-
1.
Bericht verzoek tot onderzoek
Het verzoek tot onderzoek is een bericht aan de raad voor de kinderbescherming. Indien
de zorgen over de ontwikkeling van een kind groot zijn en hulp in het vrijwillig kader
onvoldoende lijkt te zijn, dan kan worden overwogen om een verzoek tot onderzoek bij
de raad voor de kinderbescherming (VTO) in te dienen (artikel 3.1, eerste lid, van de Jeugdwet). Gemeenten (artikel 2.4, eerste lid, van de Jeugdwet), gecertificeerde instellingen, Veilig Thuis of een door het college aangewezen jeugdhulpaanbieder
(artikel 3.1, eerste lid, van de Jeugdwet) kunnen dit verzoek indienen.
In uitzonderingssituaties kan een ieder de raad voor de kinderbescherming verzoeken
een onderzoek te starten (artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, van de Jeugdwet). Dit kan – overeenkomstig de huidige praktijk – indien er sprake is van een acute
en ernstig bedreigende situatie voor de minderjarige, als er geen tijd te verliezen
is. Hiertoe wordt geen elektronisch bericht met CORV verzonden.
In het Bericht verzoek tot onderzoek kunnen meerdere kinderen (zowel geboren als ongeboren)
gemeld worden en kunnen bijlagen toegevoegd worden. Met het Bericht verzoek tot onderzoek
van de indiener wordt ten behoeve van de uitvoering door de raad voor de kinderbescherming
ten minste verstrekt:
-
• casus waar het verzoek betrekking op heeft waaronder het nummer waarmee de casus bekend
is bij de indiener van het VTO.
Daarbij worden verder ten hoogste de volgende gegevens verstrekt:
-
• gegevens van de verzoeker:
-
○ contactgegevens van de organisatie en;
-
○ gegevens van de medewerker die verzoek opmaakt; naam, telefoonnummer, emailadres.
Daarbij worden verder ten hoogste de volgende gegevens verstrekt:
-
• gegevens van de jeugdige(n) waar verzoek betrekking op heeft:
Daarbij worden verder ten hoogste de volgende gegevens verstrekt:
-
• gegevens van de gezaghebbende(n) of ouders:
-
○ naam of naam voogdijinstelling;
-
○ telefoonnummer en/of emailadres;
-
○ indicatie of gezaghebbende wel of niet is geïnformeerd over dit VTO, en zo niet wat
daarvan de reden is.
Daarbij worden verder ten hoogste de volgende gegevens verstrekt:
-
• gegevens, indien het verzoek tot onderzoek een ongeboren kind betreft,:
Ten behoeve van de geachte noodzaak tot het verrichten van een onderzoek wordt ten
minste het formulier verzoek tot onderzoek gebruikt voor bij de doorzending van gegevens.
Daarbij worden en hoogste de volgende gegevens verstrekt:
-
○ gegevens met betrekking tot de situatie van het kind in het gezin;
-
○ beschrijving van de gezinssituatie van het kind;
-
○ rapportages met betrekking tot hulpverlening;
-
○ rapportages met betrekking tot diagnostisch onderzoek.
De voornoemde gegevens kunnen worden verstrekt in de vorm van een bijlage/documenten
ten behoeve van de beschrijving van de geachte noodzaak tot onderzoek, de ontwikkelingsbedreiging
evenals de leefsituatie van het kind waarop de melding betrekking heeft.
-
2.
Notificatie intake
Na ontvangst van een VTO kan de raad voor de kinderbescherming besluiten een onderzoek
op te starten (artikel 3.1, eerste lid, van de Jeugdwet). Het besluit om al dan niet een onderzoek op te starten, wordt door middel van het
bericht ‘notificatie intake’ gecommuniceerd aan de indiener van het verzoek tot onderzoek.
