In dit besluit wordt verstaan onder:
-
a.
minister: Minister voor Wonen en Rijksdienst;
-
b.
ministerie: ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
-
c.
inspecteur-generaal: inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van het Instellingsbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport;
-
d.
d. herziene richtlijn energieprestatie gebouwen:
richtlijn nr. 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie
van gebouwen (herschikking) (PbEU L153);
-
e.
verordening bouwproducten:
verordening nr. 305/2011/EU van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde
voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PbEU L88).
-
2 Aan de inspecteur-generaal wordt volmacht verleend voor het verrichten van rechtshandelingen
die verband houden met de invordering van verbeurde dwangsommen en van gemaakte kosten
voor bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze verband houden met de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
-
1 Aan de inspecteur-generaal wordt mandaat en machtiging verleend voor het behandelen
van bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in artikel 2, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, voor zover het
besluit waartegen het bezwaar zich richt, niet door hem krachtens mandaat is genomen.
-
2 De inspecteur-generaal kan de volmacht, bedoeld in artikel 2, tweede lid, verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen.
-
4 Een afschrift van een besluit inzake volmacht, ondermandaat en machtiging als bedoeld
in het derde lid wordt gezonden aan de minister en aan degenen aan wie krachtens het
besluit volmacht, ondermandaat of machtiging is verleend.
Het krachtens dit mandaat, volmacht en machtiging ondertekenen van stukken geschiedt
als volgt:
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
namens deze:
(handtekening)
(naam functionaris)
(functie)
De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport, met uitzondering van hen
die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen, worden aangewezen
als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
artikel 120, tweede lid, van de Woningwet, voortvloeiend uit de verordening bouwproducten en de herziene richtlijn energieprestatie
gebouwen.
De inspecteur-generaal is niet bevoegd om zelfstandig verzoeken in het kader van de
Wet openbaarheid van bestuur, de Wet nationale ombudsman of de Wet bescherming persoonsgegevens, voor zover die verband houden met de uitvoering van de in de artikelen 2, 3 en 6 van dit besluit bedoelde taken namens de minister af te doen. Dergelijke zaken worden
door de inspecteur-generaal inhoudelijk voorbereid en ter afdoening, door tussenkomst
van de Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het ministerie, aan de secretaris-generaal
van het ministerie onderscheidenlijk de minister voorgelegd.
[Red: Wijzigt het Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving.]
-
2 Dit besluit heeft geen betrekking op de behandeling van gerechtelijke procedures inzake
de aangelegenheden, bedoeld in de artikelen 2, 3 en 6, die op 1 januari 2014 aanhangig zijn.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandatering aan ILT van handhavingsbevoegdheden
en aanwijzing toezichthouders op het terrein van BZK-wetgeving.