Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van
6 oktober 2014, kenmerk 673059-126985-WJZ;
Gelet op de artikelen 2.1.1, vierde en vijfde lid, 2.2.1, tweede lid, 3.1.1, tweede lid, 3.1.3, eerste en tweede lid, 3.2.1, vierde en vijfde lid, 3.2.3, vijfde lid, 3.2.5, eerste en tweede lid, 3.2.6, eerste en tweede lid, 3.3.2, achtste lid, 3.3.3, eerste, vijfde en zesde lid, 3.3.5, tweede en vierde lid, 4.1.1, vierde en zesde lid, 4.2.4, tweede, derde en vierde lid, 5.1.4, 7.1.2, derde en vijfde lid, 8.1.1, tweede lid, 10.1.4, eerste lid, 11.1.4, eerste lid, en 12.4.8, eerste en tweede lid, van de Wet langdurige zorg, artikel 60, tweede en derde lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische
ziekenhuizen, artikel 2 en 56a van de Wet marktordening gezondheidszorg, artikel 91 van de Wet financiering sociale verzekeringen, artikel 1, tweede lid, 5, tweede lid, en 6 van de Wet toelating zorginstellingen, artikel 1, tweede lid, van de Kwaliteitswet zorginstellingen, artikel 11, derde lid, van de Zorgverzekeringswet, artikel 2, tweede lid, van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg, artikel 8.1.8, tweede lid, van de Jeugdwet, artikel 2.1.4, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de artikelen 6.16 en 6.25 van de Wet inkomstenbelasting 2001, artikel 91, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen en artikel 54 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, artikel 11, zevende lid, van de Wet sociale werkvoorziening, artikel 1, tweede lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar
bestuur, artikel 13 van de Wegenverkeerswet, artikel 29, derde lid, van de Mededingingswet, artikel 2, vijfde lid, van de Kaderwet militaire pensioenen, artikel 70c van de Woningwet, artikel 11, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, artikel 29, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, artikel 38a, van het Wetboek van Strafrecht;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014,
No. W13.14.0367/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
van 5 december 2014, kenmerk 697545-130582;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
ADL-assistentie: gedurende het gehele etmaal direct oproepbare assistentie bij algemene dagelijkse
levensverrichtingen in en om de ADL-woning, bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet, waaronder alarmopvolging bij een noodoproep;
-
belasting:
-
beschermd wonen: beschermd wonen als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
-
budgetplan: overzicht van de door de verzekerde of diens wettelijk vertegenwoordiger voorgenomen
besteding van een aan te vragen persoonsgebonden budget;
-
compensatie vervallen ouderentoeslag: een aftrek in de berekening van het bijdrageplichtig inkomen als bedoeld in artikel 3.3.1.2a, eerste tot en met derde lid;
-
dag: kalenderdag;
-
deeltijdverblijf: verblijf in een instelling zonder behandeling van gemiddeld zeven etmalen gedurende
een periode van veertien aaneengesloten etmalen overeenkomstig van tevoren vastgestelde
tijdsperioden;
-
eigen bijdrage: bijdrage van de verzekerde in de kosten van zorg;
-
gebruikelijke zorg: normale, dagelijkse zorg die ouders geacht worden te bieden aan inwonende kinderen;
-
grondslag sparen en beleggen: grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
-
inkomen:
-
modulair pakket thuis: modulair pakket thuis als bedoeld in artikel 3.3.2, eerste lid, onderdeel b, van de wet;
-
palliatief terminale zorg: zorg die betrekking heeft op de levensfase waarin de levensverwachting van de verzekerde
naar het oordeel van de behandelend arts korter is dan drie maanden;
-
peiljaar: tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin de verzekerde zijn recht op
zorg tot gelding brengt;
-
pensioengerechtigde leeftijd: pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
-
standaardpremie: bedrag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de zorgtoeslag;
-
vermogen: vermogen, bedoeld in artikel 3.3.1.2;
-
vermogensinkomensbijtelling: bijtelling van het vermogen als bedoeld in artikel 3.3.1.2a;
-
volledig pakket thuis: integraal en volledig pakket thuis als bedoeld in artikel 3.3.2, eerste lid, onderdeel a, van de wet;
-
wet:
Wet langdurige zorg;
-
zak- en kleedgeld: bedrag, vermeld in artikel 23, eerste lid, van de Participatiewet;
-
zorgprofiel: een algemene typering van vergelijkbare zorgbehoeften of beperkingen op dezelfde
terreinen, waarbij de verzorgings-, verplegings-, begeleidings- of behandelingsdoelen
naar aard, inhoud en globale omvang overeenkomen;
-
zorgtoeslag: tegemoetkoming als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op de zorgtoeslag;
Hoofdstuk 2. De verzekerden
-
1 Terstond nadat de verzekerde is ingeschreven verstrekt de Wlz-uitvoerder hem een bewijs
van inschrijving, dat de verzekerde, desverlangd, bij het tot gelding brengen van
zijn recht op zorg kan overleggen.
-
1 De inschrijving bij een Wlz-uitvoerder, bedoeld in artikel 2.2.1, tweede en vierde lid, van de wet, geldt gedurende één kalenderjaar. Indien een inschrijving later dan per 1 januari
van een jaar tot stand is gekomen, geldt de inschrijving tot en met 31 december van
het volgende kalenderjaar.
-
2 De inschrijving, bedoeld in het eerste lid, wordt na afloop van de daar bedoelde termijn,
telkens met één kalenderjaar verlengd, tenzij de verzekerde vóór de dag waarop deze
termijn is verstreken, schriftelijk aan de Wlz-uitvoerder heeft meegedeeld na afloop
van die termijn de inschrijving niet te willen verlengen.
