Besluit van 11 juli 2014, houdende aanwijzing van twee leden van het College van Toezicht
inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag over de minderjarige Koning
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, d.d. 4
juli 2014, kenmerk 3135331, gedaan mede namens Onze Minister van Veiligheid en Justitie
en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Wet van 4 december 2013, houdende regeling van het ouderlijk
gezag over de minderjarige Koning en het toezicht daarop, Stb. 2013, 534;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 juli 2014, nr.
W01.14.0223/1);
Gezien het nader rapport van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
van 11 juli 2014, nr. 3135508, uitgebracht mede namens Onze Minister van Veiligheid
en Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Hebben besloten en besluiten: