Artikel 8, derde lid: Uitzonderingen op dwingende weigeringsgronden
18. Afwijking van verplichte vacaturemelding
Afwijking van de verplichte vacaturemelding (artikel 8, eerste lid, onder b, van de Wav) kan in individuele gevallen slechts plaatsvinden in geval er sprake is van buitengewone omstandigheden die een spoedige vervulling van de arbeidsplaats noodzakelijk maken en die niet door de werkgever waren te voorzien of door hem te beïnvloeden waren. De toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid beperkt zich tot duidelijke gevallen van overmacht. Afwijking van de verplichting in artikel 8, eerste lid, onder b, Wav kan ook plaatsvinden indien het UWV voor ommekomst van de termijn van vijf weken heeft vastgesteld dat er voor de desbetreffende arbeidsplaats geen prioriteitgenietend aanbod aanwezig is. Het UWV kan eveneens in individuele gevallen afwijken van de verplichte vacaturemelding als vanwege het zeer specifieke karakter van de werkzaamheden en de duur van de tijdelijke werkzaamheden het duidelijk is dat prioriteitgenietend arbeidsaanbod voor de desbetreffende functie niet beschikbaar is. Ook kan het UWV in individuele gevallen afwijken van de termijn zoals genoemd in artikel 8, eerste lid, onder b, van de Wav. Bij deze uitzonderingsmogelijkheid zal meegewogen worden de mate van werving van de werkgever en de resultaten hiervan. Het UWV kan met betrekking tot bepaalde categorieën functies besluiten dat de verplichte vacaturemelding gedurende een termijn van maximaal één jaar achterwege blijft, als zij van oordeel is dat prioriteitgenietend aanbod niet bij het UWV als werkzoekende is geregistreerd of op korte termijn geregistreerd zal worden. Na afloop van deze termijn beslist het UWV of een nieuwe termijn van maximaal één jaar, waarin de verplichte vacaturemelding achterwege blijft, gesteld kan worden.
18a. Toets aan prioriteitgenietend aanbod bij voortgezet verblijf
In artikel 3.31 van het Vreemdelingenbesluit is bepaald dat een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid in loondienst’ kan worden verleend wanneer geen afwijzingsgrond van toepassing is uit, onder meer, de artikelen 8 en 9 van de Wav. Met betrekking tot een vreemdeling die minder dan 5 jaar heeft beschikt over een verblijfsvergunning met de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’ met de aantekening ‘arbeid vrij toegestaan’ en die vanwege het verbreken van de relatie een verblijfsvergunning ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt, toetst het UWV op verzoek van de IND of met het verrichten van de arbeid een wezenlijk Nederlands arbeidsmarktbelang wordt gediend. Deze toets houdt in dat UWV beoordeelt of voor de functie die de vreemdeling reeds vervult prioriteitgenietend aanbod aanwezig is.
19. Docenten in het internationaal onderwijs
Voor docenten in het internationaal primair en voortgezet onderwijs kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toets aan artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav met een maximale duur van drie jaar. Bij een verblijf van langer dan drie maanden geldt hetzelfde voor het advies over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning.
Bij buitenlandse scholen gaat het om docenten die benodigd zijn om specifiek volgens het schoolsysteem van een buitenlands onderwijssysteem onderwijs te geven en in het buitenlandse onderwijssysteem zijn opgeleid. Bij afdelingen voor internationaal georiënteerd onderwijs, Europese scholen en niet-bekostigde internationale scholen gaat het om docenten die ervaring hebben met het doceren van het door de betreffende school aangeboden internationale of Europese curriculum. Deze docenten moeten over de vereiste kwalificaties beschikken om onderwijs aan de betreffende school te mogen geven. Daarnaast moeten deze docenten de competenties hebben om onderwijs te geven in het Engels of een andere voor de betreffende school relevante vreemde taal.
19a. Tewerkstelling van koks ten behoeve van de Aziatische horeca
Voor vreemdelingen die als kok in een gespecialiseerd restaurant in de Aziatische horecasector arbeid verrichten kan een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning op grond van artikel 8, derde lid, onder b, worden verleend zonder toets aan artikel 8, eerste lid, onder c, van de Wav.
De werkgever dient, in afwijking van artikel 8, eerste lid onder b, van de Wav, de beschikbaarheid van een arbeidsplaats ten minste drie weken voor het indienen van de aanvraag aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te melden. Er wordt afgeweken van de verplichte termijn van vijf weken nu gelet op de huidige situatie op de arbeidsmarkt, op dit moment reeds op voorhand duidelijk is dat geen prioriteitgenietend aanbod aanwezig is.
Specialistische restaurants zijn alleen die restaurants waar overwegend landspecifiek Aziatisch voedsel wordt bereid. Het horecabedrijf moet worden gekenmerkt door het aanbieden van Aziatische gerechten, die worden bereid volgens recepten van het betreffende land. Een restaurant is een gelegenheid waar tegen betaling kan worden gegeten, waar de gerechten worden bereid en eventueel gerechten kunnen worden afgehaald. Geen specialiteitenrestaurants zijn: snackbars, cateringbedrijven en bezorgdiensten, tenzij de werkgever kan aantonen dat toch een gekwalificeerde kok op functieniveau 4 tot en met 6 noodzakelijk is.
Onder Aziatische horecasector in de zin van deze regeling wordt verstaan één of meer van de volgende keukens: Chinees, Indiaas, Indonesisch, Japans, Koreaans, Maleis, Thais, Tibetaans en Vietnamees.
Deze regeling geldt voor gekwalificeerde koks met een nationaliteit van buiten de EER en Zwitserland in functieniveau 4 tot en met 6. In de aanvraag moet worden onderbouwd waarom een kok op dit niveau noodzakelijk is.
Indien er twijfel is of het restaurant valt onder de regeling of een kok op het gevraagde niveau nodig is, kan worden verzocht om een of meerdere van de volgende documenten:
• Menukaart;
• Beschrijving van bedrijfsactiviteiten met openingstijden en aantal tafels/stoelen in het restaurant;
• Geanonimiseerd personeelsbestand van het keukenpersoneel waarop de functieniveaus zijn opgenomen.
De specialiteiten kok, souschef dan wel chef-kok moet traditionele gerechten uit een van de genoemde keukens kunnen bereiden op basis van originele recepten. Voor het aantonen van de kwalificaties gelden artikel 3 Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (RuWav) en paragraaf 8 van deze Bijlage I onverkort met dien verstande dat ook een certificaat kan worden overgelegd waarmee de kwalificaties worden aangetoond. Uit dat certificaat moet blijken dat de kok de taken zoals beschreven binnen de functie beheerst. Indien er wordt getwijfeld aan de juistheid van het diploma of certificaat kan het UWV verzoeken te laten verifiëren wat de waarde is van het document en dat het gaat om een gekwalificeerde kok.
Een vergunning wordt in afwijking van artikel 11, eerste lid van de Wav verleend voor de maximale duur van twee jaar.