-
4 In afwijking van het eerste en tweede lid, beëindigt een Wlz-uitvoerder de inschrijving
van een verzekerde met ingang van de dag waarop artikel 2.2.1, eerste lid, van de wet ten aanzien van de verzekerde is toegepast of indien inschrijving bij die Wlz-uitvoerder
bij of krachtens de wet niet of niet langer is toegestaan.
Hoofdstuk 3. De inhoud van de verzekering
§ 1. Het verzekerde pakket en het recht op zorg
-
3 De aard, inhoud en de omvang van de zorg worden mede bepaald door de stand van de
wetenschap en praktijk en, bij het ontbreken van een zodanige maatstaf, door hetgeen
in het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg en diensten.
-
4 Het recht op zorg kan nader worden geregeld bij ministeriële regeling. Aan het recht
op zorg, met inbegrip van het recht op meer zorg, bedoeld in het tweede lid, kunnen
bij ministeriële regeling voorwaarden worden verbonden en beperkingen worden gesteld.
Deze beperkingen kunnen mede betrekking hebben op gebruikelijke zorg en algemeen gebruikelijke
voorzieningen.
-
1 Het individuele gebruik van mobiliteitshulpmiddelen, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel e, van de wet, omvat het gebruik van bij ministeriële regeling aangewezen hulpmiddelen voor het
zich verplaatsen of laten verplaatsen:
-
a. in en rondom de instelling of woning ten behoeve van het behoud of het verbeteren
van de zelfredzaamheid, en
-
b. in de lokale omgeving ten behoeve van het aangaan of onderhouden van sociale contacten.
-
2 Indien een indicatiebesluit gedurende een deel van een kalenderjaar geldig is, wordt
het maximum aantal etmalen, bedoeld in het eerste lid, berekend door het aantal weken
in dat kalenderjaar gedurende welke het indicatiebesluit geldig is, te vermenigvuldigen
met drie.
-
1 De vergoeding van een woningaanpassing, bedoeld in artikel 3.1.3 van de wet, betreft kosten voor het verrichten van aard- en nagelvaste aanpassingen aan de woning
die noodzakelijk zijn in verband met het opheffen van ergonomische belemmeringen bij
het verlenen van zorg in en direct rond de woning, met uitzondering van de kosten
van achterstallig onderhoud.
De verzekerde heeft geen recht op zorg ingevolge de wet indien hij:
-
a. krachtens zijn zorgverzekering recht heeft op verpleging en verzorging als bedoeld
in artikel 2.10 of artikel 2.12, van het Besluit zorgverzekering, die noodzakelijk is in verband met palliatief terminale zorg, tenzij die zorg wordt
verleend als voortzetting van zorg ingevolge de wet;
-
b. minderjarig is en voornamelijk in verband met complexe somatische problematiek of
een lichamelijke handicap is aangewezen op verpleging en verzorging als bedoeld in
artikel 2.10 van het Besluit zorgverzekering;
-
c. minderjarig is en in verband met een verstandelijke beperking is aangewezen op zorg
en ondersteuning in een veilige en vertrouwde leef- en woonomgeving, gericht op opvoeding
en het waar mogelijk deelnemen aan het maatschappelijk leven zoals bedoeld in het
zorgprofiel voor wonen met begeleiding en verzorging.
§ 2. Bepalingen over indicatiebesluiten
Indien de verzekerde is aangewezen op zorg, vermeldt het indicatiebesluit:
-
a. de resultaten van het voorbereidend onderzoek, bedoeld in artikel 3.2.2, eerste lid;
-
b. aandoeningen, beperkingen, stoornissen of handicaps als gevolg waarvan hij op de zorg
is aangewezen;
-
c. het zorgprofiel waarop hij is aangewezen;
-
d. bij ministeriële regeling te bepalen kenmerken van de verzekerde of van zijn zorgbehoefte
die aanleiding kunnen geven tot de toekenning van meer zorg als bedoeld in artikel 3.1.1, tweede lid;
-
e. voorwaarden en beperkingen die aan het geïndiceerde recht op zorg verbonden zijn;
-
f. de datum met ingang waarvan hij recht heeft op zorg; en
-
g. de geldigheidsduur van het indicatiebesluit.
-
2 Indien een verzekerde wegens bijzondere omstandigheden reeds zorg ontvangt, wordt
een indicatiebesluit uiterlijk binnen twee weken genomen. Indien de verzekerde ingevolge
het indicatiebesluit is aangewezen op in de wet geregelde zorg, werkt het indicatiebesluit
terug tot en met de dag waarop de zorg is aangevangen.
Een indicatiebesluit geldt voor onbepaalde tijd, tenzij het indicatiebesluit behoort
tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie indicatiebesluiten waarvoor
de geldigheidsduur wordt vastgesteld door het CIZ binnen de door deze regeling gestelde
maximumduur.
§ 3.1. Eigen bijdrage algemeen
-
1 Het vermogen van een persoon is zijn vermogensgrondslag, bedoeld in het tweede of
derde lid, waarvan de volgende vermogensbestanddelen worden afgetrokken:
-
a. op aanvraag van de verzekerde, het bedrag ter grootte van door de verzekerde in het
peiljaar of enig eerder jaar ontvangen eenmalige uitkeringen die bij ministeriële
regeling van Onze Minister of Onze Minister van Financiën krachtens artikel 47 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zijn aangewezen;
-
b. voor de toepassing van artikel 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel c, en artikel 3.3.2.4, eerste lid, een bedrag van € 10.376 voor de verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd nog
niet heeft bereikt en van € 10.376 voor zijn echtgenoot die:
-
1°. de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, of
-
2°. de pensioengerechtigde leeftijd niet heeft bereikt en geen bijdrage als bedoeld in
artikel 3.3.2.1, eerste lid, of artikel 3.3.2.2, eerste of tweede lid, dan wel artikel 3.11, eerste lid, of artikel 3.12, eerste of tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 verschuldigd is,
met dien verstande dat het vermogen ten minste nihil bedraagt.
