Regeling nationale EZ-, LVVN- en KGG-subsidies

Geraadpleegd op 24-12-2025.
Toekomstige tekst van 31-12-2030 t/m 31-12-2030.
Ga naar eerste onderdeel, gewijzigd per 31-12-2030.

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 11 juli 2014, nr. WJZ / 13125043, houdende vaststelling van nationale subsidie-instrumenten op het terrein van Economische Zaken (Regeling nationale EZ-subsidies)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, 5, 6, eerste lid, 7, 10, 12, vierde lid, 13, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, 14, 14a, eerste en vierde lid, 15, 16, 17, 18, eerste en vijfde lid, 19, 21, eerste en derde lid, 23, eerste lid, onderdeel c, 23, tweede lid, 25, 30, derde, vierde en vijfde lid, 32, derde lid, 33, tweede lid, 34, 42, eerste en tweede lid, 44, 48, 50 en 53 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • afzet van landbouwproducten: afzet van landbouwproducten als bedoeld in artikel 2, onderdeel 8, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, artikel 2, onderdeel 35, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw, deel I, paragraaf 2.4, onderdeel 33, onder 38, van het landbouwsteunkader en artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van de algemene de-minimisverordening;

  • algemene de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;

  • algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

  • besluit: Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

  • daadwerkelijke samenwerking: daadwerkelijke samenwerking als bedoeld in artikel 2, onderdeel 90, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en paragraaf 1.3, onderdeel 16, onder h, van het O&O&I-steunkader;

  • energie uit hernieuwbare energiebronnen: energie uit hernieuwbare bronnen als bedoeld in artikel 2, onderdeel 109, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en paragraaf 2.4, onderdeel 19, onder 35, van het klimaat, milieu- en energiesteunkader;

  • energie-efficiëntie: energie-efficiëntie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 103, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en paragraaf 2.4, onderdeel 19, onder 31, van het klimaat, milieu- en energiesteunkader;

  • experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onderdeel 86, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en paragraaf 1.3, onderdeel 16, onder k, van het O&O&I-steunkader;

  • fundamenteel onderzoek: fundamenteel onderzoek als bedoeld in artikel 2, onderdeel 84, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en paragraaf 1.3, onderdeel 16, onder n, van het O&O&I-steunkader;

  • groepsvrijstellingsverordening landbouw: verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327);

  • groepsvrijstellingsverordening visserij: verordening (EU) 2022/2473 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327);

  • grote onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, onderdeel 24, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • haalbaarheidsstudie: haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 87, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en paragraaf 1.3, onderdeel 16, onder l, van het O&O&I-steunkader;

  • hernieuwbare energiebronnen: hernieuwbare energie als bedoeld in paragraaf 2.4, onderdeel 19, onder 69 van het klimaat, milieu- en energiesteunkader;

  • hooggekwalificeerd personeel: hooggekwalificeerd personeel als bedoeld in artikel 2, onderdeel 93, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en paragraaf 1.3, onderdeel 16, onder p, van het O&O&I-steunkader;

  • industrieel onderzoek: industrieel onderzoek als bedoeld in artikel 2, onderdeel 85, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en paragraaf 1.3, onderdeel 16, onder r, van het O&O&I-steunkader;

  • innovatieadviesdiensten: innovatieadviesdiensten als bedoeld in artikel 2, onderdeel 94, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en paragraaf 1.3, onderdeel 16, onder s, van het O&O&I-steunkader;

  • IPCEI-steunkader: Mededeling van de Commissie betreffende criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang, PBEU 2021 C 528/02;

  • kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • klimaat, milieu- en energiesteunkader: Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie 2022 nr. 2022/C 80/01 (PbEU 2022, C 80);

  • landbouw de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PB L 352);

  • landbouwonderneming: onderneming waarin de primaire productie van landbouwproducten plaatsvindt;

  • landbouwproduct: product als bedoeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met uitzondering van een visserijproduct of een aquacultuurproduct vermeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PbEU 2013, L 354);

  • landbouwsteunkader: Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden (PbEU 2022, C 485);

  • middelgrote onderneming: middelgrote onderneming in de zin van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • minister:

    • a. Minister van Economische Zaken, voor zover het een subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen b, c, d, e, f en g, en tweede lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies betreft;

    • b. Minister van Klimaat en Groene Groei, voor zover het een subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a en h, en tweede lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies betreft; of

    • c. Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, voor zover het een subsidie als bedoeld in artikel 2a van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies betreft;

  • MKB-ondernemer: ondernemer die een kleine onderneming of een middelgrote onderneming in stand houdt;

  • O&O&I-steunkader: Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie nr. 2022/C 414/01 (PbEU 2022, C 414);

  • organisatie-innovatie: organisatie-innovatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 96, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • primaire landbouwproductie: primaire landbouwproductie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 9, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, artikel 2, onderdeel 44, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw en deel I, paragraaf 2.4, onderdeel 33, onder 46, van het landbouwsteunkader;

  • procesinnovatie: procesinnovatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 97, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • tijdelijk crisiskader:Tijdelijk crisis- en transitiekader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU 2023, C 101);

  • Unienorm: Unienorm als bedoeld in artikel 2, onderdeel 102, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en paragraaf 2.4, onderdeel 19, onder 89, van het klimaat, milieu- en energiesteunkader;

  • universiteit: onder a of b van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs, alsmede een onder i van de bijlage van die wet genoemd academisch ziekenhuis;

  • verklaring de-minimissteun: verklaring van de subsidieaanvrager waarin deze bevestigt dat subsidieverlening niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening;

  • verklaring landbouw de-minimissteun: verklaring van de subsidieaanvrager waarin deze bevestigt dat subsidieverlening niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de landbouw de-minimisverordening;

  • verwerking van landbouwproducten: verwerking van landbouwproducten als bedoeld in artikel 2, onderdeel 10, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, artikel 2, onderdeel 45, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw, deel I, paragraaf 2.4, onderdeel 33, onder 47, van het landbouwsteunkader en artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van de algemene de-minimisverordening;

  • visserijsteunkader: Richtsnoeren voor staatssteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU 2023, C 107).

Artikel 1.2. Rapport van feitelijke bevindingen

  • 1 Het rapport van feitelijke bevindingen, bedoeld in artikel 12, derde lid, van het besluit, wordt opgesteld overeenkomstig het protocol dat is opgenomen in bijlage 1.1.

  • 2 Als rapport als bedoeld in artikel 12, derde lid, van het besluit, wordt aangewezen een afschrift van het rapport van feitelijke bevindingen van een externe accountant inzake de actueel gebruikte methode voor berekening van de personeelskosten en indirecte kosten dat is opgesteld in het kader van verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 december 2006 tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor verspreiding van onderzoeksresultaten (2007–2013) (PbEU 2006, L 391) en, indien de subsidieontvanger daarover beschikt, een afschrift van de goedkeuring door de Europese Commissie van dat rapport.

Artikel 1.3. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-07-2016]

Artikel 1.4. Vaste opslag voor indirecte kosten

De vaste opslag voor indirecte kosten, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van het besluit, bedraagt 50 procent van de loonkosten.

Artikel 1.5. Controleprotocol

De accountant of accountant-administratiefconsulent controleert en stelt de controleverklaring vast met inachtneming van de voorschriften, gesteld in bijlage 1.3.

Artikel 1.6. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2016]

Artikel 1.7. In aanmerking komende kosten

  • 1 In aanvulling op artikel 10, vierde lid, van het besluit, worden, indien de subsidie valt onder de algemene groepsvrijstellingsverordening, respectievelijk de groepsvrijstellingsverordening landbouw, respectievelijk het landbouwsteunkader, respectievelijk de groepsvrijstellingsverordening visserij, respectievelijk het visserijsteunkader:

    • a. de in aanmerking komende kosten berekend en gestaafd met bewijsstukken, overeenkomstig artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, respectievelijk artikel 7, eerste lid, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw, respectievelijk deel I, paragraaf 3.2, onderdeel 87, van het landbouwsteunkader, respectievelijk artikel 7, eerste lid, van de groepsvrijstellingsverordening visserij, respectievelijk deel I, paragraaf 3.2, onderdeel 85, van het visserijsteunkader;

    • b. indien de steun in meerdere tranches wordt uitgekeerd, de in aanmerking komende kosten gedisconteerd overeenkomstig artikel 7, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, respectievelijk artikel 7, vijfde lid, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw, respectievelijk deel I, paragraaf 3.2, onderdelen 90 en 91, van het landbouwsteunkader, respectievelijk artikel 7, derde lid, van de groepsvrijstellingsverordening visserij, respectievelijk deel I, paragraaf 3.2, onderdeel 88, van het visserijsteunkader;

    • c. indien de steun wordt toegekend in de vorm van belastingvoordelen, de steuntranches gedisconteerd overeenkomstig artikel 7, vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, respectievelijk artikel 7, zesde lid, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw, respectievelijk deel I, paragraaf 3.2.3, onderdeel 92, van het landbouwsteunkader, respectievelijk artikel 7, vierde lid, van de groepsvrijstellingsverordening visserij, respectievelijk deel I, paragraaf 3.2, onderdeel 89, van het visserijsteunkader.

  • 2 In aanvulling op artikel 10, vierde lid, van het besluit, worden, indien de subsidie valt onder het O&O&I-steunkader, respectievelijk het klimaat, milieu- en energiesteunkader:

    • a. de in aanmerking komende kosten berekend overeenkomstig paragraaf 1.3, onderdeel 16, onder c, van het O&O&I-steunkader, respectievelijk paragraaf 2.4, onderdeel 19, onder 2, van het klimaat, milieu- en energiesteunkader;

    • b. indien de steun in meerdere tranches wordt uitgekeerd, de in aanmerking komende kosten gedisconteerd overeenkomstig paragraaf 1.3, onderdeel 16, onder c, van het O&O&I-steunkader, respectievelijk paragraaf 2.4, onderdeel 19, onder 2, van het klimaat, milieu- en energiesteunkader.

Artikel 1.8. Bekendmaking van gegevens inzake steunverlening

  • 1 Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die door de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt gerechtvaardigd, maakt de minister binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

    • a. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en

    • b. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 100.000, of voor steun vervat in door het InvestEU-fonds krachtens deel 16 van de algemene groepsvrijstellingsverordening ondersteunde financiële producten, meer dan € 500.000, of voor niet onder deel 2 bis van de algemene groepsvrijstellingsverordening vallende begunstigden die in de primaire landbouwproductie of in de visserij en de aquacultuur actief zijn, meer dan € 10.000.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing, indien het staatssteun betreft die gerechtvaardigd wordt door projecten voor Europese territoriale samenwerking als bedoeld in artikel 20 bis van de algemene groepsvrijstellingsverordening, of door projecten voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling als bedoeld in artikel 19 ter van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3 Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die door de artikelen 16, 21 bis of 22 van de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt gerechtvaardigd, worden de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, geacht te zijn bekendgemaakt indien de individuele steunbedragen bekend zijn gemaakt volgens de tranches, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 4 Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die door de groepsvrijstellingsverordening landbouw wordt gerechtvaardigd, maakt de minister binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

    • a. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b van de groepsvrijstellingsverordening landbouw, en

    • b. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan:

      • 1°. € 10.000 voor begunstigden die actief zijn in de primaire landbouwproductie, of

      • 2°. € 100.000 voor begunstigden die actief zijn in de sector verwerking van landbouwproducten, de sector afzet van landbouwproducten of de bosbouwsector, of die activiteiten uitoefenen die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.

  • 5 Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die door de groepsvrijstellingsverordening visserij wordt gerechtvaardigd, maakt de minister binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

    • a. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de groepsvrijstellingsverordening visserij; en

    • b. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de groepsvrijstellingsverordening visserij, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 10.000.

  • 6 Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die door het O&O&I-steunkader wordt gerechtvaardigd, maakt de minister binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de gegevens, bedoeld in paragraaf 3.2.4, onderdeel 100, van het O&O&I-steunkader, bekend, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 100.000.

  • 7 Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die door het landbouwsteunkader wordt gerechtvaardigd, maakt de minister binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

    • a. de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.2.4, onderdeel 112, onder a en b, van het landbouwsteunkader, en

    • b. de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.2.4, onderdeel 112, onder c, van het landbouwsteunkader, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan:

      • 1°. € 10.000 voor begunstigden die actief zijn in de primaire landbouwproductie, of

      • 2°. € 100.000 voor begunstigden in de sectoren van de verwerking van landbouwproducten, de afzet van landbouwproducten, de bosbouwsector of activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.

  • 8 Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die door het klimaat, milieu- en energiesteunkader wordt gerechtvaardigd, maakt de minister binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de gegevens, bedoeld in paragraaf 3.2.1.4, onderdeel 58, van het klimaat, milieu- en energiesteunkader, bekend, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 100.000.

  • 9 Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die wordt gerechtvaardigd door de Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak (PbEU 2020, C 91 I), maakt de minister na de datum van subsidieverlening de gegevens bekend, bedoeld in paragraaf 4, onderdeel 103, van die kaderregeling.

  • 10 Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die door het IPCEI-steunkader wordt gerechtvaardigd, maakt de minister binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de gegevens, bedoeld in paragraaf 4.3, onderdeel 48, van het IPCEI-steunkader bekend, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 100.000.

  • 11 Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatsteun bevat die wordt gerechtvaardigd door het tijdelijk crisiskader, maakt de minister na de datum van subsidieverlening de gegevens bekend, bedoeld in paragraaf 3, onderdeel 87, van het tijdelijk crisiskader.

  • 12 Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die door het visserijsteunkader wordt gerechtvaardigd, maakt de minister binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

    • a. de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.2.4, onderdeel 105, onder a en b, van het visserijsteunkader, en

    • b. de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.2.4, onderdeel 105, onder c, van het visserijsteunkader, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 10.000.

  • 13 De gegevens, bedoeld in het eerste, en derde tot en met twaalfde lid, blijven voor ten minste tien jaar openbaar beschikbaar.

Artikel 1.9. Onderzoeksorganisatie

  • 1 Indien een geheel of gedeeltelijk van overheidswege gefinancierde onderzoeksorganisatie deelneemt aan een project dat wordt uitgevoerd in daadwerkelijke samenwerking, sluiten de deelnemers voorafgaand aan het project een overeenkomst over de wijze waarop wordt omgegaan met de bijdrage in de kosten, het delen in de risico’s en uitkomsten, de verspreiding van de resultaten en de toegang tot en de regels voor de toewijzing van intellectuele eigendomsrechten.

  • 2 Indien een project als bedoeld in het eerste lid gezamenlijk door ondernemingen en van overheidswege gefinancierde onderzoeksorganisaties of onderzoeksinfrastructuren wordt uitgevoerd, legt de penvoerder de afspraken voor aan de minister, tenzij:

    • a. de deelnemende ondernemingen de volledige kosten van het project dragen;

    • b. de resultaten van de samenwerking die geen intellectuele eigendomsrechten opleveren, breed kunnen worden verspreid en alle intellectuele eigendomsrechten die de activiteiten van de onderzoeksorganisatie of onderzoeksinfrastructuur opleveren, volledig worden toegekend aan die entiteiten;

    • c. uit het project ontstane intellectuele eigendomsrechten, alsmede daarmee verband houdende toegangsrechten aan de verschillende deelnemers worden toegekend op een wijze die een passende afspiegeling is van hun werkpakketten, bijdragen en respectieve belangen, of

    • d. de van overheidswege gefinancierde onderzoeksorganisaties of onderzoeksinfrastructuren een vergoeding ontvangen die gelijkwaardig is aan de marktprijs voor de intellectuele eigendomsrechten die uit hun activiteiten ontstaan en worden toegewezen aan de deelnemende ondernemingen of waartoe de deelnemende ondernemingen toegangsrechten kregen toegewezen.

  • 3 Op de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, kan het absolute bedrag van financiële en niet-financiële bijdragen van de deelnemende ondernemingen in de kosten van de activiteiten van de van overheidswege gefinancierde onderzoeksorganisatie of onderzoeksinfrastructuur die de betrokken intellectuele-eigendomsrechten hebben opgeleverd, in mindering worden gebracht.

  • 4 Indien uit de aan de minister op basis van het tweede lid voorgelegde afspraken blijkt dat sprake is van staatssteun als gevolg van de overdracht van kennis of andere resultaten uit activiteiten, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidie niet meer bedraagt dan het in de beschikking tot subsidieverlening aangegeven bedrag dat ten hoogste mag worden verstrekt ingevolge een Europees steunkader.

Artikel 1.10. Openstelling

  • 1 De minister kan op grond van deze regeling uitsluitend subsidie verstrekken indien hij de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag tot subsidieverlening heeft opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en een periode voor indiening van de aanvraag.

  • 2 De minister kan de openstelling beperken tot bepaalde activiteiten, categorieën van aanvragers of een bepaald aantal aanvragen.

  • 3 De minister kan verschillende subsidieplafonds vaststellen voor verschillende activiteiten of categorieën van aanvragers.

Hoofdstuk 2. Agro, natuur en visserij

Titel 2.1. Algemene bepaling

Artikel 2.1.1. Uurtarief

Voor de toepassing van dit hoofdstuk bedraagt het uurtarief, bedoeld in artikel 13, tweede lid, en 14 van het besluit, € 60.

Artikel 2.1.2. Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • glasopstand: kas en toebehorende installaties;

  • glastuinbouwonderneming: landbouwonderneming met glasopstanden;

  • vervangingsinvestering: investering voor het eenvoudige vervangen van een bestaand gebouw of een bestaande machine, of delen daarvan, door een nieuw modern gebouw of een nieuwe moderne machine, zonder dat daarbij de productiecapaciteit met meer dan 25% wordt verhoogd of de betrokken productie of technologie fundamenteel wordt gewijzigd.

Artikel 2.1.3. Afwijzingsgronden groepsvrijstellingsverordening visserij

Onverminderd de artikelen 22 en 23 van het besluit beslist de minister afwijzend op een aanvraag om subsidie die staatssteun bevat die door de groepsvrijstellingsverordening visserij wordt gerechtvaardigd indien:

  • a. sprake is van verrichtingen of activiteiten als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van de groepsvrijstellingsverordening visserij; of

  • b. de aanvrager activiteiten heeft verricht als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel f, van de groepsvrijstellingsverordening visserij.

Artikel 2.1.4. Subsidieverplichtingen groepsvrijstellingsverordening visserij

  • 1 Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die door de groepsvrijstellingsverordening visserij wordt gerechtvaardigd, leeft de subsidieontvanger de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid na.

  • 2 Indien een subsidie voor een vissersvaartuig die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die door de groepsvrijstellingsverordening visserij wordt gerechtvaardigd, wordt het vissersvaartuig niet binnen vijf jaar na de datum van de laatste betaling naar buiten de Europese Unie overgedragen of omgevlagd.

Artikel 2.1.5. Niet-naleving subsidieverplichting groepsvrijstellingsverordening visserij

  • 1 Indien de subsidieontvanger de in artikel 2.1.4, eerste lid, bedoelde regels niet naleeft, wordt de subsidieverlening of de subsidievaststelling ingetrokken of ten nadele van de ontvanger gewijzigd, in verhouding tot de ernst van de inbreuk.

  • 2 Indien de subsidieontvanger de in artikel 2.1.4, tweede lid, bedoelde verplichting niet naleeft, wordt de subsidieverlening of de subsidievaststelling ingetrokken of ten nadele van de ontvanger gewijzigd, naar rato van de periode waarin niet aan die verplichting is voldaan.

Titel 2.2. Brongerichte verduurzaming van stallen en managementmaatregelen

[Vervallen per 20-05-2025]

§ 2.2.1. Algemene bepalingen

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.1. Begripsomschrijving

[Vervallen per 20-05-2025]

§ 2.2.2. Investering in niet-bewezen innovaties

[Vervallen per 20-05-2025]

§ 2.2.2.1. Algemeen

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.3a. Uurtarief voor subsidiabele kosten voor arbeid

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.4. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.5. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.6. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.7. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.8. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.9. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 20-05-2025]

§ 2.2.2.2. Onderzoeks- en ontwikkelingsfase

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.10. Subsidiabele activiteiten

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.11. Hoogte subsidie

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.12. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.13. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.14. Staatssteun

[Vervallen per 20-05-2025]

§ 2.2.2.3. Emissiemetingenfase

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.15. Subsidiabele activiteiten

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.16. Hoogte subsidie

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.17. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.18. Afwijzingsgrond

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.19. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.20. Staatssteun

[Vervallen per 20-05-2025]

§ 2.2.2.4. De resterende productieve levensduurfase

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.21. Subsidiabele activiteiten

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.22. Hoogte subsidie

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.23. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.24. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.25. Verplichtingen

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.26. Staatssteun

[Vervallen per 20-05-2025]

§ 2.2.3. Investering in bewezen innovaties

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.27. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.27a. Bepaling stikstofvracht

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.28. Hoogte subsidie

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.29. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.30. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.31. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.32. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.33. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 03-09-2024]

Artikel 2.2.34. Subsidievoorwaarde

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.34a. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.35. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.36. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.36a. Gegevensverwerking

[Vervallen per 20-05-2025]

Artikel 2.2.37. Staatssteun

[Vervallen per 20-05-2025]

Titel 2.3. Energie-efficiëntie glastuinbouw

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.3.1. Begripsomschrijving

[Vervallen per 22-08-2016]

Artikel 2.3.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.3.3. Subsidievoorwaarden

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.3.3a. Eén aanvraag per glastuinbouwonderneming

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.3.4. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.3.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.3.6. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.3.7. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.3.9. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2027]

Titel 2.4. Agrarische bedrijfsadvisering en educatie

[Vervallen per 01-01-2024]

§ 2.4.1. Algemene bepalingen

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.2. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2024]

§ 2.4.2. Verstrekking van advies- en cursusvoucher aan een landbouwonderneming

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.3. Aanvraag, verstrekking en besteding adviesvoucher

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.4. Aanvraag, verstrekking en besteding cursusvoucher

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.5. Verdeling subsidieplafonds

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.6. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.7. Besteding advies- en cursusvoucher

[Vervallen per 31-05-2021]

§ 2.4.3. Verstrekking subsidie aan een kennisinstelling of erkende bedrijfsadviseur

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.8. Verzilvering advies- en cursusvouchers

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.9. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.10. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.11. Aanvraag verzilvering advies- en cursusvouchers

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.12. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.13. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2024]

§ 2.4.4. Verstrekking van opleidingsvoucher aan een bedrijfsadviseur

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.14. Verstrekking opleidingsvoucher

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.15. Aanvraag opleidingsvoucher

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.16. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.17. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.18. Besteding opleidingsvoucher

[Vervallen per 01-01-2024]

§ 2.4.5. Verstrekking subsidie aan een kennisinstelling

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.19. Verzilvering opleidingsvoucher

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.20. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.21. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.22. Aanvraag verzilvering opleidingsvoucher

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.23. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2024]

§ 2.4.6. Kennisoverdracht ten behoeve van een samenwerkingsverband van landbouwondernemingen

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.24. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.25. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.26. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.27. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.28. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.29. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.30. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.31. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.32. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2024]

§ 2.4.7. Demonstratiebedrijven duurzame landbouw

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.33. Subsidieverstrekking kennisoverdracht door demonstratiebedrijven duurzame landbouw

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.34. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.35. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.36. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.37. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.38. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.39. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.40. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.41. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2024]

§ 2.4.8. Verstrekken bedrijfsplanvoucher voor omschakeling

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.42. Aanvraag, verstrekking en besteding bedrijfsplanvoucher

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.43. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.44. Besteding bedrijfsplanvoucher

[Vervallen per 01-01-2024]

§ 2.4.9. Verstrekking subsidie aan een erkende bedrijfsadviseur

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.45. Verzilvering bedrijfsplanvoucher

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.46. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.47. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.48. Aanvraag verzilvering bedrijfsplanvoucher

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.49. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.4.50. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2024]

Titel 2.5. Borgstelling MKB-landbouw- en visserijkredieten

[Vervallen per 31-12-2030]

Artikel 2.5.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 31-12-2030]

Artikel 2.5.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 31-12-2030]