Aan de vergunning zullen de voorschriften, bedoeld in artikel 10 aanhef en onder b en d, van de Wav, worden verbonden. Paragraaf 43 van deze Bijlage is van toepassing. Deze voorschriften zijn er op gericht de werkgever te verplichten inspanningen te doen verrichten op het realiseren van voldoende prioriteitgenietend aanbod om vacatures in de Aziatische horeca te vervullen, en op het wegnemen van eventuele gebreken in arbeidsvoorwaarden.
De voorschriften houden in dat de werkgever gedurende de geldigheidsduur van de vergunning elke maand het overeengekomen loon volledig betaalt en aan ten minste één van de volgende voorschriften voldoet:
De werkgever moet bij een nieuwe aanvraag op grond van deze versoepelde regeling aan het UWV inzage geven hoe aan de voorgenoemde voorschriften is voldaan.
Een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning kan na een opvolgende respectievelijk verlengingsaanvraag alleen worden verleend als de werkgever heeft aangetoond aan alle voorwaarden die op grond van de Wav hiervoor gelden te hebben voldaan.
Mocht de werkgever niet voldoen aan de voorschriften dan kan de tewerkstellingsvergunning of de gecombineerde vergunning worden geweigerd of ingetrokken op grond van artikel 9, eerste lid, onder c, en artikel 13 van de Wav.
20. Geestelijk bedienaren: voorgangers
Indien een gecombineerde vergunning wordt aangevraagd ten behoeve van de tewerkstelling van de vreemdeling die als voorganger van de eredienst arbeid verricht bij een kerkgenootschap of een ander genootschap op geestelijke of levensbeschouwelijke grondslag (hierna te noemen: een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie), geeft het UWV een advies aan de IND over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning. De gecombineerde vergunning wordt verleend of verlengd zonder toets aan artikel 8, eerste lid, onder a en b en c, van de Wav, indien voor het verrichten van die arbeid een specifieke opleiding, kennis of ervaring is vereist en die arbeid van wezenlijk belang is voor de eredienst of het functioneren van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie. De duur van de gecombineerde vergunning voor deze groep is maximaal drie jaar.
Indien een tewerkstellingsvergunning wordt aangevraagd ten behoeve van de tewerkstelling van de vreemdeling die als voorganger van de eredienst arbeid verricht bij een kerkgenootschap of een ander genootschap op geestelijke of levensbeschouwelijke grondslag, wordt de tewerkstellingsvergunning door het UWV verleend zonder toets aan artikel 8, eerste lid, onder a en b en c, van de Wav, indien voor het verrichten van die arbeid een specifieke opleiding, kennis of ervaring is vereist en die arbeid van wezenlijk belang is voor de eredienst of het functioneren van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie.
21. Geestelijk bedienaren: kloosterlingen en zendelingen
Indien een gecombineerde vergunning wordt aangevraagd ten behoeve van een kloosterling of zendeling geeft het UWV een advies aan de IND over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning. De gecombineerde vergunning wordt verleend of verlengd zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, d en f, van de Wav indien voldaan wordt aan de navolgende voorwaarden:
a. de werkzaamheden die de vreemdeling ten behoeve van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie verricht, zijn noodzakelijk om de doelstelling van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie te verwezenlijken en komen direct voort uit het zijn van kloosterling of zendeling;
b. er is geen sprake van een dienstbetrekking met die religieuze of levensbeschouwelijke organisatie;
c. in de statuten van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie is het afleggen van de gelofte van armoede voorgeschreven, en
d. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie toont schriftelijk aan dat de betrokken geestelijk bedienaar de gelofte van armoede ook daadwerkelijk heeft afgelegd.
In het geval dat het afleggen van de gelofte van armoede niet in de statuten is voorgeschreven geldt – indien de werkzaamheden die de geestelijk bedienaar ten behoeve van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie verricht, noodzakelijk zijn om de doelstelling van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie te verwezenlijken en er geen sprake is van een dienstbetrekking met die religieuze of levensbeschouwelijke organisatie – de vrijstelling van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c en f, van de Wav slechts indien:
a. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie waartoe de geestelijk bedienaar behoort schriftelijk aantoont dat de geestelijk bedienaar geen beroep zal doen op de algemene middelen, omdat hij gedurende zijn verblijf in Nederland maandelijks over middelen beschikt die ten minste gelijk zijn aan het volledige minimummaandloon, bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, dan wel
b. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie waartoe de geestelijk bedienaar behoort aantoont dat de geestelijk bedienaar geen beroep zal doen op de algemene middelen, omdat de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie zorg zal dragen voor de kosten van levensonderhoud, inwoning en alle noodzakelijke verzekeringen van de geestelijk bedienaar en dat die kosten per maand ten minste gelijk zijn aan het volledige minimummaandloon, bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. De duur van de gecombineerde vergunning voor deze groep is maximaal drie jaar.
Indien een tewerkstellingsvergunning wordt aangevraagd ten behoeve van een kloosterling of zendeling wordt de tewerkstellingsvergunning door het UWV verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, d en f van de Wav indien voldaan wordt aan de navolgende voorwaarden:
a. de werkzaamheden die de vreemdeling ten behoeve van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie verricht, zijn noodzakelijk om de doelstelling van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie te verwezenlijken en komen direct voort uit het zijn van kloosterling of zendeling;
b. er is geen sprake van een dienstbetrekking met die religieuze of levensbeschouwelijke organisatie;
c. in de statuten van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie is het afleggen van de gelofte van armoede voorgeschreven; en
d. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie toont schriftelijk aan dat de betrokken geestelijk bedienaar de gelofte van armoede ook daadwerkelijk heeft afgelegd.
In het geval dat het afleggen van de gelofte van armoede niet in de statuten is voorgeschreven geldt – indien de werkzaamheden die de geestelijk bedienaar ten behoeve van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie verricht, noodzakelijk zijn om de doelstelling van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie te verwezenlijken en er geen sprake is van een dienstbetrekking met die religieuze of levensbeschouwelijke organisatie – de vrijstelling van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c en f van de Wav slechts indien:
a. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie waartoe de geestelijk bedienaar behoort schriftelijk aantoont dat de geestelijk bedienaar geen beroep zal doen op de algemene middelen, omdat hij gedurende zijn verblijf in Nederland maandelijks over middelen beschikt die ten minste gelijk zijn aan het volledige minimummaandloon, bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, dan wel
b. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie waartoe de geestelijk bedienaar behoort aantoont dat de geestelijk bedienaar geen beroep zal doen op de algemene middelen, omdat de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie zorg zal dragen voor de kosten van levensonderhoud, inwoning en alle noodzakelijke verzekeringen van de geestelijk bedienaar en dat die kosten per maand ten minste gelijk zijn aan het volledige minimummaandloon, bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
22. Monteren en repareren van door buitenlandse bedrijven geleverde apparatuur
In artikel 8, derde lid, van de Wav is bepaald dat ten behoeve van de bevordering van internationale handelscontacten afwijking mogelijk is van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav. Deze afwijking wordt toegepast in het geval van het door een vreemdeling laten monteren of repareren van door zijn, buiten Nederland gevestigde, werkgever geleverde werktuigen, machines of apparatuur, dan wel het installeren en aanpassen van zijn, buiten Nederland gevestigde, werkgever geleverde software of uit het instrueren in het gebruik daarvan, voor zover artikel 1, eerste lid, onder a, van het BuWav niet van toepassing is. De totale waarde van de geleverde arbeid, gemeten naar in Nederland gebruikelijk (CAO-)loonniveau is niet groter is dan de waarde van de geleverde goederen. Voorwaarde is bovendien dat de goederen gefabriceerd zijn in het land waaruit ook het personeel afkomstig is en dat werknemers reeds meer dan een jaar in vaste dienst zijn van de leverancier van de goederen. De werknemers beschikken over specifieke kennis die benodigd is om de levering van de goederen die reeds gereed zijn, af te ronden, zodat de afnemer er mee kan werken. Het UWV kan bij twijfel vragen om de overeenkomst van levering in het Nederlands of Engels. Alle met de levering samenhangende werkzaamheden bedragen maximaal één jaar. Bij verblijf korter dan drie maanden kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, van de Wav voor de periode die benodigd is voor de werkzaamheden die samenhangen met de levering van de goederen en voor een aantal werknemers dat hiervoor is benodigd met een maximum van één jaar. Indien de vreemdeling langer dan drie maanden, maar korter dan één jaar in Nederland verblijft geldt hetzelfde voor het advies over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning.