-
2 De vermogensgrondslag van een persoon is zijn grondslag sparen en beleggen, over het
peiljaar, of indien over het peiljaar artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 op de persoon van toepassing is, het aan hem toegerekende gedeelte van de toepasselijke
gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in dat lid.
-
3 In afwijking van het tweede lid is de vermogensgrondslag van een persoon bij toepassing
jegens hem van artikel 3.3.2.3, tweede lid, artikel 3.3.2.4, tweede lid, of artikel 3.3.2.5, de te verwachten grondslag sparen en beleggen over het lopende jaar, of indien artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermoedelijk op de persoon van toepassing zal zijn, het te verwachten aan hem toe
te rekenen deel van de toepasselijke te verwachten gezamenlijke grondslag sparen en
beleggen, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
-
4 Het deel van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dat de vermogensgrondslag
van de persoon overtreft, wordt voor zijn echtgenoot als vermindering toegepast.
-
1 Een wijziging in de burgerlijke staat van de verzekerde en het bereiken van een voor
de toepassing van dit besluit van belang zijnde leeftijd door de verzekerde of zijn
echtgenoot wordt in aanmerking genomen met ingang van de datum waarop de bijdrage
wordt vastgesteld, met dien verstande dat bij de jaarlijkse herberekening, bedoeld
in artikel 3.3.2.8, eerste lid, een verzekerde als pensioengerechtigde wordt beschouwd indien hij uiterlijk op 31 januari
van het kalenderjaar waarop de herberekening betrekking heeft, de pensioengerechtigde
leeftijd heeft bereikt.
-
2 De eigen bijdrage is verschuldigd met ingang van de maand waarin de verzekerde zorg
is verleend of, indien het een persoonsgebonden budget betreft, met ingang van de
eerste maand waarover dat is verleend, doch ten hoogste over de 12 maanden die voorafgaan
aan de maand waarin het besluit, waarmee de eigen bijdrage is vastgesteld, aan de
verzekerde is verzonden.
-
3 Uit eigen beweging door het CAK of op aanvraag van de verzekerde kan, in afwijking
van het tweede lid, de termijn waarover de bijdrage is verschuldigd worden verkort
tot ten hoogste een maand of worden besloten dat de bijdrage niet verschuldigd is,
indien het CAK van oordeel is dat het verzuim om de bijdrage op te leggen:
-
a. het gevolg is van een ernstige tekortkoming of vertraging in de gegevensuitwisseling
of verwerking daarvan die noodzakelijk is voor het vaststellen van de bijdrage;
-
b. de tekortkoming of vertraging, bedoeld onder a, niet aan de verzekerde te wijten is;
en
-
c. zich bijzondere of verzwarende omstandigheden voordoen voor de verzekerde.
-
5 De termijn van 36 maanden als bedoeld in het tweede lid, waarover een eigen bijdrage
verschuldigd is, kan worden verkort naar 12 maanden indien het CAK van oordeel is
dat het verzuim om de bijdrage te herzien voorafgaand aan de laatstgenoemde termijn:
-
a. het gevolg is van een ernstige tekortkoming of vertraging in de gegevensuitwisseling
of verwerking daarvan die noodzakelijk is voor het herzien van de bijdrage; en
-
b. de tekortkoming of vertraging, bedoeld onder a, niet aan de verzekerde te wijten is.
-
6 Uit eigen beweging of op aanvraag van de verzekerde kan, bij het voordoen van de situatie,
bedoeld in het vijfde lid, het CAK de termijn verkorten tot ten hoogste een maand
of besluiten dat de herziene bijdrage niet verschuldigd is in bijzondere of voor de
verzekerde verzwarende omstandigheden.
-
2 Bij ministeriële regeling worden de bedragen, genoemd in artikel 3.3.1.2, eerste lid, onderdeel b, 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, onder 4° en 5°, en 3.3.2.4a, eerste en vierde lid, jaarlijks gewijzigd aan de hand van het indexcijfer waarmee het bedrag, genoemd
in artikel 5.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001, jaarlijks wordt gewijzigd.
-
3 Bij ministeriële regeling, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden de bedragen
voor de toepassing van de artikelen 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, tweede en vierde lid, 3.3.2.4, tweede en vierde lid, artikel 3.3.2.5, eerste en tweede lid, en 3.3.2.6, eerste lid, afzonderlijk vastgesteld voor zowel het peiljaar als het lopende kalenderjaar.
§ 3.2. De berekening van de eigen bijdragen
-
3 In het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn de verzekerde en zijn echtgenoot
tezamen slechts eenmaal de eigen bijdrage, berekend overeenkomstig het eerste en tweede
lid, verschuldigd.
-
3 De eigen bijdrage, bedoeld in het eerste en tweede lid, bedraagt ten minste € 171,40
en niet meer dan € 899,80 per maand.
-
5 In afwijking van het eerste tot en met vierde lid wordt de eigen bijdrage voorlopig
vastgesteld op het minimumbedrag, genoemd in het derde lid, en verminderd met het
kortingsbedrag, genoemd in de aanhef van het vierde lid, indien de verzekerde per
maand twintig uur of minder aan zorg in natura via een modulair pakket thuis ontvangt,
indien:
-
a. de ongehuwde verzekerde niet tevens een persoonsgebonden budget ontvangt;
-
b. de gehuwde verzekerden tezamen beiden een modulair pakket thuis ontvangen of van wie
één een modulair pakket thuis ontvangt, maar één of beiden geen persoonsgebonden budget
of anderszins zorg in natura ontvangen;
-
c. de ongehuwde verzekerde of de gehuwde verzekerde die niet tevens een persoonsgebonden
budget ontvangt, indien hij of zijn echtgenoot een maatwerkvoorziening, anders dan
voor beschermd wonen, dan wel een persoonsgebonden budget, anders dan voor beschermd
wonen, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 ontvangt;
-
d. de ongehuwde verzekerde of de gehuwde verzekerde niet tevens deeltijd in een instelling
verblijft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.
