|
|
|
Categorie-indeling F:
|
|
|
|
|
|
|
1- Natuurlijk persoon;
|
|
|
|
|
|
|
2- Rechtspersoon.
|
|
|
|
|
|
|
Bestuurlijke strafbeschikking milieu
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 001 – BM 010 en BM 612 – BM 613a: Wet Milieubeheer
|
|
|
|
BM
|
001
|
a
|
zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking
– buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of
te verbranden: 1–5 m3
|
10.2 Wm
|
410
|
3.000
|
BM
|
001
|
b
|
zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking
– buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of
te verbranden: 5–10 m3
|
10.2 Wm
|
410
|
6.000
|
BM
|
003
|
|
zich door afgifte aan een ander hebben ontdaan van bedrijfsafvalstoffen; max. 10 m3
|
10.37 lid 1 Wm
|
750
|
3.000
|
BM
|
004
|
|
niet registreren van één of meer gegevens als bedoeld in artikel 10.38 lid 1 Wet milieubeheer bij afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen
|
10.38 lid 1 Wm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
005
|
|
geen melding maken met betrekking tot afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke
afvalstoffen aan het bevoegd gezag
|
10.38 lid 3 Wm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
006
|
|
niet verstrekken van een begeleidingsbrief, welke ten minste de gegevens bevat die
zijn genoemd in art. 10.39 lid 1 onder a en 10.38 lid 1 van de Wet milieubeheer bij afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke stoffen aan een persoon als bedoeld
in art. 10.37 lid 2 onder a tot en met e Wet milieubeheer
|
10.39 lid 2 Wm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
007
|
|
niet melden van afgifte van bedrijfsafvalstoffen aan het bevoegd gezag door een persoon
als bedoeld in art. 10.37 lid 2 onder a of b van de Wet milieubeheer
|
10.40 lid 1 Wm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
008
|
|
in ontvangst nemen van bedrijfsafvalstoffen door een persoon als bedoeld in art. 10.40 lid 1 Wet milieubeheer zonder dat daarbij een omschrijving en een begeleidingsbrief als bedoeld in art. 10.39 lid 1 onder a en b Wet milieubeheer worden verstrekt
|
10.40 lid 2 Wm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
009
|
|
tijdens het vervoer van bedrijfsafvalstoffen geen begeleidingsbrief als bedoeld in
art. 10.39 Wet milieubeheer aanwezig hebben, zolang degene die afvalstoffen onder zich heeft
|
10.44 lid 1 Wm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
010
|
|
bedrijfsafvalstoffen inzamelen zonder vermelding op een lijst van inzamelaars
|
10.45 lid 1 onder a Wm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
612
|
|
zich niet houden aan de voorschriften bij de inzamelvergunning
|
18.18 Wm jo 10.49 lid 2 Wm
|
750
|
2.000
|
BM
|
613
|
a
|
zonder vermelding als vervoerder op de lijst van vervoerders bedrijfsafvalstoffen
of gevaarlijke afvalstoffen voor anderen tegen vergoeding vervoeren
|
10.55 lid 1 onder a Wm
|
750
|
1.000
|
BM
|
613
|
b
|
zonder vermelding als handelaar op de lijst van handelaars bedrijfsafvalstoffen of
gevaarlijke afvalstoffen verhandelen
|
10.55 lid 1 onder b Wm
|
750
|
2.000
|
BM
|
613
|
c
|
zonder vermelding als bemiddelaar op de lijst van bemiddelaars ten behoeve van anderen
bemiddelen bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen
|
10.55 lid 1 onder c Wm
|
750
|
2.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 030, BM 034, BM 036 – BM 037, BM 042, BM 636 – BM 638 en BM 710: Europese
Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA)
|
|
|
|
BM
|
030
|
|
overbrengen van afvalstoffen zonder de betrokken bevoegde autoriteiten zo spoedig
mogelijk op de hoogte te brengen van een – wegens onvoorziene omstandigheden benodigde
– routewijziging bij een algemene kennisgeving
|
10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 13 lid 2 EVOA
|
600
|
600
|
BM
|
034
|
|
overbrengen van afvalstoffen terwijl het vervoersdocument niet volledig of onjuist
is ingevuld of niet is ondertekend door de kennisgever
|
10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder a EVOA
|
600
|
600
|
BM
|
036
|
|
overbrengen van afvalstoffen waarbij het transport van afvalstoffen op een andere
dan de opgegeven transportdatum plaatsvindt
|
10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder b EVOA
|
600
|
600
|
BM
|
037
|
|
overbrengen van afvalstoffen waarbij het vervoer niet vergezeld gaat van de juiste
documenten (vervoersdocument, de afschriften van het kennisgevingsdocument met de
schriftelijke toestemmingen en de voorwaarden die door de betrokken bevoegde autoriteiten
respectievelijk zijn verleend en gesteld)
|
10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder c, tweede volzin EVOA
|
1.000
|
1.000
|
BM
|
042
|
|
niet gedurende ten minste 5 jaar door de kennisgever en/of de ontvanger en/of de inrichting
die de afvalstoffen heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten
verzonden documenten inzake de overbrenging van afvalstoffen
|
10.56 Wm i.v.m. 5 Regeling EG-verordening overbrenging van afvalstoffen
|
1.700
|
5.000
|
BM
|
636
|
|
niet gedurende drie jaar door de kennisgever, de ontvanger, de inrichting die de afvalstoffen
heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten
inzake de kennisgeving van een transport
|
10.60 lid 7 onder a Wm ivm art. 20 lid 1 EVOA
|
1.700
|
5.000
|
BM
|
637
|
|
niet gedurende drie jaar bewaren van de uit hoofde van artikel 18 lid 1 EVOA verstrekte
informatie door de opdrachtgever, de ontvanger en de inrichting die de afvalstoffen
ontvangt
|
10.60 lid 7 onder a Wm ivm art. 20 lid 2 EVOA
|
1.700
|
1.700
|
BM
|
638
|
a
|
overbrengen van groene lijst afvalstoffen voor nuttige toepassing met onvolledige
bijlage VII informatie
|
10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 sub g onder iii EVOA
|
600
|
1.000
|
BM
|
638
|
b
|
overbrengen van groene lijst afvalstoffen voor nuttige toepassing zonder bijlage VII
informatie
|
10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 sub g onder iii EVOA
|
1.800
|
3.000
|
BM
|
710
|
|
het niet voorhanden hebben van een juridisch bindend contract bij aanvang van de overbrenging
|
10.60 lid 5 sub a Wm ivm 18 lid 2 EVOA
|
1.800
|
3.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 025, BM 500 en BM 618 – BM 621: Regeling afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur
|
|
|
|
BM
|
025
|
a
|
als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische
apparatuur niet voorzien van: een symbool zoals opgenomen is in bijlage IV bij Richtlijn nr. 2002/96/EG (afvalcontainer met kruis)
|
15 lid 1 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
|
1.500
|
5.000
|
BM
|
025
|
c
|
als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische
apparatuur niet voorzien van: een aanduiding waaruit blijkt dat het apparaat na 13 augustus
2005 op de markt is gebracht
|
16 lid 4 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
|
1.500
|
5.000
|
BM
|
500
|
|
als distributeur bij het ter beschikking stellen van een nieuw product, een soortgelijk
na gebruik vrijgekomen product – zijnde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
– van particuliere huishoudens, dat hem wordt aangeboden niet ten minste om niet innemen
|
4 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
|
250
|
500
|
BM
|
619
|
|
als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur zich niet melden bij
het register
|
19 lid 1 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
|
1.500
|
5.000
|
BM
|
620
|
|
als producent en/of zijn gemachtigde niet de in deel A van bijlage X bij de Richtlijn nr. 2012/19/EU genoemde informatie verstrekken bij de registratie en/of niet actueel houden van
de informatie
|
19 lid 2 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
|
1.500
|
5.000
|
BM
|
621
|
|
als producent en/of zijn gemachtigde niet de in deel B van bijlage X bij de Richtlijn nr. 2012/19/EU genoemde informatie voor 1 mei over het voorafgaande kalenderjaar verstrekken
aan het register
|
19 lid 3 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
|
1.500
|
5.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 531 en BM 649: Besluit asbestwegen milieubeheer
|
|
|
|
BM
|
531
|
|
als degene die een asbestbevattende weg voorhanden heeft de aanwezigheid hiervan niet
melden
|
5 lid 1 Besluit asbestwegen milieubeheer
|
1.500
|
5.000
|
BM
|
649
|
|
het voorhanden hebben van een asbesthoudende weg
|
2 lid 1 Besluit asbestwegen milieubeheer
|
1.500
|
5.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 533a – BM 538, BM 573 – BM 589, BM 650 – BM 656 en BM 730 – BM 735b, BM768:
Bouwbesluit (Bb)
|
|
|
|
BM
|
532
|
|
zonder of in afwijking van een sloopmelding slopen, terwijl daarbij asbest wordt verwijderd
of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m3 zal bedragen
|
1.26 lid 1 Bouwbesluit
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
533
|
a
|
door degene die sloopt c.q. degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet binnen
wettelijke termijnen voorafgaande aan de feitelijke aanvang van de sloop of sanering
aan het bevoegd gezag de datum of het tijdstip van de feitelijke aanvang van de sloop-
en/of saneringswerkzaamheden melden
|
1.33 Bb jo 120 lid 2 Ww
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
533
|
b
|
door degene die de werkzaamheden heeft uitgevoerd, niet schriftelijk melden van de
