a.
wet:
Wet toezicht trustkantoren;
b.
cliënt: degene met wie een zakelijke relatie wordt aangegaan of die een dienst laat verrichten;
c.
integere bedrijfsvoering: een zodanige sturing van de organisatie van het trustkantoor en inrichting van de processen van en met betrekking tot het trustkantoor dat integriteitsrisico’s worden beheerst;
d.
integriteitsrisico:
1°. het risico van ontoereikende naleving van hetgeen bij wettelijk voorschrift is bepaald;
2°. het risico van betrokkenheid van het trustkantoor of haar medewerkers bij handelingen die op een dusdanige wijze ingaan tegen hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, dat hierdoor het vertrouwen in het trustkantoor of in de financiële markten ernstig kan worden geschaad.
e.
integriteitsgevoelige functie: elke functie behoudens die waaraan aantoonbaar geen bevoegdheid is verbonden die een wezenlijk risico inhoudt voor de integere bedrijfsvoering van het trustkantoor;
f.
incident: gedraging of gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt voor de integere bedrijfsvoering van het trustkantoor;
g.
bestuur: ieder van de bestuurders van het trustkantoor genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de wet en ieder van degenen genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de wet;
h.
procedurehandboek: de schriftelijke vastlegging van de uitgangspunten ter beheersing van integriteitsrisico’s, uitgewerkt in organisatorische en administratieve procedures en maatregelen;
i.
organisatieschema: het overzicht dat schematisch de verschillende functies binnen het trustkantoor weergeeft en waarin is aangegeven welke personen deze functies vervullen en welke functies niet integriteitsgevoelig zijn;
j.
zakelijke relatie: zakelijke, professionele, of commerciële relatie tussen een trustkantoor en een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, die verband houdt met diensten verleend door het trustkantoor en waarvan op het tijdstip dat het contact wordt gelegd, wordt aangenomen dat deze enige tijd zal duren;
k.
identificeren en verifiëren van de identiteit van een politiek prominente persoon: hetgeen daaronder in artikel 1, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt verstaan;
l.
protector: een natuurlijke of rechtspersoon die ingevolge de akte waarbij een trust is ingesteld bevoegd is met betrekking tot de uitvoering van de taken van de ingevolge die akte aangewezen trustee toezicht uit te oefenen of aanwijzingen te geven;
m.
compliancefunctie: de compliancefunctie, bedoeld in artikel 7, eerste lid;
n.
auditfunctie: de auditfunctie, bedoeld in artikel 7, tweede lid.