-
6 Indien het vijfde lid is toegepast, vindt uiterlijk zes maanden na de voorlopige vaststelling,
bedoeld in het vijfde lid, de definitieve vaststelling plaats. Indien uit de definitieve
gegevens over de ontvangen zorg blijkt dat de ongehuwde verzekerde of de gehuwde verzekerden
ieder meer dan twintig uur aan zorg in natura via een modulair pakket thuis heeft
of hebben ontvangen, vindt definitieve vaststelling plaats op grond van dit besluit
zonder toepassing van het vijfde lid.
-
8 Voor de berekening van de periode van vier maanden, bedoeld in het zevende lid, worden
perioden van verblijf in instellingen of waarover een persoonsgebonden budget wordt
verleend samengeteld, tenzij tussen twee zodanige perioden meer dan zestig dagen zijn
verlopen. De eerste volzin is niet van toepassing op verzekerden die maximaal twee
weken per twee maanden in een instelling verblijven dan wel aan die verzekerden gedurende
die perioden een persoonsgebonden budget voor beschermd wonen is verleend.
-
9 Uit eigen beweging door het CAK of op aanvraag van de verzekerde is de eigen bijdrage
niet verschuldigd indien de verzekerde die in een instelling verblijft, een volledig
pakket thuis, een modulair pakket thuis of een persoonsgebonden budget ontvangt:
-
a. een inkomen heeft dat gelijk is aan of lager is dan de in artikel 23, eerste en tweede lid, van de Participatiewet, genoemde normbedragen, die gelden voor de verzekerden in de daarbij genoemde burgerlijke
staat, waarbij die normbedragen opgehoogd worden met de voor de verzekerde op grond
van het derde, vierde of vijfde lid, vastgestelde minimale eigen bijdrage; of
-
b. op grond van artikel 13, tweede lid, onderdeel a, van de Participatiewet geen uitkering ontvangt.
-
1 In geval aan een verzekerde of gehuwde verzekerden tezamen meerdere leveringsvormen
zijn toegekend, wordt met het oog op de samenloop van bijdragen bij de toepassing
van de artikelen 3.3.2.1 en 3.3.2.2 de volgende rangorde in acht genomen bij de verschuldigdheid van bijdragen door de
ongehuwde verzekerde of de gehuwde verzekerden tezamen:
-
1°. verblijf in een instelling;
-
2°. een volledig pakket thuis;
-
3°. een persoonsgebonden budget; of
-
4°. een modulair pakket thuis.
-
2 Indien de verzekerde meerdere leveringsvormen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen
1° tot en met 4°, ontvangt, is telkens enkel de bijdrage voor de bovenstaande leveringsvorm
in de rangorde, bedoeld in het eerste lid, verschuldigd.
-
2 Op aanvraag van de verzekerde stelt het CAK, in afwijking van het eerste lid, onderdelen
a en c, het bijdrageplichtig inkomen voorlopig vast op basis van het redelijkerwijs
gedurende het lopende kalenderjaar te verwachten inkomen, vermeerderd met de vermogensinkomensbijtelling
van het verwachte vermogen, en de over dat kalenderjaar te verwachten belasting indien
toepassing van het eerste lid, onderdelen a en c, ertoe zou leiden dat na afdracht
van de bijdrage maandelijks gemiddeld minder over zou blijven dan het zak- en kleedgeld,
zoals dat geldt in het lopende kalenderjaar, alsmede een bedrag in verband met de
standaardpremie, vermeerderd met de inkomensafhankelijke premie Zorgverzekeringswet, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet, en verminderd met de zorgtoeslag, zoals deze bedragen gelden in het lopende kalenderjaar.
Het aldus berekende bijdrageplichtig inkomen wordt, om de per maand verschuldigde
bijdrage vast te stellen, gedeeld door twaalf.
-
3 De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, wordt gedaan uiterlijk vier maanden na afloop
van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft of uiterlijk vier maanden
na de datum waarop de bijdrage op basis van het bijdrageplichtig inkomen, bedoeld
in het eerste lid wordt vastgesteld.
-
4 Indien het tweede lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar en na ontvangst van
de definitieve inkomens- en vermogensgegevens de definitieve vaststelling plaats.
Indien daaruit blijkt dat niet voldaan is aan het tweede lid, vindt definitieve vaststelling
plaats met toepassing van het eerste lid.
-
5 Inkomen dat buiten Nederland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op
grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als
ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen. Op aanvraag van de verzekerde
wordt daarop de in het buitenland verschuldigde belasting in mindering gebracht.
-
1 Voor de berekening van de eigen bijdrage, bedoeld in artikel 3.3.2.2, eerste en tweede lid, bestaat het bijdrageplichtig inkomen uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde
verzekerde, onderscheidenlijk van de gehuwde verzekerden tezamen, vermeerderd met
de vermogensinkomensbijtelling. Dit bijdrageplichtig inkomen wordt verminderd met
€ 6.226, indien een verzekerde een modulair pakket thuis of een persoonsgebonden budget
ontvangt.
-
2 Op aanvraag van de verzekerde stelt het CAK, in afwijking van het eerste lid, het
bijdrageplichtig inkomen voorlopig vast op grond van het inkomen en het vermogen van
het lopende jaar, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het bijdrageplichtig
inkomen in het lopende jaar ten minste € 2.653 lager zal zijn dan het bijdrageplichtig
inkomen, bedoeld in het eerste lid, dan wel indien de verzekerde algemene bijstand
op grond van de Participatiewet ontvangt.
-
3 De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, wordt gedaan uiterlijk vier maanden na afloop
van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft of uiterlijk vier maanden
na de datum waarop de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld.