datum van voltooiing van de sloop c.q. sanering binnen de wettelijke termijnen na
beëindiging van de sloop- of saneringswerkzaamheden aan het bevoegd gezag
|
1.33 Bb jo 120 lid 2 Ww
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
533
|
d
|
als degene die sloopwerkzaamheden heeft uitgevoerd geen opgave van hoeveelheid vrijgekomen
afvalstoffen overleggen aan bevoegd gezag
|
1.33 lid 5 Bb
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
768
|
|
degene die de sloopwerkzaamheden heeft uitgevoerd en daarbij asbest heeft verwijderd
dat is ingedeeld in risicoklasse 2 of 2A, heeft niet binnen twee weken nadat de eindbeoordeling
is verricht, in het LAVS een bewijs van de afvoer van het asbestafval, onder opgave
van het gewicht en van de afvoerbestemming van het asbestafval, ingevoerd
|
1.33 lid 6 Bb
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
534
|
|
niet onmiddellijk in kennis stellen bevoegd gezag van ontdekken asbest dat niet is
opgenomen in asbestinventarisatierapport
|
1.26 lid 8 Bb
|
1.000
|
3.000
|
BM
|
535
|
|
in en/of op en/of aan een bouwwerk en/of op een open terrein voorwerpen en/of stoffen
geplaatst en/of handelingen verricht waardoor voor de omgeving hinderlijke en/of schadelijke
wijze rook en/of roet en/of walm en/of stof wordt verspreid
|
7.22 sub a Bb
|
750
|
1.500
|
BM
|
536
|
|
geen kooldioxidemeter in een verblijfsruimte in een onderwijsfunctie voor basisonderwijs
aanwezig hebben
|
7.23 lid 1 Bb
|
500
|
750
|
BM
|
537
|
|
niet naleven nadere voorwaarden opgelegd door bevoegd gezag bij sloopmelding
|
1.29 Bb
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
538
|
a
|
niet ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van de sloopwerkzaamheden een
sloopmelding indienen bij het bevoegd gezag, de uitzonderingen genoemd onder artikel 1.26 lid 4 onder a en b zijn niet van toepassing
|
1.26 lid 4 Bb
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
538
|
b
|
niet ten minste vijf werkdagen voor de voorgenomen aanvang van de sloopwerkzaamheden
een sloopmelding indienen bij het bevoegd gezag, de uitzonderingen genoemd onder artikel 1.26 lid 4 onder a en b zijn niet van toepassing
|
1.26 lid 4 Bb
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
573
|
|
het onderhoud van de brandmeldinstallatie is niet conform NEN 2654-1
|
6.20 lid 7 Bb
|
1.250
|
2.500
|
BM
|
574
|
|
het onderhoud van het ontruimingsalarm is niet conform NEN 2654-2
|
6.23 lid 5 Bb
|
1.250
|
2.500
|
BM
|
575
|
|
zonder gebruiksmelding een bouwwerk in gebruik nemen
|
1.18 lid 1 onder a Bb
|
1.000
|
1.750
|
BM
|
576
|
|
niet hebben van noodverlichting in een verblijfsruimte voor meer dan 75 personen en
een besloten ruimte waardoor een vluchtroute uit die verblijfsruimte voert
|
6.3 lid 1 Bb
|
1.500
|
2.250
|
BM
|
577
|
|
niet hebben van een brandmeldinstallatie conform NEN 2535
|
6.20 lid 1 Bb
|
2.000
|
5.000
|
BM
|
578
|
|
niet hebben van een geldig inspectiecertificaat voor een voorgeschreven brandmeldinstallatie
|
6.20 lid 1 onder 6 Bb
|
750
|
1.500
|
BM
|
579
|
|
niet hebben van rookmelders conform NEN 2555
|
6.21 jo art. 1.16 Bb
|
500
|
1.000
|
BM
|
580
|
|
niet hebben van een ontruimingsalarminstallatie conform NEN 2575
|
6.23 lid 1 Bb
|
1.500
|
2.500
|
BM
|
581
|
|
niet hebben van een geldig inspectiecertificaat voor een voorgeschreven ontruimingsalarminstallatie
|
6.23 lid 4 Bb
|
750
|
1.000
|
BM
|
582
|
|
niet hebben van een ontruimingsplan
|
6.23 lid 6 Bb
|
750
|
1.500
|
|
|
|
niet hebben van vluchtrouteaanduidingen, te weten:
|
6.24 Bb
|
|
|
BM
|
583
|
a
|
– 1 tot 3 ontbrekende aanduidingen
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
583
|
b
|
– 4 tot 6 ontbrekende aanduidingen
|
|
1.000
|
1.500
|
BM
|
583
|
c
|
– meer dan 6 ontbrekende aanduidingen
|
|
1.500
|
2.000
|
BM
|
584
|
|
in een vluchtroute hebben van deuren die bij het openen tegen de vluchtroute indraaien
|
6.25 lid 5 Bb
|
750
|
1.250
|
BM
|
585
|
|
niet hebben van een brandslanghaspel
|
6.28 Bb
|
1.250
|
1.750
|
|
|
|
niet aanwezig hebben van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen, te weten:
|
6.31 Bb
|
|
|
BM
|
586
|
a
|
– 1 tot 3 ontbrekende blustoestellen
|
|
1.250
|
2.000
|
BM
|
586
|
b
|
– 4 tot 6 ontbrekende blustoestellen
|
|
1.500
|
2.250
|
BM
|
586
|
c
|
– meer dan 6 ontbrekende blustoestellen
|
|
2.000
|
3.000
|
BM
|
587
|
a
|
een rookbeheersingsinstallatie is niet voorzien van een geldig inspectiecertificaat
dat is afgegeven op grond van het CCV-inspectieschema Rookbeheersingsinstallaties
|
6.32 lid 2 Bb
|
1.750
|
2.500
|
BM
|
587
|
|
niet hebben van een geldig inspectiecertificaat voor een voorgeschreven automatische
brandblusinstallatie
|
6.32 lid 1 Bb
|
750
|
1.000
|
BM
|
588
|
|
in geopende stand vastzetten van een zelfsluitend constructieonderdeel (tenzij automatisch
losgelaten)
|
7.3 Bb
|
250
|
500
|
BM
|
589
|
|
opslaan van brandbare goederen in een ruimte met een of meer verbrandingstoestellen
(stookruimte)
|
7.8 Bb
|
750
|
1.250
|
BM
|
650
|
|
een gebruiksmelding niet ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van het
gebruik schriftelijk hebben ingediend
|
1.19 lid 1 Bb
|
1.000
|
1.500
|
BM
|
651
|
|
het niet hebben van bescheiden tijdens het bouwen
|
1.23 Bb
|
750
|
1.500
|
BM
|
652
|
|
het niet hebben van bescheiden tijdens het slopen
|
1.32 Bb
|
750
|
1.500
|
BM
|
653
|
|
aankleding in een besloten ruimte levert brandgevaar op
|
7.4 Bb
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
654
|
|
het niet nemen van maatregelen tijdens uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden
|
8.2 lid 1 Bb
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
655
|
|
tijdens bedrijfsmatige bouw- of sloopwerkzaamheden niet houden aan de geluidseisen
|
8.3 Bb
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
656
|
|
tijdens bouw- of sloopwerkzaamheden geen maatregelen getroffen tegen visueel waarneembare
stofverspreiding
|
8.5 Bb
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
730
|
|
een voorgeschreven draagbaar of verrijdbaar blustoestel niet ten minste eenmaal per
twee jaar overeenkomstig NEN 2559 op goede werking controleren
|
6.31 lid 4 Bb
|
500
|
1.000
|
BM
|
731
|
|
de technische ruimte waarin één of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale
belasting van meer dan 160 kW worden opgesteld, is geen afzonderlijk brandcompartiment
|
2.89 lid 7 Bb
|
1.500
|
2.500
|
BM
|
732
|
|
de WBDBO van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment en een besloten
ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert, is niet ten minste 20 minuten
|
2.90 lid 1 Bb
|
1.500
|
2.500
|
BM
|
733
|
|
de WBDBO van een beschermd subbrandcompartiment naar een andere ruimte in het brandcompartiment
is niet ten minste 20 minuten
|
2.100 lid 2 Bb
|
1.500
|
2.500
|
BM
|
734
|
|
een gesloten deur op een vluchtroute kon, bij aanwezigheid van personen in een bouwwerk,
niet zonder sleutel geopend worden
|
7.12 lid 1 Bb
|
1.250
|
1.750
|
BM
|
735
|
a
|
een vluchtrouteaanduiding wordt niet conform voorschriften fabrikant adequaat beheerd,
onderhouden en gecontroleerd
|
1.16 lid 1 Bb
|
750
|
1.250
|
BM
|
735
|
b
|
een blusmiddel wordt niet conform voorschriften fabrikant adequaat beheerd, onderhouden
en gecontroleerd
|
1.16 lid 1 Bb
|
750
|
1.250
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummer BM 715: Productenbesluit asbest (PbA)
|
|
|
|
BM
|
715
|
a
|
het invoeren van asbest of asbesthoudende producten
|
4 PbA
|
500
|
1.500
|
BM
|
715
|
b
|
het voor handen hebben van asbest of asbesthoudende producten
|
4 PbA
|
500
|
1.500
|
BM
|
715
|
c
|
het aan een ander beschikbaar stellen van asbest of asbesthoudende producten
|
4 PbA
|
500
|
5.000
|
BM
|
715
|
d
|
het toepassen van asbest of asbesthoudende producten
|
4 PbA
|
500
|
5.000
|
BM
|
715
|
e
|
het bewerken van asbest of asbesthoudende producten
|
4 PbA
|
500
|
5.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 045 – BM 066 en BM 750: Besluit gebruik meststoffen (BGM)
|
|
|
|
BM
|
045
|
|
gebruiken van meststoffen
|
1a lid 1 BGM
|
900
|
1.500
|
BM
|
046
|
|
gebruiken van zuiveringsslib, herwonnen fosfaten en overige organische meststoffen
|
1b lid 1 BGM
|
900
|
1.500
|
BM
|
047
|
|
gebruiken van zuiveringsslib op weideland gedurende de periode van beweiding
|
1d onderdeel a BGM
|
900
|
1.500
|
BM
|
048
|
|
gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor de teelt van voedergewassen,
minder dan drie weken voor de oogst
|
1d onderdeel b BGM
|
1.200
|
1.800
|
BM
|
049
|
|
gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor groente- of fruitaanplant,
met uitzondering van fruitbomen, gedurende de groeiperiode van de groente onderscheidenlijk
het fruit
|
1d onderdeel c BGM
|
1.200
|
1.800
|
BM
|
050
|
|
gebruiken van zuiveringsslib op grond die is bestemd voor de teelt van groenten of
vruchten, die gewoonlijk in rechtstreeks contact met de bodem staan en rauw worden
geconsumeerd, minder dan tien maanden voor de oogst alsmede tijdens de oogst
|
1d onderdeel d BGM
|
1.200
|
1.800
|
BM
|
051
|
a
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, herwonnen fosfaten, compost of overige organische
meststoffen op natuurterrein
|
2 lid 1 BGM
|
1.200
|
1.800
|
BM
|
051
|
b
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, herwonnen fosfaten, compost of overige organische