Met dit bericht wordt aan de verzoeker door de raad voor de kinderbescherming en ten
behoeve van de registratie en monitoring ten minste de volgende gegevens verstrekt:
-
• casus waar het verzoek betrekking op heeft met daarbij:
-
○ het nummer waaronder de casus bekend is bij de raad voor de kinderbescherming;
-
○ het nummer waaronder de casus bekend is bij de indiener van het VTO;
-
○ de status van de zaak bij de raad voor de kinderbescherming
-
○ de startdatum van die status van de zaak bij de raad voor de kinderbescherming;
-
• indicatie of raad voor de kinderbescherming voornemens is onderzoek te gaan doen;
-
• instantiecode van de behandelende regio van de raad voor de kinderbescherming (SYSDA-code);
-
• gegevens van de jeugdige waar het verzoek betrekking op heeft, voor zover het geen
ongeboren kind betreft. Daarbij worden ten minste de volgende gegevens verstrekt:
Daarbij worden verder ten hoogste de volgende gegevens verstrekt:
-
• Gegevens van de jeugdige waar verzoek betrekking, voor zover het een ongeboren kind
betreft. Daarbij worden ten minste de volgende gegevens verstrekt:
Daarbij worden verder ten hoogste de volgende gegevens verstrekt:
-
3.
Notificatie start ambtshalve onderzoek
De raad voor de kinderbescherming kan ambtshalve besluiten een onderzoek op te starten
naar de opvoedingssituatie van een (of meer) kind(eren) (artikel 3.2, tweede lid, onderdeel b, van de Jeugdwet). In de praktijk gebeurt dit vooral vanuit jeugdstrafzaken, schoolverzuimzaken, onderzoeken
rond gezag en omgang na scheiding (die de raad op verzoek van de rechter uitvoert)
en vanuit beschermingsonderzoeken waar in het gezin meerdere kinderen aanwezig zijn.
Indien de raad voor de kinderbescherming ambtshalve een onderzoek opstart dan is de
verantwoordelijke gemeente nog niet op de hoogte van dat onderzoek. De gemeente of
een hiertoe aangewezen jeugdhulpaanbieder wordt, door de raad voor de kinderbescherming,
als gevolg van artikel 3.1, derde lid, van de Jeugdwet, met een notificatiebericht hierover geïnformeerd. Met het notificatiebericht ‘start
ambtshalve onderzoek’ verstrekt de raad voor de kinderbescherming tenminste de volgende
gegevens aan het college:
-
• casus waar het verzoek betrekking op heeft met daarbij de volgende gegevens:
-
○ het nummer waaronder de casus bekend is bij de raad voor de kinderbescherming;
-
○ de status van de zaak bij de raad voor de kinderbescherming;
-
○ de startdatum van die status van de zaak bij de raad voor de kinderbescherming;
-
• gegevens van de behandelende regio van de raad voor de kinderbescherming:
-
• gegevens van de jeugdige waar het verzoek betrekking op heeft en voor zover het een
geboren kind betreft. Daarbij worden ten minste de volgende gegevens verstrekt:
Daarbij worden ten hoogste de volgende gegevens verstrekt:
-
• gegevens van de jeugdige waar het verzoek betrekking op voor zover het een ongeboren
kind betreft. Daarbij worden ten minste de volgende gegevens verstrekt:
Daarbij wordt ten hoogste het volgende gegeven verstrekt:
-
4.
Notificatie uitkomst onderzoek, naar aanleiding van VTO of ambtshalve zaak
Als de raad voor de kinderbescherming haar onderzoek heeft afgerond, wordt de verzoeker
of de gemeente geïnformeerd over de uitkomst van het onderzoek. Dat wil zeggen: in
geval van een ingediend VTO, wordt de verzoeker geïnformeerd over de uitkomst van
het verzochte onderzoek. Indien het een ambtshalve onderzoek betreft, wordt (op basis
van het woonplaatsbeginsel) de verantwoordelijke gemeente of de daartoe door het betreffende
college aangewezen jeugdhulpaanbieder over de uitkomst geïnformeerd met een bericht
als bedoeld in artikel 3.1, derde lid, van de Jeugdwet. De raad voor de kinderbescherming verstrekt hierbij aan het college de volgende
gegevens:
-
• casus waar het verzoek betrekking op heeft met daarbij de volgende gegevens:
-
○ het nummer waaronder de casus bekend is bij de raad voor de kinderbescherming;
-
○ de status van de zaak bij de raad voor de kinderbescherming
-
○ de startdatum van die status van de zaak bij de raad voor de kinderbescherming.