-
4 Indien het tweede lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar en na ontvangst van
de definitieve inkomens- en vermogensgegevens definitieve vaststelling plaats. Indien
daarbij blijkt dat het bijdrageplichtig inkomen over het lopende jaar minder dan € 2.653
lager is geweest dan het bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt
definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid.
-
5 Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op
grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als
ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen. Op aanvraag van de verzekerde
wordt daarop de in het buitenland verschuldigde belasting in mindering gebracht.
-
1 Voor de toepassing van artikel 3.3.2.4, eerste of tweede lid, bestaat het bijdrageplichtig inkomen voor de berekening van de eigen bijdrage, bedoeld
in artikel 3.3.2.2, eerste of tweede lid, uit het inkomen van de ongehuwde verzekerde, dan wel van de gehuwde verzekerden
tezamen, verminderd met de compensatie vervallen ouderentoeslag, indien het inkomen
van de verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, verminderd met
4% van dat vermogen, minder dan € 20.540 bedraagt.
-
3 De uitkomst van de berekening, bedoeld in het eerste lid, wordt vermeerderd met de
compensatie vervallen ouderentoeslag van de echtgenoot, indien de echtgenoot van de
verzekerde de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en het inkomen van de echtgenoot,
verminderd met 4% van zijn vermogen, minder dan € 20.540 bedraagt.
-
4 Het op grond van het eerste en tweede lid berekende bijdrageplichtig inkomen uit het
inkomen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde, onderscheidenlijk van de gehuwde
verzekerden tezamen, wordt verminderd met € 6.226 indien een verzekerde een modulair
pakket thuis of een persoonsgebonden budget ontvangt.
-
1 Voor de berekening van het bijdrageplichtig inkomen over het jaar waarin een verzekerde
of zijn echtgenoot voor het eerst inkomen geniet wordt, in afwijking van artikel 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel a, of artikel 3.3.2.4, eerste lid, uitgegaan van het inkomen dat de verzekerde of zijn echtgenoot over het desbetreffende
kalenderjaar naar verwachting zal genieten, alsmede van het te verwachten vermogen
van dat kalenderjaar, verminderd met de naar verwachting over dat kalenderjaar verschuldigde
of ingehouden belasting.
-
2 Voor de berekening van het bijdrageplichtig inkomen over het jaar volgende op het
jaar waarin een verzekerde of zijn echtgenoot voor het eerst inkomen geniet, wordt,
in afwijking van artikel 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel a, of artikel 3.3.2.4, eerste lid, uitgegaan van het inkomen dat de verzekerde of zijn echtgenoot over het dan lopende
kalenderjaar naar verwachting zal genieten, alsmede van het te verwachten vermogen
van dat kalenderjaar, verminderd met de naar verwachting over dat kalenderjaar verschuldigde
of ingehouden belasting.
-
1 Indien artikel 3.3.2.3, tweede lid, of artikel 3.3.2.5, eerste of tweede lid, voor zover het betreft de afwijking van artikel 3.3.2.3, eerste lid, van toepassing
is, worden, in afwijking van artikel 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel
2, twaalf maal het in het lopende kalenderjaar geldende bedrag voor zak- en kleedgeld,
de in het lopende kalenderjaar te betalen premies voor een zorgverzekering gecorrigeerd
voor de zorgtoeslag en, indien van toepassing, de algemene korting voor wie de pensioensgerechtigde
leeftijd nog niet heeft bereikt onderscheidenlijk de algemene korting voor wie de
pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, alsmede extra vrijlatingen als bedoeld
in artikel 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 2, in mindering gebracht.
-
2 Indien artikel 3.3.2.5, eerste lid, voor zover het betreft de afwijking van artikel 3.3.2.3, eerste lid, van toepassing is en de werkzaamheden in de loop van het kalenderjaar aanvangen,
worden de bedragen, bedoeld in artikel 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, naar rato
van het deel van het kalenderjaar waarover de inkomsten worden verworven, in mindering
gebracht.
-
1 Indien ten aanzien van de ongehuwde of gehuwde verzekerden geen gegevens inzake het
inkomen of de grondslag sparen en beleggen beschikbaar zijn, wordt de eigen bijdrage
vastgesteld op het minimumbedrag, genoemd in artikel 3.3.2.2, derde lid.
-
2 Indien na de vaststelling van de eigen bijdrage uit alsnog beschikbaar gekomen gegevens
inzake het inkomen of de grondslag sparen en beleggen of uit een wijziging van deze
gegevens, blijkt dat de eigen bijdrage op een te hoog of te laag bedrag is vastgesteld,
herziet het CAK de eigen bijdrage met inachtneming van de beschikbaar gekomen gegevens
dan wel van die wijziging.
-
2 In afwijking van artikel 3.3.2.7, eerste lid, geldt, indien het inkomen bij de jaarlijkse herberekening nog moet worden vastgesteld,
als eigen bijdrage, de eigen bijdrage die over de laatste maand in het vorige kalenderjaar
verschuldigd was.
§ 3.3. Eigen bijdrage voor modulair pakket thuis
[Vervallen per 04-01-2016]
Artikel 3.3.3.1
[Vervallen per 04-01-2016]
Artikel 3.3.3.2
[Vervallen per 04-01-2016]
Artikel 3.3.3.3
[Vervallen per 04-01-2016]
Artikel 3.3.3.4
[Vervallen per 04-01-2016]
Degene die, komend van buiten Nederland, in Nederland is gaan wonen en als gevolg
daarvan verzekerd is geworden in de zin van de wet, heeft gedurende de eerste twaalf
maanden na het tijdstip waarop hij zich in Nederland heeft gevestigd, geen recht op
zorg indien hij op dat tijdstip reeds op de desbetreffende zorg is aangewezen, dan
wel indien de gezondheidstoestand van betrokkene kennelijk moest doen verwachten,
dat hij binnen een half jaar op de desbetreffende zorg zou zijn aangewezen.