meststoffen op overige grond
|
2 lid 1 BGM
|
900
|
1.500
|
BM
|
052
|
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, herwonnen
fosfaten of een mengsel met deze meststoffen, indien de bodem geheel of gedeeltelijk
is bevroren of geheel of gedeeltelijk is bedekt met sneeuw
|
3 lid 1 BGM
|
900
|
1.500
|
BM
|
053
|
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, herwonnen
fosfaten, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen, indien
de bovenste bodemlaag met water is verzadigd
|
3a BGM
|
900
|
1.500
|
BM
|
054
|
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, herwonnen
fosfaten, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen in de
periode van 1 september tot en met 31 januari, indien de bodem tegelijkertijd wordt
bevloeid, beregend of geïnfiltreerd
|
3b lid 1 BGM
|
900
|
1.500
|
BM
|
055
|
|
gebruiken van vaste mest of steekvast zuiveringsslib in de periode van 1 september
tot en met 31 januari
|
4 lid 1 BGM
|
900
|
1.500
|
BM
|
056
|
|
gebruiken van drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib in de periode van 1 augustus tot
en met 15 februari
|
4 lid 3 BGM
|
900
|
1.500
|
BM
|
057
|
|
gebruiken van stikstofkunstmest op bouwland of grasland in de periode van 16 september
tot en met 31 januari
|
4a lid 1 BGM
|
900
|
1.500
|
BM
|
058
|
|
vernietigen van de graszode op grasland
|
4b lid 1 BGM
|
500
|
900
|
BM
|
059
|
|
niet overeenkomstig bij ministeriële regeling aangewezen methoden die de ammoniakemissie
beperken, gebruiken van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of een mengsel met deze
meststoffen op bouwland of grasland of niet beteelde grond
|
5 BGM
|
900
|
1.500
|
BM
|
060
|
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige
organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen anders dan door een zo
gelijkmatig mogelijke verspreiding over het perceel waarop de meststoffen worden gebruikt
|
6 BGM
|
500
|
900
|
BM
|
061
|
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige
organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op grond met een hellingspercentage
van 7 of meer indien de desbetreffende grond is aangetast door geulenerosie
|
6a lid 1 BGM
|
500
|
900
|
BM
|
062
|
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen
of een mengsel met deze meststoffen op niet-beteelde grond met een hellingspercentage
van 7 of meer
|
6b lid 1 BGM
|
500
|
900
|
BM
|
063
|
|
gebruiken van stikstofkunstmest op niet-beteelde grond met een hellingspercentage
van 7 of meer
|
6c BGM
|
500
|
900
|
BM
|
064
|
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige
organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op bouwland met een hellingspercentage
van 18 of meer
|
6d BGM
|
500
|
900
|
BM
|
065
|
a
|
niet direct aansluitend en uiterlijk op 1 oktober van het desbetreffende jaar na de
teelt van maïs op zand- en lössgronden telen van een bij ministeriële regeling aangewezen
gewas
|
8a lid 1 onder a BGM
|
500
|
900
|
BM
|
065
|
b
|
niet uiterlijk op 31 oktober na de teelt van maïs op zand- en lössgronden telen van
een bij ministeriele regeling aangewezen gewas als hoofdteelt voor het volgende jaar
|
8a lid 1 onder b BGM
|
500
|
900
|
BM
|
065
|
c
|
niet direct aansluiten en uiterlijk op 31 oktober na de teelt van maïs overeenkomstig
de biologische productiemethode en maïs, niet zijnde snijmais op zand – en lössgronden
telen van een bij ministeriele regeling aangewezen gewas
|
8a lid 2 BGM
|
500
|
900
|
BM
|
066
|
|
vernietigen van gewassen die na maïs worden geteeld, bedoeld in het eerste lid onderdelen
a en b, en tweede lid, voor 1 februari van het volgende jaar
|
8a lid 3 BGM
|
500
|
900
|
BM
|
750
|
|
niet voor 1 oktober melden van de teelt van een aangewezen gewas als bedoeld in het
eerste lid, onderdeel b, aan Onze Minister met gebruikmaking van een door die minister
beschikbaar gesteld middel
|
8a lid 4 BGM
|
300
|
500
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 067 – BM 078 en BM 668 – BM 671: Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen
en zwemgelegenheden (Bhvbz)
|
|
|
|
BM
|
067
|
|
door de houder van een badinrichting geen zorg dragen dat voorafgaand aan de ingebruikneming
van de badinrichting een analyse wordt uitgevoerd met betrekking tot het risico dat
niet wordt voldaan aan het eerste lid van artikel 2a Bhvbz
|
2a lid 2 Bhvbz jo 2a lid 1 Bhvbz
|
1.500
|
2.000
|
BM
|
068
|
|
door de houder van een badinrichting niet binnen drie maanden na het gereedkomen van
de risicoanalyse bedoeld in artikel 2a Bhvbz een beheersplan opstellen voor het zwem- of badwatersysteem van de badinrichting
of niet binnen drie maanden een bestaand beheersplan herzien, terwijl uit risicoanalyse
blijkt dat sprake is van het in artikel 2a, tweede lid, Bhvbz bedoelde risico
|
2b lid 1 Bhvbz jo 2a Bhvbz
|
1.500
|
2.000
|
BM
|
069
|
|
door de houder van een badinrichting de in het beheersplan, bedoeld in artikel 2b, eerste lid, Bhvbz, vermelde risicopunten niet ten minste halfjaarlijks op de aanwezigheid van Legionella
laten onderzoeken door een laboratorium als bedoeld in artikel 10 Bhvbz
|
2c lid 1 jo 10 Bhvbz
|
1.500
|
2.250
|
BM
|
070
|
|
door de houder van een badinrichting niet onmiddellijk na de vaststelling van een
concentratie van legionellabacteriën van 100 of meer kolonievormende eenheden per
liter op de in artikel 2a, vierde lid, onder d, Bhvbz bedoelde risicopunten, Gedeputeerde Staten hiervan in kennis stellen
|
2d lid 1 Bhvbz
|
1.500
|
2.250
|
BM
|
071
|
|
ontbreken in de toevoer naar of afvoer van de filters, die deel uitmaken van de waterzuiveringsinstallatie
van een badinrichting, van een voorziening waarmee de hoeveelheid water kan worden
bepaald, die in een bepaalde tijdseenheid wordt toegevoerd, onderscheidenlijk afgevoerd
|
6 lid 1 Bhvbz
|
500
|
750
|
BM
|
072
|
|
ontbreken bij gesloten zandfilters, die deel uitmaken van de waterzuiveringsinstallatie
van een badinrichting, waarbij het filtermateriaal in fluïdisatie geraakt, van een
voorziening waardoor dit in fluïdisatie geraken waargenomen kan worden
|
7 lid 2 Bhvbz
|
500
|
750
|
BM
|
073
|
|
door de houder van een badinrichting de parameters die zijn aangegeven in bijlage I van Bhvbz, niet ten minste zo vaak als in die bijlage is aangegeven, onderzoeken
|
9 lid 1 Bhvbz jo bijlage I Bhvbz
|
1.000
|
1.500
|
BM
|
074
|
|
door de houder van een badinrichting de parameters die zijn aangegeven in de bij dit
besluit behorende bijlage I van Bhvbz niet ten minste zo vaak als in die bijlage is aangegeven, op de in de bijlage IV van Bhvbz aangegeven wijze, laten onderzoeken door een laboratorium dat voldoet aan de in artikel 10, eerste lid, Bhvbz gestelde eisen
|
10 lid 1 Bhvbz
|
1.500
|
2.000
|
BM
|
075
|
|
door de houder van een badinrichting de uitkomsten van een onderzoek als bedoeld in
artikel 10 lid 1 Bhvbz, niet laten noteren in een aan hem uit te brengen rapport
|
10 lid 2 Bhvbz jo 10 lid 1 Bhvbz
|
1.000
|
1.500
|
BM
|
076
|
|
vloeren van badinrichtingen die bestemd zijn om met blote voeten te worden betreden,
zijn niet zodanig aangelegd dat het afvloeien van schrobwater of regenwater in het
bassin niet mogelijk is
|
15 lid 1 onder c Bhvbz
|
1.000
|
1.500
|
BM
|
077
|
|
diepte van het zwem- en badwater van een badinrichting is voor de zwemmers en baders
niet duidelijk zichtbaar aangegeven op alle punten waar dit met het oog op hun veiligheid
van belang is
|
21 Bhvbz
|
750
|
1.250
|
BM
|
078
|
|
in de badinrichting wordt gedurende de openstelling niet in voldoende mate toezicht
uitgeoefend
|
25 Bhvbz
|
1.500
|
2.250
|
BM
|
668
|
|
het niet hebben van een volledig legionellabeheersplan
|
2b lid 4 jo 2b lid 1 Bhvbz
|
1.500
|
2.000
|
BM
|
669
|
|
het niet hebben van een volledige legionellarisicoanalyse
|
2a lid 4 Bhvbz
|
1.500
|
2.000
|
BM
|
670
|
|
niet in kennis stellen van Gedeputeerde Staten van voornemen om een badinrichting
op te richten en/of te wijzigen en/of uit te breiden
|
10 lid 1 Bhvbz
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
671
|
|
het zwem- en badwater voldoet niet aan de normen die in de bij Bhvbz behorende bijlage I zijn aangegeven
|
3 lid 1 Bhvbz
|
1.500
|
2.500
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 079 – BM 080 en BM 707: Ontgrondingenwet (Ogw)
|
|
|
|
BM
|
079
|
a
|
ontgronden zonder vergunning: als degene die ontgrondt
|
3 Ogw
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
079
|
b
|
ontgronden zonder vergunning: als zakelijk gerechtigde of als gebruiker van enig onroerende
zaak
|
3 Ogw
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
080
|
|
niet melden van een van de vergunningplicht vrijgestelde ontgronding
|
7 Ogw
|
750
|
1.500
|
BM
|
707
|
b
|
het dieper ontgronden dan volgens een geldende vergunning is toegestaan
|
3a Ogw
|
800
|
2.500
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 084, BM 087, BM 088, BM 590, BM 592, BM 593: Wet bodembescherming (WBB)
|
|
|
|
BM
|
084
|
a
|
door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet
gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat
door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen
van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde
die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen:
0 t/m 5 m3
|
13 WBB
|
750
|
2.500
|
BM
|
084
|
b
|