Artikel 2.5.3. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 31-12-2030]

Artikel 2.5.5. Subsidiemaximum en verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 31-12-2030]

Artikel 2.5.6. Omvang borgstelling

[Vervallen per 31-12-2030]

Artikel 2.5.7. LV-borgstellingsovereenkomst

[Vervallen per 31-12-2030]

Titel 2.6. Garantstelling landbouwondernemingen werkkapitaal

[Vervallen per 01-01-2016]

Artikel 2.6.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-01-2016]

Artikel 2.6.2. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 01-01-2016]

Artikel 2.6.3. Omvang en voorwaarden garantstelling

[Vervallen per 01-01-2016]

Artikel 2.6.4. Maximum garantstelling

[Vervallen per 01-01-2016]

Artikel 2.6.5. Garantstellingsovereenkomst

[Vervallen per 01-01-2016]

Artikel 2.6.6. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2016]

Artikel 2.6.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2016]

Artikel 2.6.9. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2016]

Artikel 2.6.10. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2016]

Artikel 2.6.11. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2016]

Titel 2.7. Groen en doen

[Vervallen per 01-10-2020]

Artikel 2.7.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-10-2020]

Artikel 2.7.2. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 01-10-2020]

Artikel 2.7.3. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-10-2020]

Artikel 2.7.4. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-10-2020]

Artikel 2.7.5. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-10-2020]

Artikel 2.7.6. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-10-2020]

Artikel 2.7.7. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-10-2020]

Artikel 2.7.9. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-10-2020]

Titel 2.8. Genotypering TSE bij schapen

[Vervallen per 01-07-2017]

Artikel 2.8.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-07-2017]

Artikel 2.8.2. Verstrekking voucher genotypering TSE

[Vervallen per 01-07-2017]

Artikel 2.8.3. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2017]

Artikel 2.8.4. Verdeling vouchers genotypering TSE

[Vervallen per 01-07-2017]

Artikel 2.8.5. Verstrekking van subsidie aan erkende laboratoria

[Vervallen per 01-07-2017]

Artikel 2.8.6. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-07-2017]

Artikel 2.8.8. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-07-2017]

Titel 2.9. Subsidie kosten vaccinatie pluimvee ter bestrijding van salmonella

[Vervallen per 01-02-2021]

Artikel 2.9.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-02-2021]

Artikel 2.9.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-02-2021]

Artikel 2.9.3. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-02-2021]

Artikel 2.9.4. Indiening aanvraag tot vaststelling

[Vervallen per 01-02-2021]

Artikel 2.9.5. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-02-2021]

Artikel 2.9.6. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-02-2021]

Artikel 2.9.6a. Afwijzingsgrond

[Vervallen per 01-02-2021]

Artikel 2.9.8. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-02-2021]

Titel 2.10. Marktintroductie energie-innovaties

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.10.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.10.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.10.3. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.10.4. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.10.5. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.10.6. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.10.7. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.10.8. Verplichtingen

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.10.9. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.10.10. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.10.11. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2027]

Titel 2.11. Innovatieprestatiecontracten ten behoeve van een duurzame visserij

[Vervallen per 01-07-2027]

Titel 2.12*. Tijdelijke ondersteuning nationale parken

[Vervallen per 01-07-2025]

Artikel 2.12.1*. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-07-2025]

Artikel 2.12.2*. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-07-2025]

Artikel 2.12.3*. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-07-2025]

Artikel 2.12.4*. Niet-subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-07-2025]

Artikel 2.12.5*. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2025]

Artikel 2.12.6*. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 01-07-2025]

Artikel 2.12.7*. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2025]

Artikel 2.12.8*. Verplichtingen subsidieontvangers

[Vervallen per 01-07-2025]

Artikel 2.12.10*. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-07-2025]

Artikel 2.12.11*. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2025]

Artikel 2.12.12*. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-07-2025]

Titel 2.12. Subsidie pluimveevaccinatie ter voorkoming van salmonella

[Vervallen per 15-08-2025]

Artikel 2.13.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 15-08-2025]

Artikel 2.12.2. Subsidiabele activiteit

[Vervallen per 15-08-2025]

Artikel 2.13.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 15-08-2025]

Artikel 2.12.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 15-08-2025]

Artikel 2.12.5. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 15-08-2025]

Artikel 2.12.6. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 15-08-2025]

Artikel 2.12.7. Staatssteun

[Vervallen per 15-08-2025]

Artikel 2.12.8. Vervaltermijn

[Vervallen per 15-08-2025]

Titel 2.14. Zeldzame melkkoeien

[Vervallen per 01-07-2023]

Artikel 2.14.1. Begripsomschrijving

[Vervallen per 01-07-2023]

Artikel 2.14.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-07-2023]

Artikel 2.14.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-07-2023]

Artikel 2.14.4. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2023]

Artikel 2.14.5. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-07-2023]

Artikel 2.14.6. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2023]

Artikel 2.14.7. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-07-2023]

Titel 2.15. Versneld natuurherstel

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.15.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.15.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.15.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.15.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.15.5. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.15.6. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.15.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.15.7a. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.15.8. Adviescommissie

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.15.9. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.15.9a. Modelovereenkomst

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.15.10. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.15.11. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.15.12. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2026]

Titel 2.16. Innoveren in visserijtechnieken

[Vervallen per 01-07-2030]

Artikel 2.16.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-07-2030]

Artikel 2.16.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-07-2030]

Artikel 2.16.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-07-2030]

Artikel 2.16.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-07-2030]

Artikel 2.16.5. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2030]

Artikel 2.16.6. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 01-07-2030]

Artikel 2.16.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2030]

Artikel 2.16.8. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-07-2030]

Artikel 2.16.9. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-07-2030]

Artikel 2.16.10. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2030]

Artikel 2.16.11. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-07-2030]

Titel 2.17. Programma jong leren eten 2022–2024

[Vervallen per 28-01-2027]

Artikel 2.17.1. Begripsomschrijving

[Vervallen per 28-01-2027]

Artikel 2.17.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 28-01-2027]

Artikel 2.17.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 28-01-2027]

Artikel 2.17.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 28-01-2027]

Artikel 2.17.5. Verdeling per provincie

[Vervallen per 28-01-2027]

Artikel 2.17.6. Starttermijn

[Vervallen per 28-01-2027]

Artikel 2.17.7. Afwijzingsgrond

[Vervallen per 28-01-2027]

Artikel 2.17.8. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 28-01-2027]

Artikel 2.17.9. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 28-01-2027]

Artikel 2.17.10. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 28-01-2027]

Artikel 2.17.11. Staatssteun

[Vervallen per 28-01-2027]

Artikel 2.17.12. Vervaltermijn

[Vervallen per 28-01-2027]

Titel 2.18. Hoogwaardige mestverwerking

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.18.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.18.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.18.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.18.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.18.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.18.6. Start en realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.18.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.18.8. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.18.9. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.18.10. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.18.11. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.18.12. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2027]

Artikel 2.18.13. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2027]

Titel 2.19. Behoud graslandareaal

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.19.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.19.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.19.4. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.19.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.19.6. Subsidievoorwaarden/verplichtingen ontvanger

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.19.7. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.19.8. Bijzondere voorziening ingeval van bedrijfsoverdracht

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.19.9. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2026]

Artikel 2.19.10. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2026]

Titel 2.20. Overbrugging voor de visserij

[Vervallen per 01-01-2025]

Artikel 2.20.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2025]

Artikel 2.20.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2025]

Artikel 2.20.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2025]

Artikel 2.20.4. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2025]

Artikel 2.20.5. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2025]

Artikel 2.20.6. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2025]

Artikel 2.20.7. Subsidievaststelling

[Vervallen per 01-01-2025]

Artikel 2.20.8. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2025]

Artikel 2.20.9. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2025]

Titel 2.21. Verbetering energie-efficiëntie van vissersvaartuigen

[Vervallen per 01-07-2028]

Artikel 2.21.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-07-2028]

Artikel 2.21.2. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 01-07-2028]

Artikel 2.21.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-07-2028]

Artikel 2.21.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-07-2028]

Artikel 2.21.5. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2028]

Artikel 2.21.6. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-07-2028]

Artikel 2.21.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2028]

Artikel 2.21.8. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-07-2025]

Artikel 2.21.9. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-07-2028]

Artikel 2.21.10. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 01-07-2028]

Artikel 2.21.11. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2028]

Artikel 2.21.12. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-07-2028]

Titel 2.22. Geïntegreerde gewasbescherming

[Vervallen per 31-12-2025]

§ 2.22.1. Algemene bepalingen

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.1. begripsbepalingen

[Vervallen per 31-12-2025]

§ 2.22.2. Innovatie

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.2.1. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.2.2. Hoogte subsidie

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.2.3. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.2.4. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.2.5. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.2.6. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.2.7. Voorschot

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.2.8. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.2.9. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.2.10. Staatssteun

[Vervallen per 31-12-2025]

§ 2.22.3. Investeringen

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.3.1. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.3.2. Hoogte subsidie

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.3.3. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.3.4. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.3.5. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.3.6. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.3.7. Voorschot

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.3.8. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.3.9. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.3.10. Staatssteun

[Vervallen per 31-12-2025]

§ 2.22.4. Slotbepalingen

[Vervallen per 31-12-2025]

Artikel 2.22.4.1. Vervaltermijn

[Vervallen per 31-12-2025]

Titel 2.23. Warmte-infrastructuur glastuinbouw

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.23.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.23.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.23.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.23.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.23.5. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.23.6. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.23.7. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.23.8. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.23.9. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.23.10. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.23.11. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.23.12. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2029]

Titel 2.24. Agenda natuurinclusief

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.24.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.24.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.24.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.24.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.24.7. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.24.8. Subsidievaststelling

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.24.9. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2029]

Artikel 2.24.10. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2029]

Titel 2.25. Experimenteerlocaties

[Vervallen per 02-12-2029]

Artikel 2.25.1. Begripsomschrijving

[Vervallen per 02-12-2029]

Artikel 2.25.2. Subsidieverlening

[Vervallen per 02-12-2029]

Artikel 2.25.3. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 02-12-2029]

Artikel 2.25.4. Hoogte subsidie

[Vervallen per 02-12-2029]

Artikel 2.25.5. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 02-12-2029]

Artikel 2.25.6. Realisatietermijn

[Vervallen per 02-12-2029]

Artikel 2.25.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 02-12-2029]

Artikel 2.25.8. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 02-12-2029]

Artikel 2.25.9. Adviescommissie

[Vervallen per 02-12-2029]

Artikel 2.25.10. Subsidievoorwaarden

[Vervallen per 02-12-2029]

Artikel 2.25.11. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 02-12-2029]

Artikel 2.25.12. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 02-12-2029]

Artikel 2.25.13. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 02-12-2029]

Artikel 2.25.14. Staatssteun

[Vervallen per 02-12-2029]

Artikel 2.25.15. Vervaltermijn

[Vervallen per 02-12-2029]

Titel 2.26. Sanering garnalenvisserij

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 2.26.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 2.26.2. Subsidieverstrekking sanering garnalenvisserij

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 2.26.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 2.26.4. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 2.26.5. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 2.26.6. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 2.26.7. Informatieverplichtingen bij aanvraag

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 2.26.9. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 2.26.10. Vaststelling subsidie

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 2.26.11. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 2.26.12. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2030]

Titel 2.27. Afzet van biologische landbouwproducten

Artikel 2.27.1. Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • afzet van biologische landbouwproducten: afzet van landbouwproducten als bedoeld in artikel 2, onderdeel 35, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw die van biologische productie afkomstig zijn zoals bedoeld in artikel 3, onderdeel 1, van Verordening (EU) 2018/848;

  • biologisch samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, niet zijnde een operationele groep als bedoeld in artikel 5.6.1. van de Regeling Europese EZ-, LVVN- en KGG-subsidies 2021, dat:

    • a. gericht is op het bevorderen van de biologische landbouw en van de afzet van biologische landbouwproducten;

    • b. bestaat uit ten minste twee niet in een groep verbonden ondernemingen als bedoeld in artikel 2, onderdeel 52, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw;

    • c. is opgericht ten behoeve van de samenwerking als bedoeld in artikel 32, derde en vierde lid, onderdelen a en b, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw; en

    • d. voldoet aan artikel 32, zevende lid van de groepsvrijstellingsverordening landbouw;

  • onderzoeksorganisatie: organisatie voor onderzoek en kennisdeling als bedoeld in artikel 2, onderdeel 83, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw;

  • verordening (EU) 2018/848: verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 (PbEU 2018, L 150);

  • verordening (EU) 2021/2115: verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PbEU 2021, L 435);

  • verordening (EU) 1308/2013: verordening (EU) 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347).

Artikel 2.27.2. Subsidieverlening

  • 1 De Minister verleent op aanvraag van een penvoerder subsidie aan een deelnemer in een biologisch samenwerkingsverband voor de uitvoering van een project, als bedoeld in artikel 32, zesde lid, onder a tot en met e, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw dat gericht is op het vergroten van de afzet van biologische landbouwproducten.

  • 2 Een deelnemer in een biologisch samenwerkingsverband komt uitsluitend voor subsidie als bedoeld in het eerste lid in aanmerking, indien:

    • a. de deelnemer een kleine, middelgrote of micro-onderneming is als bedoeld in artikel 2, onderdeel 52, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw;

    • b. de deelnemer overeenkomstig artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007 in het handelsregister is ingeschreven;

    • c. de deelnemer gedurende de looptijd van de module aan ten hoogste twee projecten als bedoeld in het eerste lid deelneemt;

    • d. aan de deelnemer ten hoogste twee maal subsidie op grond van het eerste lid is verstrekt.

  • 3 De penvoerder is deelnemer van het biologisch samenwerkingsverband.

  • 4 Indien in een biologisch samenwerkingsverband een landbouwer deelneemt, dient deze biologisch gecertificeerd te zijn als bedoeld in hoofdstuk V van Verordening (EU) 2018/848 dan wel in omschakeling naar biologische productie als bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) 2018/848.

  • 5 Het project, bedoeld in het eerste lid draagt bij aan ten minste één van de doelstellingen bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen a, b, e of i, en aan de doelstelling bedoeld in artikel 6, tweede lid, van Verordening (EU) 2021/2115.

Artikel 2.27.3. Hoogte subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt 80% van de subsidiabele kosten per project doch ten minste € 100.000 en ten hoogste € 500.000 per project.

  • 2 Een deelnemer van een biologisch samenwerkingsverband dat in aanmerking komt voor subsidie ontvangt van de Minister ten minste € 25.000 per project.

Artikel 2.27.4. Subsidiabele kosten

  • 1 Voor subsidie komen uitsluitend kosten ten behoeve van het project, bedoeld in artikel 2.27.2, eerste en vijfde lid, in aanmerking voor zover deze zien op:

    • a. uitvoeringskosten, voor zover het de volgende activiteiten betreft:

      • 1°. coördinatie van het biologisch samenwerkingsverband;

      • 2°. operationele activiteiten die direct verbonden zijn aan de uitvoering van het project;

      • 3°. projectmanagement en projectadministratie;

    • b. kosten voor de organisatie van promotie- en voorlichtingsacties die direct verbonden zijn aan de uitvoering van een project als bedoeld in artikel 2.27.2, eerste en vijfde lid, inhoudende:

      • 1°. workshops, conferenties, of voorlichtingsacties gericht op vaardigheden van ondernemingen als bedoeld in de artikelen 1, eerste lid onderdeel a, en 21, derde lid, onderdelen a tot en met c, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw;

      • 2°. het organiseren van en deelnemen aan wedstrijden, handelsbeurzen en tentoonstellingen als bedoeld in artikel 24, vierde lid, onderdelen a tot en met e, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw; of

      • 3°. publicaties om biologische landbouwproducten beter bekend te maken bij het brede publiek als bedoeld in artikel 24, vijfde lid, onderdelen a en b, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw.

  • 2 De kosten voor symbolische prijzen, als bedoeld in artikel 24, vierde lid, onderdeel e, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw, komen voor subsidie slechts in aanmerking indien de prijs werkelijk is uitgereikt en na voorlegging van een bewijs van die uitreiking.

  • 3 Voor subsidie komen niet in aanmerking:

    • a. voorbereidingskosten, betreffende de oprichting van een biologisch samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan;

    • b. certificeringskosten als bedoeld in artikel 34, zevende lid, van Verordening (EU) 2018/848.

Artikel 2.27.5. Verdeling subsidieplafond

De Minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 2.27.6. Start- en realisatietermijn

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze paragraaf gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverstrekking.

  • 2 Het project is uiterlijk 3 jaar na subsidieverlening afgerond.

Artikel 2.27.7. Subsidieaanvraag

  • 1 Een aanvraag voor een subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een door de Minister beschikbaar gesteld middel.

Artikel 2.27.8. Afwijzingsgronden

De Minister beslist afwijzend op een aanvraag tot subsidieverlening voor een project bedoeld in artikel 2.27.2, eerste en vijfde lid, indien:

  • a. de subsidie minder bedraagt dan € 100.000 per project;

  • b. in de aanvraag onvoldoende is onderbouwd hoe het project bijdraagt aan het realiseren van verbetering van de afzet van biologische landbouwproducten;

  • c. op grond van:

  • d. voor het project op grond van titel 5.6 van de Regeling Europese EZ-, LVVN- en KGG-subsidies 2021 reeds subsidie is verstrekt voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan;

  • e. in het biologisch samenwerkingsverband een onderzoeksorganisatie deelneemt;

  • f. indien de subsidie aan een deelnemer van een biologisch samenwerkingsverband op grond van artikel 2.27.4 minder bedraagt dan € 25.000 per project;

  • g. met de uitvoering van het project is gestart voordat de aanvraag om subsidie is ingediend;

  • h. het project betrekking heeft op de ontwikkeling van korte toeleveringsketens, als bedoeld in artikel 32, zesde lid, onder d en e, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw waarbij er tussen de landbouwer en de consument meer dan één intermediair is;

  • i. de verlening van subsidie in strijd zou zijn met de artikelen 206 tot en met 210 bis van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

  • j. de verlening van subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 21, 24 of 32 van de groepsvrijstellingsverordening landbouw;

  • k. de in artikel 2.27.4, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 3°, bedoelde publicatie verwijst naar een specifieke onderneming, merknaam of oorsprong als bedoeld in artikel 24, derde lid, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw;

  • l. de subsidie gebruikt wordt om de prijs van biologische landbouwproducten te verlagen.

Artikel 2.27.9. Beoordelingscriteria

  • 1 De Minister kent aan een aanvraag, op basis van het bijbehorende projectplan, een aantal punten toe en dat is hoger naarmate:

    • a. de impact op de afzet van biologische landbouwproducten door het project is onderbouwd;

    • b. met het projectplan is onderbouwd hoe verbetering van de afzet van biologische landbouwproducten wordt gerealiseerd;

    • c. aan het samenwerkingsverband deelnemers deelnemen met expertise, kennis of ervaring met biologische landbouwproducten;

    • d. is onderbouwd dat het project vernieuwend is.

  • 2 De Minister kent per criterium als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, ten minste één en ten hoogste tien punten toe.

Artikel 2.27.10. Informatieverplichtingen

  • 1 Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.27.2, eerste en vijfde lid, bevat ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam van de onderneming, het nummer waarmee de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. gegevens van de ondernemingen die geen aanvrager zijn en deelnemen in het samenwerkingsverband;

    • d. een projectplan, inclusief beschrijving van het project, de beoogde activiteiten en activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, de wijze van uitvoering daarvan, de rol en de taken van de bij de uitvoering van de betrokken partijen, een planning, de start- en einddatum, en een begroting;

    • e. de samenwerkingsovereenkomst;

    • f. een onderbouwing van hoe verbetering van de afzet van biologische producten met het project wordt beoogd en de te verwachten resultaten;

    • g. een beschrijving van de expertise, kennis en ervaring van de deelnemers aan het biologisch samenwerkingsverband en hoe dit bijdraagt aan de te verwachten resultaten als bedoeld in onderdeel f;

    • h. een beschrijving in hoeverre het project vernieuwend is ten opzichte van al bestaande initiatieven;

    • i. bewijsstukken waarmee wordt aangetoond dat de activiteit als bedoeld in artikel 2.27.4, onderdeel b, daadwerkelijk zal plaatsvinden.

  • 3 De projectbegroting, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, bevat ten minste:

    • a. de omvang van de gevraagde subsidie per deelnemer in het biologisch samenwerkingsverband met, indien van toepassing, een overzicht van de uren die de deelnemer gaat besteden aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd:

    • b. de totale kosten van het project:

    • c. onderbouwde informatie over de wijze waarop de deelnemers van het samenwerkingsverband hun eigen aandeel in de projectkosten financieren.

  • 4 De samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, bevat ten minste een overzicht van de aan het biologisch samenwerkingsverband deelnemende partijen en de verdeling van verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen van de deelnemers, alsmede een bewijsstuk waaruit blijkt dat de penvoerder bevoegd is om namens de deelnemers aan het biologisch samenwerkingsverband te handelen.

  • 5 Bij een aanvraag om subsidie wordt mededeling gedaan van andere inkomsten, waaronder subsidies, waarmee de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft wordt gefinancierd.

Artikel 2.27.11. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 2 Als de activiteit als bedoeld in artikel 2.27.4, eerste lid, onderdeel b, door producentengroeperingen en -organisaties wordt uitgevoerd, mag lidmaatschap van die groeperingen of organisaties geen voorwaarde voor deelname zijn.

  • 3 Bijdragen van niet-leden in de administratiekosten van de betrokken producentengroepering of -organisatie als bedoeld in het derde lid, zijn beperkt tot de kosten van de uitvoering van de betreffende activiteit als bedoeld in artikel 2.27.4, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1°.

Artikel 2.27.12. Staatssteun

De subsidie bedoeld in artikel 2.27.2 bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door de artikelen 21, 24 of 32 van de groepsvrijstellingsverordening landbouw.

Artikel 2.27.13. Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2031, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn verleend.

Titel 2.28. Hygiënisatie- en drooginstallaties

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 2.28.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 2.28.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 2.28.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 2.28.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 2.28.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 2.28.6. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 2.28.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 2.28.8. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 2.28.9. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 2.28.10. Aanvraag subsidieverlening

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 2.28.11. Bevoorschotting

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 2.28.12. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 2.28.13. Vergoeding voor vermogensvorming

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 2.28.14. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 2.28.15. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2028]

Hoofdstuk 3. Innovatie en ondernemerschap

Titel 3.1. Algemene bepaling

Artikel 3.1.1. Uurtarief

Voor de toepassing van dit hoofdstuk bedraagt het uurtarief, bedoeld in artikel 13, tweede lid, en 14 van het besluit, € 60.