-
1 In afwijking van artikel 3.4.1 bedraagt voor de daar bedoelde verzekerde die in Nederland is gaan wonen binnen twaalf
jaar nadat zijn verzekering ingevolge de wet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten laatstelijk is geëindigd of, indien het een minderjarige betreft, de verzekering
ingevolge de wet dan wel de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten van zijn wettelijk
vertegenwoordiger laatstelijk is geëindigd, de periode gedurende welke hij geen recht
op de in artikel 3.4.1 bedoelde zorg heeft, een aantal maanden overeenkomend met het
aantal volle jaren liggende tussen het tijdstip van vestiging in Nederland en het
einde van het laatste tijdvak van verzekering ingevolge de wet dan wel de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten.
-
2 Indien de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, in die periode van twaalf jaar ten
laste van Nederland recht heeft gehad op verstrekkingen met toepassing van een Verordening
van de Raad van de Europese gemeenschappen of van een verdrag inzake sociale zekerheid
waarbij Nederland partij is, wordt het aantal volle jaren gedurende welke hij dat
recht ten laste van Nederland had, in mindering gebracht op de periode, bedoeld in
het eerste lid.
In een besluit tot het verlenen van een modulair pakket thuis, drukt de Wlz-uitvoerder
het recht op zorg van de verzekerde uit in modules, die bij ministeriële regeling
per zorgprofiel worden vastgesteld.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de berekening van de maximumkosten
van een modulair pakket thuis, bedoeld in artikel 3.3.2, vierde lid, onderdeel b, van de wet en over de bestanddelen van de kosten die daarbij buiten beschouwing dienen te blijven.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de
aanvraag, de verlening of de weigering van een modulair pakket thuis of een volledig
pakket thuis.
§ 6. Persoonsgebonden budget
Een persoonsgebonden budget wordt per kalenderjaar verstrekt.
Een persoonsgebonden budget bedraagt ten hoogste een bij ministeriële regeling te
bepalen bedrag. Bij deze regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de:
-
a. vermindering van het bedrag voor de bestanddelen behandeling, kapitaallasten, kosten
voor verblijf of andere bestanddelen,
-
b. vermeerdering van het bedrag voor verzekerden die wonen in een kleinschalig wooninitiatief
als bedoeld in artikel 3.1.3, tweede lid,
-
c. de hoogte van het bedrag indien de verzekerde naast het persoonsgebonden budget ook
een modulair pakket thuis ontvangt of wenst te ontvangen.
-
4 In afwijking van het eerste en het tweede lid kan de verzekerde zelf betalingen verrichten
ten laste van zijn persoonsgebonden budget indien het gaat om kosten verbonden aan
vervoer als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, van de wet waarvoor de verzekerde geen schriftelijke overeenkomst heeft gesloten.
-
4 Indien onderdeel a en onderdeel b, van het tweede lid, gelijktijdig van toepassing
zijn op een mantelzorger, dan geldt het tarief voor mantelzorgers bedoeld in het tweede
lid, onderdeel b.
-
2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het staken van betaling door
de Sociale verzekeringsbank. Deze regels zullen in ieder geval betrekking hebben op
betalingen in strijd met wettelijke voorschriften, in strijd met beschikkingen omtrent
het persoonsgebonden budget of in strijd met overeenkomsten, bedoeld in het eerste
lid.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld in het belang van een goede
uitvoering van het persoonsgebonden budget. Deze regels kunnen mede betrekking hebben
op:
-
a. de hulp van een vertegenwoordiger en beperkingen aan de kring van vertegenwoordigers,
-
b. de inhoud, intrekking en wijziging van de beschikking tot verlening en van de beschikking
tot vaststelling van het persoonsgebonden budget,
-
c. de verantwoording en de controle,
-
d. het budgetplan,
-
e. de uitvoering door de Sociale verzekeringsbank van het budgetbeheer, de werkgeverstaken
daaronder begrepen.
§ 7. Levering buiten Nederland
-
1 Aan een verzekerde wordt een vergoeding verstrekt voor kosten van zorg, indien die
zorg buiten Nederland is verleend en anders dan op de in artikel 3.3.1, eerste of tweede lid, van de wet omschreven wijze is verkregen als gevolg van de navolgende omstandigheden:
-
a.
voortzetting van reeds in Nederland aangevangen zorg: een verzekerde aan wie zorg wordt verleend, behoudt dit recht gedurende ten hoogste
dertien weken per kalenderjaar buiten Nederland;
-
b.
voortzetting van palliatief terminale zorg: in afwijking van het bepaalde in onderdeel a geldt een periode van in totaal ten
hoogste één jaar indien het palliatief terminale zorg betreft;
-
c.
onvoldoende binnenlands zorgaanbod: een verzekerde kan met voorafgaande toestemming van de Wlz-uitvoerder gedurende een
periode van ten hoogste één jaar zorg buiten Nederland inroepen, indien, gezien de
gezondheidstoestand van betrokkene en het te verwachten verloop daarvan, de noodzakelijke
zorg binnen Nederland niet of niet tijdig kan worden verkregen, in welk geval de in
rekening gebrachte kosten vergoed, met dien verstande dat voor zover deze kosten die
welke in de Nederlandse marktomstandigheden passend zijn te achten overschrijden,
wordt het meerdere vergoed voor zover dit naar het oordeel van de Wlz-uitvoerder in
redelijkheid in rekening is gebracht;
-
d.
verblijf buiten Nederland wegens uitoefening van bedrijf of beroep of uitsluitend
wegens studieredenen: een verzekerde die in verband met de uitoefening van bedrijf of beroep al dan niet
in dienstbetrekking of uitsluitend wegens studieredenen buiten Nederland verblijft,
kan zolang deze omstandigheid voortduurt en de betrokkene ingevolge de wet verzekerd
blijft, buiten Nederland zorg inroepen;
-
e.
gezinsleden: onderdeel d is van overeenkomstige toepassing op een verzekerde die met de verzekerde,
bedoeld in dat onderdeel, deel uitmaakt van een gezamenlijke huishouding als bedoeld
in de wet;
-
f.
spoedeisende zorg bij tijdelijk verblijf: een verzekerde die gedurende een tijdelijk verblijf buiten Nederland onvoorzien en
onmiddellijk noodzakelijke zorg moet inroepen die gelet op de gezondheidstoestand
van betrokkene en het te verwachten verloop daarvan, niet kan worden uitgesteld tot
de verzekerde is teruggekeerd in Nederland, kan deze zorg gedurende ten hoogste dertien
weken ontvangen, welke termijn door de Wlz-uitvoerder kan worden verlengd indien de
verzekerde om medische redenen niet gerepatrieerd kan worden.
