Besluit Bestuurlijke Boeten Dienst Toeslagen

Geraadpleegd op 06-12-2024.
Geldend van 16-07-2024 t/m heden

Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst/Toeslagen

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit betreft een wijziging van het besluit van 5 december 2012, nr. BLKB2012/1844M, Stcrt. 2012, nr. 25939 (Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst/Toeslagen) in verband met de inwerkingtreding per 1 januari 2014 van de wet Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en de fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit). Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het boetebeleid scherper tot uitdrukking te brengen in welke gevallen een verzuimboete wordt belopen. Dit beleid ziet zowel op overtredingen van belanghebbenden, niet zijnde kinderopvangorganisaties, als op overtredingen van kinderopvangorganisaties.

In dit besluit worden beleidsregels gegeven die gelden bij het opleggen van bestuurlijke boeten door de Belastingdienst/Toeslagen op grond van de artikelen 40 tot en met 42 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir).

§ 1. Algemene bepalingen

§ 1a. Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder kinderopvangorganisatie; kindercentrum en gastouderbureau als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid van de Wet kinderopvang:

Staffel; de staffel die als bijlage bij dit besluit is gepubliceerd.

§ 2. Algemene bepalingen inzake grove schuld en opzet

  • 1. Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid. Daarbij kan gedacht worden aan laakbare slordigheid of ernstige nalatigheid. Bij grove schuld had belanghebbende redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat een te hoog bedrag aan tegemoetkoming zou kunnen worden toegekend.

  • 2. Opzet is het willens en wetens handelen of nalaten. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijke opzet. Onder voorwaardelijke opzet wordt verstaan het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat de beboetbare gedraging wordt begaan.

  • 3. Dienst Toeslagen dient de aanwezigheid van opzet of grove schuld te stellen en te bewijzen. Dienst Toeslagen kan zich voor het bewijs van opzet of grove schuld baseren op door hem gestelde, en door belanghebbende niet of niet voldoende ontzenuwde vermoedens die gebaseerd zijn op feiten.

  • 4. Als slechts een gedeelte van het teruggevorderde bedrag door opzet of grove schuld van belanghebbende, niet zijnde een kinderopvangorganisatie te veel is ontvangen, berekent Dienst Toeslagen de boete over dat – naar evenredigheid bepaalde – gedeelte.

  • 5. Het vierde lid vindt overeenkomstige toepassing als meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.

§ 3. Verzuimen (artikel 40 van de Awir)

  • 1. Ter zake van een overtreding als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Awir, kan Dienst Toeslagen een boete opleggen. Geen boete wordt opgelegd indien sprake is van overmacht.

  • 2.

    • a. Als de overtreder de op grond van artikel 18 van de Awir door Dienst Toeslagen verzochte, informatie niet of niet tijdig verstrekt en Dienst Toeslagen een boete oplegt, bedraagt de boete aan een belanghebbende, niet zijnde kinderopvangorganisatie, 7 procent van het wettelijk maximum van artikel 40, eerste lid, van de Awir.

    • b. Als een kinderopvangorganisatie de in artikel 38 Awir genoemde informatie niet of niet tijdig verstrekt en Dienst Toeslagen een boete oplegt bedraagt de boete ten hoogste 80 procent van het wettelijk maximum van artikel 40, eerste lid, van de Awir, vastgesteld conform de Staffel.

  • 3. Dienst Toeslagen herinnert de overtreder voorafgaande aan de aanmaning, bedoeld in artikel 18 Awir en 38 Awir, schriftelijk aan de informatieverplichting en de constatering van de overtreding. Deze brief geldt als een waarschuwing.

  • 4. Dienst Toeslagen vermindert de hoogte van de boete indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. In afwijking van de voorgaande leden kan in uitzonderlijke gevallen een boete tot het wettelijk maximum van artikel 40, eerste lid, van de Awir, worden opgelegd.

  • 5. Als het aan grove schuld of opzet van de overtreder te wijten is dat de gegevens of inlichtingen niet zijn verstrekt, moet Dienst Toeslagen vooraf een keuze maken tussen het opleggen van een boete op grond van artikel 40, eerste lid, van de Awir of een boete op grond van artikel 41, eerste lid, van de Awir (zie § 4).

  • 6. Als de overtreding als bedoeld in artikel 40, eerste lid, Awir is begaan door een medeplichtige, legt Dienst Toeslagen geen boete op (zie artikel 41bis, tweede lid, van de Awir).

§ 4. Vergrijpen (artikel 41 van de Awir)

  • 1.