Daarbij wordt ten hoogste het volgende gegeven verstrekt:
-
• indicatie of het een ambtshalve zaak betreft;
-
• indicatie of raad voor de kinderbescherming wel of niet een rekest gaat indienen;
-
• gegevens van de behandelende regio van de raad voor de kinderbescherming:
-
• gegevens van de jeugdige waar het verzoek betrekking op heeft voor zover het een geboren
kind. Daarbij worden ten minste de volgende gegevens verstrekt:
-
• gegevens van de jeugdige waar het verzoek betrekking op heeft, voor zover het een
ongeboren kind betreft. Daarbij worden ten minste de volgende gegevens verstrekt:
-
○ naam van de moeder;
-
○ identificerend nummer van de moeder (BSN);
-
○ personalia (als bedoeld in artikel 7.2.4 van de Jeugdwet) als er geen BSN bekend is.
Daarbij wordt ten hoogste het volgende gegeven verstrekt:
-
○ uitgerekende geboortedatum.
-
5.
Notificatie beslissing rechtspraak
De raad voor de kinderbescherming legt een verzoek tot een kinderbeschermingsmaatregel
in de vorm van een rekest voor aan de rechtbank (artikel 1:255, tweede lid, en artikel 1:267, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek). Indien de rechtbank naar aanleiding van het verzoek van de raad voor de kinderbescherming
besluit tot een ondertoezichtstelling met eventueel een machtiging uithuisplaatsing
of een gezagsbeëindigende maatregel, wordt de raad voor de kinderbescherming daarvan
op de hoogte gebracht via een beschikking van de rechtbank. Vervolgens wordt het college,
in die gevallen dat de raad voor de kinderbescherming de verzoeker is geweest, van
de maatregel door middel van de notificatie beslissing rechtspraak in kennis gesteld.
Dit geldt ook voor die gevallen waarin de raad voor de kinderbescherming als adviseur
betrokken is én de beschikking heeft ontvangen. De raad voor de kinderbescherming
verstrekt de notificatie aan het college ten behoeve van diens verantwoordelijkheid
voor de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen (artikelen 2.4, tweede lid, onder a en b, van de Jeugdwet). Het gaat dan om de volgende gegevens die het college ontvangt:
Verder worden ten hoogste de volgende gegevens verstrekt:
-
• het nummer waaronder de casus bekend is bij de raad voor de kinderbescherming;
-
• het nummer waaronder de casus bekend is bij de indiener van het VTO.
De raad voor de kinderbescherming verstrekt tevens gegevens van de jeugdige waarop
de notificatie betrekking heeft, voor zover het een geboren kind betreft. Daarbij
worden tenminste de volgende gegevens verstrekt:
Daarbij worden ten hoogste de volgende gegevens verstrekt:
Indien het een ongeboren kind betreft, worden tenminste de volgende gegevens verstrekt:
Daarbij wordt ten hoogste het volgende gegeven verstrekt:
-
6.
Verstrekken van opdracht tot vrijwillige toezicht en begeleiding
-
− Jeugdreclassering kan zowel op vrijwillige basis als in gedwongen strafrechtelijk
kader worden uitgevoerd. Steeds is er wel sprake van verdenking van een strafbaar
feit. Jeugdreclassering op vrijwillige basis kan aan de orde zijn:
-
− na langdurige detentie, mits de jeugdige bij ontslag uit een justitiële jeugdinrichting
de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;
-
− tijdens en na kortdurende detentie, mits de jeugdige bij aanvang van de begeleiding
van de jeugdreclassering de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;
-
− na een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, mits de jeugdige
bij ontslag uit een justitiële jeugdinrichting de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft
bereikt.
-
− nadat tegen de jeugdige een proces-verbaal is opgemaakt zonder dat de jeugdige in
verzekering is gesteld;
-
− nadat een jeugdige is heengezonden nadat hij in verzekering is gesteld;
-
− indien een jeugdige in voorlopige hechtenis is gesteld.
-
− tijdens en na een taakstraf van een jeugdige.