-
2 De in rekening gebrachte kosten worden vergoed tot ten hoogste de kosten die in de
Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend zijn te achten, met dien verstande
dat de vergoeding in de situatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, hoger kan
zijn.
-
3 Indien de verzekerde krachtens artikel 3.2.5 van de wet, voor de verleende zorg een bijdrage in de kosten is verschuldigd, wordt deze bijdrage
door de Wlz-uitvoerder vastgesteld zoveel mogelijk overeenkomstig dit besluit, en
in mindering gebracht op de in het eerste of tweede lid bedoelde vergoeding.
-
3 Indien de verzekerde langer dan zes weken aaneengesloten buiten Nederland verblijft
en daar zorgverleners contracteert die niet vallen onder de Nederlandse fiscale en
sociale zekerheidswetgeving, wordt het persoonsgebonden budget berekend overeenkomstig
de volgende formule:
waarbij wordt verstaan onder:
-
A: het aantal weken dat de verzekerde binnen Nederland verblijft;
-
B: het getal 52;
-
C: het aan de verzekerde verleende persoonsgebonden budget;
-
D: het aantal weken dat de verzekerde buiten Nederland verblijft;
-
E: het voor het desbetreffende land bij ministeriële regeling vastgestelde aanvaardbaarheidspercentage.
Hoofdstuk 4. De wlz-uitvoerders
§ 1. De aan- en afmelding en de statuten
-
1 Ten behoeve van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.1.1, vierde lid, van de wet, gaat de zorgautoriteit ten minste na of de rechtspersoon die de wet wenst te gaan
uitvoeren voldoet aan de volgende eisen:
-
a. de rechtspersoon behoort tot een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waarvan ten minste één zorgverzekeraar deel uitmaakt;
-
b. de statuten van de rechtspersoon voldoen aan het bij en krachtens artikel 4.1.2 van de wet gestelde;
-
c. de rechtspersoon heeft een duidelijke, evenwichtige en adequate organisatiestructuur;
-
d. de rechtspersoon heeft een duidelijke, evenwichtige en adequate verdeling van taken,
bevoegdheden en verantwoordelijkheden;
-
e. de rechten en verplichtingen binnen de rechtspersoon zijn adequaat vastgelegd;
-
f. de rechtspersoon beschikt over adequate rapportagelijnen en over een adequaat systeem
van informatievoorziening en communicatie;
-
g. de bedrijfsvoering van de rechtspersoon is op een inzichtelijke wijze vastgelegd en
is afgestemd op de werkzaamheden die de rechtspersoon als Wlz-uitvoerder zal uitvoeren
of laten uitvoeren;
-
h. gegeven de verwachte beheerskosten die de rechtspersoon als Wlz-uitvoerder zal maken,
zal kunnen worden voorzien in een recht- en doelmatige uitvoering van de wet.
-
1 De zorgautoriteit stelt vast of de Wlz-uitvoerder er zorg voor heeft gedragen dat
de geschiktheid en de betrouwbaarheid van personen als bedoeld in artikel 4.1.1, vijfde lid, van de wet buiten twijfel staat, op basis van de voornemens, handelingen en antecedenten van
deze personen.
-
2 De Wlz-uitvoerder neemt voor de beoordeling van de geschiktheid van een persoon als
bedoeld in artikel 4.1.1, vijfde lid, van de wet in ieder geval in aanmerking de opleiding, werkervaring en competenties van deze
persoon, alsmede zijn kennis van de financiële sector in het algemeen en van de maatschappelijke
functies van de Wlz-uitvoerder en de risico’s die daarbij gelopen worden in het bijzonder,
aan de hand van ten minste:
-
5 Indien de gegevens of inlichtingen, verkregen overeenkomstig het vierde lid, de Wlz-uitvoerder
aanleiding geven tot nader onderzoek, kan de Wlz-uitvoerder ook inlichtingen inwinnen
en gegevens opvragen bij andere personen of instanties dan genoemd in dat lid. De
Wlz-uitvoerder stelt de betrokkene in dat geval vooraf schriftelijk in kennis van:
-
a. de reden van het nadere onderzoek;
-
b. de personen of instanties bij wie nadere gegevens of inlichtingen zullen worden ingewonnen;
en
-
c. de aard van de nadere gegevens of inlichtingen.
-
7 De zorgautoriteit maakt bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, onverminderd
haar bevoegdheid tot eigen onderzoek, zoveel mogelijk gebruik van de resultaten van
door anderen verrichte controles.
-
2 Ten behoeve van het verrichten van de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden beschikt
de aangewezen Wlz-uitvoerder over een adequate cliëntvolgende bedrijfsadministratie,
waarin een verband kan worden gelegd tussen de indicatiebesluiten van de Wlz-verzekerden,
de in opdracht van Wlz-uitvoerders geleverde zorg en de betalingen van zorgaanbieders
die deze zorg geleverd hebben.