Indien de werkzaamheden langer dan één jaar duren dan is deze paragraaf niet van toepassing en zal een vergunning met toets aan alle gronden van artikel 8, eerste lid, van de Wav benodigd zijn.
23. Inspectie en opleiding in verband met levering van goederen door buitenlandse onderneming
In artikel 8, derde lid, van de Wav is bepaald dat ten behoeve van de bevordering van internationale handelscontacten afwijking mogelijk is van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c van de Wav.
Deze afwijking wordt toegepast in geval het ten behoeve van de levering van goederen door een in Nederland gevestigd bedrijf noodzakelijk is dat:
a. de afnemer van die goederen de desbetreffende goederen voorafgaand aan de feitelijke levering laat controleren, certificeren, inspecteren dan wel anderszins laat onderzoeken door personen afkomstig uit het land van de afnemer of in dienst van de afnemer; of
b. specifieke kennis of ervaring aan personen in dienst van de afnemer wordt doorgegeven, die voor de afnemer nodig is om met de geleverde goederen te kunnen werken.
De duur van de periode van tewerkstelling van de vreemdeling is niet langer dan noodzakelijk, maar maximaal één jaar en de werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een aantal vreemdelingen dat niet hoger is dan noodzakelijk. Het inschakelen van de desbetreffende personen is noodzakelijk voor het uitvoeren van de desbetreffende werkzaamheden dan wel voor werkzaamheden die in verband met de uitvoering van die werkzaamheden noodzakelijk zijn.
24. Overplaatsing van personeel
Uiterlijk 29 november 2016 moet de Richtlijn betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming (PbEU 2014, L 157) geïmplementeerd zijn in de Nederlandse regelgeving. Hiertoe is een nieuwe vergunning voor verblijf en arbeid voor overplaatsing binnen een onderneming ingevoerd. In artikel 1n BuWav is geregeld dat een werkgever van een persoon die in Nederland werkt op grond van deze vergunning is vrijgesteld van de tewerkstellingsvergunningsplicht.
De doelgroep van de intra-corporate transfer richtijn (ICT-richtlijn) is toegelicht in de Nota van toelichting van het implementatiebesluit (Stb. 2016, 408). Daarin staat dat de ICT-richtlijn van toepassing is op werknemers die niet de nationaliteit van een van de EU-lidstaten hebben, die een arbeidsovereenkomst hebben met een buiten de EU gevestigde onderneming en tijdelijk vanuit een ander land van buiten de EU overgeplaatst worden naar een of meerdere vestigingen van deze onderneming binnen een of meerdere lidstaten van de EU. Het criterium dat de arbeidsovereenkomst gesloten is met een onderneming van buiten de EU geeft het onderscheid met grensoverschrijdende dienstverlening in de zin van de detacheringsrichtlijn (96/71/EG) weer. In geval van grensoverschrijdende dienstverlening is er namelijk een arbeidsovereenkomst met een onderneming van binnen de EU. Er is dan ook geen samenloop mogelijk van overplaatsingen binnen een onderneming en grensoverschrijdende dienstverlening.
Wanneer vreemdelingen onder de reikwijdte van de ICT-richtlijn vallen, kan er geen gebruik gemaakt worden van de regeling voor internationale handel, diensten en samenwerking uit artikel 1k van het BuWav. Wanneer er sprake is van arbeid die buiten de reikwijdte van de ICT-richtlijn valt, maar wel sprake van overplaatsing binnen een onderneming, kan door de werkgever een keuze gemaakt worden voor de regeling uit deze paragraaf of de regeling uit artikel 1k BuWav.
Artikel 2, derde lid, van de ICT-richtlijn bepaalt dat lidstaten het recht hebben om andere vergunningen voor het verrichten van werk af te geven als een persoon buiten de doelgroep van de ICT-richtlijn valt. Wanneer een intra-corporate transferee onder de doelgroep van de richtlijn valt, dient hij een verblijfsvergunning op grond van de ICT-richtlijn te ontvangen. Dit betekent ook dat indien een persoon onder de doelgroep van de ICT-richtlijn valt, maar niet aan de voorwaarden van de richtlijn voldoet, deze persoon is uitgesloten van de toepassing van deze paragraaf. Er kan dan geen beroep gedaan worden op de regeling zoals in deze paragraaf opgenomen, dus de werkgever kan geen tewerkstellingsvergunning of GVVA voor deze persoon verkrijgen.
Er zullen situaties zijn waarin intra-corporate transferees niet onder het toepassingsgebied van de ICT-richtlijn vallen en waarop de regeling van deze paragraaf wel van toepassing zijn. Het gaat om de volgende situaties:
− Intra-corporate transferees die korter dan drie maanden in Nederland komen werken;
− Intra-corporate transferees die ten tijde van inwerkingtreding van de ICT-richtlijn (29 november 2016) als intra-corporate transferee in een andere EU-lidstaat werkzaam zijn;
− Intra-corporate transferees die ten tijde van de inwerkingtreding van de ICT-richtlijn in een EU-lidstaat verblijven en bij een vestiging in Nederland gaan werken onder een Nederlandse arbeidsovereenkomst;
− Intra-corporate transferees die de nationaliteit van een EU-lidstaat hebben komen maar nog geen gebruik kunnen maken van het recht op vrij verkeer van werknemers;
− Intra-corporate transferees die de nationaliteit van Zwitserland of een EER-land, niet zijnde een EU-lidstaat, hebben;
− Intra-corporate transferees die worden overgeplaatst op grond van een vrijhandelsverdrag; of
− Personen die als intra-corporate transferee een beroep kunnen doen op een standstill-bepaling.
Voor deze intra-corporate transferees gelden onderstaande voorwaarden.