Titel 3.2. PPS-innovatie

[Vervallen per 01-11-2027]

§ 3.2.1. Algemene bepalingen

[Vervallen per 01-11-2027]

§ 3.2.2. PPS-programmasubsidie

[Vervallen per 01-11-2027]

§ 3.2.3. Overige bepalingen PPS-programmasubsidie

[Vervallen per 01-11-2027]

Titel 3.3. TKI MKB-versterking

[Vervallen per 01-01-2025]

§ 3.3.1. Algemene bepalingen

[Vervallen per 01-01-2025]

§ 3.3.2. Netwerkactiviteiten

[Vervallen per 01-01-2025]

§ 3.3.3. Ondersteuning door innovatiemakelaars

[Vervallen per 01-01-2025]

Titel 3.4. MKB innovatiestimulering topsectoren

[Vervallen per 01-01-2030]

§ 3.4.1. Algemene bepalingen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.4.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.4.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.4.3. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2030]

§ 3.4.2. MIT-haalbaarheidsstudies

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.4.5. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.4.6. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.4.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2030]

§ 3.4.3. MIT-kennisvouchers

[Vervallen per 08-04-2025]

§ 3.4.3.1. Verstrekking van een MIT-kennisvoucher aan MKB-ondernemers

[Vervallen per 08-04-2025]

Artikel 3.4.8. Subsidie MIT-kennisvoucher

[Vervallen per 08-04-2025]

Artikel 3.4.10. Besteding MIT-kennisvoucher

[Vervallen per 08-04-2025]

Artikel 3.4.11. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 08-04-2025]

Artikel 3.4.12. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 08-04-2025]

§ 3.4.3.2. Verstrekking van subsidie aan kennisinstellingen

[Vervallen per 08-04-2025]

Artikel 3.4.13. Verzilvering MIT-kennisvoucher door kennisinstellingen

[Vervallen per 08-04-2025]

Artikel 3.4.14. Steunintensiteit

[Vervallen per 08-04-2025]

Artikel 3.4.15. Aanvraag verzilvering MIT-kennisvoucher

[Vervallen per 08-04-2025]

§ 3.4.4. Hooggekwalificeerd personeel

[Vervallen per 08-04-2025]

Artikel 3.4.16. Subsidie hooggekwalificeerd personeel

[Vervallen per 08-04-2025]

Artikel 3.4.17. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 08-04-2025]

Artikel 3.4.18. Subsidievoorwaarden

[Vervallen per 08-04-2025]

Artikel 3.4.19. Subsidieomvang

[Vervallen per 08-04-2025]

§ 3.4.5. MIT-R&D-samenwerkingsprojecten

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.4.20. MIT-R&D-samenwerkingsverband

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.4.22. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.4.23. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.4.24. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.4.25. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-01-2030]

§ 3.4.6. MIT-innovatieprestatiecontracten

[Vervallen per 08-04-2025]

Artikel 3.4.26. Overeenkomstige toepassing

[Vervallen per 08-04-2025]

§ 3.4.7. Slotbepalingen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.4.28. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.4.29. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.4.30. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2030]

Titel 3.5. Connecting Europe Facility-projecten (CEF-projecten)

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.6. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.7. Rangschikkingscriterium

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.8. Opschortende voorwaarde

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.9. Verplichtingen betreffende economisch gebruik van onderzoeksinfrastructuur

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.10. Verplichtingen betreffende economische investeringsactiviteiten

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.11. Verplichtingen betreffende samenwerking bij niet-economische onderzoeksactiviteiten door onderzoeksorganisaties

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.12. Verplichtingen betreffende niet-economisch gebruik van onderzoeksinfrastructuur

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.13. Verplichtingen betreffende administratie, rapportage en kennisverspreiding

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.14. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.15. Aanvraag tot subsidievaststelling

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.16. Staatssteun

[Vervallen per 01-10-2030]

Artikel 3.5.17. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-10-2030]

Titel 3.6. Maritieme innovatieprojecten

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.6. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.8. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.9. Adviescommissie

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.10. Verplichtingen betreffende samenwerking bij economische activiteiten door maritieme ondernemingen of onderzoeksorganisaties

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.11. Verplichtingen betreffende samenwerking bij niet-economische activiteiten door onderzoeksorganisaties

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.12. Verplichtingen betreffende verstrekking van een samenwerkingsovereenkomst, voortgangsrapportages en kennisverspreiding

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.13. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.14. Aanvraag tot subsidievaststelling

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.15. Staatssteun

[Vervallen per 24-10-2029]

Artikel 3.6.16. Vervaltermijn

[Vervallen per 24-10-2029]

Titel 3.7. Eurostarsprojecten

Artikel 3.7.1. Begripsomschrijvingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • Eurostars High Level Group: door de lidstaten die deelnemen aan het Eurostars Programma opgerichte samenwerkingsorgaan dat de rangschikking van internationale samenwerkingsprojecten door het Internationaal Evaluatie Panel goedkeurt;

  • Eurostars Programma: gezamenlijke Eurostars Programma van EUREKA en de Europese Unie, inhoudend een internationaal Europees stimuleringsprogramma voor internationale samenwerkingsprojecten voor innovatieve ontwikkeling binnen het EUREKA-kader;

  • Eurostarsproject: internationaal samenwerkingsproject voor innovatieve ontwikkeling binnen het EUREKA-kader dat voldoet aan de criteria van het Eurostars Programma, waarvan de rangschikking door de Eurostars High Level Group is goedgekeurd, bestaande uit een samenhangend geheel van activiteiten van industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan;

  • Internationaal Evaluatie Panel: panel van onafhankelijke deskundigen dat binnen het Eurostars Programma de ingediende voorstellen voor internationale samenwerkingsprojecten voor innovatieve ontwikkeling beoordeelt en rangschikt;

  • niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties: industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie van deze vormen, onafhankelijk uitgevoerd door onderzoeksorganisaties en in de boekhouding van deze organisaties opgenomen als niet-economische activiteiten.

Artikel 3.7.2. Subsidieverstrekking

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan:

    • a. een ondernemer die bijdraagt aan een Eurostarsproject;

    • b. een onderzoeksorganisatie die bijdraagt aan een Eurostarsproject in een samenwerkingsverband; of

    • c. indien twee of meer binnen Nederland gevestigde partijen bijdragen aan hetzelfde Eurostarsproject, een deelnemer in het door deze partijen gevormde samenwerkingsverband, die bijdraagt aan een Eurostarsproject.

  • 2 Een samenwerkingsverband bevat ten minste een ondernemer die bijdraagt aan een Eurostarsproject.

  • 3 De penvoerder van een samenwerkingsverband is een ondernemer die bijdraagt aan het Eurostarproject.

Artikel 3.7.2a. Subsidiabele kosten

  • 1 Het gesubsidieerde deel van het Eurostarsproject, bedoeld in artikel 3.7.2, valt volledig binnen de categorie industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling, bedoeld in artikel 2 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2 Voor subsidie komen in aanmerking de kosten, bedoeld in artikel 25, derde lid, onderdelen a, b, d en e, van de in het eerste lid genoemde verordening.

  • 3 De voor subsidie in aanmerking komende kosten van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten worden bij een specifieke categorie onderzoek en ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid ingedeeld.

Artikel 3.7.3. Steunintensiteit

  • 1 De subsidie bedraagt:

    • a. 25 procent van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;

    • b. 50 procent van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties.

  • 2 Het percentage, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, wordt verhoogd met tien procentpunten, indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

  • 3 Het percentage, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, wordt verhoogd met vijftien procentpunten, indien het project daadwerkelijke samenwerking behelst en voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 25, zesde lid, onderdeel b, onder i, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 3.7.4. Verdeling van subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 3.7.5. Realisatietermijn

De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit, is drie jaar.

Artikel 3.7.6. Afwijzingsgronden

  • 1 De minister beschikt afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. het Eurostarsproject een onvoldoende totaalscore heeft gekregen van het Internationaal Evaluatie Panel;

    • b. het Eurostarsproject een onvoldoende score voor een criterium heeft gekregen van het Internationaal Evaluatie Panel;

    • c. aannemelijk is dat het Eurostarsproject, voor zover het door een in Nederland gevestigde ondernemer of onderzoeksorganisatie wordt uitgevoerd, ook zonder de subsidie zonder belangrijke vertraging zou worden uitgevoerd;

    • d. aannemelijk is dat het Eurostarsproject geen doorgang kan vinden om redenen die samenhangen met omstandigheden in de andere deelnemende landen van het Eurostarsproject of met financiële of technische problemen van een van de deelnemende parttijen in een ander deelnemend land.

  • 2 De minister beslist tevens afwijzend op een aanvraag voor zover het gevraagde subsidiebedrag hoger is als € 500.000.

  • 3 De afwijzingsgronden, genoemd in artikel 23, onderdelen c tot en met e en g, van het besluit zijn niet van toepassing.

Artikel 3.7.7. Rangschikking

De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist overeenkomstig de door de Eurostars High Level Group vastgestelde rangschikking.

Artikel 3.7.8. Schriftelijk verslag

In afwijking van artikel 39 van het besluit brengt de subsidieontvanger steeds na afloop van een periode van zes maanden aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het Eurostarsproject.

Artikel 3.7.9. Subsidievoorwaarde

  • 1 De subsidieontvanger voert het Eurostarsproject in Nederland uit, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister voor gedeeltelijke uitvoering buiten Nederland.

  • 2 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 3.7.10. Informatieverplichtingen

  • 1 Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.7.2 bevat ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2 Onverminderd het eerste lid bevat een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.7.2 ten minste:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam van de organisatie, de grootte van de onderneming, het nummer waarmee de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. de gegevens over het project, waaronder de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, de locatie van het project, de start- en einddatum, een overzicht van de totale kosten van het project en de omvang van de gevraagde subsidie.

  • 3 De aanvraag voor de vaststelling van een subsidie als bedoeld in artikel 3.7.2 bevat in ieder geval:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam van de aanvrager en het door de minister verstrekte referentienummer;

    • b. de omvang van de vast te stellen subsidie.

Artikel 3.7.11. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 3.7.2, met uitzondering van de subsidie voor zover deze betrekking heeft op niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 3.7.12. Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2031, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Titel 3.8. Internationaal innoveren

Artikel 3.8.1. Begripsomschrijvingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • AI-innovatieproject: Artificial Intelligence (AI) innovatieproject dat wordt uitgevoerd door een EUREKA-innovatiesamenwerkingsverband en is voorzien van een EUREKA-label;

  • EUREKA-innovatiesamenwerkingsverband: samenwerkingsverband waarbij ten minste één van de partijen een in Nederland gevestigde ondernemer is en ten minste één van de partijen een ondernemer of onderzoeksorganisatie is die is gevestigd in een land dat deelneemt aan het EUREKA-netwerk;

  • EUREKA-netwerkproject: innovatieproject dat wordt uitgevoerd door een EUREKA-innovatiesamenwerkingsverband en is voorzien van een EUREKA-label;

  • Global Stars-innovatieproject: innovatieproject dat wordt uitgevoerd door een internationaal innovatiesamenwerkingsverband en dat voorzien is van een EUREKA-label;

  • internationaal innovatiesamenwerkingsverband: samenwerkingsverband waarbij ten minste één van de partijen een in Nederland gevestigde ondernemer is en ten minste één van de partijen een ondernemer of onderzoeksorganisatie is die is gevestigd in een land dat niet deelneemt aan het EUREKA-netwerk;

  • ITEA4-innovatieproject: innovatieproject dat wordt uitgevoerd door een EUREKA-innovatiesamenwerkingsverband en is voorzien van een label van het EUREKA cluster ITEA4;

  • Quantum-innovatieproject: innovatieproject op het gebied van toegepaste quantum-technologieën dat wordt uitgevoerd door een EUREKA-innovatiesamenwerkingsverband en is voorzien van een EUREKA-label;

  • TechBridge-innovatieproject: innovatieproject dat wordt uitgevoerd door een TechBridge-innovatiesamenwerkingsverband en ziet op een van de volgende technologieën:

    • a. optical systems and integrated photonics;

    • b. quantum technologies;

    • c. process technology, including process intensification;

    • d. biomolecular and cell technologies;

    • e. imaging technologies;

    • f. mechatronics and optomechatronics;

    • g. artificial intelligence and data;

    • h. energy materials;

    • i. semiconductor technologies; of

    • j. cybersecurity technologies;

  • TechBridge-innovatiesamenwerkingsverband: samenwerkingsverband waarbij ten minste één van de partijen een in Nederland gevestigde ondernemer is en ten minste één van de partijen een ondernemer of onderzoeksorganisatie is die is gevestigd buiten Nederland;

  • waterstof-innovatieproject: innovatieproject dat zich richt op de infrastructuur voor het transport van waterstof dat wordt uitgevoerd door een EUREKA-innovatiesamenwerkingsverband en is voorzien van een EUREKA-label;

  • XECS-innovatieproject: innovatieproject dat wordt uitgevoerd door een EUREKA-innovatiesamenwerkingsverband en is voorzien van een label van het EUREKA cluster XECS.

Artikel 3.8.2. Subsidieverstrekking

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer:

  • a. in een EUREKA-innovatiesamenwerkingsverband voor het uitvoeren van een XECS-innovatieproject, een EUREKA-netwerkproject, een ITEA4-innovatieproject, AI-innovatieproject, Quantum-innovatieproject of een waterstof-innovatieproject;

  • b. in een internationaal innovatiesamenwerkingsverband voor het uitvoeren van een Global Stars-innovatieproject; of

  • c. in een Techbridge-innovatiesamenwerkingsverband voor het uitvoeren van een TechBridge-innovatieproject.

Artikel 3.8.3. Penvoerder

De penvoerder is een ondernemer.

Artikel 3.8.4. Steunintensiteit

  • 1 De subsidie bedraagt:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten van een innovatieproject voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek;

    • b. 35 procent van de subsidiabele kosten van een innovatieproject voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten van een innovatieproject voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De percentages, genoemd in het eerste lid, onder b en c, worden verhoogd met 10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

  • 3 Indien het totale subsidiebedrag voor de deelnemers van een EUREKA-innovatiesamenwerkingsverband voor het uitvoeren van een EUREKA-netwerkproject meer bedraagt dan € 750.000, wordt het meerdere naar rato in mindering gebracht op de aan de betrokken aanvragers te verstrekken subsidie.

  • 4 Indien het totale subsidiebedrag voor de deelnemers in een EUREKA-innovatiesamenwerkingsverband voor het uitvoeren van een XECS-innovatieproject, een ITEA4-innovatieproject of een AI-innovatieproject, meer bedraagt dan € 4.000.000, wordt het meerdere naar rato in mindering gebracht op de aan de betrokken aanvragers te verstrekken subsidie.

  • 5 Indien het totale subsidiebedrag voor de deelnemers van een internationaal innovatiesamenwerkingsverband voor het uitvoeren van een Global Stars-innovatieproject meer bedraagt dan € 350.000, wordt het meerdere naar rato in mindering gebracht op de aan de betrokken aanvragers te verstrekken subsidie.

  • 6 Indien het totale subsidiebedrag voor de deelnemers van een internationaal innovatiesamenwerkingsverband voor het uitvoeren van een waterstof-innovatieproject meer bedraagt dan € 500.000, wordt het meerdere naar rato in mindering gebracht op de aan de betrokken aanvragers te verstrekken subsidie.

  • 7 Indien het totale subsidiebedrag voor de deelnemers van een internationaal innovatiesamenwerkingsverband voor het uitvoeren van Quantum-innovatieproject meer bedraagt dan € 400.000, wordt het meerdere naar rato in mindering gebracht op de aan de betrokken aanvragers te verstrekken subsidie.

  • 8 Indien het totale subsidiebedrag voor de deelnemers van een TechBridge-innovatiesamenwerkingsverband voor het uitvoeren van een TechBridge-innovatieproject meer bedraagt dan € 300.000 en het een TechBridge-innovatieproject betreft in het kader van de TechBridge-innovatiecall Verenigd Koninkrijk 2025, wordt het meerdere naar rato in mindering gebracht op de aan de betrokken aanvragers te verstrekken subsidie.

Artikel 3.8.4a. In aanmerking komende kosten

Voor subsidie komen uitsluitend de kosten in aanmerking, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 3.8.5. Afwijzingsgrond

Geen subsidie wordt verstrekt indien de aanvrager vóór indiening van de aanvraag om subsidie, bedoeld in artikel 3.8.2, reeds gestart is met zijn deel van het XECS-innovatieproject, het EUREKA-netwerkproject, het Global Stars-innovatieproject, het ITEA4-innovatieproject, AI-innovatieproject, Quantum-innovatieproject, TechBridge-innovatieproject of een waterstof-innovatieproject.

Artikel 3.8.6. Verdeling van het subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 3.8.7. Adviescommissie

  • 1 Er is een Adviescommissie Internationaal Innoveren die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de beoordeling van de afwijzingsgronden, bedoeld in de artikelen 22 en 23, onderdelen d tot en met g, van het besluit en in artikel 3.8.9 en de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 3.8.10, voor aanvragen om subsidie voor AI-innovatieprojecten, ITEA4-innovatieprojecten en XECS-innovatieprojecten.

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijftien leden.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar.

Artikel 3.8.8. Realisatietermijn

De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit is drie jaar.

Artikel 3.8.9. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag:

  • a. indien van het innovatieproject onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn;

  • b. afkomstig van een overheid of overheidsinstelling, tenzij het een onderzoeksorganisatie betreft;

  • c. indien, in het geval van een Global Stars-innovatieproject, aannemelijk is dat het Global Stars-innovatieproject geen doorgang kan vinden om redenen die samenhangen met andere omstandigheden in de andere deelnemende landen van het Global Stars-innovatieproject of met financiële of technische problemen van een van de deelnemende partijen in een ander deelnemend land;

  • d. indien, in het geval van een waterstof-innovatieproject, aannemelijk is dat het waterstof-innovatieproject geen doorgang kan vinden om redenen die samenhangen met andere omstandigheden in de andere deelnemende landen van het waterstof-innovatieproject of met financiële of technische problemen van een van de deelnemende partijen in een ander deelnemend land;

  • e. indien, in het geval van een TechBridge-innovatieproject, aannemelijk is dat het TechBridge-innovatieproject geen doorgang kan vinden om redenen die samenhangen met andere omstandigheden in de andere deelnemende landen van het TechBridge-innovatieproject of met financiële of technische problemen van een van de deelnemende partijen in een ander deelnemend land.

Artikel 3.8.10. Rangschikkingscriteria

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate:

    • a. een innovatieproject meer bijdraagt aan technologische vernieuwing of wezenlijk nieuwe toepassingen van een bestaande technologie;

    • b. de bijdrage aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van een innovatieproject, de nieuwheid van een samenwerkingsverband en de betrokkenheid van onderzoeksorganisaties groter zijn;

    • c. de projectresultaten meer economische waarde creëren voor Nederland;

    • d. meer wordt aangesloten bij de doelstellingen van de deelnemende ondernemingen en de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten uitgebreider zijn.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 3.8.11. Schriftelijk verslag

Voor EUREKA-netwerkprojecten brengen de subsidieontvangers, in afwijking van artikel 39 van het besluit gezamenlijk steeds na afloop van een periode van zes maanden aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van EUREKA-netwerkprojecten met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de beschikking tot subsidieverlening vermelde raming van de subsidiabele kosten.

Artikel 3.8.12. Evaluatie

  • 1 De subsidieontvanger verleent medewerking aan een evaluatieonderzoek van de effecten van het door hem uitgevoerde innovatieproject, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de dag waarop subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 3.8.13. Informatieverplichtingen

  • 1 Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.8.2 bevat ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2 Onverminderd het eerste lid bevat een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.8.2 ten minste:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam van de organisatie, het nummer waarmee de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. de gegevens over het plan, waaronder de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, de start- en einddatum, de totale kosten en de omvang van de gevraagde subsidie.

  • 3 De aanvraag voor de vaststelling van een subsidie als bedoeld in artikel 3.8.2 bevat in ieder geval:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam van de aanvrager en het door de minister verstrekte referentienummer;

    • b. de omvang van de vast te stellen subsidie.

Artikel 3.8.14. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 3.8.2, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 3.8.15. Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2031, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Titel 3.9. Innovatiekredieten

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.4. Subsidiemaximum

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.4a. In aanmerking komende kosten

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.6. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.8. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.9. Rente en opslag

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.10. Versnelde aflossing

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.11. Verhoging subsidie

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.12. Evaluatieverplichting

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.13. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.14. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.9.15. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2030]

Titel 3.10. Seed capital technostarters

[Vervallen per 01-01-2030]

§ 3.10.1. Algemene bepalingen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2030]

§ 3.10.2. Seed capital startersfondsen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.3. Subsidievoorwaarden

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.4. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.5. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.6. Adviescommissie

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.8. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.9. Termijn voor sluiten overeenkomst

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.10. Vergoeding

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.11. Modelovereenkomst

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.12. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2030]

§ 3.10.3. Seed business angel fondsen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.12a. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.12b. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.12c. Subsidievoorwaarden en zekerheidsstelling

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.12d. Subsidievoorwaarde

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.12e. Maximum subsidiebedrag

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.12f. Adviescommissie

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.12g. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.12h. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.12ha. Termijn voor sluiten overeenkomst

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.12i. Vergoeding

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.12j. Modelovereenkomst

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.12k. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2030]

§ 3.10.4. Slotbepalingen

[Vervallen per 01-01-2030]

3.10.12l. Evaluatieverplichting

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.13a. Overgangsrecht

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.10.13b. Vervalbepaling deep tech technostarter

[Vervallen per 01-05-2025]

Artikel 3.10.14. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2030]

Titel 3.11. Borgstelling MKB-kredieten

[Vervallen per 01-07-2027]

Titel 3.12. Garantie gericht op financiering met risicokapitaal voor ondernemers (groeifaciliteit)

[Vervallen per 31-12-2024]

Titel 3.13. Garantie ondernemingsfinanciering

[Vervallen per 01-07-2026]

Titel 3.13a. Garantie ondernemingsfinanciering energietransitie financieringsfaciliteit

[Vervallen per 01-07-2020]

Artikel 3.13a.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-07-2020]

Artikel 3.13a.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-07-2020]

Artikel 3.13a.3. Uitsluitingen

[Vervallen per 01-07-2020]

Artikel 3.13a.4. Omvang garantstelling

[Vervallen per 01-07-2020]

Artikel 3.13a.5. Maximum lening voor garantstelling

[Vervallen per 01-07-2020]

Artikel 3.13a.6. Adviescommissie

[Vervallen per 01-07-2020]

Artikel 3.13a.7. Garantstellingsovereenkomst

[Vervallen per 01-07-2020]

Artikel 3.13a.8. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2020]

Artikel 3.13a.9. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2020]

Artikel 3.13a.11. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-07-2020]

Artikel 3.13a.12. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2020]

Artikel 3.13a.13. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-07-2020]

Titel 3.13b. Garantie ondernemingsfinanciering uitbraak coronavirus

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 3.13b.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 3.13b.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 3.13b.3. Uitsluitingen

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 3.13b.4. Omvang garantstelling

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 3.13b.5. Hoogte lening voor garantstelling

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 3.13b.6. Adviescommissie

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 3.13b.7. Garantstellingsovereenkomst

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 3.13b.8. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 3.13b.9. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 3.13b.11. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 3.13b.12. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 3.13b.12a. Overgangsrecht

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 3.13b.13. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-07-2022]

Titel 3.14. Garantstelling gericht op bankgaranties

[Vervallen per 01-07-2026]

Titel 3.15. Beter Aanbesteden

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 3.15.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 3.15.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 3.15.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 3.15.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 3.15.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 3.15.6. Starttermijn en realisatietermijn

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 3.15.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 3.15.8. Verplichting subsidieontvanger

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 3.15.9. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 3.15.10. Subsidievaststelling

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 3.15.11. Staatssteun

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 3.15.12. Vervaltermijn

[Vervallen per 31-12-2024]

Titel 3.16. Vroegefasefinanciering en haalbaarheidsstudie

[Vervallen per 01-01-2030]

§ 3.16.1. Algemene bepalingen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.1a. Adviescommissie vroegefasefinanciering MKB-ondernemers en innovatieve starters

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.1b. Adviescommissie vroegefasefinanciering academische innovatieve starters, hbo-innovatieve starters en TO2-innovatieve starters

[Vervallen per 01-01-2030]

§ 3.16.1a. Regionale financier

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.1c. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.1d. Subsidieomvang

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.1e. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.1f. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.1g. Rente of vergoeding

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.1i. Subsidievoorwaarden

[Vervallen per 01-01-2030]

§ 3.16.2. MKB-ondernemer

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.3. Subsidieomvang

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.3a. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.4. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.6. Subsidievoorwaarden

[Vervallen per 01-01-2030]

§ 3.16.3. Innovatieve starter

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.7. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.8. Subsidieomvang

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.8a. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.9. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.10. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.11. Subsidievoorwaarden

[Vervallen per 01-01-2030]

§ 3.16.3a. Haalbaarheidsstudie TO2-innovatieve starter

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.11a. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.11b. Subsidieomvang

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.11c. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.11d. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.11e. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.11f. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-01-2030]

§ 3.16.4. Academische innovatieve starter, hbo-innovatieve starter en TO2-innovatieve starter

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.12. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.13. Subsidieomvang

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.14. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.15. Adviescommissie

[Vervallen per 15-06-2017]

Artikel 3.16.16. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.17. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.18. Subsidievoorwaarden

[Vervallen per 01-01-2030]

§ 3.16.5. Slotbepalingen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.19. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.20. Uitvoeringsovereenkomst

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.21. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.16.21a. Overgangsrecht

De wijzigingen van artikel 3.16.1e en artikel 3 in bijlage 3.16.1a ingevolge de Regeling van de Minister van Economische Zaken van 8 december 2024, nr. WJZ/ 89466783 tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met het toevoegen van een tender gericht op deep tech technostarters en het doorvoeren van inflatiecorrecties in de subsidiemodule Seed capital technostarters alsmede het doorvoeren van inflatiecorrecties in de subsidiemodule Vroegefasefinanciering en haalbaarheidsstudie (Stcrt. 2024, 40486) zijn eveneens van toepassing op aanvragen die in de periode 1 september 2024 tot en met 1 december 2024 zijn ingediend op grond van artikel 3.16.1c.