door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet
gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat
door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen
van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde
die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen:
6 t/m 10 m3
|
13 WBB
|
1.500
|
5.000
|
BM
|
087
|
a
|
door degene die bouw- en sloopafval bewerkt met een mobiele puinbreker niet (tijdig)
melden van dat bewerken aan burgemeester en wethouders
|
4 lid 1 Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval
|
1.000
|
2.500
|
BM
|
088
|
|
door degene die de bodem heeft gesaneerd, dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd,
daarvan niet zo spoedig mogelijk een verslag indienen bij Gedeputeerde Staten of in
dat verslag niet de vereiste gegevens verstrekken
|
39c WBB
|
1.500
|
5.000
|
BM
|
590
|
|
niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke
verordening): wijzigingen op het saneringsplan
|
39a WBB/PMV
|
1.000
|
3.000
|
BM
|
592
|
|
zonder milieukundige begeleiding uitvoeren van de sanering
|
39a WBB/PMV
|
1.800
|
5.000
|
BM
|
593
|
|
niet melden bij het bevoegd gezag van het voornemen de bodem te saneren, dan wel handelingen
te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd
of verplaatst
|
28 lid 1 WBB
|
2.000
|
8.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 090, BM 092, BM 100, BM 103 – BM 104 en BM 594 – BM 595: Besluit uniforme
saneringen (BUS) en Regeling uniforme saneringen (RUS)
|
|
|
|
BM
|
090
|
|
door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet
afdoende afsluiten en/of omgeven van de saneringslocatie en/of depots met een hekwerk
|
2 lid 2 BUS (jo 2.2 lid 3 RUS)
|
1.500
|
1.500
|
BM
|
092
|
|
door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet
(tijdig) melden van wijzigingen o.b.v. het Besluit uniforme saneringen en de daarbij behorende Regeling uniforme saneringen
|
10 lid 1 en 2 bus en art. 1.4 lid 1 en 2 RUS
|
1.000
|
3.000
|
BM
|
100
|
|
door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet
melden van de datum waarop de einddiepte van de ontgraving zal worden bereikt uiterlijk
één werkdag voorafgaande aan het bereiken van dat punt aan het bevoegd gezag gemeld
m.b.t. kleinschalige mobiele verontreinigingen
|
2 lid 2 BUS (jo 3.2.6 RUS)
|
1.500
|
1.500
|
BM
|
103
|
|
door degene die de landbodem of waterbodem heeft gesaneerd, niet na de uitvoering
van de sanering daarvan binnen acht weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden
schriftelijk verslag doen aan het bevoegd gezag of niet de juiste gegevens verstrekken
in het verslag
|
13 BUS
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
104
|
|
door degene die saneert, niet uiterlijk vijf werkdagen voorafgaande aan de aanvang
van de sanering aan het bevoegd gezag schriftelijk de datum of het tijdstip van de
feitelijke aanvang van de saneringswerkzaamheden melden
|
39b lid 3 Wbb, 2, lid 2 BUS jo 2.1 RUS
|
1.800
|
4.000
|
BM
|
594
|
|
het laten uitvoeren van de sanering door een persoon of instelling zonder erkenning
op grond van het Besluit bodemkwaliteit
|
2 lid 2 BUS jo 2.2 lid 1 RUS
|
2.000
|
8.000
|
BM
|
595
|
|
het laten uitvoeren van de werkzaamheden, zonder milieukundige begeleiding
|
2 lid 2 BUS jo 2.3 lid 1 RUS
|
1.800
|
5.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 105, BM 107 – BM 110, BM 112, BM 541, BM 764 en BM765: Besluit bodemkwaliteit
(Bbk)
|
|
|
|
BM
|
105
|
a
|
vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden
voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter
beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: de samenstellings-
en emissiewaarden van de bouwstof zijn bepaald overeenkomstig de bij ministeriele
regeling gestelde methoden door of onder toezicht van een persoon of instelling die
daartoe beschikt over een erkenning
|
28 lid 1 onder a Bbk
|
1.500
|
5.000
|
BM
|
105
|
c
|
vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden
voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter
beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: uit een milieuhygiënische
verklaring blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde in onderdeel a en b
|
28 lid 1 onder c Bbk
|
1.500
|
5.000
|
BM
|
105
|
d
|
vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden
voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter
beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: een afleveringsbon
bij de desbetreffende partij aanwezig is die de bij ministeriële regeling vastgestelde
gegevens bevat
|
28 lid 1 onder d Bbk
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
107
|
|
door degene die voornemens is een IBC-bouwstof toe te passen als bedoeld in artikel 30, dat voornemen niet ten minste vier weken voor het toepassen aan Onze Minister melden
|
32 lid 2 Bbk
|
1.800
|
5.000
|
BM
|
108
|
|
door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, niet overeenkomstig
de bij ministeriele regeling bepaalde methoden door een persoon of instelling die
daartoe beschikt over een erkenning, de kwaliteit van de grond of baggerspecie laten
vaststellen
|
38 lid 1 Bbk
|
1.800
|
5.000
|
BM
|
109
|
|
geen milieuhygiënische verklaring aanwezig hebben bij een partij grond en/of baggerspecie
|
38 lid 2 Bbk
|
1.800
|
5.000
|
BM
|
110
|
|
de kwaliteit van de bodem waarop of waarin de grond en/of baggerspecie wordt toegepast,
niet laten vaststellen overeenkomstig de bij regeling van onze ministers bepaalde
methoden door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning
|
40 lid 1 jo 9 lid 1 Bbk
|
1.800
|
5.000
|
BM
|
112
|
a
|
door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, dat voornemen
niet ten minste vijf werkdagen van tevoren aan Onze Minister melden tot en met 250
m3
|
42 jo 35 Bbk
|
250
|
1.500
|
BM
|
112
|
b
|
door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, dat voornemen
niet ten minste vijf werkdagen van tevoren aan Onze Minister melden meer dan 250 m3
|
42 jo 35 Bbk
|
250
|
1.500
|
BM
|
541
|
|
een werkzaamheid uitvoeren in strijd met het daarvoor geldende normdocument
|
18 lid 1 Bbk
|
1.000
|
5.000
|
BM
|
764
|
|
uitvoeren van een werkzaamheid zonder daartoe verleende erkenning
|
15 lid 1 Bbk
|
1.800
|
8.000
|
BM
|
765
|
|
gebruiken of aan een ander ter beschikking stellen van een resultaat van een werkzaamheid
wetend of vermoedend dat dit resultaat, gelet op het doel waarvoor dit wordt gebruikt,
geen betrouwbaar beeld verschaft van de eigenschappen, aard, hoedanigheid of samenstelling
van de bodem, grond, baggerspecie of bouwstof
|
16 Bbk
|
1.500
|
8.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 119 – BM 123: Besluit detectie radioactief besmet schroot
|
|
|
|
BM
|
119
|
a
|
een inrichting drijven en niet onverwijld de ioniserende straling van het schroot
dat binnen de inrichting wordt gebracht meten: meetapparatuur wel aanwezig
|
3 Besluit detectie radioactief besmet schroot
|
1.200
|
5.000
|
BM
|
120
|
|
een inrichting drijven zonder een register van de metingen, bedoeld in artikel 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot, bij te houden
|
5 Besluit detectie radioactief besmet schroot jo 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot
|
1.500
|
5.000
|
BM
|
121
|
|
metingen als bedoeld in artikel 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot niet door deskundige laten verrichten
|
6 jo 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot
|
5.000
|
10.000
|
BM
|
122
|
|
de registratie van de gegevens als bedoeld in artikel 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot niet door deskundige laten verrichten
|
6 jo 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot
|
5.000
|
10.000
|
BM
|
123
|
|
het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien
uit verwijderen van radioactief besmet schroot
|
7/8/9 Besluit detectie radioactief besmet schroot
|
5.000
|
10.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 124 – BM 126 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming
|
|
|
|
BM
|
124
|
|
het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien
uit het afvoeren van afgedankte hoogactieve bron
|
20d Besluit stralings-bescherming
|
5.000
|
10.000
|
BM
|
125
|
a
|
voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid
en Stralingsbescherming verstrekken van: informatie over volume van de bron en bronhouder
en vaste afscherming
|
4.17 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming
|
1.800
|
5.000
|
BM
|
125
|
b
|
voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid
en Stralingsbescherming verstrekken van: schriftelijk bewijs dat financiële zekerheid
is gesteld
|
4.17 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming
|
1.000
|
2.500
|
BM
|
126
|
|
als ondernemer die handelingen als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming verricht geen administratie bij houden van die handelingen
|
4.2 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming
|
1.500
|
5.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 127 – BM 135 en BM 515 – BM 526: Scheepsafvalstoffenbesluit (SAB)
|
|
|
|
BM
|
127
|
|
als schipper er geen zorg voor dragen dat bilgewater en overige olie- en vethoudende
scheepsafvalstoffen aan boord in de bilge van de machinekamer, onderscheidenlijk gescheiden