Voor vreemdelingen die door hun internationale werkgever tijdelijk naar Nederland worden overgeplaatst, wordt afgeweken van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav.
Deze afwijking wordt toegepast voor drie categorieën intra corporate transferees die naar Nederland worden gezonden binnen een groot zelfstandig op winst gericht bedrijf of complex van bedrijven. Het UWV stelt met betrekking tot de grootte van het bedrijf of complex van bedrijven een omzetcriterium vast. Het gaat om de volgende categorieën werknemers:
a. Sleutelpersoneel
Onder een sleutelpositie wordt verstaan een leidinggevende of specialistische functie op ten minste HBO-niveau met een bruto-maandsalaris dat ten minste gelijk is aan dat van de kennismigrant van dertig jaar of ouder, genoemd in artikel 1d, eerste lid, onder a, sub 1°, van het BuWav. De duur van de tewerkstelling bedraagt maximaal drie jaar. Voor vreemdelingen die als directeur-grootaandeelhouder een leidinggevende positie binnen een Nederlandse vestiging willen gaan innemen, wordt in acht genomen wat in paragraaf 6 ter zake is vermeld;
b. Trainees
Vreemdelingen die als trainee worden tewerkgesteld, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1. de trainee beschikt over een diploma op HBO- of universitair niveau;
2. er wordt een trainee-programma overgelegd waaruit de noodzaak van tewerkstelling in Nederland blijkt;
3. in dit trainee-programma zijn de leerdoelen geformuleerd;
4. de beloning bedraagt een bruto-maandsalaris dat ten minste gelijk is aan dat van de kennismigrant van jonger dan dertig jaar, genoemd in artikel 1d, eerste lid, onder a, sub 1, van het BuWav, en
5. de periode van tewerkstelling bedraagt maximaal drie jaar;
c. Specialisten
Werknemers die naar Nederland worden overgeplaatst in verband met de overdracht van specifieke kennis en technieken, voor zover de tewerkstelling van deze vreemdelingen in Nederland de duur van drie jaar niet overschrijdt en de vreemdelingen beschikken over een diploma op ten minste HBO- of universitair niveau. De beloning bedraagt een bruto-maandsalaris dat ten minste gelijk is aan dat van de kennismigrant van dertig jaar of ouder, genoemd in artikel 1d, eerste lid, onder a, sub 1°, van het BuWav.
Handels- en associatieakkoorden bevatten vaak specifieke bepalingen voor de toelating van deze drie categorieën werknemers waaraan andere voorwaarden verbonden zijn dan aan deze bovenstaande nationale uitvoeringsvoorschriften. Zie hiervoor onderdeel B van deze uitvoeringsregels.
25. Vestiging kleine bedrijven
Bij een verblijf van korter dan drie maanden wordt ten behoeve van het starten, wijzigen of uitbreiden van bedrijfsactiviteiten alleen een tewerkstellingsvergunning afgegeven, als uit een door een deskundige instantie opgesteld ondernemingsplan blijkt dat deze bedrijfsactiviteiten en de onderneming voldoende levensvatbaar en economisch haalbaar zijn. Het moet gaan om een reeds in het buitenland actieve werkgever. In dat geval kan ten aanzien van een vreemdeling die binnen het bedrijf een sleutelpositie heeft, worden afgeweken van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav. Er wordt aangetoond dat het verblijf van het sleutelpersoneel in Nederland ook daadwerkelijk noodzakelijk is voor het starten, wijzigen of uitbreiden van bedrijfsactiviteiten. De beloning van het sleutelpersoneel is marktconform. Het UWV stelt nadere regels vast over de inhoud van het ondernemingsplan. Indien het een verblijf van langer dan drie maanden betreft gelden de bovengenoemde voorwaarden ook voor het advies over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning. De gecombineerde vergunning wordt eerst voor een jaar verleend, zodat na afloop van dat jaar kan worden bekeken of de bedrijfsactiviteiten nog plaatsvinden en aangetoond kan worden dat deze levensvatbaar is.
26. Sleutelpersoneel van non-profit organisaties
Ten behoeve van de tewerkstelling van sleutelpersoneel kan voor maximaal drie jaar van grote internationaal georiënteerde non-profit organisaties worden afgeweken van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav. Het UWV stelt met betrekking tot de grootte van de internationaal georiënteerde non-profitorganisaties een criterium vast. Onder sleutelpersoneel wordt in dit verband verstaan: vreemdelingen in leidinggevende of specialistische functies op ten minste HBO-niveau, die voor de organisatie van direct belang zijn vanwege de internationale activiteiten van de organisatie. De beloning van het sleutelpersoneel is marktconform.
27. Kort verblijf kennismigranten
In het kader van de bevordering van de internationale handelscontacten kan worden afgeweken van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav ten behoeve van vreemdelingen die maximaal 3 maanden binnen een periode van zes maanden arbeid verrichten voor een werkgever die als erkend referent is toegelaten tot de kennismigrantenprocedure en:
a. op grond van hun nationaliteit:
1. geen visum nodig hebben;
2. een visum voor kort verblijf nodig hebben; of
3. een visum voor lang verblijf (D-visum) hebben dat is afgegeven door een ander Schengenland;
b. van wie het overeengekomen vaste, naar tijdruimte en in geld vastgestelde loon als vergoeding voor zijn arbeid dat hij van de werkgever ontvangt ten minste overeenkomt met het inkomenscriterium genoemd in artikel 1d, eerste lid, onder a, onder 1, van het BuWav en dat marktconform is, en
c. die een functie zal bekleden waarvan aangenomen kan worden dat het om een kenniswerker gaat, zoals een specialistische functie, een sleutelfunctie, een wetenschappelijke functie of een leidinggevende functie.
28. In Nederland werkzame kennismigranten die woonachtig zijn in een andere EER-lidstaat of Zwitserland
Ten aanzien van vreemdelingen die in Nederland werkzaam, maar woonachtig zijn in een andere EER-lidstaat of Zwitserland wordt afgeweken van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de vreemdeling is in het bezit van een verblijfsvergunning in het land waar hij feitelijk woonachtig is;
b. de vreemdeling verblijft op het moment van de twv-aanvraag reeds feitelijk in het andere land, of hij heeft daar een feitelijk woonadres;
c. de werkgever is erkend referent voor arbeid;
d. de duur van de te verrichten arbeid is drie maanden of langer;
e. het salaris dat de vreemdeling verdient, voldoet aan het inkomenscriterium genoemd in artikel 1d, eerste lid, onder a, onder 1, van het BuWav en is marktconform.
De werkgever is verplicht het UWV te informeren als de vreemdeling zijn of haar verblijfstitel in het land waar hij woonachtig is verliest, de tewerkstellingsvergunning wordt dan ingetrokken.
29. Asielzoekers
In afwijking van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, f en h, van de Wav mag een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel, bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, heeft aangevraagd en deze aanvraag blijkens een verklaring van de Minister van Justitie en Veiligheid tenminste zes maanden in behandeling is en de vreemdeling op basis van artikel 8, onderdelen f of h, van de Vw 2000 rechtmatig in Nederland verblijft, arbeid verrichten.