Artikel 3.16.22. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2030]

Titel 3.17. Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups

[Vervallen per 01-09-2025]

Artikel 3.17.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-09-2025]

Artikel 3.17.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-09-2025]

Artikel 3.17.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-09-2025]

Artikel 3.17.3a. Subsidiabele kosten voor de exploitatie van een innovatiecluster

[Vervallen per 01-09-2025]

Artikel 3.17.4. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-09-2025]

Artikel 3.17.5. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 01-09-2025]

Artikel 3.17.6. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-09-2025]

Artikel 3.17.7. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-09-2025]

Artikel 3.17.8. Adviescommissie

[Vervallen per 01-09-2025]

Artikel 3.17.8a. Verplichtingen voor de beheerder van een innovatiecluster

[Vervallen per 01-09-2025]

Artikel 3.17.9. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-09-2025]

Artikel 3.17.10. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 01-09-2025]

Artikel 3.17.11. Staatssteun

[Vervallen per 01-09-2025]

Artikel 3.17.12. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-09-2025]

Titel 3.18. Mijn digitale zaak

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 3.18.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 3.18.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 3.18.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 3.18.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 3.18.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 3.18.6. Realisatietermijn

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 3.18.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 3.18.8. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 3.18.9. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 3.18.10. Subsidievaststelling

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 3.18.11. Staatssteun

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 3.18.12. Vervaltermijn

[Vervallen per 31-12-2026]

Titel 3.18a. Mijn cyberweerbare zaak

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.18a.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.18a.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.18a.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.18a.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.18a.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.18a.6. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.18a.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.18a.8. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.18a.9. Subsidievaststelling

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.18a.10. Staatssteun

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.18a.11. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-09-2028]

Titel 3.19. Duurzame innovatieve scheepsbouw

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 3.19.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 3.19.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 3.19.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 3.19.4. Subsidiabele kosten en uurtarief

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 3.19.5. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 3.19.6. Subsidievoorwaarden, start- en realisatietermijn

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 3.19.7. Adviescommissie

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 3.19.8. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 3.19.9. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 3.19.10. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 3.19.11. Verplichting subsidieontvanger

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 3.19.12. Staatssteun

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 3.19.13. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-06-2030]

Titel 3.20. Omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen

[Vervallen per 01-07-2026]

Artikel 3.20.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-07-2026]

Artikel 3.20.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-07-2026]

Artikel 3.20.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-07-2026]

Artikel 3.20.4. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2026]

Artikel 3.20.5. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 01-07-2026]

Artikel 3.20.6. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2026]

Artikel 3.20.7. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-07-2026]

Artikel 3.20.8. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2026]

Artikel 3.20.9. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-07-2026]

Titel 3.21. Beleidsexperiment menselijk kapitaal

[Vervallen per 01-01-2023]

Artikel 3.21.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2023]

Artikel 3.21.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2023]

Artikel 3.21.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2023]

Artikel 3.21.4. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2023]

Artikel 3.21.5. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2023]

Artikel 3.21.6. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2023]

Artikel 3.21.7. Adviescommissie

[Vervallen per 09-07-2020]

Artikel 3.21.8. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-01-2023]

Artikel 3.21.9. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-01-2023]

Artikel 3.21.10. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2023]

Artikel 3.21.11. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2023]

Artikel 3.21.12. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2023]

Titel 3.22. Thematische Technology Transfer

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.1. Algemene begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.2a. Thematisch technology transferplan pandemische paraatheid

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.2b. Thematisch Technology transferplan gericht op dual-use en defensiethema’s

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.3a. Hoogte subsidie Thematisch technology transferplan pandemische paraatheid

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.3b. Hoogte subsidie Thematisch technology transferplan gericht op dual-use en defensiethema’s

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.4. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.5. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.6. Rangschikking

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.7. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.8. Subsidieverplichtingen onderzoeksorganisaties

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.9. Subsidieverplichtingen thematisch technology transferfonds

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.10. Vergoeding

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.11. Modelovereenkomst

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.12. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.13. Voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen

[Vervallen per 01-01-2030]

Artikel 3.22.14. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2030]

Titel 3.23. Venture Challenge

[Vervallen per 01-01-2030]

Titel 3.24. Mkb-werkplaatsen

[Vervallen per 01-04-2025]

Artikel 3.24.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-04-2025]

Artikel 3.24.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-04-2025]

Artikel 3.24.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-04-2025]

Artikel 3.24.4. Niet-subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-04-2025]

Artikel 3.24.5. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-04-2025]

Artikel 3.24.6. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-04-2025]

Artikel 3.24.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-04-2025]

Artikel 3.24.8. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-04-2025]

Artikel 3.24.9. Adviescommissie

[Vervallen per 01-04-2025]

Artikel 3.24.10. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-04-2025]

Artikel 3.24.11. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-04-2025]

Artikel 3.24.12. Staatssteun

[Vervallen per 01-04-2025]

Artikel 3.24.13. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-04-2025]

Titel 3.25. High-performance computing-projecten (HPC-projecten)

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 3.25.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 3.25.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 3.25.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 3.25.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 3.25.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 3.25.6. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 3.25.7. Afwijzingsgrond

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 3.25.8. Rangschikkingscriterium

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 3.25.9. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 3.25.10. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 3.25.11. Staatssteun

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 3.25.12. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-10-2028]

Titel 3.26. Regeneratief geneeskundige onderzoeksprojecten

[Vervallen per 01-07-2029]

Artikel 3.26.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-07-2029]

Artikel 3.26.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-07-2029]

Artikel 3.26.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-07-2029]

Artikel 3.26.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-07-2029]

Artikel 3.26.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2029]

Artikel 3.26.6. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 01-07-2029]

Artikel 3.26.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2029]

Artikel 3.26.8. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-07-2029]

Artikel 3.26.9. Opschortende voorwaarde

[Vervallen per 01-07-2029]

Artikel 3.26.10. Verplichtingen betreffende verstrekking samenwerkingsovereenkomst, voortgangsrapportages en kennisverspreiding

[Vervallen per 01-07-2029]

Artikel 3.26.11. Verplichtingen betreffende de aflossing en rentebetaling bij een geldlening

[Vervallen per 01-07-2029]

Artikel 3.26.12. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-07-2029]

Artikel 3.26.13. Aanvraag tot subsidievaststelling

[Vervallen per 01-07-2029]

Artikel 3.26.14. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2029]

Artikel 3.26.15. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-07-2029]

Titel 3.27. Important Projects of Common European Interest (IPCEI)

[Vervallen per 23-12-2026]

Artikel 3.27.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 23-12-2026]

Artikel 3.27.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 23-12-2026]

Artikel 3.27.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 23-12-2026]

Artikel 3.27.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 23-12-2026]

Artikel 3.27.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 23-12-2026]

Artikel 3.27.6. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 23-12-2026]

Artikel 3.27.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 23-12-2026]

Artikel 3.27.8. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 23-12-2026]

Artikel 3.27.9. Verplichtingen voor onderzoeksorganisaties

[Vervallen per 23-12-2026]

Artikel 3.27.10. Verplichtingen betreffende de subsidiabele activiteiten van ondernemingen

[Vervallen per 23-12-2026]

Artikel 3.27.11. Verplichtingen betreffende voortgangsrapportages en kennisverspreiding

[Vervallen per 23-12-2026]

Artikel 3.27.12. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 23-12-2026]

Artikel 3.27.13. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 23-12-2026]

Artikel 3.27.14. Staatssteun

[Vervallen per 23-12-2026]

Artikel 3.27.15. Vervaltermijn

[Vervallen per 23-12-2026]

Titel 3.28. Programma Digitaal Europa

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 3.28.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 3.28.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 3.28.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 3.28.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 3.28.5. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 3.28.6. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 3.28.7. Subsidievoorwaarden

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 3.28.9. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 3.28.10. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 3.28.11. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-07-2027]

Titel 3.29. Opschaling verduurzaamde PPS in het beroepsonderwijs

[Vervallen per 01-09-2027]

Artikel 3.29.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-09-2027]

Artikel 3.29.2. Subsidieverstrekking en voorschot

[Vervallen per 01-09-2027]

Artikel 3.29.3. Verduurzaamde PPS

[Vervallen per 01-09-2027]

Artikel 3.29.4. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-09-2027]

Artikel 3.29.6. Niet-subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-09-2027]

Artikel 3.29.7. Informatieverplichting

[Vervallen per 01-09-2027]

Artikel 3.29.8. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-09-2027]

Artikel 3.29.9. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-09-2027]

Artikel 3.29.10. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-09-2027]

Artikel 3.29.11. Adviescommissie

[Vervallen per 01-09-2027]

Artikel 3.29.13. Voortgangsrapportage

[Vervallen per 01-09-2027]

Artikel 3.29.14. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-09-2027]

Artikel 3.29.15. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 01-09-2027]

Artikel 3.29.16. Staatssteun

[Vervallen per 01-09-2027]

Artikel 3.29.17. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-09-2027]

Titel 3.30. Circular Plastics NL

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.30.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.30.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.30.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.30.4. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.30.5. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.30.6. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.30.7. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.30.8. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.30.9. Staatssteun

[Vervallen per 01-09-2028]

Artikel 3.30.10. Horizonbepaling

[Vervallen per 01-09-2028]

Titel 3.31. Circular Batteries

[Vervallen per 08-11-2029]

Artikel 3.31.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 08-11-2029]

Artikel 3.31.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 08-11-2029]

Artikel 3.31.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 08-11-2029]

Artikel 3.31.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 08-11-2029]

Artikel 3.31.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 08-11-2029]

Artikel 3.31.6. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 08-11-2029]

Artikel 3.31.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 08-11-2029]

Artikel 3.31.8. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 08-11-2029]

Artikel 3.31.9. Informatieverplichtingen subsidieaanvraag

[Vervallen per 08-11-2029]

Artikel 3.31.10. Staatssteun

[Vervallen per 08-11-2029]

Artikel 3.31.11. Vervaltermijn

[Vervallen per 08-11-2029]

Titel 3.32. Biobased circular: testen van circulaire biopolyesters

[Vervallen per 15-02-2030]

Artikel 3.32.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 15-02-2030]

Artikel 3.32.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 15-02-2030]

Artikel 3.32.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 15-02-2030]

Artikel 3.32.5. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 15-02-2030]

Artikel 3.32.6. Realisatietermijn

[Vervallen per 15-02-2030]

Artikel 3.32.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 15-02-2030]

Artikel 3.32.8. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 15-02-2030]

Artikel 3.32.9. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 15-02-2030]

Artikel 3.32.10. Subsidievaststelling

[Vervallen per 15-02-2030]

Artikel 3.32.11. Staatssteun

[Vervallen per 15-02-2030]

Artikel 3.32.12. Vervaltermijn

[Vervallen per 15-02-2030]

Hoofdstuk 4. Energie en klimaat

Titel 4.1. Algemene bepalingen

Artikel 4.1.1. Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • milieubescherming: milieubescherming als bedoeld in artikel 2, onderdeel 101, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • niet-economische activiteiten van onderzoeksorganisaties: fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie van deze vormen, onafhankelijk uitgevoerd door onderzoeksorganisaties en in de boekhouding van deze organisaties opgenomen als niet-economische activiteiten;

  • ondernemer in de landbouwsector: ondernemer die activiteiten verricht op het gebied van de productie, verwerking en afzet van landbouwproducten als bedoeld in bijlage 1 bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met uitzondering van ondernemers in de visserij- en aquacultuursector en in de bosbouwsector;

  • onderzoeksorganisatie: organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding als bedoeld in artikel 2, onderdeel 83, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en paragraaf 1.3, onderdeel 16, onder ff, van het O&O&I-steunkader, bestaande uit:

    • a. onder a, b, g of h van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs;

    • b. andere dan onder subonderdeel a bedoelde geheel of gedeeltelijk meerjarig door de rijksoverheid gefinancierde onderzoeksorganisatie die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;

    • c. geheel of gedeeltelijk door een andere staat gefinancierde openbare instelling voor hoger onderwijs gelijkwaardig aan een instelling als bedoeld onder subonderdeel a; of

    • d. geheel of gedeeltelijk door een andere staat meerjarig gefinancierde onderzoeksorganisatie die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden gelijkwaardig aan een instelling als bedoeld onder subonderdeel b.

Artikel 4.1.2. Berekening van de kosten

[Vervallen per 01-07-2016]

Artikel 4.1.3. Uurtarief

Voor de toepassing van dit hoofdstuk bedraagt het uurtarief, bedoeld in artikel 13, tweede lid, en 14 van het besluit, € 60.

Titel 4.2. Topsector energieprojecten

§ 4.2.1. Algemene bepalingen

Artikel 4.2.1. Cumulatie

  • 1 Bij de toepassing van artikel 6, eerste lid, van het besluit worden bij het verlenen van subsidie op basis van deze titel buiten beschouwing gelaten:

    • a. subsidies op grond van:

      • 1°. het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie;

      • 2°. de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid, de Tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid of de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid;

      • 3°. de Subsidieregeling opschaling volledig hernieuwbare waterstofproductie via elektrolyse;

    • b. bijdragen van de Europese Commissie op grond van:

      • 1°. verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014 2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PbEU 2013, L 347);

      • 2°. verordening (EU) 2019/856 van de Europese commissie van 26 februari 2019 houdende aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de werking van het innovatiefonds (PbEU 2019, L 140/6);

      • 3°. verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013;

    • c. bijdragen van een managementautoriteit als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies die worden gefinancierd door de Europese Unie overeenkomstig de artikelen 92 bis en 92 ter van verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L347).

  • 2 Bijdragen van gemeenten, provincies, waterschappen en openbare lichamen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, worden aangemerkt als publieke cofinanciering, en blijven bij de toepassing van artikel 6, eerste lid, van het besluit buiten beschouwing voor zover het de berekening betreft van het maximum bedrag dat krachtens deze titel per project kan worden verstrekt.

Artikel 4.2.1a. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie op grond van deze titel, indien de aanvrager voornemens is het eigen aandeel in de projectkosten te financieren uit het deel van de aangevraagde subsidie voor subsidiabele kosten, waarvoor het uurtarief, bedoeld in artikel 4.1.3, wordt gehanteerd.

Artikel 4.2.2. Starttermijn, evaluatie en transparantie

  • 1 Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde activiteiten wordt gestart binnen zes maanden na de verlening.

  • 2 Op verzoek van de minister verleent de subsidieontvanger medewerking aan het verspreiden van de resultaten en medewerking aan een evaluatie van de effecten van de op grond van deze titel gesubsidieerde activiteiten.

  • 3 De subsidieontvanger maakt de niet bedrijfsgevoelige kennis en informatie die met het project wordt opgedaan na afloop van het project openbaar in een, naar het oordeel van de minister, kwalitatief voldoende verslag.

  • 4 Iedere publicatie door of met medewerking van de deelnemers in het project of hun medewerkers wordt voorzien van de vermelding dat het project wordt uitgevoerd met subsidie van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, en voor zover van toepassing het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Artikel 4.2.3. Informatieverplichtingen

  • 1 Een aanvraag om subsidie op grond van deze titel bevat ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2 Onverminderd het eerste lid bevat een aanvraag om subsidie op grond van deze titel ten minste:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam van de organisatie, het nummer waarmee de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. kerngegevens over het project;

    • d. informatie over de wijze waarop de aanvrager en indien van toepassing de deelnemers van een samenwerkingsverband hun eigen aandeel in de projectkosten financieren.

  • 3 De aanvraag voor de vaststelling van een subsidie die krachtens deze titel is verleend bevat in ieder geval:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam van de aanvrager en het door de minister verstrekte referentienummer;

    • b. de omvang van de vast te stellen subsidie;

    • c. de kerngegevens voor de onderbouwing van de subsidievaststelling;

    • d. indien de omvang van de vast te stellen subsidie € 25.000 tot € 125.000 bedraagt, een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten, waarin de subsidieontvanger aangeeft:

      • 1°. dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht, voorzien van een korte toelichting;

      • 2°. dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;

      • 3°. wat het totale bedrag van de gerealiseerde subsidiabele kosten is;

      • 4°. wat het totale bedrag van de gerealiseerde eigen bijdrage is.

Artikel 4.2.4. Investeringssubsidie

De artikelen 10, derde lid, en 38, eerste lid, onderdelen b tot en met d, van het besluit zijn niet van toepassing op de subsidiabele kosten voor investeringen als bedoeld in de artikelen 26bis, 36, 38, 38bis, 41, 46, 47 en 56 van de algemene groepsvrijstellingsverordening waarvoor op grond van deze titel subsidie wordt verleend.

Artikel 4.2.5. Subsidie aan een samenwerkingsverband

  • 1 Indien het totale subsidiebedrag voor de deelnemers van een samenwerkingsverband meer bedraagt dan het in de relevante paragraaf van deze titel genoemde maximum subsidiebedrag per project, wordt het meerdere naar rato in mindering gebracht op de aan de betrokken aanvragers te verstrekken subsidie.

  • 2 Een samenwerkingsverband bestaat uit:

    • a. subsidieontvangers die activiteiten voor een project uitvoeren, of

    • b. een subsidieontvanger of subsidieontvangers, bedoeld in onderdeel a, en partijen:

      • 1°. niet-zijnde subsidieontvangers, die voor eigen rekening en risico activiteiten voor een project uitvoeren, of

      • 2°. niet-zijnde subsidieontvangers en niet-zijnde financiers, die voor eigen rekening en risico een bijdrage leveren aan de financiering van een project.

Artikel 4.2.7. Vervaltermijn

  • 2 Paragraaf 4.2.19 en bijlage 4.2.18 vervallen met ingang van 1 april 2026, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor die tijd zijn verleend.

§ 4.2.2. Energie & Klimaat Onderzoek en Ontwikkeling (EKOO)

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.8. Begripsbepaling

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.9. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.10. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.11. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.12. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.13. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.14. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.14a. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2028]

§ 4.2.3. Hernieuwbare energietransitie (HER+)

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 4.2.15. Begripsomschrijving

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 4.2.16. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 4.2.17. Steunintensiteit

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 4.2.18. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 4.2.19. Realisatietermijn

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 4.2.20. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 31-12-2024]

Artikel 4.2.21. Staatssteun

[Vervallen per 31-12-2024]

§ 4.2.4. Samenwerken Topsector Energie en Maatschappij

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.22. Begripsomschrijving

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.23. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.24. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.25. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.26. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.27. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.28. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.28a. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2022]

§ 4.2.5. Carbon capture, utilisation and storage (CCUS)

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.29. Begripsomschrijving

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.30. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.31. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.32. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.33. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.34. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.35. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.35a. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2022]

§ 4.2.6. Upstream Gas

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.36. Begripsomschrijving

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.37. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.38. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.39. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.40. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.41. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.42. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.42a. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2022]

§ 4.2.7. Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.43. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.44. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.45. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.46. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.47. Verdeling van de subsidieplafonds

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.48. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.49. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.49a. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.49b. Adviescommissie

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.49c. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.49d. Kennisverspreiding

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.49e. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2028]

§ 4.2.8. Waterstof

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.50. Begripsomschrijving

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.51. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.52. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.53. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.54. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.55. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.56. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.56a. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2022]

§ 4.2.9. TSE Gebouwde omgeving

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.57. Begripsomschrijving

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.58. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.59. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.60. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.61. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.62. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.63. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.63a. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 21-02-2019]

Artikel 4.2.63b. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2024]

§ 4.2.10. Demonstratie energie- en klimaatinnovatie (DEI+)

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.64. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.65. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.66. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.67. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.68. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.69. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.70. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.70a. Informatieverplichtingen voor de aanvraag om subsidie voor projecten binnen het in paragraaf 4.9 van bijlage 4.2.9, onderdeel B, opgenomen thema ‘Waterstof en groene chemie’

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.70b. Informatieverplichtingen voor de aanvraag om subsidievaststelling en tot vijf jaar na subsidievaststelling voor projecten binnen het in paragraaf 4.9 van bijlage 4.2.9, onderdeel B, opgenomen thema ‘Waterstof en groene chemie’

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.70a. Kennisverspreiding

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.70b. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2028]

§ 4.2.11. Systeemintegratie

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.71. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.72. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.73. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.73a. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.74. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.75. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.76. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.77. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.77a. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.77b. Kennisverspreiding

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.77c. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2024]

§ 4.2.12. Energiebesparing industrie: joint industry projects

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.78. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.79. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.80. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.81. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.82. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.83. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.84. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.84a. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2022]

§ 4.2.13. Wind op zee: R&D-projecten

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.85. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.86. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.87. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.88. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.89. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.90. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.91. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 4.2.91a. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2024]

§ 4.2.14. EnerGO: compacte conversie en opslag

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.92. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.93. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.94. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.95. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.96. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.97. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.98. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.98a. Staatssteun

[Vervallen per 01-04-2015]

§ 4.2.15. Smart grids

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.99. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.100. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.101. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.102. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.103. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.104. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.105. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-04-2015]

Artikel 4.2.105a. Staatssteun

[Vervallen per 01-04-2015]

§ 4.2.16. Energiebesparing industrie: Early adopterprojecten

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.106. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.107. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.108. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.109. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.110. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.111. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.111a. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 01-07-2022]

Artikel 4.2.111b. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2022]

§ 4.2.17. TSE Industrie studies

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.112. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.113. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.114. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.114a. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.115. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.116. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.117. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.117a. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.118. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.119. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2028]

§ 4.2.18. Horizon Europe Partnership (HEP)

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.120. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.121. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.122. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.123. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.124. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.125. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.126. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.127. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.2.128. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2022]

§ 4.2.19. TSH Vliegtuigmaakindustrie

[Vervallen per 01-04-2026]

Artikel 4.2.129. Begripsomschrijving

[Vervallen per 01-04-2026]

Artikel 4.2.130. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-04-2026]

Artikel 4.2.131. Steunintensiteit

[Vervallen per 01-04-2026]

Artikel 4.2.132. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-04-2026]

Artikel 4.2.133. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-04-2026]

Artikel 4.2.134. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-04-2026]

Artikel 4.2.135. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-04-2026]

Artikel 4.2.136. Staatssteun

[Vervallen per 01-04-2026]

Titel 4.3. Risico’s dekken voor aardwarmte

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.3.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.3.2. Subsidieverstrekking en verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.3.3. Realisatietermijn en afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.3.4. Subsidiemaximum

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.3.5. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.3.6. Subsidieomvang doublet

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.3.7. Subsidieomvang half-doublet

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.3.8. Berekening subsidie-omvang

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.3.9. Berekening subsidie-omvang

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.3.11. Aanvangstermijn

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.3.12. Verbeter- of alternatiefwerkzaamheden en alternatief gebruik

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.3.14. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.3.16. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.3.17. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.3.18. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-07-2027]

Titel 4.4. Indirecte emissiekosten ETS

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 4.4.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 4.4.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 4.4.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 4.4.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 4.4.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 4.4.6. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 4.4.7. Subsidievoorwaarden

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 4.4.8. Co2-reductieplan

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 4.4.9. Monitoringsrapportage

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 4.4.10. Overgangsrecht

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 4.4.11. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 4.4.12. Subsidievaststelling

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 4.4.13. Staatssteun

[Vervallen per 31-12-2026]