in de daarvoor bestemde verzamelreservoirs, worden verzameld en bewaard
|
11 SAB
|
500
|
1.000
|
BM
|
128
|
|
als schipper voor de opslag van afgewerkte olie los aan dek staande verzamelreservoirs
gebruiken
|
12 lid 2 SAB
|
500
|
1.000
|
BM
|
129
|
|
als schipper er niet zorg voor dragen dat een geldig olie-afgifteboekje aan boord
aanwezig is
|
14 lid 1 SAB
|
250
|
750
|
BM
|
130
|
|
als schipper, na verkrijging van een nieuw olie-afgifteboekje, niet het voorgaande
olie-afgifteboekje ten minste zes maanden na de datum van de laatste daarin opgenomen
vermelding van een afgifte aan boord bewaren
|
14 lid 4 SAB
|
150
|
500
|
BM
|
131
|
a
|
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van
een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het schip bij het laden
vrij van overslagresten of het verwijderen van overslagresten na het laden
|
33 jo 41 SAB
|
2.500
|
5.000
|
BM
|
131
|
b
|
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van
een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen
van droge lading van of uit het laadruim van een schip de in het laadruim achtergebleven
restlading en/of verpakkings- en stuwingsmateriaal verwijderen en zoveel mogelijk
toevoegen aan geloste lading
|
33 jo 42 SAB
|
2.500
|
5.000
|
BM
|
131
|
c
|
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van
een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen
van vloeibare lading uit een ladingtank van een schip met behulp van een leiding,
aangesloten op het nalenssysteem van het schip, de restlading uit de ladingtank verwijderen,
zodanig dat de losstandaard nagelensde ladingtank wordt bereikt
|
33 jo 43 SAB
|
2.500
|
5.000
|
BM
|
131
|
d
|
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van
een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: bij het lossen uit een
laadruim of een ladingtank van een schip het laadruim of die ladingtank wassen en
het afvalwater met ladingrestanten innemen
|
33 jo 45 SAB
|
3.500
|
7.500
|
BM
|
131
|
g
|
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van
een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: voorleggen van de losverklaring
in drievoud aan de schipper dan wel, als het schip niet onder gezag van de schipper
staat, aan de exploitant van het schip
|
33 jo 53, vierde lid SAB
|
750
|
1.000
|
BM
|
131
|
h
|
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van
een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het bewaren van het ingevolge
artikel 54 SAB ontvangen exemplaar van de losverklaring in de bedrijfsadministratie
|
33 SAB
|
750
|
1.000
|
BM
|
132
|
|
de schipper draagt er geen zorg voor dat de losverklaringen, ontvangen overeenkomstig
artikel 53 SAB, het transport begeleiden
|
56 SAB
|
500
|
1.000
|
BM
|
133
|
|
als schipper met het schip na het laden de laadplaats verlaten zonder zich ervan te
vergewissen dat de overslagresten zijn verwijderd
|
55 lid 1 SAB
|
750
|
1.500
|
BM
|
134
|
a
|
als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te
vergewissen dat: de overslagresten zijn verwijderd
|
55, lid 2, onderdeel a SAB
|
750
|
1.500
|
BM
|
134
|
b
|
als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te
vergewissen dat: alle geloste laadruimen zijn nagelost en/of ladingtanks nagelensd
|
55, lid 2, onderdeel a SAB
|
750
|
1.500
|
BM
|
134
|
c
|
als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te
vergewissen dat: voldaan is aan de wasverplichting indien die van toepassing is dan
wel hem daartoe volgens de bepalingen uit artikel 47 SAB een voorziening is toegewezen
|
55, lid 2, onderdeel a SAB
|
750
|
1.500
|
BM
|
134
|
d
|
als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te
vergewissen dat: het afvalwater dat ladingresten bevat, is ingenomen, dan wel hem
daartoe een ontvangstvoorziening is toegewezen, in een geval als bedoeld in artikel 45 SAB
|
55, lid 2, onderdeel a SAB
|
750
|
1.500
|
BM
|
135
|
|
als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder te voldoen aan
de bepalingen ten aanzien van de losverklaring uit artikel 54 SAB
|
55, lid 2, onderdeel b SAB
|
500
|
1.000
|
BM
|
515
|
|
door de schipper niet onverwijld waarschuwen van de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit,
terwijl vanaf een schip scheepsafvalstoffen dan wel delen van de lading in een oppervlaktewaterlichaam
zijn geraakt of dreigen te geraken
|
6 SAB
|
750
|
1.500
|
BM
|
516
|
|
aan boord van een schip verbranden van scheepsafvalstoffen
|
7 SAB
|
250
|
500
|
BM
|
517
|
|
reinigingsmiddelen die olie of vet oplossen dan wel emulgerend zijn in de bilge van
de machinekamer dan wel in het bilgewater doen geraken
|
13 lid 1 SAB
|
500
|
1.000
|
BM
|
518
|
|
door degene die een inrichting voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen drijft niet
of niet juist invullen of ondertekenen van het olie-afgifteboekje
|
17 SAB
|
400
|
750
|
BM
|
519
|
|
door de schipper niet of niet juist invullen of ondertekenen van het olie-afgifteboekje
|
18 SAB
|
200
|
750
|
BM
|
520
|
|
als degene die feitelijk lost, met betrekking tot het lossen van een schip, niet bewaren
in de bedrijfsadministratie van het ingevolge artikel 54, tweede lid, terug ontvangen exemplaar van de losverklaring
|
57 SAB
|
500
|
1.000
|
BM
|
521
|
|
als schipper, bij het afgeven van afvalwater dat ladingrestanten bevat aan een ontvangstvoorziening,
niet in tweevoud de door hem ondertekende losverklaring voorleggen aan degene die
de ontvangstvoorziening drijft of een door deze aangewezen persoon
|
66 SAB
|
500
|
1.000
|
BM
|
522
|
|
door degene die een inrichting voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen drijft,
na ondertekening niet terugbezorgen van een exemplaar van de ondertekende losverklaring
aan de schipper
|
68 lid 1 SAB
|
500
|
1.000
|
BM
|
523
|
|
als schipper niet gedurende zes maanden aan boord bewaren van de terugontvangen ondertekende
losverklaring
|
68, lid 3, SAB
|
500
|
1.000
|
BM
|
524
|
|
als exploitant van het schip niet bewaren in de bedrijfsadministratie van de terugontvangen
ondertekende losverklaring
|
68, lid 4, SAB
|
500
|
1.000
|
BM
|
525
|
|
als schipper er geen zorg voor dragen dat huisvuil, slops, zuiveringsslib en klein
gevaarlijk afval aan boord naar categorie gescheiden worden gehouden en gescheiden
worden aangeboden bij een ontvangstvoorziening
|
73, lid 1 SAB
|
250
|
500
|
BM
|
526
|
|
als exploitant van een passagiersschip, dat is uitgerust met een boordzuiveringsinstallatie
voor afvalwater, niet aanbieden van het zuiveringsslib van die installatie bij een
ontvangstvoorziening
|
74 SAB
|
1.500
|
3.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 137 – BM 140, BM 142, BM 146, BM 148, BM 150, BM 152, BM 156, BM 157, BM 160,
BM 503 – BM 505, BM 563, BM 567, BM 568, BM 720a en BM 720b Vuurwerkbesluit (Vwb)
|
|
|
|
BM
|
137
|
a
|
andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2
|
1.500
|
2.250
|
BM
|
137
|
b
|
andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2
|
3.000
|
6.000
|
BM
|
138
|
a
|
in de bewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van
verpakt vuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3
|
1.500
|
2.250
|
BM
|
138
|
b
|
in de bewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van
verpakt vuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3
|
3.000
|
6.000
|
BM
|
139
|
a
|
de deur van de (buffer)bewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van
het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4
|
1.500
|
2.250
|
BM
|
139
|
b
|
de deur van de (buffer)bewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van
het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4
|
3.000
|
6.000
|
BM
|
140
|
a
|
niet voldoen aan inrichting (buffer)bewaarplaats volgens voorschrift 3.6 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6
|
1.500
|
2.250
|
BM
|
140
|
b
|
niet voldoen aan inrichting (buffer)bewaarplaats volgens voorschrift 3.6 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6
|
3.000
|
6.000
|
BM
|
142
|
a
|
buiten de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk of buiten
de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop
van consumentenvuurwerk, ander consumentenvuurwerk dan fop- en schertsvuurwerk aanwezig
hebben en in totaal daarvan niet meer dan 200 kg: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1
|
1.500
|
1.750
|
BM
|
142
|
b
|
buiten de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk of buiten
de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop
van consumentenvuurwerk, ander consumentenvuurwerk dan fop- en schertsvuurwerk aanwezig
hebben en in totaal daarvan niet meer dan 200 kg: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1
|
3.000
|
6.000
|
BM
|
146
|
a
|
het niet voldoen aan de constructie-eisen terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen
t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2
|
1.800
|
2.000
|
BM
|
148
|
a
|
het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk
aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5
|
1.800
|
2.000
|
BM
|
148
|
b
|
het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk
aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5
|
3.000
|
6.000
|
BM
|
150
|
|
het niet registreren van hetgeen onder artikel 1.4.2 lid 1 onder a en b Vuurwerkbesluit staat genoemd, indien men vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik
vervaardigt, binnen het grondgebied van Nederland brengt of voor handelsdoeleinden
voorhanden heeft
|
1.4.2 lid 1 Vwb
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
152
|
|
het niet ten minste 48 uur voorafgaand aan het binnen of buiten Nederland brengen
van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, een elektronische melding
indienen bij Onze Minister, in de periode 15 december tot 1 januari wordt deze melding
24 uur voorafgaand aan het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen
van de artikelen gedaan
|
1.3.2 lid 1 en 2 Vwb
|
750
|
3.000
|
BM
|
156
|
|
vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel brengen, voorhanden
hebben, aan een ander ter beschikking stellen of gebruiken anders dan met inachtneming
van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 1A.4.1, 2.1.3, 3.1.1 en 3A.1.1 met betrekking tot de aanduiding en het bezigen van vermeldingen
|
1A.2.1 lid 3 Vwb
|
3.000
|
7.500
|
BM
|
157
|
|
in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit niet ononderbroken een vervoermiddel met vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor
theatergebruik beladen en/of daaruit lossen
|
1.2.5 lid 1 onder b Vwb
|
1.800
|
5.000
|
BM
|
160
|
|
zonder daartoe verleende vergunning consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk of
pyrotechnische artikelen voor theatergebruik tot ontbranding brengen, ten behoeve
daarvan opbouwen, installeren, bewerken, dan wel na ontbranding verwijderen
|
3B.1 lid 1 Vwb
|
1.800
|
5.000
|
BM
|
503
|
a
|
gelijktijdig andere goederen en consumentenvuurwerk in de (buffer)bewaarplaats: inrichtingen
t/m 10.000 kg
|
2.2.1 jo bijlage 1 vs 3.1 Vwb
|
1.500
|
2.500
|
BM
|
503
|
b
|
gelijktijdig andere goederen en consumentenvuurwerk in de (buffer)bewaarplaats: inrichtingen
vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 jo bijlage 1 vs 3.1 Vwb
|
3.000
|
6.000
|
BM
|
504
|
|
als degene die vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik opslaat er
niet zorg voor dragen dat op de artikelen die verpakt worden en worden opgeslagen
de aanduiding van de klasse waarin de artikelen volgens de bijlage A van het ADR zijn
ingedeeld als vuurwerk aanwezig is en blijft
|
1.3.1 lid 2 Vwb
|
1.000
|
1.500
|
BM
|
505
|
|
het in de handel brengen van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik
zonder dat hier overeenkomstig artikel 1A.4.2 een EU-conformiteitsverklaring is opgesteld
|
1A.2.1 lid 4 Vwb
|
750
|
1.000
|
BM
|
560
|
|
in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit het laten staan en het laten liggen van een vervoermiddel waarin of waarop zich vuurwerk
of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik bevinden
|
1.2.5 lid 1 onder a. Vwb
|
1.800
|
5.000
|
BM
|
563
|
|
per levering meer dan 25 kg consumentenvuurwerk aan een particulier ter beschikking
stellen binnen de vastgestelde data genoemd in artikel 2.3.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit
|
2.3.3 Vwb
|
500
|
1.000
|
BM
|
567
|
a
|
het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen buiten het bereik van
de sprinklerinstallatie: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2
|
1.500
|
2.000
|
BM
|
567
|
b
|
het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen buiten het bereik van
de sprinklerinstallatie: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2
|
3.000
|
6.000
|
BM
|
568
|
a
|
het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen binnen het bereik van
de sprinklerinstallatie, maar niet buiten het bereik van het publiek: inrichtingen
t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2
|
1.500
|
2.000
|
BM
|
568
|
b
|
het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen binnen het bereik van
de sprinklerinstallatie, maar niet buiten het bereik van het publiek: inrichtingen
vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2
|
3.000
|
6.000
|
BM
|
720
|
a
|
consumentenvuurwerk is niet alleen aanwezig in de daarvoor bestemde (buffer)bewaarplaats
en verkoopruimte: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs 1.3
|
2.000
|
2.500
|
BM
|
720
|
b
|
consumentenvuurwerk is niet alleen aanwezig in de daarvoor bestemde (buffer)bewaarplaats
en verkoopruimte: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs 1.3
|
3.000
|
6.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 166 – BM 168: Wet explosieven voor civiel gebruik (Wecg)
|
|
|
|
BM
|
166
|
|
als houder van een vergunning of een bewijs van toestemming voor de overbrenging van
explosieven, niet deze explosieven tot aan de plaats waar de overbrenging eindigt
en/of bij het verlaten van het grondgebied van Nederland, doen vergezellen van deze
vergunning of dit bewijs van toestemming
|
14 Wecg
|
1.000
|
5.000
|
BM
|
167
|
|
als degene voor wie de explosieven bestemd zijn en/of als onderneming uit de sector
explosieven niet op verzoek van de autoriteit, die daarom verzoekt als bedoeld in
artikel 16 Wet explosieven civiel gebruik, de gegevens die hem ter beschikking staan, zenden aan deze bevoegde autoriteit
|
16 Wecg
|
1.000
|
5.000
|
BM
|
168
|
|
geen registratie bijhouden die voldoet aan hetgeen in artikel 21 Wet explosieven voor civiel gebruik is gesteld
|
21 Wecg
|
1.000
|
5.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 332 en BM 700 – BM 703: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
|
|
|
|
BM
|
332
|
|
zonder een omgevingsvergunning oprichten, veranderen of veranderen van de werking,
of in werking hebben van een inrichting
|
2.1 lid 1 onder e Wabo
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
700
|
a
|
het kappen van 1–5 bomen voorzover daarvoor ingevolge een bepaling in een provinciale-
of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing vereist is
|
2.2 lid 1 onder g Wabo
|
500
|
1.000
|
BM
|
700
|
b
|
het kappen van bomen voorzover daarvoor ingevolge een bepaling in een provinciale-
of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing vereist is (meer dan 5)
|
2.2 lid 1 onder g Wabo
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
701
|
|
zonder omgevingsvergunning bouwen van een bouwwerk
|
2.1 lid 1 onder a Wabo
|
2.000
|
5.000
|
BM
|
702
|
a
|
zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale- of gemeentelijke
verordening een monument slopen, verstoren, verplaatsen of herstellen
|
2.2 lid 1 onder b Wabo
|
1.000
|
1.500
|
BM
|
702
|
b
|
zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale- of gemeentelijke
verordening een bouwwerk slopen in een krachtens een zodanige verordening aangewezen
stads- of dorpsgezicht
|
2.2 lid 1 onder c Wabo
|
1.500
|
5.000
|
BM
|
703
|
|
zonder een omgevingsvergunning een rijksmonument verstoren, verplaatsen of in enig
opzicht wijzigen, of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument
op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht
|
2.1 lid 1 onder f Wabo
|
1.500
|
6.500
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 170 – BM 171: Wet milieubeheer (Wm)
|
|
|
|
BM
|
170
|
|
niet zo spoedig mogelijk melden van een ongewoon voorval in een inrichting, niet zijnde
een BRZO-inrichting
|
17.2, 1e lid Wm
|
1.500
|
5.500
|
BM
|
171
|
|
niet (tijdig) verstrekken van voorgeschreven gegevens met betrekking tot een ongewoon
voorval in een inrichting, niet zijnde een BRZO-inrichting
|
17.2, 2e lid jo 1e lid Wm
|
1.500
|
3.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 174, BM 176, BM 183 – BM 186, BM 188, BM 198, BM 204 – BM 206, BM 213,
BM 220, BM 329a – BM 329d, BM 596 – BM 611, BM 657 – BM 666, BM 690 – BM 696, BM 740a
– BM 740b, BM 761a – 761b, BM 762 en BM 763a – BM 763b: Activiteitenbesluit milieubeheer
(Abm)
|
|
|
|
BM
|
174
|
a
|
verbranden van afvalstoffen in een inrichting: < 5 m3
|
2.14a lid 1 Abm
|
750
|
1.500
|
BM
|
174
|
b
|
verbranden van afvalstoffen in een inrichting: 5 – 10 m3
|
2.14a lid 1 Abm
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
176
|
|
niet aanwezig hebben van een actuele beschrijving van de procedures van acceptatie
en controle van ontvangen afvalstoffen, i.v.m. doelmatig beheer van de op- en/of overgeslagen
en/of te verwerken afvalstoffen binnen de inrichting
|
2.14b 1e lid Abm
|
1.500
|
2.000
|
BM
|
183
|
|
niet onverwijld opheffen van afwijkingen geconstateerd tijdens de uitvoering van de
in artikel 3.20, vijfde lid, bedoelde controle van een systeem voor dampretour Stage-II
|
3.20 lid 7 Abm
|
1.500
|
2.200
|
BM
|
186
|
|
niet ten minste eenmaal per kalenderjaar keuren van een koelinstallatie met een natuurlijk
koudemiddel op veilig functioneren
|
3.16d lid 2 Abm
|
1.500
|
2.200
|
BM
|
198
|
|
binnen een inrichting in de buitenlucht steen mechanisch bewerken
|
4.74aa 1e lid Abm
|
1.800
|
2.500
|
BM
|
596
|
|
het niet indienen van een akoestisch rapport bij een melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Abm
|
1.11 Abm
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
597
|
|
de binnen de inrichting aanwezige als bodembeschermende voorziening toegepaste vloeistofdichte
vloer of verharding of geomembraanbaksysteem niet (tijdig) laten beoordelen door een
instelling die beschikt over een erkenning
|
2.9 Abm jo 2.1 Arm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
598
|
|
het verrichten van bodembedreigende activiteiten zonder dat sprake is van afdoende