De vreemdeling mag binnen een tijdsbestek van 52 weken vanaf de aanvang van de werkzaamheden een arbeidsperiode van in totaal 24 weken niet overschrijden en de in de vergunningsaanvraag bedoelde werkzaamheden zullen onder marktconforme voorwaarden worden verricht. Conform artikel 2a, eerste lid, onder c, van het BuWav is in de arbeidsperiode van in totaal 24 weken ten hoogste een arbeidsperiode van 14 weken gelegen, waarin werkzaamheden worden verricht als artiest, musicus, filmmedewerker of in de vorm van technische ondersteuning van optredens van een artiest of musicus.
De vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 (asielaanvraag) heeft aangevraagd is overeenkomstig artikel 2a, eerste lid, onder a, van het BuWav in het bezit van een verklaring van de Minister van Justitie en Veiligheid. Deze verklaring heeft betrekking op de categorie asielzoekers aan wie met toepassing van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (RvA 2005) door het Centraal orgaan opvang asielzoekers (COA) opvang wordt geboden.
Bovenvermelde verklaring van de Minister van Justitie en Veiligheid houdt tenminste het volgende in:
a. aan de vreemdeling wordt met toepassing van de RvA 2005 opvang geboden;
b. de asielaanvraag is tenminste zes maanden in behandeling;
c. de vreemdeling verblijft op grond van artikel 8, onderdelen f of h, van de Vw 2000 rechtmatig in Nederland.
De Minister van Justitie en Veiligheid baseert zich op informatie van het COA.
UWV zal als door een werkgever een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van een vreemdeling is aangevraagd de verklaring van de Minister van Justitie en Veiligheid kunnen opvragen bij het COA.
30. Stagiairs HBO en universitair
Voor vreemdelingen die korter dan drie maanden arbeid verrichten als stagiair kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c en d en f, van de Wav. Hetzelfde geldt voor vreemdelingen bij een verblijf van langer dan drie maanden, maar korter dan één jaar, voor het advies over het verlenen of verlengen van een gecombineerde vergunning. Deze toets is eveneens van toepassing op een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning voor gemeenschapsonderdanen op wie het vrij verkeer tijdelijk niet van toepassing is.
Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat de stagiair een opleiding volgt aan een instelling voor hoger onderwijs in het buitenland of op het moment van aanvraag ten hoogste twee jaar beschikt over een diploma, afgegeven door een instelling voor hoger onderwijs. Bij de aanvraag wordt een diploma of bewijs van inschrijving bijgevoegd.
De stage mag niet in de plaats komen van een reguliere baan. In verband met dit vereiste dient in de stageovereenkomst een beschrijving van het stageprogramma te worden opgenomen, waarin de educatieve doelstellingen en leercomponenten van de stage zijn opgenomen.
De stagiair beschikt, met inbegrip van de stagevergoeding, over een inkomen dat niet lager mag zijn dan 50% van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Hierbij wordt rekening gehouden met eigen middelen, zoals beurzen. In verband met een toets op de stagevergoeding dient door de werkgever in de stageovereenkomst de te verstrekken stagevergoeding aan de stagiair te worden opgenomen.
30bis. Stagiairs MBO
Voor vreemdelingen die voor korter dan drie maanden arbeid verrichten die noodzakelijk is ter voltooiing van hun opleiding op MBO-niveau in het buitenland (in de regel in het laatste jaar van hun studie) kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c en d en f, van de Wav. Hetzelfde geldt voor vreemdelingen bij een verblijf van langer dan drie maanden, maar korter dan één jaar, voor het advies over het verlenen of verlengen van een gecombineerde vergunning. Deze toets is eveneens van toepassing op een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning voor gemeenschapsonderdanen op wie het vrij verkeer tijdelijk niet van toepassing is.
Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat de stagiair reeds een voldoende vakgerichte basisopleiding heeft gevolgd in het land waar hij zijn hoofdverblijf heeft. Voor deze stages blijkt uit een door de desbetreffende onderwijsinstelling afgegeven verklaring dat de stage een noodzakelijk onderdeel uitmaakt van het onderwijsprogramma.
Tevens wordt een gefaseerd stageprogramma overgelegd, afgegeven door de onderwijsinstelling, waaruit blijkt wat de inhoud van de stage is. Het aantal stagiairs per werkgever mag niet meer zijn dan 10% van het vaste personeelsbestand, met een toegestaan minimum van 2 stagiairs. Deze beperking is niet van toepassing op vreemdelingen die beschikken over een W-document dan wel een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend onder de beperking verband houdende met het volgen van studie.
De stagiair beschikt, met inbegrip van de stagevergoeding, over een inkomen dat niet lager mag zijn dan 50% van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Hierbij wordt rekening gehouden met eigen middelen, zoals beurzen. In verband met een toets op de stagevergoeding dient door de werkgever een afschrift van de stageovereenkomst te worden overlegd, met daarin opgenomen de te verstrekken stagevergoeding aan de stagiair.
30a. Stagiairs in het kader van het Young Workers Exchange Program
Voor vreemdelingen die voor korter dan drie maanden arbeid verrichten in het kader van het Young Workers Exchange Program kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c en d en f, van de Wav. Bij een verblijf van langer dan drie maanden, maar korter dan één jaar, geldt hetzelfde voor het advies over het verlenen van de gecombineerde vergunning. De voorwaarden voor deze uitzonderingsmogelijkheid zijn:
a. de stagiair heeft de Canadese nationaliteit;
b. de stagiair is ten minste 18 jaar en niet ouder dan 30 jaar;
c. de stagiair studeert of is op het moment van de aanvraag niet langer dan 12 maanden geleden afgestudeerd blijkend uit een bewijs van inschrijving aan een onderwijsinstelling voor hoger onderwijs of een door de bevoegde autoriteiten gewaarmerkt afschrift van een diploma.
Voor deze stages geldt dat uit de verklaring van de beoogd werkgever blijkt dat de stagiair werk zal gaan verrichten dat gerelateerd is aan de studie. Tevens wordt een gefaseerd stageprogramma overgelegd waaruit blijkt wat de inhoud van de stage is.
De stagiair beschikt, met inbegrip van de stagevergoeding, over een inkomen dat niet lager mag zijn dan 50% van het minimum(jeugd)loon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Hierbij wordt rekening gehouden met eigen middelen, zoals beurzen. In verband met een toets op de stagevergoeding dient door de werkgever een afschrift van de stageovereenkomst te worden overlegd, met daarin opgenomen de te verstrekken stagevergoeding aan de stagiair.
31. Stagiairs in het kader van internationale uitwisselingsprogramma’s tussen MBO-instellingen
Voor vreemdelingen die arbeid verrichten in het kader van internationale uitwisselingsprogramma’s tussen MBO-instellingen en hiervoor kortdurende stages volgen bij werkgevers in Nederland, kan voor maximaal drie maanden een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, d en f, van de Wav.
Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat deze stagiairs een opleiding volgen aan een MBO-instelling in hun herkomstland en in het kader van een MBO-uitwisselings/-mobiliteitsproject stages lopen bij bedrijven in Nederland. Voor deze stages blijkt uit een door de onderwijsinstelling in het land van herkomst afgegeven verklaring dat de stage een onderdeel uitmaakt van de studie. Tevens wordt een uitgewerkt stageprogramma overgelegd, goedgekeurd door de onderwijsinstelling in het land van herkomst, waaruit blijkt wat de inhoud van de stage is en bij welke bedrijven stage wordt gelopen. Bij de stage(s) staat het werkend leren voorop en niet het verrichten van productieve arbeid.
De ontvangende MBO-instelling is verantwoordelijk voor de huisvesting, de begeleiding tijdens de stage en het verblijf van de deelnemers aan het uitwisselingsprogramma. Ook is de ontvangende MBO-instelling ervoor verantwoordelijk dat de vreemdeling een inkomen zal ontvangen dat niet lager mag zijn dan 50% van het voor hem geldende wettelijk minimumjeugdloon, bedoeld in artikel 8, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
De tewerkstellingsvergunning zal worden verleend aan de Nederlandse MBO-instelling. De MBO-instelling draagt er zorg voor dat een kopie van de tewerkstellingsvergunning wordt verstrekt aan de werkgever(s) waar de stage wordt gelopen.
32. Praktikanten
Voor vreemdelingen die voor een verblijf korter dan drie maanden naar Nederland komen om werkervaring op te doen, die zij vervolgens direct in de praktijk gaan brengen bij hun werkgever in hun herkomstland en deze ervaring van belang is voor de ontwikkeling van de bedrijfsvoering van die werkgever, kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend voor in de regel maximaal 24 weken zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav. Bij een verblijf van langer dan drie maanden geldt hetzelfde voor het advies over het verlenen en verlengen van de gecombineerde vergunning.
Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat deze praktikanten reeds een voldoende vakgerichte basisopleiding hebben gevolgd en op basis van een samenwerkingsovereenkomst tussen de in het buitenland gevestigde onderneming en de in Nederland gevestigde onderneming in de laatstgenoemde bij wijze van onderricht bedrijfservaring opdoen. Bij de aanvraag wordt een gefaseerd leerplan bijgevoegd, alsmede een verklaring van de Nederlandse werkgever inhoudende dat de praktikant geen reguliere arbeidsplaats inneemt. Het leerplan bestaat uit een omschrijving van de werkzaamheden, van de leerdoelen en van de toegevoegde waarde van de werkervaring van de praktikant voor de onderneming in het herkomstland. De praktikant wordt tijdelijk uitgezonden naar de in Nederland gevestigde onderneming. De buitenlandse werkgever verklaart dat hij de praktikant na ommekomst van de praktijkperiode weer direct te werk zal stellen. Het aantal praktikanten staat in een redelijke verhouding tot het aantal werknemers dat bij een werkgever werkzaam is.
33. Arbeid van bijkomende aard door studenten
Toetsing aan de voorwaarden vervat in artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, en f, van de Wav behoeft niet plaats te vinden voor buitenlandse studenten in het bezit van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend onder de beperking verband houdende met het volgen van studie, voor buitenlandse studenten die op grond van artikel 3.3, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 rechtmatig in Nederland verblijven en beschikken over een verblijfssticker in hun paspoort waaruit dat blijkt, of, in het geval van een gemeenschapsonderdaan op wie het vrij verkeer van werknemers tijdelijk nog niet van toepassing is, wanneer bij de aanvraag wordt aangetoond dat de betreffende persoon als student bij de desbetreffende onderwijsinstelling staat ingeschreven, als bij de aanvraag is gebleken dat de arbeid onder marktconforme voorwaarden plaatsvindt, en de arbeid:
a. uitsluitend in de maanden juni, juli en augustus plaatsvindt, of
b. niet meer dan 16 uur per week beslaat.
De duur van deze tewerkstellingsvergunning is maximaal een jaar. Voor alle andere arbeid wordt de tewerkstelling getoetst aan de voorwaarden van de Wav en gelden deze uitzonderingen niet.
34. Musici en artiesten
Voor musici en artiesten die behoren tot bepaalde artistieke functiegroepen in een beperkt aantal branches, te weten dans, klassieke muziek, opera, musical, theater, toneel en cultuurwerkplaatsen gelden afwijkende regelingen. Deze functiegroepen zijn in onderstaande lijst opgenomen.
Bij verblijf voor langer dan drie maanden moeten musici en artiesten in het bezit zijn van een gecombineerde vergunning. Het UWV toetst bij het opstellen van het advies bij musici en artiesten uit de functiegroepen in genoemde branches niet aan artikel 8, eerste lid, onderdeel a (aanwezigheid prioriteitgenietend aanbod), onderdeel b (verplichte vacaturemelding bij het UWV) en onderdeel c (eigen wervingsinspanningen van de werkgever), van de Wav. Voor musici en artiesten met een verblijf korter dan drie maanden geldt een tewerkstellingsvergunningplicht. Deze tewerkstellingsvergunning wordt eveneens niet getoetst aan artikel 8, eerste lid, onder a (prioriteitgenietend aanbod), b (verplichte vacaturemelding bij het UWV) en c (eigen wervingsinspanningen van de werkgever) van de Wav. De vrijstelling, op grond van artikel 8, derde lid, onder c, van de Wav, van de wervingsinspanningen betreft uitsluitend arbeidsplaatsen boven de zogenoemde ‘zaaglijn’ die het geheel aan arbeidsplaatsen in de cultuursector in twee segmenten verdeelt. Boven de ‘zaaglijn’ bevindt zich het topsegment gedefinieerd met het van het bruto jaarinkomen afgeleide maandinkomen.
De in deze paragraaf vermelde salarissen zijn gebaseerd op de CAO Nederlandse orkesten, de CAO Theater en dans en ontleend aan de arbeidsvoorwaardenregeling analoog aan de sector Rijk en sector Onderwijs.
Beroepen/functie topsegment
|
Bruto maandsalaris1 vanaf
|
Aanvoerder 2de violen, altviolen en contrabassen
|
€ 2.383
|
Acteur
|
€ 4.233
|
Artistiek (adjunct) directeur dans/musical/cultuurwerkplaats
|
€ 2.987
|
Artistiek leider of artistiek adviseur muziek/opera
|
€ 4.020
|
Artistiek projectcoördinator cultuurwerkplaats
|
€ 2.118
|
Choreograaf
|
€ 3.200
|
Danser/musical artiest
|
€ 2.039
|
Dirigent
|
€ 4.000
|
Eerste concertmeester
|
€ 4.077
|
Eerste- of soloblazer, eerste harpist en eerste paukenist
|
€ 2.383
|
Kernbegeleiding afdelingen cultuurwerkplaats
|
€ 2.536
|
Ontwerper/vormgever (waaronder decor, kostuum, licht, geluid, video)
|
€ 1.921
|
Plaatsvervangend eerste concertmeester
|
€ 2.683
|
Regisseur
|
€ 4.233
|
Solist muziek/opera
|
€ 4.000
|
Solocellist
|
€ 3.017
|
Technische (project)specialist cultuurwerkplaats
|
€ 2.118
|
Zanger/musical artiest
|
€ 2.971
|
1 Bruto maandsalaris wordt van het jaarinkomen herleid.
De meest recente CAO is het uitgangspunt.