Artikel 4.4.14. Vervaltermijn

[Vervallen per 31-12-2026]

Titel 4.5. Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE)

Artikel 4.5.1. Begripsomschrijving

In deze titel wordt verstaan onder:

  • aansluiting op een warmtenet: individuele aansluiting op een warmtenet;

  • appartement:

    • a. deel van een gebouw waarop een appartementsrecht rust en waarvoor een vereniging van eigenaars is opgericht;

    • b. woning in een gebouw, waarvoor een wooncoöperatie is opgericht; of

    • c. woning in een gebouw van een woonvereniging;

  • biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal: isolatiemateriaal waarvan ten minste 70% van de massa bestaat uit biobased materiaal als bedoeld in de EN16575:2014, genoemd in de environmental product declaration van de fabrikant en met een maximale milieukostenindicator van 1,9 bepaald bij de norm EN 15804+A2, genoemd in de categorie 1-kaart als bedoeld in de Nationale Milieudatabase van het betreffende product, bij een Rd-waarde van 3,5 m2K/W;

  • blokaansluiting voor warmte:

    • a. voorziening voor de levering van warmte aan wooneenheden waarvan de bewoners niet individueel beschikken over een overeenkomst met een warmteleverancier of waarvan de bewoners beschikken over een overeenkomst met een warmteleverancier die de verhuurder is van wooneenheden die op de blokaansluiting zijn aangesloten, en tevens lid is van een vereniging van eigenaars, en warmte levert aan zijn eigen huurders en aan de andere leden van die vereniging; of

    • b. aansluiting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Gaswet die is geregistreerd in het centraal aansluitingenregister, die in bedrijf is, en bestemd is voor de levering van gas aan twee of meer zelfstandige of onzelfstandige wooneenheden die niet individueel beschikken over een dergelijke aansluiting, ten behoeve van de productie van warmte met behulp van een individuele warmteproductie-installatie voor één wooneenheid waarvan de bewoner niet individueel beschikt over een overeenkomst met een warmteleverancier;

  • bouwbedrijf: bedrijf dat in een handelsregister van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is ingeschreven in de sectie bouwnijverheid of een vergelijkbare sectie;

  • bouwinstallatiebedrijf: bedrijf dat in een handelsregister van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is ingeschreven in de sectie bouwinstallatiebedrijf of een vergelijkbare sectie;

  • eigenaar-bewoner: natuurlijke persoon die:

    • a. een woning in de gemeente waar de hiervoor bedoelde persoon ingeschreven staat in eigendom heeft waarin hij zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van deze woning zal hebben, waarbij onder renovatie mede begrepen wordt de realisatie van de activiteiten waarvoor subsidie op grond van deze regeling is aangevraagd; of

    • b. gerechtigde is in de gemeente waar de hiervoor bedoelde persoon ingeschreven staat van een bestaand appartement en in dat appartement zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van dat appartement zal hebben, waarbij onder renovatie mede begrepen wordt de realisatie van de activiteiten waarvoor subsidie op grond van deze regeling is aangevraagd;

  • EPREL: productendatabank als bedoeld in artikel 12 van verordening (EU) nr. 2017/1369;

  • etiket: gedrukt etiket als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van verordening (EU) nr. 811/2013, artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van verordening (EU) nr. 812/2013 of artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van gedelegeerde verordening (EU) nr. 1254/2014;

  • gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1 van de Woningwet of een aan de grond gebonden overkapping ten behoeve van het tegen weersinvloeden beschermd parkeren van voertuigen;

  • gedelegeerde verordening (EU) nr. 1254/2014: verordening (EU) nr. 1254/2014 van de Commissie van 11 juli 2014 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van residentiële ventilatie-eenheden;

  • GWP: aardopwarmingsvermogen als bedoeld in artikel 3, onderdeel 1 van verordening (EU) nr. 2024/573;

  • HR++ glas: glas met een maximale U-waarde van 1,2 W/m2K;

  • individuele aansluiting op een warmtenet: individuele aansluiting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet;

  • isolerende kozijnpanelen: kozijnpanelen met maximaal dezelfde U-waarde als de glassoort waarmee deze worden gecombineerd in kozijnen, met uitzondering van kozijnpanelen bij monumenten waarvoor in deze titel een U-waarde wordt vastgesteld;

  • koopwoning: woning van een eigenaar-bewoner;

  • meldcode: code beschikbaar gesteld door de minister:

    • a. per type en merk installatie voor de productie van duurzame energie;

    • b. per soort isolatiemateriaal voor energiebesparende isolatiemaatregelen;

    • c. per type en merk installatie voor ventilatie;

  • monument: woning die zelfstandig of als onderdeel van een gebouw deel uitmaakt van cultureel erfgoed dat is ingeschreven als:

    • a. rijksmonument in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;

    • b. gemeentelijk monument in een gemeentelijk erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.16 van de Erfgoedwet; of

    • c. provinciaal monument in een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17 van de Erfgoedwet;

  • prestatieverklaring: prestatieverklaring of kwaliteitsverklaring als bedoeld in artikel 1.8 van het Bouwbesluit 2012 of artikel 2.14 van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving;

  • productkaart: productkaart als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EU) nr. 811/2013 of artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EU) nr. 812/2013;

  • raamoppervlakte: de binnenwerkse maat, die wordt verkregen door het van binnenuit meten van de totale oppervlakte van kozijn en glas;

  • ruimteverwarmingstoestel: ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp als bedoeld in bijlage I, onderdeel 3 of onderdeel 4, van verordening (EU) nr  811/2013 of artikel 2, leden 17 of 18, van Verordening (EU) nr. 813/2013, niet zijnde een lucht-luchtwarmtepomp;

  • technische documentatie: technische documentatie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, en bijlage V van verordening (EU) nr. 811/2013, artikel 3, eerste lid, onderdeel c, en bijlage V van verordening (EU) nr. 812/2013, artikel 3, eerste lid, onderdeel c, en bijlage V van gedelegeerde verordening (EU) nr. 1254/2014 of productinformatie als bedoeld in bijlage II, vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 813/2013;

  • thermisch vermogen bij bivalente temperatuur: thermisch vermogen bij bivalente temperatuur als bedoeld in tabel 8 van bijlage V van verordening (EU) nr. 811/2013 of tabel 2 van bijlage II van Verordening (EU) nr. 813/2013;

  • thermisch vermogen bij referentieontwerptemperatuur: thermisch vermogen bij referentieontwerptemperatuur als bedoeld in tabel 10 van bijlage VII van verordening (EU) nr. 811/2013 of tabel 4 van bijlage III van Verordening (EU) nr. 813/2013;

  • thermische schil: thermische schil als beschreven in ISSO 82.1, zesde druk;

  • triple-glas: glas met een maximale U-waarde van 0,7 W/m2K;

  • vereniging van eigenaars: vereniging van eigenaars als bedoeld in artikel 112, eerste lid, onderdeel e, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

  • verordening (EU) nr. 305/2011: verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van de Europese Unie (PbEU 2011, L 88/5);

  • verordening (EU) nr. 811/2013: verordening (EU) nr. 811/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees parlement en de Raad wat de energie-etikettering van ruimteverwarmingstoestellen, combinatieverwarmingstoestellen, pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties en pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties betreft (PbEU 2013, L 239);

  • verordening (EU) nr. 812/2013: verordening (EU) nr. 812/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees parlement en de Raad wat de energie-etikettering van waterverwarmingstoestellen, warmwatertanks en pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties betreft (PbEU 2013, L 239);

  • verordening (EU) nr. 813/2013: verordening (EU) nr. 813/2013 van de Commissie van 2 augustus 2013 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen betreft (PbEU 2013, L 239);

  • verordening (EU) nr. 2017/1369: verordening (EU) nr. 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn (EU) nr. 2010/30;

  • verordening (EU) nr. 2024/573: verordening (EU) nr. 2024/573 van het Europees Parlement en de Raad van 7 februari 2024 betreffende gefluoreerde broeikasgassen, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 517/2014;

  • warmteleverancier: leverancier als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet;

  • warmtenet: warmtenet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet;

  • waterverwarmingstoestel: waterverwarmingstoestel met warmtepomp als bedoeld in artikel 2, onderdeel zeventien, van verordening (EU) nr. 812/2013;

  • woning:

    • a. gebouwde onroerende zaak die, alvorens investering als bedoeld in deze titel plaatsvindt, een zelfstandige woongelegenheid vormt, en als zodanig bewoond is geweest, en is voorzien van een eigen toegang, keuken, bad of douche, en toilet. In de basisregistratie, bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen, dient hiervoor bedoelde onroerende zaak met een woonfunctie te zijn geregistreerd; of

    • b. bestaand appartement dat, alvorens investering als bedoeld in deze titel plaatsvindt, een zelfstandige woongelegenheid vormt en als zodanig bewoond is geweest, en is voorzien van een eigen toegang, keuken, bad of douche, en toilet. In de basisregistratie, bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen, dient hiervoor bedoeld appartement met een woonfunctie te zijn geregistreerd;

  • wooncoöperatie: wooncoöperatie als bedoeld in artikel 18a van de Woningwet;

  • woonvereniging: vereniging die eigenaar is van één of meer gebouwen en waarvan de leden het recht hebben om in een bepaalde woning die onderdeel uitmaakt van dat gebouw of die gebouwen te wonen.

Artikel 4.5.2. Subsidieverstrekking

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor een investering of combinatie van investeringen die bestemd is voor:

    • a. de productie van duurzame energie;

    • b. energiebesparende isolatiemaatregelen, of energiebesparende isolatiemaatregelen in combinatie met één ventilatiemaatregel;

    • c. de aansluiting op een warmtenet; of

    • d. de aanschaf van een voorziening voor elektrisch koken.

  • 2 Voor zover de subsidie betrekking heeft op een investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt deze verstrekt aan een ondernemer, vereniging, stichting, verhuurder van een woning, zijnde een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet, eigenaar-bewoner dan wel andere rechtspersoon of natuurlijke persoon ten behoeve van de aanschaf en het door een bouwinstallatiebedrijf laten installeren van één of meer van de volgende installaties:

    • a. een ruimteverwarmingstoestel of een waterverwarmingstoestel dat:

      • 1°. is uitgerust met een lucht-waterwarmtepomp, een grond-waterwarmtepomp of een water-waterwarmtepomp;

      • 2°. een thermisch vermogen heeft van ten hoogste 400kW bij bivalente temperatuur in geval van een lucht-waterwarmtepomp dan wel bij een referentieontwerptemperatuur in geval van een grond-waterwarmtepomp of een water-waterwarmtepomp;

      • 3°. is voorzien van een etiket, een productkaart en de bijbehorende technische documentatie en is geregistreerd in EPREL indien sprake is van een installatie met een thermisch vermogen tot en met 70kW;

      • 4°. is voorzien van technische documentatie, indien sprake is van een installatie met een thermisch vermogen van 71 kW tot ten hoogste 400kW;

      • 5°. geen gezamenlijk thermisch vermogen heeft dat meer is dan 500kW bij bivalente temperatuur in geval van een lucht-waterwarmtepomp dan wel bij een referentieontwerptemperatuur in geval van een grond-waterwarmtepomp of een water-waterwarmtepomp, indien sprake is van meerdere warmtepompen aangesloten op hetzelfde verwarmings- of afgiftesysteem; en

      • 6°. een koudemiddel met een GWP kleiner dan 750 bevat, in geval van een split-warmtepomp als bedoeld in bijlage IV, onderdeel 9, subonderdeel a van verordening (EU) nr. 2024/573 met een installatiedatum op of na 1 januari 2026;

    • b. een zonneboiler, waaronder begrepen een zonneboilercombi, bestaande uit een zonne-energie-installatie die:

      • 1°. is bedoeld voor het maken van warm tapwater of voor het leveren van ruimteverwarming in combinatie met het maken van warm tapwater;

      • 2°. een totale apertuuroppervlakte van ten hoogste 200 vierkante meter per verwarmings- of afgiftesysteem heeft;

      • 3°. is voorzien van een productkaart en de bijbehorende technische documentatie; en

      • 4°. is voorzien van een etiket, indien sprake is van een zonneboilercombi;

    • c. een installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met één of meer windturbines in een daarvoor bestemd gebied:

      • 1°. die wordt aangesloten op het openbare Nederlandse elektriciteitsnet via een aansluiting met ten hoogste een totale doorlaatwaarde van 3*80 A; en

      • 2°. waarvan het rotoroppervlak per windturbine ten minste 50 m2 is.

  • 3 Voor zover de subsidie betrekking heeft op een investering voor energiebesparende isolatiemaatregelen, eventueel in combinatie met één ventilatiemaatregel als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt deze verstrekt aan een eigenaar-bewoner ten behoeve van de aanschaf en het door een bouwbedrijf in een koopwoning laten aanbrengen van isolatiemateriaal, dat is voorzien van een prestatieverklaring, voor één of meer van de typen energiebesparende isolatiemaatregelen, bedoeld in de onderdelen a tot en met e, eventueel in combinatie met één van de typen ventilatiemaatregelen bedoeld in onderdeel f:

    • a. dakisolatie dan wel zolder- of vlieringvloerisolatie, waarbij:

      • 1°. ten minste 20 vierkante meter van de oppervlakte van het bestaande dak in de bestaande thermische schil dan wel, indien de zolder of vliering onverwarmd is, van ten minste 20 vierkante meter van de oppervlakte van de bestaande zolder- of vlieringvloer, wordt geïsoleerd;

      • 2°. het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft en in geval van een monument is aangebracht na 31 december 2023 en een Rd-waarde van ten minste 2,5 m2K/W heeft; en

      • 3°. het aanbrengen van lokaal gespoten PIR of PUR gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen;

    • b. gevelisolatie, waarbij:

      • 1°. ten minste 10 vierkante meter van de oppervlakte van de binnen- of buitengevel van de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd; en

      • 2°. het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft en in geval van een monument is aangebracht na 31 december 2023 en een Rd-waarde van ten minste 2,5 m2K/W heeft;

    • c. glas-, kozijnpaneel- of deurisolatie in de bestaande thermische schil door:

      • 1°. het vervangen van ten minste 8 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte indien de maatregel is aangebracht na 31 december 2023 en voor 1 januari 2025, van glas, kozijnpanelen of deuren door HR++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K;

      • 2°. het vervangen van ten minste 3 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte indien de maatregel is aangebracht na 31 december 2024, van glas, kozijnpanelen of deuren door HR++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K;

      • 3°. het vervangen van ten minste 8 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte indien de maatregel is aangebracht na 31 december 2023 en voor 1 januari 2025, van glas, kozijnpanelen of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,0 W/m2K;

      • 4°. het vervangen van ten minste 3 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte indien de maatregel is aangebracht na 31 december 2024, van glas, kozijnpanelen of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,0 W/m2K;

      • 5°. het vervangen of toevoegen van ten minste 3 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte van een monument indien een maatregel is aangebracht na 31 december 2023 en voor 1 januari 2026, van glas, kozijnpanelen of deuren door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K;

      • 6°. het vervangen of toevoegen van ten minste 3 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte van een monument indien een maatregel is aangebracht na 31 december 2023 van glas, kozijnpanelen of deuren door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen met een U-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een U-waarde van ten hoogste 1,5W/m2K, of triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn; of

      • 7°. het vervangen of toevoegen van ten minste 3 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte van een monument indien een maatregel is aangebracht na 31 december 2025, van glas, kozijnpanelen of deuren door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 5,8 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen met een U-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K;

    • d. spouwmuurisolatie, waarbij:

      • 1°. ten minste 10 vierkante meter van de oppervlakte van bestaande spouwmuren in de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd;

      • 2°. het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 1,1 m2K/W heeft; en

      • 3°. het aanbrengen van lokaal gespoten PIR of PUR gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen;

    • e. vloer- dan wel bodemisolatie, waarbij:

      • 1°. ten minste 20 vierkante meter van de oppervlakte van de bestaande vloer of de bestaande bodem in de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd;

      • 2°. het isolatiemateriaal een Rd- of Rbf-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft; en

      • 3°. het aanbrengen van lokaal gespoten PIR of PUR gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen;

    • f. één ventilatiemaatregel geïnstalleerd op of na 1 januari 2026, niet zijnde een ruimteverwarmingstoestel of waterverwarmingstoestel als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, in combinatie met een aanvraag voor één of meer isolatiemaatregelen als bedoeld in de onderdelen a tot en met e van dit lid, of in combinatie met één of meer isolatiemaatregelen als bedoeld in de onderdelen a tot en met e van dit lid die niet meer dan 24 maanden eerder zijn aangebracht en waarvoor subsidie is verstrekt, bestaande uit:

      • 1°. een centrale CO2 gestuurde mechanische luchtafvoer-unit, met een minimale capaciteit van 125 m3/h, zoals geregistreerd in EPREL, aangestuurd met minimaal twee CO2 sensoren en is voorzien van een etiket en de bijbehorende technische documentatie;

      • 2°. een centrale balansventilatie-unit met warmteterugwinning en een minimaal rendement van 85%, getest conform EN13141-7:2021, een minimale capaciteit van 125 m3/h, zoals geregistreerd in EPREL en is voorzien van een etiket en de bijbehorende technische documentatie; of

      • 3°. een decentrale balansventilatie-unit met warmteterugwinning door middel van een recuperatieve warmtewisselaar, een minimaal rendement van 80% getest conform EN13141-8:2022, een minimale capaciteit van 80 m3/h, met gelijktijdige luchttoevoer en afvoer in de unit, zoals geregistreerd in EPREL en is voorzien van een etiket en de bijbehorende technische documentatie.

  • 4 Voor zover de subsidie betrekking heeft op een investering voor de aansluiting op een warmtenet als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt deze verstrekt aan een eigenaar-bewoner ten behoeve van het door een warmteleverancier aansluiten van een bestaande koopwoning op een individuele aansluiting op een warmtenet.

  • 5 Voor zover de subsidie betrekking heeft op een investering die bestemd is voor de aanschaf van een voorziening voor elektrisch koken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt deze verstrekt aan een eigenaar-bewoner ten behoeve van het eenmalig aanschaffen van een nieuwe volledig elektrische kookvoorziening voor een woning die op een warmtenet is aangesloten.

  • 6 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op een aanvraag van een provincie of gemeente die, of openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen dat, optreedt als marktpartij of als eigenaar of huurder van een roerende of onroerende zaak, onder dezelfde voorwaarden als natuurlijke personen en rechtspersonen niet zijnde medeoverheden.

  • 7 Subsidie voor een installatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, wordt aan natuurlijke personen uitsluitend verstrekt voor een installatie die bestemd is voor gebruik ten behoeve van een onderneming die door de desbetreffende natuurlijke persoon in stand wordt gehouden.

  • 8 Het rotoroppervlak per windturbine, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, subonderdeel 2°, wordt berekend door:

    • a. het kwadraat van de diameter van de rotor in meters te delen door vier en vervolgens te vermenigvuldigen met pi (π), indien het een windturbine met een horizontale as betreft; of

    • b. de diameter van de rotor in meters te vermenigvuldigen met de hoogte van de rotor in meters, indien het een windturbine met een verticale as betreft.

Artikel 4.5.3. Hoogte subsidie investeringen voor de productie van duurzame energie

  • 1 De subsidie voor een investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, bedraagt voor:

    • a. een verwarmingstoestel dat is geïnstalleerd voor 1 januari 2025 en is uitgerust met een lucht-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, bij een thermisch vermogen ten behoeve van ruimteverwarming bij bivalente temperatuur:

      • 1°. tot 1 kW lucht-waterwarmtepomp ten behoeve van (tap)waterverwarming: € 500;

      • 2°. vanaf 1 kW tot en met 70 kW ontwerpvermogen en behorend tot de energie-efficiëntieklasse A++ of hoger: € 2.100, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen bij bivalente temperatuur vanaf 1 kW;

      • 3°. van 71 kW ontwerpvermogen of meer: € 1.650, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen bij bivalente temperatuur hoger dan 1 kW;

    • b. een verwarmingstoestel dat is geïnstalleerd op of na 1 januari 2025 en voor 1 januari 2026 en is uitgerust met een lucht-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, bij een thermisch vermogen ten behoeve van ruimteverwarming bij bivalente temperatuur:

      • 1°. tot 1 kW lucht-waterwarmtepomp ten behoeve van (tap)waterverwarming: € 500;

      • 2°. vanaf 1 kW tot en met 70 kW ontwerpvermogen en behorend tot de energie-efficiëntieklasse A++ of hoger: € 1.250, vermeerderd met € 225 voor elke kW thermisch vermogen bij bivalente temperatuur vanaf 1 kW;

      • 3°. van 71 kW ontwerpvermogen of meer: € 1.650, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen bij bivalente temperatuur hoger dan 1 kW;

    • c. een verwarmingstoestel dat is geïnstalleerd op of na 1 januari 2026 en is uitgerust met een lucht-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, bij een thermisch vermogen ten behoeve van ruimteverwarming bij bivalente temperatuur:

      • 1°. tot 1 kW lucht-waterwarmtepomp ten behoeve van (tap)waterverwarming: € 500;

      • 2°. vanaf 1 kW tot en met 70 kW ontwerpvermogen en behorend tot de energie-efficiëntieklasse A++ of hoger: € 1.025 vermeerderd met € 225 voor elke kW thermisch vermogen bij bivalente temperatuur vanaf 0 kW;

      • 3°. van 71 kW ontwerpvermogen of meer: € 1.500, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen bij bivalente temperatuur hoger dan 0 kW;

    • d. een verwarmingstoestel dat is geïnstalleerd op of na 1 januari 2025 en waarvoor kan worden aangetoond dat deze is aangeschaft tussen 1 januari en 31 december 2024 de in onderdeel a genoemde bedragen;

    • e. een verwarmingstoestel dat is geïnstalleerd op of na 1 januari 2024 en is uitgerust met een grond-waterwarmtepomp of met een water-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, bij een thermisch vermogen bij referentieontwerptemperatuur:

      • 1°. tot 1 kW grond-waterwarmtepomp of water-waterwarmtepomp ten behoeve van (tap)waterverwarming: € 500;

      • 2°. van 1 kW tot en met 10 kW en behorend tot de energie-efficiëntieklasse A++ of hoger: € 4.200;

      • 3°. van meer dan 10 kW tot en met 70 kW en behorend tot de energie-efficiëntieklasse A++ of hoger: € 4.200, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen hoger dan 10 kW;

      • 4°. van 71 kW of meer: € 3.750, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen hoger dan 10 kW;

    • f. een zonneboiler als bedoeld in artikel 4.5.2., tweede lid, onderdeel b:

      • 1°. € 1,02 per kWh jaarlijkse zonne-energiebijdrage van de zonneboiler bij een apertuuroppervlakte van ten hoogste 5 vierkante meter;

      • 2°. € 0,55 per kWh jaarlijkse zonne-energiebijdrage van een zonneboiler bij een apertuuroppervlakte van meer dan 5 tot ten hoogste 10 vierkante meter;

      • 3°. € 0,28 per kWh jaarlijkse zonne-energiebijdrage van een zonneboiler met een apertuuroppervlakte van meer dan 10 vierkante meter;

    • g. een installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met één of meer windturbines als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c, € 140 per m2 rotoroppervlak.

  • 2 De subsidie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1°, onderdeel b, subonderdeel 1°, onderdeel c, subonderdeel 1° en onderdeel e, subonderdeel 1°, wordt verhoogd met:

    • a. € 225, indien de warmtepomp tot 1 kW ten behoeve van (tap)waterverwarming blijkens het etiket behoort tot de energie-efficiëntieklasse A+;

    • b. € 450, indien de warmtepomp tot 1 kW ten behoeve van (tap)waterverwarming blijkens het etiket behoort tot de energie-efficiëntieklasse A++.

  • 3 Indien de warmtepomp tot en met 70 kW blijkens het etiket behoort tot de energie-efficiëntieklasse A+++ of hoger, wordt de subsidie:

    • a. bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2°, en onderdeel e, subonderdelen 2° en 3°, verhoogd met € 225;

    • b. bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 2 o en onderdeel c, subonderdeel 2°, verhoogd met € 200.

  • 4 De jaarlijkse zonne-energiebijdrage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt voor zonneboilers vastgesteld op:

    • a. 2.799 kWh, minus het jaarlijks aandeel van niet uit zonne-energie verkregen warmte volgens de productkaart conform het capaciteitsprofiel L, en minus het supplementair elektriciteitsgebruik volgens de productkaart, indien er sprake is van een apertuuroppervlakte van ten hoogste 5 vierkante meter;

    • b. 4.427 kWh, minus het jaarlijks aandeel van niet uit zonne-energie verkregen warmte volgens de productkaart conform het capaciteitsprofiel XL, en minus het supplementair elektriciteitsgebruik volgens de productkaart, indien er sprake is van een apertuuroppervlakte van meer dan 5 en ten hoogste 10 vierkante meter;

    • c. het product van 1.293 kWh, het totale collectoroppervlak van alle collectoren volgens de productkaart, het collectorrendement volgens de productkaart, de instralingshoekmodifier volgens de productkaart en de verliesfactor van de warmwatertank, bedoeld in het vierde of vijfde lid, indien er sprake is van een apertuuroppervlakte van meer dan 10 vierkante meter.

  • 5 Afhankelijk van de energie-efficiëntieklasse vermeld op het etiket of de energie-efficiëntieklasse vastgesteld volgens de methode, bedoeld in bijlage II, onderdeel 2, van verordening (EU) nr. 812/2013, bedraagt de verliesfactor van de warmwatertank, bedoeld in het derde lid, onderdeel c:

    • a. 0,95 bij energie-efficiëntieklasse A+;

    • b. 0,91 bij energie-efficiëntieklasse A;

    • c. 0,86 bij energie-efficiëntieklasse B;

    • d. 0,83 bij energie-efficiëntieklasse C;

    • e. 0,81 bij energie-efficiëntieklasse D tot en met G.

  • 6 In afwijking van het zesde lid bedraagt de verliesfactor voor een warmwatertank met een volume van 2000 liter en meer 0,81.

  • 7 Voor zover de aanvraag voor subsidie betrekking of mede betrekking heeft op een tweede of volgende investering in een lucht-waterwarmtepomp met een vermogen > 1 kW als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, met een installatiedatum op of na 1 januari 2026 wordt per aanvrager als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, aanhef, per locatie als bedoeld in artikel 4.5.12, eerste lid, onderdeel b, het basisbedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en d en de verhoging, bedoeld in het tweede en derde lid, slechts éénmaal verstrekt of niet nogmaals verstrekt indien dit reeds op eerdere aanvraag is verstrekt.

Artikel 4.5.4. Hoogte subsidie investeringen voor energiebesparende isolatiemaatregelen en ventilatiemaatregelen

  • 1 Indien een investering voor energiebesparende isolatiemaatregelen als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, is aangebracht na 31 december 2023 en voor 1 januari 2025 bedraagt de subsidie voor:

    • a. dakisolatie dan wel zolder- of vlieringvloerisolatie:

      • 1°. voor het isoleren van het bestaande dak, bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel a, € 15 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte, voor zover de subsidiabele kosten betrekking hebben op ten hoogste 200 vierkante meter te isoleren oppervlakte;

      • 2°. voor het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer, bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel a, € 4 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte, voor zover de subsidiabele kosten betrekking hebben op ten hoogste 130 vierkante meter te isoleren oppervlakte;

    • b. gevelisolatie als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel b, € 19 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte, voor zover de subsidiabele kosten betrekking hebben op ten hoogste 170 vierkante meter te isoleren oppervlakte;

    • c. glas-, kozijnpaneel- of deurisolatie in de bestaande thermische schil, voor zover de totale subsidiabele kosten betrekking hebben op ten hoogste 45 vierkante meter te isoleren raamoppervlakte, door het vervangen van, of in geval van monumenten toevoegen, van:

      • 1°. glas, kozijnpanelen of deuren door HR ++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c, subonderdeel 1°, € 23 per vierkante meter van de te isoleren raamoppervlakte;

      • 2°. glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen, € 10 per vierkante meter, voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door HR++ glas, bedoeld in subonderdeel 1°;

      • 3°. glas, kozijnpanelen of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw kozijn, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c, subonderdeel 3°, € 65,50 per vierkante meter van de te isoleren raamoppervlakte;

      • 4°. glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen, € 45 per vierkante meter, voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door triple glas, bedoeld in subonderdeel 3°;

      • 5°. glas, kozijnpanelen of deuren door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c, subonderdeel 5°, € 23 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte;

      • 6°. glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen, € 10 per vierkante meter, voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K, bedoeld in subonderdeel 5°;

      • 7°. glas, kozijnpanelen of deuren door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren met een U-waarde van ten hoogste 1,5W/m2K als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c, subonderdeel 6°, € 42,50 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte;

      • 8°. glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen, € 20 per vierkante meter, voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K als bedoeld in subonderdeel 7°;

      • 9°. triple-glas voor monumenten als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c, subonderdeel 5°, € 65,50 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte;

      • 10°. glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen, € 45 per vierkante meter voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door triple glas als bedoeld in subonderdeel 9°;

    • d. spouwmuurisolatie als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel d, € 4 per vierkante meter te isoleren oppervlakte, voor zover de subsidiabele kosten betrekking hebben op ten hoogste 170 vierkante meter te isoleren oppervlakte;

    • e. vloer- dan wel bodemisolatie via:

      • 1°. het isoleren van de bestaande vloer, bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel e, € 5,50 per vierkante meter te isoleren oppervlakte, voor zover de subsidiabele kosten betrekking hebben op ten hoogste 130 vierkante meter te isoleren oppervlakte;

      • 2°. het isoleren van de bestaande bodem, bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel e, € 3 per vierkante meter te isoleren oppervlakte, voor zover de subsidiabele kosten betrekking hebben op ten hoogste 130 vierkante meter te isoleren oppervlakte.

  • 2 Indien een investering voor energiebesparende isolatiemaatregelen als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdelen a tot en met e, eventueel in combinatie met één ventilatiemaatregel als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel f, is aangebracht op of na 1 januari 2025 bedraagt de subsidie voor:

    • a. dakisolatie dan wel zolder- of vlieringvloerisolatie:

      • 1°. voor het isoleren van het bestaande dak, bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel a, € 16,25 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte, voor zover de subsidiabele kosten betrekking hebben op ten hoogste 200 vierkante meter te isoleren oppervlakte;

      • 2°. voor het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer, bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel a, € 4 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte, voor zover de subsidiabele kosten betrekking hebben op ten hoogste 130 vierkante meter te isoleren oppervlakte;

      • 3°. voor het isoleren van het bestaande dak in combinatie met het isoleren van bestaande zolder- of vlieringvloer binnen de bestaande thermische schil een subsidie voor ten hoogste 200 vierkante meter te isoleren oppervlakte;

    • b. gevelisolatie als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel b, € 20,25 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte, voor zover de subsidiabele kosten betrekking hebben op ten hoogste 170 vierkante meter te isoleren oppervlakte;

    • c. glas-, kozijnpaneel- of deurisolatie in de bestaande thermische schil, voor zover de totale subsidiabele kosten betrekking hebben op ten hoogste 45 vierkante meter te isoleren raamoppervlakte, door het vervangen van, of in geval van monumenten toevoegen, van:

      • 1°. glas, kozijnpanelen of deuren door HR ++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c, subonderdeel 2°, € 25 per vierkante meter van de te isoleren raamoppervlakte;

      • 2°. glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen, € 10 per vierkante meter, voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door HR++ glas, bedoeld in subonderdeel 1°;

      • 3°. glas, kozijnpanelen of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw kozijn, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c, subonderdeel 4°, € 111 per vierkante meter van de te isoleren raamoppervlakte;

      • 4°. glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen, € 45 per vierkante meter, voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door triple glas, bedoeld in subonderdeel 3°;

      • 5°. glas, kozijnpanelen of deuren door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c, subonderdeel 5°, € 25 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte;

      • 6°. glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen, € 10 per vierkante meter, voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K, bedoeld in subonderdeel 5°;

      • 7°. glas, kozijnpanelen of deuren door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren met een U-waarde van ten hoogste 1,5W/m2K als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c, subonderdeel 6°, € 46 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte;

      • 8°. glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen, € 20 per vierkante meter, voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K als bedoeld in subonderdeel 7°;

      • 9°. triple-glas voor monumenten als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c, subonderdeel 4°, € 111 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte;

      • 10°. glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen, € 45 per vierkante meter voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door triple glas als bedoeld in subonderdeel 9°;

      • 11°. glas, kozijnpanelen of deuren door glas of voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 5,8 W/m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen met een U-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c, subonderdeel 7°, € 25 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte;

      • 12°. glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen met een U-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K, € 10 per vierkante meter, voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door voor- of achterzetbeglazing met een U-waarde van ten hoogste 5,8 W/m2K, bedoeld in subonderdeel 11°;

    • d. spouwmuurisolatie als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel d, € 5,25 per vierkante meter te isoleren oppervlakte, voor zover de subsidiabele kosten betrekking hebben op ten hoogste 170 vierkante meter te isoleren oppervlakte;

    • e. vloer- dan wel bodemisolatie via:

      • 1°. het isoleren van de bestaande vloer, bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel e, € 5,50 per vierkante meter te isoleren oppervlakte, voor zover de subsidiabele kosten betrekking hebben op ten hoogste 130 vierkante meter te isoleren oppervlakte;

      • 2°. het isoleren van de bestaande bodem, bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel e, € 3 per vierkante meter te isoleren oppervlakte, voor zover de subsidiabele kosten betrekking hebben op ten hoogste 130 vierkante meter te isoleren oppervlakte;

      • 3°. het isoleren van de bestaande vloer in combinatie met het isoleren van de bestaande bodem binnen de bestaande thermische schil een subsidie voor ten hoogste 130 vierkante meter te isoleren oppervlakte.

  • 3 De in het eerste en tweede lid genoemde subsidiebedragen worden verdubbeld indien:

    • a. de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op investeringen in ten minste twee typen energiebesparende isolatiemaatregelen als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid;

    • b. de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op investeringen in tenminste één type energiebesparende isolatiemaatregel als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, in combinatie met een investering in ten minste één installatie voor de productie van duurzame energie als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdelen a en b, dan wel in combinatie met een investering voor de aansluiting op een warmtenet als bedoeld in het vierde lid van dat artikel;

    • c. aan de subsidieaanvrager reeds subsidie is verstrekt waarbij de bedragen zijn betrokken, bedoeld in het eerste en tweede lid, en hij daaropvolgend een subsidieaanvraag indient waardoor de combinatie van investeringen ontstaat als bedoeld in onderdelen a of b. De verdubbeling van de reeds vastgestelde subsidiebedragen maken in dit geval onderdeel uit van de vaststelling van laatstbedoelde aanvraag voor subsidie.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing indien er meer dan 24 maanden zijn verstreken tussen de installatie of het aanbrengen van de voorgaande investering waarvoor subsidie is verstrekt en de installatie of het aanbrengen van de daaropvolgende investering of investeringen waarop de aanvraag voor subsidie betrekking heeft.

  • 5 Indien is geïnvesteerd in biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal wordt de op basis van het eerste en tweede lid berekende subsidie voor maatregelen die zijn aangebracht op of na 1 januari 2024 per vierkante meter vermeerderd met:

    • a. € 5,– in geval van een investering in dakisolatie;

    • b. € 1,50 in geval van een investering in zolder- of vlieringvloerisolatie;

    • c. € 6,– in geval van een investering in gevelisolatie;

    • d. € 1,50 in geval van een investering in spouwmuurisolatie;

    • e. € 2,– in geval van een investering in vloerisolatie;

    • f. € 1,– in geval van een investering in bodemisolatie.

  • 6 De in het vijfde lid genoemde bedragen worden niet meegenomen bij de in het derde lid genoemde verdubbeling van de subsidiebedragen.

Artikel 4.5.5. Hoogte subsidie investeringen voor de aansluiting op een warmtenet

De subsidie voor een investering voor de aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel 4.5.2, vierde lid, bedraagt voor een individuele aansluiting als bedoeld in dat artikellid € 3.775.

Artikel 4.5.5a. Hoogte subsidie investering bestemd voor de aanschaf van een voorziening voor elektrisch koken

De subsidie, bedoeld in artikel 4.5.2, vijfde lid, bedraagt € 400.

Artikel 4.5.6. Subsidiabele kosten

  • 1 Voor een investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, die niet bestemd is voor een koopwoning van een eigenaar-bewoner, komen voor subsidie in aanmerking de bijkomende investeringskosten, bedoeld in artikel 41, zesde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2 Voor een investering voor de productie van duurzame energie, energiebesparende isolatiemaatregelen, de individuele aansluiting op een warmtenet of de aanschaf van een voorziening voor elektrisch koken als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdelen a en b, derde lid, vierde lid of vijfde lid, die bestemd is voor een koopwoning van een eigenaar-bewoner, komen, in afwijking van artikel 10, tweede lid, van het besluit, voor subsidie in aanmerking de kosten in verband met investeringen die vóór indiening van de aanvraag zijn gemaakt.

Artikel 4.5.7. Verdeling van het subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 4.5.8. Realisatietermijn

  • 1 Indien de aanvraag voor subsidie is ingediend door een rechtspersoon of door een natuurlijke persoon, niet zijnde eigenaar-bewoner, is de termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit, 24 maanden indien het een investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, betreft.

  • 2 Geen subsidie wordt verstrekt voor een investering van een eigenaar-bewoner, indien de investering nog niet is geïnstalleerd, aangebracht of aangesloten op het moment van indiening van de subsidieaanvraag.

Artikel 4.5.9. Afwijzingsgronden

  • 1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor een investering voor de productie van duurzame energie, energiebesparende isolatiemaatregelen, de aansluiting op een warmtenet of de aanschaf van een voorziening voor elektrisch koken als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede, derde, vierde of vijfde lid, indien:

    • a. ten aanzien van dezelfde investering dan wel een investering in een zelfde type energiebesparende isolatiemaatregel dan wel een ventilatiemaatregel eerder subsidie is verstrekt;

    • b. het een aanvraag voor subsidie betreft voor een bouwwerk met een bouwjaar na 1 januari 2019, tenzij een omgevingsvergunning voor dit bouwwerk kan worden overlegd die voor 1 juli 2018 is aangevraagd;

    • c. een aanvraag voor subsidie van een eigenaar-bewoner later is ingediend dan 24 maanden na het installeren van een installatie voor de productie van duurzame energie, het aanbrengen van isolatiemateriaal, de aansluiting op een warmtenet of de aanschaf van een voorziening voor elektrisch koken, bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdelen a en b, derde, vierde en vijfde lid;

    • d. de aanvrager voor dezelfde investering op grond van artikel 3.42, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 een verzoek heeft ingediend bij de minister om een verklaring dat sprake is van een energie-investering als bedoeld in dat artikel;

    • e. het een aanvraag voor subsidie betreft voor een koopwoning met een blokaansluiting voor warmte.

  • 2 De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor een investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, indien:

    • a. de installatie waar de investering betrekking op heeft is of wordt geïnstalleerd om te voldoen aan de wettelijke voorschriften, bedoeld in hoofdstuk 5 van het Bouwbesluit 2012 of afdeling 4.4 in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving;

    • b. de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een gebruikte installatie;

    • c. er geen aanvraag voor een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Omgevingswet is ingediend, indien het een investering voor een installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met één of meer windturbines als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c, betreft;

    • d. het een aanvraag voor subsidie betreft van een vereniging van eigenaars, verhuurder van een woning, niet zijnde een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet, wooncoöperatie of woonvereniging voor de aanschaf en het laten installeren van installaties, bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdelen a en b;

    • e. het een aanvraag van een ondernemer betreft voor een lucht-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, en het totale netto energieverbruik via de aansluiting waarop de installatie wordt aangesloten, zoals dat blijkt uit de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier, 50.000 KWh of 25.000 m3 aardgasequivalent of hoger bedraagt en de locatie waarin de lucht-waterwarmtepomp is geïnstalleerd, aangesloten blijft op het gastransportnet, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet;

    • f. het een aanvraag voor subsidie betreft voor een lucht-waterwarmtepomp, grondwaterwarmtepomp of water-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 4.5.2., tweede lid, onderdeel a, met een thermisch vermogen tussen 1 kW en 70 kW behorend tot een energie-efficiëntieklasse lager dan A++ en is aangebracht op of na 1 januari 2024.

  • 3 De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor een investering voor energiebesparende isolatiemaatregelen, of energiebesparende isolatiemaatregelen in combinatie met één ventilatiemaatregel als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, indien:

    • a. het een aanvraag betreft voor een koopwoning indien de koopwoning een appartement is waarvoor de vereniging van eigenaars al een subsidie heeft verkregen op grond van de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars;

    • b. de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een investering ten behoeve van het realiseren van een vergroting van het woonoppervlakte of wooninhoud, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

      • 1°. het realiseren van een nieuwe aanbouw;

      • 2°. het realiseren van een nieuwe dakkapel;

      • 3°. het betrekken van een aan- of inpandige garage bij de woning; of

      • 4°. het vergroten van het bestaande dak, gevel, vloer of glasoppervlakte;

    • c. het een aanvraag betreft waarvoor subsidie verkregen is of verkregen kan worden op grond van de Subsidieregeling isolatie en ventilatie gebouwen, woonboten en woonwagens provincie Groningen en de gemeenten Aa en Hunze, Noordenveld en Tynaarlo.

  • 4 De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor een investering voor de aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel 4.5.2, vierde lid, indien:

    • a. de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een investering voor:

      • 1°. een individuele aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel 4.5.2, vierde lid, en niet kan worden aangetoond dat de gasaansluiting van de bestaande koopwoning waarvoor subsidie wordt aangevraagd is of wordt afgekoppeld;

      • 2°. een individuele aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel 4.5.2, vierde lid, van een appartement van een eigenaar-bewoner in een appartementencomplex en er voor dit appartementencomplex eerder subsidie is aangevraagd door een vereniging van eigenaars voor een investering voor een centrale aansluiting op een warmtenet;

    • b. voor een investering op grond van de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen een aanvraag voor subsidie ingediend kan worden door:

      • 1°. de subsidieaanvrager;

      • 2°. indien de subsidieaanvrager een lid van een vereniging van eigenaars is, de vereniging van eigenaars; of

      • 3°. indien de subsidieaanvrager een lid van een wooncoöperatie of een woonvereniging is, de wooncoöperatie of woonvereniging;

    • c. de aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel 4.5.2, vierde lid, voor 1 januari 2022 heeft plaatsgevonden;

    • d. het niet aannemelijk is dat de bestaande koopwoning, waarop de investering betrekking heeft, geen aansluiting op een warmtenet had voordat deze investering plaatsvond.

  • 5 De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor de aanschaf van een voorziening voor elektrisch koken, bedoeld in artikel 4.5.2, vijfde lid, indien:

    • a. niet kan worden aangetoond dat de woning op het moment van de aanvraag op een warmtenet aangesloten is;

    • b. niet kan worden aangetoond dat de gasaansluiting van de bestaande koopwoning waarvoor subsidie wordt aangevraagd is verwijderd of er geen bevestiging van de netbeheerder kan worden verstrekt waaruit blijkt dat voor de bestaande koopwoning waarin de voorziening voor elektrisch koken wordt geïnstalleerd een aanvraag is gedaan tot verwijdering van de gasaansluiting;

    • c. het niet gaat om de eenmalige aanschaf van een nieuwe volledig elektrische kookvoorziening;

    • d. op grond van de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen een aanvraag voor subsidie ingediend kan worden door:

      • 1°. de subsidieaanvrager;

      • 2°. indien de subsidieaanvrager een lid van een vereniging van eigenaars is, de vereniging van eigenaars; of

      • 3°. indien de subsidieaanvrager een lid van een wooncoöperatie of een woonvereniging is, de wooncoöperatie of woonvereniging;

    • e. er reeds subsidie is verkregen op grond van deze titel voor de aansluiting op een warmtenet.

  • 6 Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op:

    • a. aan eigenaar-bewoners verstrekte subsidies door gemeenten, provincies, waterschappen of openbare lichamen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • b. een tweede aanvraag voor de aanschaf en het door een bouwbedrijf in een koopwoning laten aanbrengen van glasisolatie die door de eigenaar-bewoner is ingediend binnen 24 maanden nadat een bouwbedrijf de eerste glasisolatie in een koopwoning heeft aangebracht waarvoor subsidie op grond van deze titel is toegekend.

  • 7 Indien een aanvraag voor subsidie, die is ingediend binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, is afgewezen in verband met de uitputting van het subsidieplafond, is de afwijzingsgrond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, niet van toepassing op een hernieuwde aanvraag voor subsidie voor dezelfde investering die binnen twaalf maanden na afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag wordt ingediend.

  • 8 De afwijzingsgrond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op een aanvraag die betrekking heeft op een investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c.

  • 9 Het netto elektriciteitsverbruik, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, wordt berekend door de hoeveelheid elektriciteit die volgens de in dat onderdeel genoemde jaarafrekening aan het net wordt onttrokken, indien van toepassing te verminderen met de hoeveelheid elektriciteit die volgens de in dat onderdeel genoemde jaarafrekening op het net wordt ingevoed.

Artikel 4.5.9a. Cumulatie

Bijdragen van gemeenten, provincies, waterschappen of openbare lichamen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, aan eigenaar-bewoners worden aangemerkt als publieke cofinanciering, en blijven bij de toepassing van artikel 6, eerste lid, van het besluit buiten beschouwing voor zover het de berekening betreft van het maximumbedrag dat krachtens deze titel per investering kan worden verstrekt.

Artikel 4.5.10. Subsidieverlening onder opschortende voorwaarde

Voor een investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, wordt de subsidie aan een rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet-zijnde eigenaar-bewoner, verleend onder de opschortende voorwaarde dat:

  • a. een overeenkomst wordt gesloten met een bouwinstallatiebedrijf of warmteleverancier in verband met de aanschaf van de installatie of installaties;

  • b. de installatie of installaties waarop de overeenkomst, bedoeld in onderdeel a, betrekking heeft, zijn geïnstalleerd.

Artikel 4.5.11. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Een installatie, waarop de investering voor de productie van duurzame energie, bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, betrekking heeft, en waarvoor op grond van deze titel een subsidie is verleend, wordt niet binnen een jaar na de datum van de subsidievaststelling vervreemd.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de vervreemding van een installatie tezamen met de woning, het bedrijf of de grond waarin respectievelijk waarop de investering voor de productie van duurzame energie is geïnstalleerd.

Artikel 4.5.12. Informatieverplichtingen

  • 1 Een aanvraag voor subsidie bevat ten minste:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam, het post- en bezoekadres, het e-mailadres, het telefoonnummer, het rekeningnummer, en voor zover van toepassing het Burgerservicenummer en de geboortedatum of het nummer waaronder de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel en gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager;

    • b. een vermelding van het adres van de locatie of locaties waarvoor een investering bestemd is en het soort locatie of locaties;

    • c. de meldcode van de investering, en indien er geen meldcode beschikbaar is gesteld, een omschrijving van de investering;

    • d. indien het een investering voor een ruimteverwarmingstoestel of een waterverwarmingstoestel als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, betreft, het thermische vermogen bij bivalente of referentieontwerptemperatuur van deze installatie;

    • e. indien het een investering voor een zonneboiler als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel b, betreft, de gegevens ten aanzien van de energetische opbrengst van deze installatie;

    • f. indien de subsidieaanvraag betrekking heeft op een investering voor dakisolatie dan wel zolder- of vlieringvloerisolatie in een koopwoning via het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel a, een verklaring van de eigenaar-bewoner dat de zolder of vliering onverwarmd is;

    • g. indien de subsidieaanvraag betrekking heeft op een individuele aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel 4.5.2, vierde lid, voor zover van toepassing, een verklaring van de eigenaar-bewoner of van de vereniging van eigenaars dat de bestaande koopwoning of het bestaande appartementencomplex, waarop de desbetreffende investering betrekking heeft, geen aansluiting op een warmtenet had voordat deze investering plaatsvond.