bodembeschermende voorzieningen
|
2.9 Abm jo 2.4 Arm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
599
|
|
niet tenminste eenmaal per jaar bemonsteren grondwaterpeilbuizen
|
2.10 lid 1 Abm jo 2.2 lid 4 Arm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
600
|
|
ten behoeve van een verwaarloosbaar bodemrisico de kathodische bescherming niet ten
minste eens per jaar op goede werking controleren
|
2.10 lid 2 jo 3.36 lid 1 Arm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
601
|
|
het niet binnen 3 maanden na oprichting van de inrichting indienen van een bodemonderzoek
|
2.11 lid 1 Abm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
602
|
|
het niet eenmaal per twee jaar op goede werking controleren van het temperatuurgevoelige
element van een vaste afleverinstallatie van vloeibare brandstoffen
|
3.19 Abm jo 3.21 lid 2 Arm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
604
|
|
de binnen de inrichting aanwezige ondergrondse tank niet tijdig keuren/herkeuren
|
3.30 Abm jo 3.35 lid 2 Arm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
605
|
|
het binnen de inrichting meer dan 1 keer per week wassen van motorvoertuigen, werktuigen
of spoorvoertuigen boven een niet vloeistofdichte vloer of verharding
|
3.23b Abm jo 3.27 lid 1 Arm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
606
|
|
de stationaire bovengrondse opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages
bestemd voor de opslag van halfzware olie, polyesterhars of stoffen van klasse 8 van
het ADR, verpakkingsgroep II en III zonder bijkomend gevaar niet installeren, repareren,
onderhouden, beoordelen en goedkeuren overeenkomstig de aangewezen BRL of door een
persoon of instelling dat op grond van die BRL is gecertificeerd
|
4.6 Abm jo art. 4.15 lid 1 Arm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
607
|
|
niet ten minste eenmaal per jaar op goede werking controleren van een EU-systeem voor
dampretour stage II
|
3.20 lid 5 Abm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
608
|
|
niet ten minste eenmaal per drie jaar op goede werking controleren van een EU-systeem
voor dampretour stage II bij aanwezigheid automatisch bewakingssysteem
|
3.20 lid 13 Abm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
609
|
|
een ondergrondse opslagtank van staal waarin vloeibare brandstof wordt opgeslagen
niet jaarlijks controleren op de aanwezigheid van water en bezinksel
|
3.30 Abm jo 3.36 lid 5 Arm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
610
|
|
een ondergrondse opslagtank waarin vloeibare brandstof wordt opgeslagen en die is
voorzien van een inwendige coating overeenkomstig de aangewezen BRL en is aangebracht
door een gecertificeerd bedrijf niet ten minste eenmaal per drie jaar controleren
op de aanwezigheid van water en bezinksel
|
3.30 Abm jo 3.36 lid 7 Arm
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
611
|
|
niet zo vaak als nodig, binnen een straal van 25 meter van de inrichting, etenswaren,
verpakkingen, sport- of spelmaterialen, of andere materialen die uit de inrichting
afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd verwijderen
|
2.13 Abm
|
750
|
1.500
|
BM
|
657
|
|
bovengrondse tank is niet voorzien van een geldig normdocument (tank-installatiecertificaat
KIWA)
|
3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm
|
750
|
1.500
|
BM
|
659
|
|
kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast, is aan de bovenzijde niet voorzien
van een lichtscherminstallatie waarmee ten minste 98% van de lichtuitstraling kan
worden gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlakte
|
3.56 Abm
|
1.200
|
2.500
|
BM
|
660
|
|
kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast, is aan de bovenzijde niet voorzien
van een lichtscherminstallatie waarmee ten minste 98% van de lichtuitstraling kan
worden gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlakte
|
3.56 Abm
|
2.000
|
5.000
|
BM
|
661
|
|
bij toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van ten minste 15.000
lux vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang bovenzijde
van de kas niet zodanig afschermen dat ten minste 98% van de lichtuitstraling wordt
gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlakte
|
3.57 Abm
|
1.750
|
2.500
|
BM
|
662
|
|
bij toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van ten minste 15.000
lux vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang bovenzijde
van de kas niet zodanig afschermen dat ten minste 98% van de lichtuitstraling wordt
gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlakte
|
3.57 Abm
|
2.000
|
5.000
|
BM
|
663
|
b
|
tijdens de nacht toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van minder
dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling
met ten minste 98% wordt gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlak
|
3.58 lid 1 Abm
|
1.200
|
2.500
|
BM
|
664
|
a
|
tijdens donkerteperiode toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte
van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de
lichtuitstraling met ten minste 98% wordt gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter
teeltoppervlak
|
3.58 lid 1 Abm
|
2.000
|
5.000
|
BM
|
664
|
b
|
tijdens de nacht toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van minder
dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling
met ten minste 98% wordt gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlak
|
3.58 lid 1 Abm
|
2.000
|
5.000
|
BM
|
665
|
|
bij toepassen assimilatiebelichting vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip
van zonsopgang gevel niet zodanig afschermen dat de lichtuitstraling op een afstand
van ten hoogste 10 meter van die gevel met ten minste 95% wordt gereduceerd en de
gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn: 50 meter of minder gevel
niet in orde
|
3.59 Abm
|
500
|
1.000
|
BM
|
666
|
|
bij toepassen assimilatiebelichting vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip
van zonsopgang gevel niet zodanig afschermen dat de lichtuitstraling op een afstand
van ten hoogste 10 meter van die gevel met ten minste 95% wordt gereduceerd en de
gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn: meer dan 50 meter gevel
niet in orde
|
3.59 Abm
|
1.200
|
2.500
|
BM
|
204
|
|
aanwezig hebben van meer dan 4 autowrakken in een inrichting voor onderhoud en/of
reparatie van motorvoertuigen, niet zijnde een autodemontagebedrijf of een inrichting
voor het opslaan van autowrakken in het kader van hulpverlening aan kentekenhouders
door een daartoe aangewezen instantie of in het kader van onderzoek door politie of
justitie
|
4.84 1e lid Abm
|
1.100
|
1.500
|
BM
|
206
|
|
in een inrichting in de buitenlucht proefdraaien van verbrandingsmotoren
|
4.84 lid 4 Abm
|
550
|
850
|
|
|
|
ondergrondse leiding inclusief appendages:
|
4.6 Abm jo art. 4.15 lid 3 Arm
|
|
|
BM
|
763
|
a
|
niet beoordeeld overeenkomstig AS 6800 door een erkende persoon of instelling
|
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
763
|
b
|
niet goedgekeurd overeenkomstig AS 6800 door een erkende persoon of instelling
|
|
1.000
|
2.000
|
|
|
|
bij het drijven van een inrichting het maximaal toegestane geluidsniveau niet in acht
nemen, met een overschrijding van:
|
2.17 Abm
|
|
|
BM
|
329
|
a
|
min. 10 dB(A), max. 15 dB(A)
|
|
1.250
|
1.500
|
BM
|
329
|
b
|
min. 16 dB(A), max. 21 dB(A)
|
|
1.500
|
1.750
|
BM
|
329
|
c
|
min 22 dB(A), max 29 dB(A)
|
|
1.750
|
2.000
|
BM
|
329
|
d
|
min 30 dB(A) of meer
|
|
2.000
|
2.250
|
|
|
|
tijdens de nacht assimilatiebelichting toepassen met een verlichtingssterkte van minder
dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling
met ten minste 74% wordt gereduceerd:
|
3.58 lid 1 Abm
|
|
|
BM
|
740
|
a
|
17.500 m2 of minder teeltoppervlak
|
|
1.200
|
2.500
|
BM
|
740
|
b
|
meer dan 17.500 m2 teeltoppervlak
|
|
2.000
|
5.000
|
BM
|
690
|
|
de in de maatwerkvoorschriften vastgestelde technische voorzieningen niet hebben aangebracht
en/of vastgestelde gedragsregels niet in acht hebben genomen teneinde aan geldende
geluidsnormen te voldoen
|
2.20 lid 5 Abm
|
1.500
|
1.800
|
BM
|
691
|
|
geen saneringsbewijs afvoer bovengrondse tank
|
3.54d Abm jo 3.71d lid 6 Arm jo vs 3.6.1 PGS30
|
750
|
1.500
|
BM
|
692
|
|
geen schoonmaakbewijs bovengrondse tank
|
3.54d Abm jo 3.71d lid 6 Arm jo vs 3.6.4 PGS30
|
750
|
1.500
|
|
|
|
een stationaire bovengrondse opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages
voor het opslaan van gasolie:
|
3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm
|
|
|
BM
|
693
|
b
|
is niet geïnstalleerd door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling
|
3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
693
|
c
|
wordt niet gerepareerd door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling
|
3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
693
|
d
|
wordt niet onderhouden door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling
|
3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
693
|
e
|
wordt niet beoordeeld door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling
|
3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
693
|
f
|
wordt niet goedgekeurd overeenkomstig BRL K903 door een gecertificeerd persoon en/of
gecertificeerde instelling