    • a. Ter zake van een overtreding als bedoeld in artikel 41 van de Awir kan Dienst Toeslagen een boete opleggen van maximaal 150 procent van het bedrag dat van de belanghebbende, niet zijnde een kinderopvangorganisatie, in verband met het beboetbare feit is of zou zijn teruggevorderd.

    • b. Ter zake van een vergrijp als bedoeld in artikel 41 van de Awir kan Dienst Toeslagen aan een kinderopvangorganisatie een boete opleggen van ten hoogste 100 procent van het bedrag van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23 vierde lid van het Wetboek van Strafrecht vastgesteld conform de Staffel.

  • 2.

    • a. In geval van grove schuld kan Dienst Toeslagen een boete opleggen van 25 procent van het bedrag dat van de belanghebbende, niet zijnde een kinderopvangorganisatie, in verband met het beboetbare feit is of zou zijn teruggevorderd.

    • b. In geval van grove schuld kan Dienst Toeslagen aan een kinderopvangorganisatie een boete opleggen van maximaal 50 procent van het bedrag van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23 vierde lid van het Wetboek van Strafrecht vastgesteld conform de Staffel.

  • 3.

    • a. In geval van opzet kan Dienst Toeslagen een boete opleggen van 50 procent van het bedrag dat van de belanghebbende, niet zijnde een kinderopvangorganisatie, in verband met het beboetbare feit is of zou zijn teruggevorderd.

    • b. In geval van opzet kan Dienst Toeslagen aan een kinderopvangorganisatie een boete opleggen van maximaal 75 procent van het bedrag van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23 vierde lid van het Wetboek van Strafrecht vastgesteld conform de Staffel.

  • 4.

    • a. Als sprake is van recidive als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Awir, kan, in afwijking van het tweede en derde lid, in geval van grove schuld een boete van 75 procent en in geval van opzet een boete van 150 procent van het bedrag dat van de belanghebbende, niet zijnde een kinderopvangorganisatie, in verband met het beboetbare feit is of zou zijn teruggevorderd worden opgelegd.

    • b. Als sprake is van recidive als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Awir, kan, in afwijking van het tweede en derde lid, in geval van grove schuld aan een kinderopvangorganisatie een boete van maximaal 75 procent en in geval van opzet een boete van 100 procent van het bedrag van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23 vierde lid van het Wetboek van Strafrecht vastgesteld conform de Staffel.

  • 5. Bij het opleggen van een boete aan een medeplichtige, wordt het onder toepassing van de voorgaande leden vastgestelde bedrag van de boete met een derde verminderd (zie artikel 41bis, derde lid, van de Awir).

  • 6. Bij het opleggen van de boete houdt Dienst Toeslagen rekening met eventuele bijzondere omstandigheden die strafverminderend en strafverzwarend kunnen zijn. Zie het in § 1 genoemde BBBB.

  • 7. Bij het opleggen van een boete op grond van deze paragraaf zal Dienst Toeslagen steeds toepassing geven aan artikel 5:53 van de Awb, waarbij een kennisgeving van het voornemen om een boete op te leggen wordt aangemerkt als een rapport in de zin van artikel 5:48 van de Awb.

§ 4a. Vrijwillige verbetering (artikel 42 van de Awir)

  • 1. Er is sprake van een vrijwillige verbetering als de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner Dienst Toeslagen alsnog de juiste en volledige gegevens en inlichtingen verstrekt voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat Dienst Toeslagen met de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden (artikel 42, eerste lid, van de Awir).

  • 2. Als sprake is van vrijwillige verbetering legt Dienst Toeslagen geen boete op, tenzij de juiste en volledige gegevens en inlichtingen betrekking hebben op inkomen uit aanmerkelijk belang als bedoeld in artikel 4.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 of op inkomen uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.1 van die wet (artikel 42 van de Awir).

  • 3. Als de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner Dienst Toeslagen de juiste en volledige gegevens en inlichtingen verstrekt voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat Dienst Toeslagen met de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden, dan geldt dat als strafverminderende omstandigheid. Dit betekent dat Dienst Toeslagen de in §3 en §4 bedoelde boeten kan matigen.

§ 5. Citeertitel

  • 1. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Bestuurlijke Boeten Dienst Toeslagen.

  • 2. De citeertitel kan worden afgekort tot: BBBDT.

§ 6. Ingetrokken besluiten

Het besluit van 5 december 2012, nr. BLKB2012/1844M, Stcrt. 2012, nr. 25939 (Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst/Toeslagen) wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.

§ 7. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 2014.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 12 maart 2014

De

staatssecretaris

van Financiën,

E.D. Wiebes