  • 2 De aanvraag voor subsidie die betrekking heeft op een investering door een rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet-zijnde eigenaar-bewoner, bevat, onverminderd het eerste lid, de gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3 De aanvraag voor subsidie die betrekking heeft op een investering door een rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet-zijnde eigenaar-bewoner, gaat:

    • a. indien het een investering voor een ruimteverwarmingstoestel als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, betreft, vergezeld van de volledige berekening volgens tabel 8 van verordening (EU) 811/2013 of tabel 2 van verordening (EU) 813/2013 en het type en vulgewicht van het koudemiddel;

    • b. indien het een investering van een ondernemer in een lucht-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, betreft, en de aansluiting waarop de lucht-waterwarmtepomp is aangesloten een lager netto energieverbruik heeft dan 50.000 KWh en 25.000 m3 aardgasequivalent, vergezeld van de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier;

    • c. indien het een investering voor een installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit via één of meer windturbines als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c, betreft, vergezeld van:

      • 1°. een aanvraag van een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

      • 2°. een document waarin aannemelijk wordt gemaakt dat het verwachte rotoroppervlak per windturbine ten minste 50 m2 zal bedragen;

      • 3°. een document waaruit blijkt dat de installatie zal worden aangesloten op het openbare Nederlandse elektriciteitsnet via een aansluiting met ten hoogste een totale doorlaatwaarde van 3*80 A die op naam staat van de aanvrager.

  • 4 De aanvraag voor subsidie die betrekking heeft op een koopwoning van een eigenaar-bewoner, gaat vergezeld van de volgende documenten of gegevens:

    • a. een factuur en betaalbewijs van de aanschaf en de installatie of het aanbrengen van de investering voor een ruimteverwarmingstoestel, een waterverwarmingstoestel of een zonneboiler, als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdelen a of b, waaronder begrepen de door het bouwinstallatiebedrijf of bouwbedrijf getekende factuur in geval van contante betaling van de investeringen, waarop ten minste het betaalde bedrag, de begunstigde en betaaldatum vermeld wordt;

    • b. indien het een investering voor energiebesparende isolatiemaatregelen als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdelen a tot en met e, eventueel in combinatie met één ventilatiemaatregel als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel f, betreft:

      • 1°. een factuur en betaalbewijs als bedoeld in onderdeel a, met daarin ten minste de naam en het adres van de eigenaar-bewoner en het bouwbedrijf dat werkzaamheden betreffende de investering of investeringen heeft uitgevoerd, een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel en aanverwante werkzaamheden die door het bouwbedrijf uitgevoerd zijn, de naam, het type, het merk, de dikte en indien beschikbaar de meldcode, van het isolatiemateriaal dat gebruikt is en de plaats en bijhorende oppervlakte die in de desbetreffende koopwoning geïsoleerd is;

      • 2°. ten minste één foto per energiebesparende isolatiemaatregel, genomen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door het bouwbedrijf, met daarop zichtbaar de koopwoning;

      • 3°. een factuur en betaalbewijs als bedoeld in onderdeel a, met daarin ten minste de naam en het adres van de eigenaar-bewoner en het bouwbedrijf dat werkzaamheden betreffende de ventilatiemaatregel heeft uitgevoerd, waaruit blijkt dat er is geïnvesteerd in een ventilatiemaatregel als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel f;

    • c. indien het een investering voor glas-, kozijnpaneel- of deurisolatie als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel c, betreft een kozijnstaat met daarin merk en type van het kozijn en het daarbij behorende frame, glas en binnenwerkse maten van het glas of de kozijnpanelen per kozijn;

    • d. indien het een investering in een individuele aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel 4.5.2, vierde lid, betreft:

      • 1°. een overeenkomst met een warmteleverancier waaruit blijkt dat de koopwoning is aangesloten op een warmtenet;

      • 2°. een bevestiging van de netbeheerder dat voor de woning een aanvraag is gedaan tot verwijdering van de gasaansluiting;

    • e. indien het gaat om een subsidie voor een investering die is bestemd voor de aanschaf van een voorziening voor elektrisch koken als bedoeld in artikel 4.5.2, vijfde lid:

      • 1°. een overeenkomst met een warmteleverancier waaruit blijkt dat de koopwoning is aangesloten op een warmtenet;

      • 2°. een document waarmee kan worden aangetoond dat de gasmeter van de bestaande koopwoning waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet voor 2 april 2022 is verwijderd;

      • 3°. een factuur en betaalbewijs van de aanschaf van een voorziening voor elektrisch koken.

Artikel 4.5.13. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1 Een aanvraag tot subsidievaststelling van een rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet-zijnde eigenaar-bewoner, bevat ten minste:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam van de aanvrager, het post- en bezoekadres, het e-mailadres, het telefoonnummer, het rekeningnummer, gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager en voor zover van toepassing het Burgerservicenummer of het nummer waaronder de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel en en het door de minister verstrekte referentienummer;

    • b. de omvang van de vast te stellen subsidie;

    • c. de kerngegevens voor de onderbouwing van de subsidievaststelling, waaronder de locatie of locaties waar het project is uitgevoerd, en voor zover de investering betrekking heeft op de productie van duurzame energie, bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, de omschrijving van de aard van de installaties die zijn geïnstalleerd.

  • 2 Onverminderd artikel 50, tweede lid, van het besluit gaat de aanvraag tot subsidievaststelling van een rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet-zijnde eigenaar-bewoner, vergezeld van:

    • a. een factuur en betaalbewijs van de aanschaf en installatie van de investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, waaronder begrepen de door het bouwinstallatiebedrijf getekende factuur in geval van contante betaling van deze investeringen, waarop ten minste het betaalde bedrag, de begunstigde en betaaldatum vermeld wordt;

    • b. indien het een investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, betreft, een document waaruit blijkt dat een investering:

      • 1°. in gebruik is genomen;

      • 2°. voldoet aan de technische eisen; en

      • 3°. is geïnstalleerd of aangebracht door een bouwinstallatiebedrijf;

    • c. indien het een investering van een ondernemer in een lucht-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, betreft en de aansluiting waarop de lucht-waterwarmtepomp is aangesloten een netto energieverbruik heeft van 50.000 KWh of 25.000 m3 aardgasequivalent of hoger en de in artikel 4.5.12, derde lid, onderdeel c, bedoelde meest recente jaarafrekening niet bij de aanvraag tot subsidieverlening verstrekt is, een bevestiging van de netbeheerder dat voor de locatie waarin de luchtwaterwarmtepomp wordt geïnstalleerd een aanvraag is gedaan tot verwijdering van de gasaansluiting;

    • d. indien het een investering voor een installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met één of meer windturbines als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c, betreft:

      • 1°. een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

      • 2°. een document waaruit blijkt dat het rotoroppervlak per windturbine ten minste 50 m2 bedraagt;

      • 3°. een document waaruit blijkt dat de installatie is aangesloten op het openbare Nederlandse elektriciteitsnet via een aansluiting met ten hoogste een totale doorlaatwaarde van 3*80 A die op naam staat van de aanvrager.

  • 3 In het geval de subsidieontvanger een eigenaar-bewoner is, wordt op grond van de aanvraag voor subsidie en de documenten waardoor deze vergezeld gaat, bedoeld in artikel 4.5.12, eerste en vierde lid, de subsidie vastgesteld zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening.

  • 4 In het geval de subsidieontvanger geen eigenaar-bewoner is, wordt de subsidie niet ambtshalve vastgesteld.

Artikel 4.5.14. Staatssteun

  • 1 De subsidie voor een investering voor de productie van duurzame energie, bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, bevat:

    • a. mogelijk staatssteun die wordt gerechtvaardigd door artikel 41 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, indien de subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet zijnde eigenaar-bewoner;

    • b. geen staatsteun, indien deze subsidie verstrekt wordt aan een eigenaar-bewoner.

  • 2 De subsidie voor een investering voor energiebesparende isolatiemaatregelen, aansluiting op een warmtenet en aanschaf van een voorziening voor elektrisch koken als bedoeld in artikel 4.5.2, derde, vierde en vijfde lid, bevat geen staatssteun.

Artikel 4.5.15. Horizonbepaling

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2031, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn verleend.

Titel 4.6. Versnelde klimaatinvesteringen in de industrie

[Vervallen per 01-08-2030]

Artikel 4.6.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 20-04-2024]

Titel 4.7. Investeringssubsidie maakindustrie klimaatneutrale economie (IMKE)

[Vervallen per 19-07-2029]

Artikel 4.7.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 19-07-2029]

Artikel 4.7.2. Doelstelling

[Vervallen per 19-07-2029]

Artikel 4.7.3. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 19-07-2029]

Artikel 4.7.4. Hoogte subsidie

[Vervallen per 19-07-2029]

Artikel 4.7.5. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 19-07-2029]

Artikel 4.7.6. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 19-07-2029]

Artikel 4.7.7. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 19-07-2029]

Artikel 4.7.8. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 19-07-2029]

Artikel 4.7.9. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 19-07-2029]

Artikel 4.7.10. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 19-07-2029]

Artikel 4.7.12. Staatssteun

[Vervallen per 19-07-2029]

Artikel 4.7.13. Vervaltermijn

[Vervallen per 19-07-2029]

Titel 4.8. Energie-efficiëntieplannen

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4.8.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4.8.2. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4.8.3. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4.8.4. Hoogte subsidie en steunintensiteit

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4.8.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4.8.6. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4.8.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4.8.8. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4.8.10. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2019]

Titel 4.9. Gasopslagprojecten

[Vervallen per 01-09-2023]

Artikel 4.9.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-09-2023]

Artikel 4.9.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-09-2023]

Artikel 4.9.4. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-09-2023]

Artikel 4.9.5. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-09-2023]

Artikel 4.9.6. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-09-2023]

Artikel 4.9.7. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 01-09-2023]

Artikel 4.9.8. Afwijzingsgronden betreffende de inhoud van het project

[Vervallen per 01-09-2023]

Artikel 4.9.9. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-09-2023]

Artikel 4.9.10. Verplichting subsidieontvanger

[Vervallen per 01-09-2023]

Artikel 4.9.12. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-09-2023]

Artikel 4.9.13. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 01-09-2023]

Artikel 4.9.14. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-09-2023]

Titel 4.10. Warmtenetten Investeringssubsidie

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.10.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.10.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.10.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.10.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.10.5. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.10.6. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.10.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.10.8. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.10.9. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.10.10. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.10.11. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2028]

Artikel 4.10.12. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2028]

Titel 4.11. Beperking ammoniakemissie bij industriële piekbelasters

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.11.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.11.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.11.3. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.11.4. Hoogte van de subsidie

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.11.5. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.11.6. Rangschikking

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.11.7. Realisatie van het project

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.11.8. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.11.9. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.11.10. Informatieverplichtingen met betrekking tot de aanvraag

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.11.11. Informatieverplichting voortgangsverslag

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.11.12. Informatieverplichting bij aanvraag tot subsidievaststelling

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.11.13. Staatssteun

[Vervallen per 01-07-2027]

Artikel 4.11.14. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-07-2027]

Titel 4.12. Flexibel elektriciteitsverbruik (Flex-e)

[Vervallen per 01-04-2030]

Artikel 4.12.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-04-2030]

Artikel 4.12.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-04-2030]

Artikel 4.12.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-04-2030]

Artikel 4.12.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-04-2030]

Artikel 4.12.5. Verdeling subsidieplafond

[Vervallen per 01-04-2030]

Artikel 4.12.6. Realisatietermijn

[Vervallen per 01-04-2030]

Artikel 4.12.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-04-2030]

Artikel 4.12.8. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-04-2030]

Artikel 4.12.9. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-04-2030]

Artikel 4.12.10. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 01-04-2030]

Artikel 4.12.11. Staatssteun

[Vervallen per 01-04-2030]

Artikel 4.12.12. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-04-2030]

Titel 4.13. Nationale Investeringsmodule Klimaatprojecten Industrie (NIKI)

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.3. Verdeling van het subsidieplafond en hoogte subsidie

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.5. Realisatietermijnen

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.6. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.7. Rangschikkingscriterium

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.8. Verplichtingen subsidieontvanger

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.10. Informatieverplichtingen subsidieaanvraag

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.11. Voorschot investeringsactiviteiten

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.12. Voorschot exploitatieactiviteiten

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.13. Bijstelling voorschot exploitatieactiviteiten

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.14. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.15. Kennisverspreiding

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.16. Staatssteun

[Vervallen per 01-06-2030]

Artikel 4.13.17. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-06-2030]

Hoofdstuk 4a. Telecommunicatie

Titel 4a.1. Verbetering telecommunicatievoorzieningen Caribisch Nederland

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4a.1.1. Begripsomschrijvingen

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4a.1.2. Subsidieaanvraag

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4a.1.3. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4a.1.4. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4a.1.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4a.1.6. Start- en realisatietermijn

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4a.1.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4a.1.8. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4a.1.9. Administratie

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4a.1.10. Staatssteun

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 4a.1.11. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-01-2019]

Titel 4a.2. Beleidsexperiment cyberweerbaarheid

[Vervallen per 01-04-2026]

Titel 4a.3. Cyberbeveiligingsinnovatieprojecten

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 4a.3.1. Begripsbepalingen

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 4a.3.2. Subsidieverstrekking

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 4a.3.3. Hoogte subsidie

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 4a.3.4. Subsidiabele kosten

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 4a.3.5. Verdeling van het subsidieplafond

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 4a.3.6. Start- en Realisatietermijn

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 4a.3.7. Afwijzingsgronden

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 4a.3.8. Rangschikkingscriteria

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 4a.3.9. Verplichtingen betreffende niet-economische activiteiten door een onderzoeksorganisatie

[Vervallen per 09-12-2025]

Artikel 4a.3.10. Verplichtingen betreffende proces- en organisatie-innovatie door een grote onderneming

[Vervallen per 09-12-2025]

Artikel 4a.3.11. Verplichtingen betreffende voorlichting

[Vervallen per 09-12-2025]

Artikel 4a.3.12. Informatieverplichtingen

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 4a.3.13. Aanvraag subsidievaststelling

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 4a.3.14. Staatssteun

[Vervallen per 01-10-2028]

Artikel 4a.3.15. Vervaltermijn

[Vervallen per 01-10-2028]

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1

  • 1 De Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen wordt ingetrokken.

  • 2 De Subsidieregeling sterktes in innovatie wordt ingetrokken.

  • 3 De Subsidieregeling innoveren wordt ingetrokken.

  • 4 De Subsidieregeling energie en innovatie wordt ingetrokken.

  • 5 De Regeling steunintensiteit wordt ingetrokken.

  • 6 De Regeling sterktes in de regio wordt ingetrokken.

Artikel 5.3

  • 1 Op aanvragen om subsidie die vóór de inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend, op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze regeling zijn verleend en op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze regeling zijn vastgesteld blijft het recht van toepassing zoals dat luidde onmiddellijk vóór dat tijdstip.

  • 2 Op subsidies die vóór 1 januari 2015 zijn verleend en op subsidies die vóór 1 januari 2015 zijn vastgesteld blijft het recht van toepassing zoals dat luidde vóór dat tijdstip.

Artikel 5.4. Overgangsrecht

Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van een wijziging van deze regeling, op subsidies die voor dat tijdstip zijn verleend en op subsidies die voor dat tijdstip zijn vastgesteld, blijft deze regeling van toepassing zoals deze luidde voor dat tijdstip tenzij de wijziging met terugwerkende kracht in werking treedt.

Artikel 5.5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat titel 2.2 terugwerkt tot en met het tijdstip waarop de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 30 juni 2014, nr. WJZ / 14104248, houdende wijziging van de Regeling LNV-subsidies in verband met de openstelling van de mogelijkheid van subsidies ten behoeve van de verduurzaming van de veehouderij in werking is getreden.

Artikel 5.6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling nationale EZ-, LVVN- en KGG-subsidies.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 juli 2014

De

Minister

van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp

Bijlage 1.1. behorende bij artikel 1.2, eerste lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

Het rapport van feitelijke bevindingen wordt opgesteld in overeenstemming met de Nederlandse Standaard 4400N ‘Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden’. In het rapport van feitelijke bevindingen rapporteert de accountant over de hieronder genoemde aspecten en aandachtspunten van de integrale kostensystematiek.

1. Beschrijving integrale kostensystematiek

Opzet systematiek

1.1

Welke kostendragers gebruikt de organisatie in de integrale kostensystematiek?

1.2

Hoe worden de indirecte kosten toegerekend aan de kostendragers?

1.3

Worden de jaarlijkse tarieven op basis van de integrale kostensystematiek voorcalculatorisch vastgesteld? Als de subsidie-ontvanger jaarlijks vooraf de tarieven vaststelt, is aan het begin van het jaar duidelijk wat de tarieven van dat jaar zijn. Deze tarieven worden gehanteerd bij begroting en ook bij de vaststelling van projecten. Als de subsidie-ontvanger niet met voorcalculatorische tarieven werkt dan toelichten.

1.4

Hoe worden de uitgangscijfers bepaald die voor de jaarlijkse berekening van de tarieven gebruikt worden?

1.5

Sinds wanneer wordt deze integrale kostensystematiek door de organisatie toegepast?

1.6

Is er een wijziging van de integrale kostensystematiek gepland en zo ja wanneer?

Over personeelskosten

1.7

Is het personeel ingedeeld in tariefgroepen? Zo ja, welke?

1.8

Hoe wordt het aantal direct productieve uren per voltijd werknemer berekend en wat is het aantal direct productieve uren per voltijd werknemer? Is dit aantal gelijk voor alle personen? Zo nee, licht toe.

Over machines en apparatuur

1.9

Zijn de kosten voor machines en apparatuur onderdeel van de integrale kostensystematiek? Zo ja, geldt dat voor alle machines en apparatuur of zijn er ook machines en apparaten die in projecten als aparte post worden begroot?

2. Basisvoorwaarden integrale kostensystematiek

2.1

De toerekeningssystematiek en -principes (verdeelsleutels en -mechanismen van indirecte kosten; normen voor percentages, etc.) worden in de hele organisatie stelselmatig toegepast.

2.2

Kosten worden op een bedrijfseconomische aanvaardbare en stelselmatige wijze aan kostendragers toegerekend. Deze toerekening is transparant en controleerbaar.

2.3

Specifieke indirecte kosten van bepaalde activiteiten worden niet toegerekend aan andere activiteiten. Bijvoorbeeld: specifieke indirecte kosten van onderwijsactiviteiten worden niet toegerekend aan onderzoeksactiviteiten en specifieke indirecte kosten van de marketingafdeling worden niet toegerekend aan R&D activiteiten.

2.4

Toerekenbare indirecte kosten worden evenredig omgeslagen over de activiteiten.

2.5

Directe kosten worden niet nogmaals meegenomen in de indirecte kosten.

2.6

In de systematiek zijn geen winstopslagen opgenomen1

2.7

In de systematiek zijn geen toeslagen voor risico’s opgenomen.

1Winstopslagen bij transacties binnen een groep worden wel in aanmerking genomen, maar alleen voor zover het gebruikelijk is die winstopslagen ook bij soortgelijke transacties buiten de groep in rekening te brengen (art. 10 lid 5 Kaderbesluit nationale EZ subsidies).

3. Niet in de integrale kostensystematiek op te nemen kostencomponenten

3.1

Kosten van algemene research.1

3.2

Kosten die al door de overheid of derden zijn of worden gefinancierd. Bijvoorbeeld afschrijvingskosten van reeds gefinancierde gebouwen, installaties en apparatuur.

3.3

Kosten die het gevolg zijn van buitensporige of roekeloze uitgaven.2

3.4

Kosten die door crediteuren in rekening worden gebracht bij te laat betalen.

3.5

Kosten van incourante voorraden.

3.6

Kosten van vaste activa als gevolg van leegstand buiten de normale bezetting.

3.7

Kosten van externe subsidie-adviseurs voor zover deze specifiek betrokken zijn bij de aanvraag van individuele projecten.

3.8

Voorzieningen en reserveringen voor verliezen en schulden3.

3.9

Alle indirecte belastingen, waaronder BTW, voor zover die kunnen worden teruggevorderd of verrekend.

3.10

Bemiddelingskosten, transactiekosten en provisies bij het afsluiten van leningen.

3.11

Bemiddelingskosten, transactiekosten en provisies bij het beleggen van geld.

3.12

Rentekosten, met uitzondering van rente voor gebouwen en technische installaties, mits toerekenbaar aan de subsidiabele activiteiten.

3.13

Rekenrente op met eigen vermogen gefinancierde activa4

3.14

Wisselkoersverliezen.

1Onder algemene research valt basisonderzoek, waaronder het eerste geldstroom onderzoek van universiteiten. De directe kosten van algemene research mogen niet zonder meer deel uitmaken van de integrale kostensytematiek. De indirecte kosten die aan algemene research zijn verbonden kunnen wel deel uitmaken van de systematiek, mits deze kosten evenredig worden omgeslagen over alle activiteiten.

2Van buitensporige uitgaven is sprake als subsidie-ontvanger beduidend meer betaalt voor producten, diensten of personeel dan tegen de gangbare markttarieven, waardoor een vermijdbaar verlies wordt geleden of een vermijdbare hoge prijs wordt betaald. Roekeloze uitgaven betreft het onzorgvuldig omgaan met het selecteren van producten, diensten of personeel waardoor eveneens een vermijdbaar verlies wordt geleden of een vermijdbare hoge prijs wordt betaald.

3Deze uitsluiting betreft reserveringen en voorzieningen die niet rechtstreeks aan kosten voor normale bedijfsuitoefening verbonden zijn. Overlopende activa en passiva zijn dus niet uitgesloten.

4Voor universiteiten geldt hier een uitzondering, voor zover activa van universiteiten beslag leggen op eigen vermogen en voor zover die activa toerekenbaar zijn aan de subsidiabele activiteiten. Als rekenrente moet dan de 10-jaars rente van de Bank Nederlandse Gemeenten per primo van een betreffend jaar gehanteerd worden.

Bijlage 1.2. , behorende bij artikel 1.3 van de Regeling nationale EZ-subsidies

[Vervallen per 01-07-2016]

Bijlage 1.3. behorende bij artikel 1.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

Controleprotocol Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

1. Uitgangspunten

1.1. Doelstelling

Dit protocol heeft als doel het geven van aanwijzingen over de reikwijdte en de diepgang van de controle aan de accountant, belast met de controle van de door de subsidieontvanger bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in te dienen financiële verantwoording opgenomen in de aanvraag om subsidievaststelling. Financiële afrekening door EZK of LNV vindt plaats op basis van de in de aanvraag tot subsidievaststelling opgenomen financiële verantwoording als bedoeld in artikel 50 van het Kaderbesluit nationale EZK-en LNV-subsidies, voorzien van een controleverklaring van de accountant.

1.2. Definities

  • accountant: een Registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek aan wie de subsidieontvanger de opdracht heeft verleend de aanvraag tot subsidievaststelling te controleren;

  • subsidieontvanger: een natuurlijke of rechtspersoon of diens gemachtigde aan wie namens EZK of LNV een subsidie is verstrekt

  • object van controle: de financiële verantwoording;

  • controleverklaring: een schriftelijke verklaring van de accountant inhoudende een oordeel omtrent de naleving van de verplichtingen en voorwaarden in de individuele beschikking tot subsidieverlening (en wijzigingen daarin) door de subsidieontvanger en voor zover die een financieel effect op de financiële verantwoording hebben.

1.3. Wet- en regelgeving

Voor de controle van de financiële verantwoording is de volgende wet- en regelgeving van toepassing, voor zover deze financiële verantwoording onderdeel van het verzoek tot subsidievaststelling van de subsidieontvanger is:

  • de voorwaarden en verplichtingen in (de bijlage(n) bij) de beschikking tot subsidieverlening (of wijzigingen daarin), voor zover die een financieel effect op de financiële verantwoording hebben;

  • indien de subsidieontvanger een aanbestedende dienst is volgens artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012: de Aanbestedingswet 2012, het Aanbestedingsbesluit en de Gids Proportionaliteit.