Op verzoek van de raad voor de kinderbescherming kan dan vrijwillige begeleiding door
de jeugdreclassering worden ingezet (artikel 77hh, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (WvSr)). Voor de uitoefening van de jeugdreclasseringstaken zal een daartoe aangewezen
gecertificeerde instelling ingeschakeld worden. De raad voor de kinderbescherming
verstrekt een opdracht tot vrijwillige toezicht en begeleiding aan een gecertificeerde
instelling met daarin vermeld:
-
• gegevens met betrekking tot de opdracht toezicht en begeleiding. Daarbij worden tenminste
de volgende gegevens verstrekt:
-
○ opdrachtnummer waaronder de opdracht toezicht en begeleiding bekend is bij raad voor
de kinderbescherming;
-
○ instantiecode van de Raadslocatie als opdrachtgever;
-
○ instantiecode van de gecertificeerde instelling als opdrachtnemer;
-
○ verantwoordelijke gemeente;
-
○ soort toezicht en de periode van toezicht.
Daarbij worden ten hoogste de volgende gegevens verstrekt:
-
○ telefoonnummer/mailadres van de locatie van de raad voor de kinderbescherming;
-
○ telefoonnummer/mailadres van de gecertificeerde instelling.
-
• parketnummer van de zaak;
-
• gegevens over de jeugdige.
Daarbij worden tenminste het volgende gegeven verstrekt:
Daarbij wordt verder en ten hoogste de volgende gegevens verstrekt:
-
7.
Bericht melding start opdracht tot vrijwillige toezicht en begeleiding
Als de gecertificeerde instelling de opdracht tot vrijwillige toezicht en begeleiding
van een jeugdige van de raad voor de kinderbescherming ontvangt en deze accepteert,
zendt deze gecertificeerde instelling een melding over de start van de opdracht toezicht
en begeleiding ten behoeve van de monitoring/toets van de voortgang door de raad voor
de kinderbescherming, zodra zij deze opdracht aan een van haar jeugdreclasseringsmedewerkers
heeft toegewezen. Dit als gevolg van de taak van de raad voor de kinderbescherming
tot het houden van toezicht op de uitvoering van reclasseringswerkzaamheden (artikel 77hh WvSr). In dat kader is bevoegd de gecertificeerde instelling. Hiertoe verstrekt de gecertificeerde
instelling (opdrachtnemer) aan de raad voor de kinderbescherming (opdrachtgever) ten
minste de volgende gegevens:
-
• opdrachtnummer waaronder de toezichtopdracht bekend is bij raad voor de kinderbescherming;
-
• datum waarop de gecertificeerde instelling een medewerker heeft toegewezen aan de
opdracht;
-
• contactgegevens met betrekking tot dit bericht. Daarbij worden tenminste de volgende
gegevens verstrekt:
Daarbij wordt ten hoogste het volgende gegeven verstrekt:
-
• gegevens over de jeugdige. Daarbij worden tenminste de volgende gegevens verstrekt:
-
9.
Bericht melding afloop opdracht tot vrijwillige toezicht en begeleiding
Als de inzet door de gecertificeerde instelling voor de opdracht tot vrijwillige toezicht
en begeleiding eindigt vanwege de afloop van de begeleidingstermijn of als de begeleiding
voortijdig beëindigd wordt, informeert de gecertificeerde instelling (opdrachtnemer)
de raad voor de kinderbescherming (opdrachtgever ingevolge artikel 77hh, tweede lid, WvSr) hierover. De gecertificeerde instelling zendt een bericht aan de raad voor de kinderbescherming
en verstrekt daarbij tenminste de volgende gegevens:
-
• opdrachtnummer waaronder de opdracht toezicht en begeleiding bekend is bij de raad
voor de kinderbescherming;
-
• reden van aflopen van de opdracht;
-
• datum van aflopen van de opdracht;
-
• contactgegevens met betrekking tot dit bericht. Daarbij worden ten minste de volgende
gegevens verstrekt:
Daarbij wordt ten hoogste het volgende gegeven verstrekt:
-
• gegevens over de jeugdige. Daarbij worden tenminste de volgende gegevens verstrekt:
-
10.