34a. Conservatoren en restauratoren in dienst van werkgevers, lid van de Museumvereniging
Bij verblijf voor langer dan drie maanden moeten conservatoren en restauratoren in het bezit zijn van een gecombineerde vergunning. De leden van de Museumvereniging hebben met regelmaat internationale expertise op het terrein van conservatoren en restauratoren nodig. Bij het vaststellen van haar advies aan de IND met betrekking tot aanvragen voor een gecombineerde vergunning voor conservatoren en restauratoren van werkgevers die lid zijn van de Museumvereniging, toetst UWV, in afwijking van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c van de Wav, niet op de aanwezigheid van prioriteitgenietend aanbod, de verplichte vacaturemelding bij UWV en de wervingsinspanningen van de werkgever. Conservatoren en restauratoren die werkzaamheden komen verrichten bij musea die aangesloten zijn bij de Museumvereniging voor korter dan zes aaneengesloten weken in een periode van 13 weken, kunnen ook gebruik maken van de vrijstelling zoals beschreven in artikel 1, eerste lid, onderdeel a en onder 7, van het BuWav, omdat dan ook sprake is van incidentele arbeid.
35. Leeftijdsgrens
Artikel 9, eerste lid, onder b, van de Wav biedt de mogelijkheid leeftijdsgrenzen te stellen. Op grond daarvan is in artikel 9 van de RuWav bepaald dat een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning kan worden geweigerd ten aanzien van een vreemdeling die jonger is dan 18 jaar. Een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning zal niet worden geweigerd voor de vreemdeling die minimaal 16 jaar is en voor wie een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning kan worden verleend op grond van paragraaf 31 voor het volgen van een stage van maximaal drie maanden in het kader van internationale uitwisselingsprogramma’s tussen MBO-instellingen.
36. Niet naleven voorschrift
Op grond van artikel 9, eerste lid, onder c, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden geweigerd als de aanvraag een werkgever betreft aan wie in de vooorafgaande vijf jaar een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning is afgegeven, waaraan een voorschrift als bedoeld in artikel 10 van de Wav is verbonden. In dat geval zal steeds worden nagegaan of de in die eerdere vergunning gestelde voorschriften geheel zijn nagekomen. Als de voorschriften in betekenende mate niet zijn nagevolgd, wordt een vergunning in de regel geweigerd. Als de voorschriften wel in aanzienlijke mate maar niet geheel zijn nagevolgd, zal in de regel geen vergunning op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wav worden afgegeven.
37. Huisvesting
Op grond van artikel 9, eerste lid, onder d, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden geweigerd, als er geen passende huisvesting voor de vreemdeling beschikbaar is. De beoordeling vindt in eerste instantie plaats op grond van de bij de aanvraag verstrekte informatie. Zo nodig zal de aanvrager de gemeente om een oordeel over de huisvesting dienen te verzoeken. Deze beoordeling behelst zowel de beschikbaarheid van de huisvesting, inclusief de rechtmatigheid van het betrekken van de huisvesting, alsook een kwalificatie van de geschiktheid van de huisvesting, zoals veiligheid en hygiëne, gedurende de periode van tewerkstelling. Ook het UWV kan de gemeente om dit oordeel verzoeken.
38. Sectorale convenanten
Het UWV kan een tewerkstellingsvergunning weigeren of adviseren een gecombineerde vergunning niet te verlenen als niet is voldaan aan bepalingen die zijn opgenomen in een sectoraal convenant als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder e, van de Wav.
Als sectoraal convenant in de zin van artikel 9, eerste lid, onder e, van de Wav wordt slechts in aanmerking genomen een convenant dat voldoet aan de volgende vereisten:
a. partijen bij het convenant zijn in ieder geval het UWV en representatieve werkgeversorganisaties;
b. het UWV heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in kennis gesteld van het voornemen het convenant tot stand te brengen;
c. het convenant is erop gericht dat binnen een redelijke termijn meer prioriteitgenietend arbeidsaanbod aanwezig is door middel van onder meer extra wervings- of scholingsinspanningen, en
d. het UWV heeft het convenant, nadat het tot stand gekomen is, in de Staatscourant gepubliceerd.
39. Belemmeringen voor vacaturevervulling
Op grond van artikel 9, eerste lid, onder f, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden geweigerd als de werkgever belemmeringen opwerpt waardoor de arbeidsplaats niet met prioriteitgenietend aanbod kan worden vervuld. Gedacht kan worden aan irreële functie- of taaleisen. Voor tewerkstelling in de horecasector geldt dit eveneens. Het beheersen van een andere taal dan het Nederlands als voorwaarde voor vacaturevervulling kan beschouwd worden als een beletsel in de zin van artikel 9, eerste lid, onder f, van de Wav.
40. Weigering tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning na opleggen bestuurlijke boete of strafrechtelijke veroordeling naar aanleiding van overtreding arbeidswetten
Op grond van artikel 9, eerste lid, onder i, van de Wav, kan de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden geweigerd als de werkgever binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning een bestuurlijke boete is opgelegd wegens de overtreding van een van de volgende artikelen:
Bij de beoordeling of een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning geweigerd wordt, zal meewegen of sprake is van recidive of ernstige overtredingen. Van recidive is sprake als binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag meer dan een keer een bestuurlijke boete is opgelegd op grond van een van bovengenoemde artikelen en deze boetes onherroepelijk zijn geworden.
Voor ernstige overtredingen wordt verwezen naar wat daarover in de betreffende wetten staat:
a.
artikel 7:2, derde lid, Arbeidstijdenbesluit;
b.
artikel 9.10a, derde lid, Arbeidsomstandighedenbesluit;
c.
artikel 3, derde lid, Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag;
d.
artikel 4b, derde lid, Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen;
e.
artikel 3, derde lid, Besluit arbeidsbemiddeling;
Op grond van artikel 9, eerste lid, onder j, van de Wav, kan de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden geweigerd als de werkgever binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning strafrechtelijk is veroordeeld op grond van:
Als een werkgever is veroordeeld op grond van een van deze artikelen, kan zijn aanvraag om een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden afgewezen. Daarbij wordt meegewogen of sprake is van recidive. Deze weigeringsgronden kunnen ook toegepast worden als de aanvraag om een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning wordt ingediend door een bedrijf waarvan (een van) de bestuurder(s) eerder een bestuurlijke boete in het kader van deze wetten is opgelegd of hiervoor strafrechtelijk is veroordeeld.
Een aanvraag om een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning kan niet worden afgewezen als de beslissing tot oplegging van de bestuurlijke boete of de strafrechtelijke veroordeling nog niet onherroepelijk is.
41. Weigering van de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning vanwege afwijzing, schorsing of intrekking van de erkenning als referent van de werkgever.