2. Controleaanpak

De controle van de financiële verantwoording moet voldoen aan de controlestandaarden die onderdeel zijn van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NV COS), die door de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) zijn vastgesteld en aan de aanwijzingen zoals opgenomen in dit protocol. De controle van de financiële verantwoording is een opdracht die wordt uitgevoerd op basis van Standaard 800 ‘Bijzondere overwegingen – controles van financiële overzichten die zijn opgesteld in overeenstemming met de stelsels voor bijzondere doeleinden’ en Standaard 805 ‘Bijzondere overwegingen – controles van enkel financieel overzicht en controles van specifieke elementen, rekeningen of posten van een financieel overzicht’.

Bij de uitvoering van de controle stelt de accountant vast dat:

  • a. de informatie in de financiële verantwoording geen afwijkingen van materieel belang bevat;

  • b. in de financiële verantwoording:

    • 1°. geen kosten als subsidiabel zijn opgenomen die niet voor subsidie in aanmerking komen;

    • 2°. uitsluitend kosten als subsidiabel zijn opgenomen die zijn gemaakt binnen de subsidiabele periode en voor rekening komen van de subsidieontvanger;

    • 3°. ingeval interne kosten als subsidiabele kosten zijn aangemerkt:

      • voor personeel, de verantwoorde uren te relateren zijn aan de prestatie, aansluiten op de urenregistratie en er voldoende waarborgen zijn dat geen uren van andere projecten onder het gesubsidieerde project zijn geschoven;

      • voor het gebruik van specifieke apparatuur, de gehanteerde (uur)tarieven voor het gebruik van apparatuur gebruikelijk zijn binnen de onderneming en geen kosten bevatten die ook separaat in rekening zijn gebracht.

    De accountant dient voldoende en geschikte controle informatie te verkrijgen om de juistheid van de verantwoorde interne kosten (personeelskosten en interne kosten voor het gebruik van specifieke apparatuur) vast te kunnen stellen. De accountant bepaalt zelf, op basis van onder andere zijn risicoanalyse, aanwijzingen vanuit de jaarrekeningcontrole of andere onderzoeken, hoe hij zijn controle inricht en op welke wijze hij voldoende en geschikte controle-informatie verzamelt. Daarbij wordt de Handleiding subsidiecontroles van de Subsidy Audits Community (SAC) gehanteerd.

    De accountant mag er van uitgaan dat de subsidieverstrekker zich ervan bewust is dat bij interne kosten (personeelskosten en interne kosten voor het gebruik van specifieke apparatuur) een tolerantie van 2% niet altijd toepasbaar is maar dat naar mate het aandeel van deze kosten in de verantwoording groter is de diepgang van de controle door de accountant groter wordt.

  • c. ingeval de subsidie strekt tot uitvoering van een project, kosten en opbrengsten aantoonbaar zijn gemaakt en in overeenstemming en vergelijkbaar zijn met de informatie verstrekt ten behoeve van de beschikking tot subsidieverlening, zoals het projectplan met bijbehorende projectbegroting. Daarbij geldt dat vastgesteld moet worden dat de prestatie aantoonbaar is geleverd maar dat niet beoordeeld wordt of het gewenste resultaat is bereikt;

  • d. de subsidieontvanger – ter voorkoming van dubbelfinanciering – opgave heeft gedaan van alle opbrengsten, waaronder subsidies (ook die van het subsidieverstrekkend departement), waarmee het programma/de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft, mede is gefinancierd;

  • e. ingeval de subsidieontvanger een aanbestedende dienst is, kosten aantoonbaar zijn gemaakt in overeenstemming met aanbestedingswet- en regelgeving. Voor de controle wordt de Handleiding subsidiecontroles van de SAC gehanteerd.

3. Betrouwbaarheid en materialiteit

Betrouwbaarheid betreft de mate van zekerheid. Materialiteit of tolerantie betreft de vereiste nauwkeurigheid die de accountant hierbij moet hanteren.

Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de subsidievoorwaarden streeft de accountant naar een redelijke mate van zekerheid. Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, wordt een betrouwbaarheid van 95 procent gehanteerd.

Een controleverklaring met een goedkeurende strekking impliceert dat, gegeven eerder genoemde betrouwbaarheid, de som van de afwijking en de onzekerheid niet groter is dan twee procent van het totaalbedrag aan subsidiabele kosten dat in de financiële verantwoording wordt verantwoord. De hierna vermelde materialiteitsgrenzen zijn in dit kader van toepassing voor de bepaling van de strekking van de af te geven controleverklaring.

Materialiteitstabel

Goedkeurende controleverklaring

Verklaring met beperking

Verklaring van oordeelonthouding/Afkeurende verklaring

Fouten (afwijkingen) in de financiële verantwoording en onzekerheden in de controle

≤ 2%

> 2% en ≤ 4%

> 4%

4. Verslaglegging

De accountant legt de uitkomsten van de controle vast in een controleverklaring. Hiervoor wordt de meest actuele NBA-voorbeeldtekst als basis gehanteerd.

5. Reviewbeleid

De minister heeft als subsidieverstrekker altijd de mogelijkheid een review uit te voeren of te laten uitvoeren bij de accountant belast met het onderzoek naar de informatie opgenomen in de aanvraag tot subsidievaststelling, teneinde na te gaan of het onderzoek met inachtneming van de relevante regelgeving van de NBA en dit controleprotocol is uitgevoerd. Deze reviews komen niet in de plaats van andere controles dan wel reviews uitgevoerd door de Algemene Rekenkamer.

De accountant die belast is met het onderzoek en verantwoordelijk is voor het verstrekken van het accountantsproduct bij de aanvraag tot subsidievaststelling stemt er mee in dat de onderzoeksdossiers ten behoeve van bovengenoemde reviews integraal aan de reviewers ter inzage worden gegeven. Voorts zal de accountant, schriftelijk dan wel mondeling, alle gevraagde gegevens verstrekken die in het kader van voornoemde reviews worden opgevraagd. In dit kader wordt verwezen naar de bepalingen in hoofdstuk 6, paragraaf 1, van de Comptabiliteitswet 2016.

Bijlage 2.2. behorende bij artikel 2.2.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (lijst overbelaste Natura 2000-gebieden)

[Vervallen per 20-05-2025]

Bijlage 2.2.1. behorende bij artikel 2.2.6, onderdeel a, onder 2°. van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (minimale reductiepercentages voor broeikasgasemissies of stalemissies per dierlijke sector of diercategorie vanuit het stalsysteem)

[Vervallen per 20-05-2025]

Bijlage 2.2.2. behorende bij artikel 2.2.27, tweede lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (subsidiabele investeringen)

[Vervallen per 20-05-2025]

Bijlage 2.2.3. behorende bij artikel 2.2.33, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (pluimveedichtgebied)

[Vervallen per 03-09-2024]

Bijlage 2.3.1. behorende bij artikel 2.3.2, tweede lid, onderdeel i, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-01-2027]

Bijlage 2.5.1. behorende bij artikel 2.5.7 van de Regeling nationale EZ-, LVVN- en KGG-subsidies

[Vervallen per 31-12-2030]

Model voor een LV-borgstellingsovereenkomst

Bijlage 2.6.1. , behorende bij de artikelen 2.6.5 en 2.6.7, onderdeel b, van de Regeling nationale EZ-subsidies

[Vervallen per 01-01-2016]

Bijlage 2.15.1. behorende bij artikel 2.15.9a van de Regeling nationale EZK-en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-01-2026]

Overeenkomst kwalitatieve verplichting

Bijlage 2.18.1. bij artikel 2.18.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-01-2027]

Bijlage 2.22. als bedoeld in artikel 2.22.3.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV subsidies

[Vervallen per 31-12-2025]

Bijlage 2.23.1. behorende bij artikel 2.23.6 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-01-2029]

Bijlage 2.26. behorende bij artikel 2.26.3 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-01-2030]

Bijlage 2.28.1. bij artikel 2.28.2 van de Regeling nationale EZ-, LVVN- en KGG-subsidies

[Vervallen per 01-01-2028]

Bijlage 3.4.1. behorende bij artikelen 3.3.2, eerste lid, en 3.4.2, eerste lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-01-2030]

Bijlage 3.6. behorende bij artikel 3.6.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (R&D-mobiliteitssectoren)

[Vervallen per 01-07-2022]

Bijlage 3.6.1. , behorende bij de artikelen 3.6.2, eerste lid, en 3.6.3, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling nationale EZ-subsidies

[Vervallen per 01-01-2015]

Bijlage 3.6.2. , behorende bij artikel 3.6.2, tweede lid, van de Regeling nationale EZ-subsidies

[Vervallen per 01-01-2015]

Bijlage 3.6.3. , behorende bij artikel 3.6.3, eerste lid, onder a en b, van de Regeling nationale EZ-subsidies

[Vervallen per 01-01-2015]

Bijlage 3.10.1. behorende bij artikel 3.10.11 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-01-2030]

Bijlage 3.10.1a. behorende bij artikel 3.10.11, tweede en derde lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-01-2021]

Bijlage 3.10.2. behorende bij artikel 3.10.12j van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-01-2030]

Bijlage 3.13a.1. behorende bij artikel 3.13a.7. en 3.13a.9. van de Regeling nationale EZ-subsidies

[Vervallen per 01-07-2020]

Bijlage 3.13b.1. behorende bij de artikelen 3.13b.7 en 3.13b.9, onderdeel b, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-07-2022]

Bijlage 3.15.1. , behorende bij artikel 3.15.8 van de Regeling nationale EZ-subsidies

[Vervallen per 01-07-2017]

Bijlage 3.18.1. behorende bij artikel 3.18.4 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 31-12-2026]

Bijlage 3.18a.1. behorende bij artikel 3.18a.1 van de Regeling nationale EZK en LNV-subsidies

Cyberweerbaarheid

1

Veilige netwerktoegang/wifi

 

2

Wachtwoordmanager

 

3

Tweefactorauthenticatie (2FA), tweestapsverificatie en multifactortauthenticatie (MFA)

 

4

Patch-management: tools of diensten voor het automatisch controleren, beheren en uitvoeren van beveiligingsupdates op systemen en software

 

5

Antivirussoftware

 

6

Back-ups instellen en testen

 

7

Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E)

 

8

Cyber awareness trainingen

Bijlage 3.19.1. behorende bij artikel 3.19.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-06-2030]

Bijlage 3.20. behorende bij artikel 3.20.1, eerste lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (ICT- en techniek-kansrijke beroepen)1

Beroepssegment Techniek-Industrie

Beroepsgroep

Kansrijk beroep

Adviseurs marketing, public relations en sales

Accountmanagers techniek

Assemblagemedewerkers

Assemblagemedewerkers

Assemblagemonteurs

Voormannen, teamleiders assemblage / werktuigbouw

Bedrijfskundigen en organisatieadviseurs – Industrie

Kwaliteitsmedewerkers (onderdeel van bedrijfskundigen en organisatieadviseurs)

Elektrotechnisch ingenieurs – Industrie

Ontwerpers industriële automatisering, PLC-programmeurs, embedded software engineers

Projectleiders elektronica en industriële automatisering

Grafisch vormgevers en productontwerpers

Industrieel ontwerpers (technisch)

Ingenieurs – industrie

Proces-, levensmiddelentechnologen, productontwikkelaars procesindustrie

Projectleiders, ontwerper-constructeurs werktuigbouw / machines / gereedschappen

Lassers en plaatwerkers – industrie

Lassers, lasrobotoperators

Plaatwerkers, (CNC-)metaalbuigers

Loodgieters en pijpfitters – industrie

Pijpfitters

Machinemonteurs – industrie

Monteurs industriële machines en installaties / mechatronica (storing, service, installatie)

Managers gespecialiseerde dienstverlening

Hoofden technische dienst

Managers verkoop en marketing

Managers research & development (R&D)

Medewerkers drukkerij en kunstnijverheid

Instrumentmakers / fijnmechanici

Metaalbewerkers en constructiewerkers

CNC-machinebedieners

CNC-verspaners, CNC-programmeurs

Constructiebankwerkers, constructiemedewerkers, carrosseriebouwers

Conventioneel verspaners

Gereedschapsmakers

Meubelmakers, kleermakers en stoffeerders – industrie

Machinaal houtbewerkers

Productcontroleurs

Kwaliteitsmedewerkers, QA functionarissen, QA managers

Productieleiders industrie en bouw – industrie

Productieleiders proces- en levensmiddelenindustrie

Productiemachinebedieners – industrie

Operators proces- en levensmiddelenindustrie

Schilders en metaalspuiters – industrie

Verf- en lakspuiters

Technici bouwkunde en natuur – industrie

Biochemisch en microbiologisch analisten

Chemisch analisten

Tekenaars werktuigbouw

Timmerlieden – Industrie

Jachtbouwers / Scheepstimmerlieden

Transportplanners en logistiek medewerkers – industrie

Orderbegeleiders industrie (binnendienst)

Productieplanners

Werkvoorbereiders en calculatoren werktuigbouw / procestechniek

Beroepssegment Techniek-Bouw

Beroepsgroep

Kansrijk beroep

Architecten – bouw

Landmeters, projectleiders landmeetkunde

Auteurs en taalkundigen

EMVI-schrijvers, EMVI-coördinatoren

Bedieners mobiele machines

Grondverzetmachinisten (shovel/wiellaadschop, hydraulische graafmachine)

Heiers

Kraanmachinisten (mobiele kraan)

Biologen en natuurwetenschappers

Bodemkundig onderzoekers en -saneerders

Bouwarbeiders afbouw – bouw

(Technisch) isoleerders

Dakdekkers

Glaszetters

Stukadoors

Tegelzetters

Bouwarbeiders ruwbouw

Betonreparateurs, betonstaalverwerkers

Deskundig asbestverwijderaars, slopers bouw

Metselaars

Steigerbouwers

Hulpkrachten bouw en industrie

Oppermannen / hulparbeiders bouw

Oppermannen / hulparbeiders grond-, weg- en waterbouw

Stratenmakers, rioleringsmedewerkers, vakmannen grond-, weg- en waterbouw

Ingenieurs – bouw

Adviseurs / ontwerper-constructeurs civiele techniek, Projectleiders grond-, weg- en waterbouw

Adviseurs en constructeurs bouwkunde

Managers productie

(Hoofd)uitvoerders grond-, weg- en waterbouw (gww)

Projectleiders bouw

Meubelmakers, kleermakers en stoffeerders – bouw

Werkplaatstimmermannen, interieurbouwers/meubelmakers, standbouwers, wand- en plafondmonteurs, rolluik- en zonweringinstallateurs

Productieleiders industrie en bouw – industrie

(Hoofd)uitvoerders bouw en installatie

Productiemachinebedieners – bouw

Boormeesters bronbemaling

Schilders en metaalspuiters – bouw

Onderhoudsschilders

Technici bouwkunde en natuur – bouw

Betontechnologen

BIM modelleurs, tekenaars bouwkunde

Bouwkundig inspecteurs / EPA adviseurs / BENG adviseurs

Opzichters weg- en waterbouw, medewerkers civiele techniek

Tekenaars grond-, weg- en waterbouw (gww)

Timmerlieden – bouw

Betontimmermannen, bouwtimmermannen

Transportplanners en logistiek medewerkers – bouw

Werkvoorbereiders, calculatoren bouw

Werkvoorbereiders, calculatoren grond-, weg- en waterbouw (gww)

Werkvoorbereiders, tekenaars interieurbouwbedrijf

Beroepssegment Voertuigentechniek

Beroepsgroep

Kansrijk beroep

Automonteurs

Automonteurs (personenauto / bedrijfswagen), keurmeesters, werkplaatschefs

Revisiemotortechnici auto's

Dekofficieren en piloten

Scheepswerktuigkundigen

Elektriciens en elektronicamonteurs – voertuigentechniek

Elektromonteurs schepen en treinen

Lassers en plaatwerkers – voertuigentechniek

Autoschadeherstellers, autoruitschademonteurs

Machinemonteurs – voertuigentechniek

Monteurs mobiele werktuigen (incl. landbouwvoertuigen)

Rijwielmonteurs

Schilders en metaalspuiters – voertuigentechniek

Autospuiters

Beroepssegment Techniek-Installatie

Beroepsgroep

Kansrijk beroep

Bouwarbeiders afbouw – installatie

Installateurs / monteurs luchtbehandeling, ventilatie en koeltechniek

Elektriciens en elektronicamonteurs – installatie

Elektriciens, monteurs elektrische installaties (incl. zonnepanelen en laadpalen)

Grond- en kabelwerkers / leidingleggers datacommunicatie

Liftmonteurs

Medewerkers technische dienst elektrotechnisch

Monteurs beveiligingsinstallaties

Monteurs elektriciteitsnetten

Monteurs telecommunicatiesystemen, glasvezelmonteurs

Elektrotechnisch ingenieurs – installatie

Ontwerpers elektronica en elektrotechnische installaties

Telecom engineers

Ingenieurs – Installatie

Projectleiders installatie- en elektrotechniek

Loodgieters en pijpfitters – installatie

Loodgieters / monteurs gas, water, sanitair, verwarming (incl. warmtepompen)

Monteurs / leidingleggers gas en water

Technici bouwkunde en natuur – installatie

Controleurs / inspecteurs elektrische installaties

Meet- en regeltechnici, monteurs meet- en regeltechniek

Tekenaars installatie- en elektrotechniek

Transportplanners en logistiek medewerkers – installatie

Werkvoorbereiders en calculatoren elektrotechniek

Beroepssegment ICT

Beroepsgroep

Kansrijk beroep

Architecten – ICT

GEO / GIS specialisten (geografisch informatiesysteem)

Bedrijfskundigen en organisatieadviseurs – ICT

BI specialisten

Data analisten

Data analisten, data scientists

Databank- en netwerkspecialisten

Applicatie- en functioneel beheerders

Database administrators

Datawarehouse ontwikkelaars

Security specialisten

Specialisten technische infrastructuur en netwerkengineers

Systeembeheerders

Gebruikersondersteuning ICT

Ict-servicedeskmedewerkers

Netwerkbeheerders

Software- en applicatieontwikkelaars

Architecten ict, systeemontwikkelaars

Programmeurs / developers specifieke talen (o.a.NET, java, C#, PHP, javascript)

Software consultants ERP / CRM

Software testers, testmanagers

Webdevelopers (backend/technisch)

Bijlage 3.21.1. Behorende bij artikel 3.21.1 van de Regeling nationale EZ-subsidies

[Vervallen per 08-03-2019]

Bijlage 3.22.1. behorende bij artikel 3.22.11 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-01-2030]

Bijlage 3.25.1. behorende bij de artikelen 3.25.2, derde lid onderdeel e, en 3.25.7 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-07-2022]

Bijlage 3.26. Modelovereenkomst van geldlening behorende bij artikel 3.26.2, vierde lid

[Vervallen per 01-07-2029]

Bijlage 3.29.1. behorend bij artikel 3.29.10 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-09-2027]

Bijlage 3.30.1. behorende bij de artikelen 3.30.1, 3.30.3, 3.30.4 en 3.30.7 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Circular Plastics NL)

[Vervallen per 01-09-2028]

Bijlage 3.31.1. behorende bij artikel 3.31.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Circular Batteries)

[Vervallen per 08-11-2029]

Bijlage 4.2.1. behorende bij artikel 4.2.8 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Energie & Klimaat Onderzoek en Ontwikkeling (EKOO))

[Vervallen per 01-01-2028]

Bijlage 4.2.2. behorende bij artikel 4.2.15 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Hernieuwbare energietransitie (HER+))

[Vervallen per 31-12-2024]

Bijlage 4.2.3. behorende bij artikel 4.2.22 van de Regeling nationale EZ-subsidies (Programma Mvi energie)

[Vervallen per 01-07-2022]

Bijlage 4.2.4. behorende bij artikel 4.2.29 van de regeling nationale Ez-subsidies (Programmalijn Carbon Capture, Utilisation and Storage (Ccus))

[Vervallen per 01-07-2022]

Bijlage 4.2.5. behorende bij artikel 4.2.36 van de Regeling nationale EZ-subsidies (Programmalijn Geo-energie)

[Vervallen per 01-07-2022]

Bijlage 4.2.6. behorende bij artikel 4.2.43 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-01-2028]

Bijlage 4.2.7. behorende bij artikel 4.2.51 van de Regeling nationale EZ-subsidies (Programmalijn Waterstof)

[Vervallen per 01-07-2022]

Bijlage 4.2.8. behorende bij artikel 4.2.57 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (TSE Gebouwde Omgeving)

[Vervallen per 01-01-2024]

Bijlage 4.2.9. behorende bij artikel 4.2.64 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Demonstratie energie- en klimaatinnovatie (DEI+))

[Vervallen per 01-01-2028]

Bijlage 4.2.10. behorende bij artikel 4.2.71 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Programmalijnen Systeemintegratie)

[Vervallen per 01-01-2024]

Bijlage 4.2.11. behorende bij artikel 4.2.78 van de Regeling nationale EZ-subsidies (Programmalijnen Energie en industrie: joint industry projects (JIP))

[Vervallen per 01-07-2022]

Bijlage 4.2.12. behorende bij artikel 4.2.85 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Programmalijnen Wind op Zee)

[Vervallen per 01-01-2024]

Bijlage 4.2.13. , behorende bij artikel 4.2.92 van de Regeling nationale EZ-subsidies

[Vervallen per 01-04-2015]

Bijlage 4.2.14. , behorende bij artikel 4.2.99 van de Regeling nationale EZ-subsidies

[Vervallen per 01-04-2015]

Bijlage 4.2.15. behorende bij artikel 4.2.106 van de Regeling nationale EZ-subsidies (Programmalijnen Energie en industrie: Early adopterprojecten)

[Vervallen per 01-07-2022]

Bijlage 4.2.16. behorende bij artikel 4.2.112 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Programmalijnen TSE Industrie studies)

[Vervallen per 01-01-2028]

Bijlage 4.2.17. , behorende bij artikel 4.2.119 van de Regeling nationale EZ-subsidies (prioriteitsthema’s pv-projecten)

[Vervallen per 01-04-2015]

Bijlage 4.2.18. behorende bij artikel 4.2.129 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (TSH Vliegtuigmaakindustrieproject)

[Vervallen per 01-04-2026]

Bijlage 4.3.1. behorend bij artikel 4.3.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-07-2027]

Bijlage 4.3.2. behorend bij artikel 4.3.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-07-2027]

Bijlage 4.4.1. behorende bij de artikelen 4.4.1, 4.4.2 en 4.4.4 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 31-12-2026]

Bijlage 4.4.2. behorende bij de artikelen 4.4.1 en 4.4.3 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 31-12-2026]

Bijlage 4.4.3. behorende bij artikel 4.4.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 31-12-2026]

Bijlage 4.5.1. , behorend bij titel 4.5 en 4.6 van de Regeling nationale EZ-subsidies

[Vervallen per 01-04-2015]

Bijlage 4.7.1. behorende bij artikel 4.7.9 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 19-07-2029]

Bijlage 4.8.1. , behorende bij artikel 4.8.6 van de Regeling nationale EZ-subsidies

[Vervallen per 01-01-2019]

Bijlage 4.10.1. behorende bij artikel 4.10.9 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-01-2028]

Bijlage 4.12.1. behorende bij artikel 4.12.2, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-04-2030]

Bijlage 4.12.2. behorende bij artikel 4.12.2, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-04-2030]

Bijlage 4.13.1. behorende bij artikel 4.13.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-06-2030]

Bijlage 4.13.2. behorende bij artikel 4.13.1 van de Regeling Nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-06-2030]

Bijlage 4.13.3. behorende bij aikel 4.13.1 van de Regeling Nationale EZK- en LNV-subsidies

[Vervallen per 01-06-2030]

  1. Deze lijst is gebaseerd op de lijst met een inventarisatie van kansrijke beroepen van het UWV. Deze is te vinden op www.werk.nl/arbeidsmarktinformatie/kansen-arbeidsmarkt/kansrijke-beroepen. UWV maakt regelmatig een update. Voor deze regeling is gebruik gemaakt van de versie van december 2021. ^ [1]