Verzoek om wijziging van de opdracht tot vrijwillige toezicht en begeleiding
De gecertificeerde instelling kan de raad voor de kinderbescherming, namelijk de opdrachtgever
van de opdracht tot toezicht en begeleiding, verzoeken om aanpassing van de toezicht-
en begeleidingsperiode. Dit zou zich voor kunnen doen als een andere periode (duur)
van begeleiding voorzien wordt, of als de zittingsdatum langer op zich laat wachten
dan de toezicht- en begeleidingsperiode. Ten behoeve van het verzoek tot wijziging
verstrekt de gecertificeerde instelling aan de raad voor de kinderbescherming ten
minste de volgende gegevens:
-
• opdrachtnummer waaronder de opdracht tot toezicht en begeleiding bekend is bij de
raad voor de kinderbescherming;
-
• omschrijving van de gevraagde wijziging (toezicht- en begeleidingsperiode) aan de
opdracht tot toezicht en begeleiding;
-
• contactgegevens met betrekking tot dit bericht. Daarbij worden ten minste de volgende
gegevens verstrekt:
-
○ naam medewerker;
-
○ telefoonnummer/email van de medewerker/gecertificeerde instelling.
Daarbij wordt verder ten hoogste het volgende gegeven verstrekt:
-
○ instantiecode van de instantie waar de medewerker toe behoort.
-
• gegevens over de jeugdige. Daarbij worden tenminste de volgende gegevens verstrekt:
-
11.
Wijziging van de opdracht tot vrijwillige toezicht en begeleiding
Dit bericht is de bevestiging/reactie aan de gecertificeerde instelling die eerder
het verzoek aan de raad voor de kinderbescherming heeft ingediend tot wijziging van
de periode van de opdracht tot toezicht en begeleiding. Hiertoe verstrekt de raad
voor de kinderbescherming als antwoord aan de gecertificeerde instelling tenminste
de volgende gegevens:
-
• gegevens met betrekking tot de opdracht:
-
○ opdrachtnummer waaronder de toezicht- en begeleidingsopdracht bekend is bij de raad
voor de kinderbescherming;
-
○ instantiecode van de Raadslocatie als opdrachtgever;
-
○ soort toezicht en de (aangepaste) periode van toezicht;
-
• parketnummer van de zaak;
-
• gegevens over de jeugdige. Daarbij worden tenminste de volgende gegevens verstrekt:
-
12.
Overdracht opdracht tot vrijwillige toezicht en begeleiding
Een gecertificeerde instelling die een opdracht tot vrijwillige toezicht en begeleiding
heeft ontvangen, kan (bij de uitvoering) constateren dat deze toch niet de beste partij
is om de opdracht uit te voeren. De opdracht zal dan via een overdrachtsbericht teruggegeven
worden aan de raad voor de kinderbescherming, zodat de Raad de opdracht tot toezicht
en begeleiding opnieuw kan uitzetten aan een gecertificeerde instelling die beter
geschikt is om de betreffende opdracht uit te voeren. De ‘latende’ gecertificeerde
instelling verzendt het verzoek hiertoe aan de raad voor de kinderbescherming. De
gecertificeerde instelling verstrekt hierbij aan de opdrachtgever ten behoeve van
de afhandeling:
-
• opdrachtnummer waaronder de toezichtopdracht bekend is bij de raad voor de kinderbescherming;
-
• datum van overdracht van de opdracht;
-
• reden van overdracht van de opdracht;
-
• contactgegevens met betrekking tot dit bericht. Daarbij worden tenminste de volgende
gegevens verstrekt:
Daarbij verstrekt de ‘latende’ gecertificeerde instelling verder ten hoogste het volgende
gegeven:
-
• gegevens over de jeugdige. Daarbij verstrekt de ‘latende’ gecertificeerde instelling
tenminste de volgende gegevens:
-
13.
Overdracht document
Tijdens de uitvoering van de opdracht tot vrijwillige toezicht en begeleiding maar
ook bij de afloop van het toezicht en de begeleiding dient de gecertificeerde instelling
(de opdrachtnemer) de raad voor de kinderbescherming op de hoogte te stellen van belangrijke
documentatie, zoals een resultaat haalbaarheidsonderzoek, plan van aanpak of een afsluitende
rapportage. De gecertificeerde instelling draagt dan het document via een bericht
over aan de raad voor de kinderbescherming met daarin:
-
• opdrachtnummer, waaronder de toezichtsopdracht bekend is bij de raad voor de kinderbescherming;
-
• gegevens over de jeugdige. Daarbij worden tenminste de volgende gegevens verstrekt:
Daarbij wordt verder ten hoogste het volgende document verstrekt:
-
• het betreffende document (in elektronische vorm).