdt, wordt de noodzaak voor
het vervallen van arbeidsplaatsen beoordeeld aan de hand van de omstandigheden die
van toepassing zijn op de onderneming waar de arbeidsplaatsen vervallen.
Artikel 4. Deeltijdontslag
Er bestaat geen redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische
omstandigheden, indien het aantal werknemers dat voor ontslag wordt voorgedragen groter
is dan het aantal arbeidsplaatsen dat komt te vervallen, tenzij dit onvermijdelijk
is en de werkgever de werknemers waarvan de arbeidsplaats gedeeltelijk vervalt schriftelijk
heeft aangeboden de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden voort te zetten
voor het resterende deel van de overeengekomen arbeidsduur.
Artikel 5. Uitbesteden werkzaamheden
Er bestaat geen redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische
omstandigheden, voor zover arbeidsplaatsen vervallen doordat de werkgever werkzaamheden
uitsluitend uitbesteedt om werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde
tijd te vervangen door personen die niet werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst
voor onbepaalde tijd of de werkzaamheden tegen een lagere vergoeding verrichten.
Artikel 6. Uitbesteden werkzaamheden aan zelfstandigen
Indien de werkgever voornemens is werkzaamheden van een werknemer uit te besteden
aan een persoon die deze werkzaamheden niet op basis van een arbeidsovereenkomst zal
verrichten, is alleen sprake van een redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst
als die persoon werkzaamheden verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de
zelfstandige uitoefening van een beroep en deze werkzaamheden zullen worden verricht
door of namens een natuurlijke of rechtspersoon die is ingeschreven bij de Kamer van
Koophandel.
Artikel 7. Redelijke grond voor ontslag uitzendkracht
Bij het beëindigen van een inleenopdracht, bestaat een redelijke grond voor opzegging
van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, indien aannemelijk
is dat de werknemer niet binnen de periode van 26 weken, bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bij die derde dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden zal kunnen verrichten en de
uitzendwerkgever zich gedurende een periode gelijk aan de redelijke termijn, bedoeld
in artikel 10, heeft ingespannen om de werknemer te herplaatsen in een passende functie.
Artikel 8. Verval arbeidsplaatsen over toekomstige periode bezien
§ 6. Regels met betrekking tot de wederindiensttredingsvoorwaarde
Artikel 19. Wederindiensttredingsvoorwaarde na groepsontslag
Indien meer dan één arbeidsovereenkomst met betrekking tot dezelfde werkzaamheden
wegens bedrijfseconomische omstandigheden is opgezegd of ontbonden, stelt de werkgever
de werknemer wiens arbeidsovereenkomst op grond van artikel 11 als laatste in aanmerking kwam voor opzegging of ontbinding, als eerste in de gelegenheid
zijn vroegere werkzaamheden te hervatten dan wel als kandidaat bij een derde te worden
voorgedragen. Indien een werknemer geen gebruik van die gelegenheid maakt, of een
werknemer door die derde niet geschikt wordt geacht, stelt de werkgever telkens de
werknemer die daarna in aanmerking kwam voor opzegging of ontbinding in de gelegenheid
de werkzaamheden te hervatten of te worden voorgedragen bij die derde.
§ 7. Regels met betrekking tot het ontslag van de payrollwerknemer
Artikel 20. Redelijke grond bij ontslag van payrollwerknemer
Indien een overeenkomst tussen een payrollwerkgever en een opdrachtgever wordt beëindigd,
wordt aan de hand van de omstandigheden bij de opdrachtgever bepaald of er een redelijke
grond is voor opzegging van de arbeidsovereenkomst van de payrollwerknemer, waarbij:
Artikel 21. Afwijking afspiegelingsbeginsel
Voor zover de regels voor het bepalen van de volgorde van opzegging bij het vervallen
van arbeidsplaatsen bij de opdrachtgever afwijken van paragraaf 4, wordt bij de toepassing
van die paragraaf uitgegaan van de afwijkende regels.
Artikel 23. Einde payrollovereenkomst bij niet-nakoming
Indien de overeenkomst tussen de payrollwerkgever en de opdrachtgever op initiatief
van de payrollwerkgever wordt beëindigd, omdat de opdrachtgever de financiële verplichtingen
die voortvloeien uit de overeenkomst gedurende een periode van ten minste drie maanden
in het geheel niet is nagekomen en de payrollwerkgever in voldoende mate heeft getracht
nakoming van de overeenkomst af te dwingen:
-
a. zijn de artikelen 11, 20 en 22, alsmede de artikelen 681, eerste lid, onderdelen d en e, en 682, vierde en vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing; en
-
b. kan de toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen op
grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek worden verleend zonder dat de payrollwerkgever arbeidsrelaties of inleenovereenkomsten
als bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, heeft beëindigd.