Indien een werkgever bij de IND een aanvraag heeft ingediend om aangemerkt te worden als erkende referent en deze erkenning is afgewezen, geschorst of ingetrokken kan een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning op grond van artikel 9, eerste lid, onder g, van de Wav worden geweigerd.
Een aanvraag tot erkenning als referent kan op grond van artikel 2e Vw 2000 worden afgewezen indien:
a. de aanvrager, voor zover vereist op grond van de Handelsregisterwet 2007, niet is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet;
b. de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming, rechtspersoon of organisatie onvoldoende is gewaarborgd;
c. de betrouwbaarheid van de aanvrager of van de direct of indirect bij die onderneming, rechtspersoon of organisatie betrokken natuurlijke of rechtspersonen of ondernemingen onvoldoende vast staat;
d. de erkenning als referent van de aanvrager of van de direct of indirect bij die onderneming, rechtspersoon of organisatie betrokken rechtspersoon of organisatie betrokken rechtspersonen of ondernemingen binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvraag is ingetrokken, of
e. de aanvrager niet voldoet aan de vereisten die verband houden met het doel waarvoor de vreemdeling in Nederland verblijft of wil verblijven, waaronder in ieder geval kan worden verstaan de aansluiting bij en naleving van een gedragscode.
De erkenning als referent kan op grond van artikel 2f Vw 2000 worden geschorst op grond van ernstige vermoedens dat er grond bestaat om de erkenning als referent in te trekken op grond van artikel 2g Vw 2000.
Artikel 2g Vw 2000 bepaalt dat de erkenning als referent kan worden ingetrokken, indien:
a. de erkenning is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens;
b. de erkende referent niet langer voldoet aan de voorwaarden voor erkenning;
c. de erkende referent zich niet heeft gehouden aan zijn verplichtingen als referent, of
d. de erkende referent daarom verzoekt.
Referenten worden na inwilliging van hun aanvraag om erkenning als referent opgenomen in het openbare register van de IND. Bij schorsing of intrekking van de erkenning worden zij uit het openbare register verwijderd. Indien de IND op basis van artikel 2e, onder c, van de Vw2000 de erkenning als referent afwijst, zal het UWV in de regel de aangevraagde tewerkstellingsvergunning weigeren dan wel bij een gecombineerde vergunning adviseren deze te weigeren. Het gaat er hier namelijk om dat de IND in dat geval heeft geoordeeld dat de betrouwbaarheid van de aanvrager onvoldoende vaststaat. Bij die beoordeling kunnen strafrechtelijke antecedenten een rol spelen, die relevant worden geacht in het kader van de erkenning. Ook zal het UWV de vergunning in de regel weigeren als de IND op basis van artikel 2g van de Vw2000, onder a, b en c, de erkenning van de referent heeft ingetrokken.
Het UWV zal de tewerkstellingsvergunning in ieder geval nog niet kunnen weigeren, dan wel negatief adviseren bij een gecombineerde vergunning op grond van artikel 9, eerste lid, onder g, van de Wav indien de beslissing tot afwijzing, schorsing of intrekking van de erkenning als referent niet onherroepelijk is.
42. Weigering van de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning vanwege oplegging van een bestuurlijke boete aan de werkgever met erkenning als referent
Op grond van artikel 9, eerste lid, onder h, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden geweigerd indien een werkgever binnen een periode van vijf jaar voor de dag dat de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning wordt aangevraagd een bestuurlijke boete opgelegd heeft gekregen op grond van artikel 55a van de Vw2000 of is gestraft op grond van artikel 108 Vw2000.
Artikel 55a van de Vw2000, eerste lid, bepaalt dat bij een overtreding van de verplichtingen bij of krachtens artikel 2a, tweede lid, onder b (de zorgplicht jegens de vreemdeling), 2t, tweede en derde lid (eigen verklaringen worden volledig en naar waarheid opgesteld en alle relevante gegevens en bescheiden worden verstrekt), 24a, tweede en derde lid (eigen verklaringen worden volledig en naar waarheid opgesteld en alle relevante gegevens en bescheiden worden verstrekt), 54, eerste lid, onder a tot en met e en g, en tweede lid (verschillende toezichtmaatregelen) een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Deze boete is maximaal € 3.000 voor ondernemingen, rechtspersonen en andere organisaties en € 1.500 voor natuurlijke personen.
In artikel 108 van de van de Vw2000 worden verschillende strafbepalingen genoemd. De opgelegde straf kan een geldboete zijn of een periode van hechtenis zijn.
De overtredingen die genoemd zijn in artikel 55a van de Vw2000 zijn over het algemeen door de IND eenvoudig vast te stellen en hebben een geringe normatieve lading.
Bij een derde overtreding van de verplichtingen genoemd in artikel 55a van de Vw2000, is er sprake van recidive en kan de IND een verhoogde boete opleggen. Geconstateerde overtredingen kunnen ook leiden tot verscherpt toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften door de desbetreffende referent.
Het UWV zal de tewerkstellingsvergunning dan ook in de regel weigeren, dan wel bij een gecombineerde vergunning adviseren deze vergunning niet te verlenen als er sprake is van een derde overtreding van de verplichtingen genoemd in artikel 55a van de van de Vw2000.
Daarnaast wordt de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning in de regel geweigerd indien de referent is gestraft op grond van artikel 108 van de Vw2000.
Het UWV zal een tewerkstellingsvergunning ieder geval nog niet kunnen weigeren, dan wel bij een gecombineerde vergunning niet adviseren deze vergunning niet te verlenen op grond van artikel 9, eerste lid, onder h, van de Wav indien de beslissing tot oplegging van de bestuurlijke boete of oplegging van een straf op grond van artikel 108 van de Vw2000 niet onherroepelijk is.
42a. Seizoenarbeid
Voor vreemdelingen die als seizoenarbeider in de zin van artikel 3, onder b, Richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeid een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning onder de beperking ‘seizoenarbeid’ aanvragen, gelden, naast de weigeringsgronden uit artikel 8 van de Wav, op grond van deze richtlijn een aantal afwijkende toelatingsvoorwaarden en weigeringsgronden.
UWV verleent een tewerkstellingsvergunning voor seizoenarbeid, dan wel een gecombineerde vergunning onder de beperking ‘seizoenarbeid’ voor arbeid in de land- en tuinbouwsector.
Bij de aanvraag wordt door de werkgever een geldige arbeidsovereenkomst overgelegd, waarin in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:
– de plaats waar de arbeid wordt verricht en de aard van de werkzaamheden;
– de duur van de tewerkstelling;
– het door de werkgever verschuldigde loon;
– het aantal werkuren per week of per maand;
– de lengte van het betaald verlof; en
– indien mogelijk, de datum waarop het werk wordt aangevangen.
Bij de aanvraag toont de werkgever ook aan dat er passende huisvesting als bedoeld in paragraaf 37 voor de vreemdeling beschikbaar is. Wanneer er geen passende huisvesting beschikbaar is voor de vreemdeling, wordt de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning op grond van artikel 9, eerste lid, onder d, van de Wav geweigerd.