Hoofdstuk 5. Het het Zorginstituut en het CIZ
-
5 Het besluit, bedoeld in het vierde lid, houdt rekening met de verwachte verblijfsduur
van de zorgvrager in Nederland en heeft een maximale geldigheidsduur van zes maanden,
welke eenmalig kan worden verlengd met maximaal zes maanden.
-
6 Indien daartoe aanleiding bestaat, verzoekt het CIZ de zorgvrager, bedoeld in het
vierde lid, zich te behoeve van het onderzoek in persoon te melden. De daaraan verbonden
reis- en verblijfskosten zijn voor rekening van de zorgvrager.
Artikel 5.2.2
[Vervallen per 01-01-2020]
Het verbod op mandaatverlening, bedoeld in artikel 7.1.2, vierde lid, van de wet, geldt niet voor door Onze Minister aangewezen organisaties die voor 1 januari 2015
experimenten uitvoerden met regelarme indicatiestelling.
Hoofdstuk 6. Zorgplanbespreking
Bij de bespreking, bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid, van de wet, tussen de zorgaanbieder en de verzekerde die zijn zorg geleverd wenst te krijgen
in natura over de wijze waarop de verzekerde zijn leven wenst in te richten en de
ondersteuning die de verzekerde daarbij van de zorgaanbieder zal ontvangen, wordt
in ieder geval aandacht besteed aan:
-
a. zeggenschap van de verzekerde over de inrichting van zijn leven, waaronder de betrokkenheid
van mantelzorgers en vrijwilligers;
-
b. de mogelijkheid om dagelijks te douchen, tijdige hulp bij toiletgang en het tijdig
verwisselen van incontinentiemateriaal;
-
c. voldoende en gezonde voeding en drinken;
-
d. een schone en verzorgde leefruimte;
-
e. een respectvolle bejegening, passend bij de eigenheid van de verzekerde, en een veilige
en aangename leefsfeer;
-
f. mogelijkheden voor de verzekerde tot het beleven van en leven overeenkomstig zijn
godsdienst of levensovertuiging;
-
g. een zinvolle daginvulling en beweging;
-
h. de mogelijkheid om dagelijks in de buitenlucht te verkeren; en
-
i. ontwikkeling en ontplooiing van de verzekerde waaronder, in geval van deelname aan
onderwijs, afstemming met de school waar verzekerde is aangemeld of toegelaten.
Hoofdstuk 7. Overige bepalingen
-
2 De organisaties, bedoeld in het eerste lid, verlenen ADL-assistentie aan verzekerden
volgens een door het CIZ genomen besluit als bedoeld in artikel 5.2.1, eerste lid.
-
4 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de subsidieverlening
voor ADL-assistentie, met inbegrip van de uitvoering daarvan, van wat onder ADL-woningen
kan worden verstaan en de controle.
Hoofdstuk 8. Aanpassing van andere algemene maatregelen van bestuur
§ 1. Volksgezondheid, Welzijn en Sport
[Red: Wijzigt het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG.]
[Red: Wijzigt het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG.]
[Red: Wijzigt het Uitvoeringsbesluit WTZi.]
[Red: Wijzigt het Uitvoeringsbesluit artikel 1, tweede lid, Kwaliteitswet zorginstellingen,
enz.]
[Red: Wijzigt het Besluit zorgverzekering.]
[Red: Wijzigt het Besluit gebruik burgerservicenummer in de zorg.]
[Red: Wijzigt het Aanpassingsbesluit Zorgverzekeringswet.]
[Red: Wijzigt het Besluit Jeugdwet.]
[Red: Wijzigt het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.]
[Red: Wijzigt het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001.]
§ 3. Sociale Zaken en Werkgelegenheid
[Red: Wijzigt het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen
1999.]
[Red: Wijzigt het Besluit Wfsv.]
[Red: Wijzigt het Besluit SUWI.]
[Red: Wijzigt het Besluit aanwijzing registraties gezamenlijke huishouding 1998.]
[Red: Wijzigt het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken.]
[Red: Wijzigt het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.]
§ 4. Veiligheid en Justitie
[Red: Wijzigt het Interimbesluit forensische zorg.]
[Red: Wijzigt het Reglement verpleging ter beschikking gestelden.]
[Red: Wijzigt de Penitentiaire maatregel.]
[Red: Wijzigt het Vrijstellingsbesluit Wbp.]
§ 5. Wonen en Rijksdienst
[Red: Wijzigt het Besluit op de huurtoeslag.]
[Red: Wijzigt het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen
militairen.]
[Red: Wijzigt het Besluit bijzondere militaire pensioenen.]
§ 7. Infrastructuur en Milieu
[Red: Wijzigt het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW).]
§ 8. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
[Red: Wijzigt het Besluit Bibob.]
[Red: Wijzigt het Besluit tijdelijke verruiming toepassingsbereik concentratietoezicht
op ondernemingen die zorg verlenen.]
§ 1. Experiment integraal budget
[Vervallen per 01-10-2019]
Artikel 9.1. Begripsbepalingen
[Vervallen per 01-10-2019]
Artikel 9.2. Doel van het experiment
[Vervallen per 01-10-2019]
Artikel 9.3. Reikwijdte en toegang tot het experiment.
[Vervallen per 01-10-2019]
Artikel 9.4. Ondersteuningsplan
[Vervallen per 01-10-2019]
Artikel 9.5. Organisatie integraal budget
[Vervallen per 01-10-2019]
Artikel 9.6. Verlening, -vaststelling van het integrale budget en trekkingsrecht
[Vervallen per 01-10-2019]
Artikel 9.7. Evaluatie
[Vervallen per 01-10-2019]
Hoofdstuk 10. Slotbepalingen
Artikel 10.10
[Vervallen per 01-01-2017]
Artikel 10.10a
[Vervallen per 01-01-2018]
Bij ministeriële regeling kunnen ten behoeve van een goede uitvoering van dit besluit
nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in dit besluit geregelde onderwerpen.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit langdurige zorg.