|
3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm
|
1.500
|
3.000
|
|
|
|
bij bovengrondse opslagtank niet jaarlijks laten controleren:
|
3.54d Abm jo 3.71d lid 10 Arm
|
|
|
BM
|
694
|
a
|
van de kathodische bescherming van ondergrondse leidingen
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
694
|
d
|
op aanwezigheid van water in stalen bovengrondse opslagtank
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
695
|
|
de gasgestookte stookinstallatie is niet ten minste eenmaal per vier jaar gekeurd
op goed en veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinigheid
|
3.7 lid 5 jo 3.10p Abm jo 3.6 lid 4 en 3.7m Arm
|
750
|
1.500
|
BM
|
696
|
|
niet kunnen aantonen door middel van een meting wat de concentratie aan stikstofoxiden
(NOx) is in het rookgas dat wordt uitgeworpen door de gasgestookte stookinstallatie
|
3.7 lid 2 jo 3.10j Abm jo 3.7p Arm
|
750
|
1.500
|
|
|
|
ondergrondse leiding inclusief appendages:
|
3.54d Abm jo. 3.71d lid 2 Arm
|
|
|
BM
|
761
|
a
|
niet beoordeeld overeenkomstig AS 6800 door een erkende persoon of instelling
|
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
761
|
b
|
niet goedgekeurd overeenkomstig AS 6800 door een erkende persoon of instelling
|
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
762
|
|
de opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages zijn niet gecontroleerd
overeenkomstig AS 6800 door een erkende persoon of instelling
|
3.54d Abm jo. 3.71 lid 3 Arm
|
1.500
|
3.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 224 – BM 229 en BM 760a – BM760d: Waterwet (Wtw)
|
|
|
|
BM
|
224
|
|
zonder vergunning stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen
|
6.2 Wtw
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
225
|
|
zonder vergunning van Gedeputeerde Staten grondwater onttrekken of water infiltreren
zonder vergunning als bedoeld in artikel 6.4 Waterwet (max. 50 m3/u)
|
6.4 Wtw
|
1.800
|
5.000
|
BM
|
226
|
|
door degene die handelingen verricht als bedoeld in artikel 6.8 Waterwet, een daardoor veroorzaakte verontreiniging of aantasting van de bodem of oever van
een oppervlaktewaterlichaam niet zo spoedig mogelijk melden aan de beheerder
|
6.9, lid 1 Wtw
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
227
|
a
|
met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd
met een toegangsverbod: met motorvoertuig
|
6.10 Wtw
|
250
|
250
|
BM
|
227
|
b
|
met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd
met een toegangsverbod: zonder motorvoertuig
|
6.10 Wtw
|
150
|
150
|
BM
|
227
|
c
|
het zich als persoon bevinden op een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, terwijl
op een voor het publiek duidelijke wijze is aangegeven dat dit verboden is
|
6.10 Wtw
|
150
|
300
|
BM
|
228
|
a
|
brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam
in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 1 t/m 10% overschrijding
|
6.20, lid 3 Wtw
|
250
|
750
|
BM
|
228
|
b
|
brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam
in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 11 t/m 20% overschrijding
|
6.20, lid 3 Wtw
|
400
|
1.500
|
BM
|
228
|
c
|
brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam
in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 21 t/m 30% overschrijding
|
6.20, lid 3 Wtw
|
600
|
2.200
|
BM
|
228
|
d
|
brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam
in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 31 t/m 40% overschrijding
|
6.20, lid 3 Wtw
|
800
|
3.000
|
BM
|
228
|
e
|
brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam
in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften 41 t/m 50% overschrijding
|
6.20, lid 3 Wtw
|
1.000
|
4.000
|
BM
|
229
|
a
|
handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: niet melden van een calamiteit met relatief beperkte
gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam
|
6.20 lid 3 Wtw
|
1.000
|
2.500
|
BM
|
229
|
b
|
handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: niet voldoen aan administratieve verplichtingen
|
6.20 lid 3 Wtw
|
750
|
1.500
|
BM
|
229
|
c
|
handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningsvoorschriften: niet treffen van voorgeschreven voorzieningen
|
6.20 lid 3 Wtw
|
1.000
|
2.500
|
|
|
|
handelen in strijd met een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften:
|
6.20 lid 3 Wtw
|
|
|
BM
|
229
|
aa
|
het overschrijden van het toegestane debiet: 1 – 25% overschrijding
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
229
|
ab
|
het overschrijden van het toegestane debiet: 26 – 50% overschrijding
|
|
750
|
1.500
|
BM
|
229
|
ac
|
het overschrijden van het toegestane debiet: 51 – 100% overschrijding
|
|
1.000
|
2.000
|
|
|
|
handelen in strijd met een vergunning als bedoeld in artikel 6.13 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften:
|
6.20 lid 3 Wtw
|
|
|
BM
|
229
|
ba
|
niet melden van een calamiteit met relatief beperkte gevolgen voor het watersysteem
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
229
|
bb
|
niet voldoen aan administratieve verplichtingen
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
229
|
bc
|
niet treffen van voorgeschreven voorzieningen
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
229
|
bd
|
het overschrijden van het toegestane debiet: 1 – 25% overschrijding
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
229
|
be
|
het overschrijden van het toegestane debiet: 26 – 50% overschrijding
|
|
750
|
1.500
|
BM
|
229
|
bf
|
het overschrijden van het toegestane debiet: 51 – 100% overschrijding
|
|
1.000
|
2.000
|
|
|
|
handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.4 Waterwet verboden
vergunningsvoorschriften
|
6.20 lid 3 Wtw
|
|
|
BM
|
760
|
a
|
– niet voldoen aan de administratieve verplichtingen
|
|
750
|
1.500
|
BM
|
760
|
b
|
– meer grondwater onttrekken als in de vergunning is opgenomen
|
|
1.000
|
2.500
|
BM
|
760
|
c
|
– met betrekking tot onttrekkingen van grondwater voor menselijke consumptie verbonden
voorschriften: niet nemen van maatregelen wanneer de trend statisch significant stijgend
is
|
|
1.000
|
2.500
|
BM
|
760
|
d
|
– met betrekking tot onttrekkingen van grondwater voor menselijke consumptie verbonden
voorschriften: niet melden van afwijkingen in de kwaliteit van het grondwater waarbij
75% van de in Bijlage A van het Drinkwaterbesluit opgenomen maximum waarde wordt overschreden
|
|
1.000
|
2.500
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 230 – BM 233 en BM 540: Waterbesluit (Wtb)
|
|
|
|
BM
|
231
|
|
niet voldoen aan de meetplicht ten aanzien van de in elk kwartaal onttrokken hoeveelheid
grondwater of geïnfiltreerd water
|
6.11, lid 2 Wtb
|
500
|
1.500
|
BM
|
232
|
|
niet voldoen aan de verplichting tot het meten van de kwaliteit van geïnfiltreerd
water overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde regels
|
6.11, lid 3 Wtb
|
500
|
1.500
|
|
|
|
zonder daartoe strekkende vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 6.5
van de Waterwet gebruikmaken van een oppervlaktewaterlichaam of een bijbehorend kunstwerk
in beheer bij het Rijk, niet zijnde de Noordzee, door, anders dan in overeenstemming
met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:
|
6.12 Wtb jo 6.5 Wtw
|
|
|
BM
|
540
|
a
|
– werken te maken of te behouden
|
|
1.000
|
5.000
|
BM
|
540
|
b
|
– vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze
te laten staan of liggen
|
|
1.000
|
5.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 234 – BM 235: Waterregeling (Wtr)
|
|
|
|
BM
|
234
|
|
niet ten minste vier weken voor de uitvoering van een werk of een activiteit waarvoor
krachtens artikel 6.12 of 6.13 Waterbesluit geen vergunning is vereist, dit schriftelijk melden aan Onze Minister
|
6.14 lid 1 Wtr
|
500
|
1.500
|
BM
|
235
|
a
|
niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en/of bemonsteringsvoorzieningen:
in goede staat verkeren
|
7.6 Wtr
|
500
|
1.000
|
BM
|
235
|
b
|
niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en/of bemonsteringsvoorzieningen:
overeenkomstig de voorschriften van de leverancier zijn geïnstalleerd en/of onderhouden
|
7.6 Wtr
|
500
|
1.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 236, BM 238 en BM 239: Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah)
|
|
|
|
BM
|
236
|
|
lozen van huishoudelijk afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam, terwijl de afstand
tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringstechnisch werk waarop aansluiting
kan plaatsvinden, 40 meter of minder bedraagt
|
10 Blah
|
750
|
1.000
|
BM
|
238
|
|
huishoudelijk afvalwater niet voorafgaand aan het lozen in een oppervlaktewaterlichaam
door een zuiveringsvoorziening geleiden
|
11 Blah
|
500
|
750
|
BM
|
239
|
|
degene die voornemens is huishoudelijk afvalwater vanuit een particulier huishouden
op en/of in de bodem en/of in een oppervlaktewaterlichaam te lozen, heeft dit voornemen
niet ten minste zes weken voorafgaand aan het plaatsen van een zuiveringsvoorziening
gemeld aan het bevoegd gezag
|
13 Blah
|
750
|
1.500
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 240 – BM 255: Drinkwaterbesluit (Dwb)
|
|
|
|
BM
|
240
|
|
niet uitvoeren van een meetprogramma dat voldoet aan de in bijlage 3 van de Drinkwaterregeling opgenomen tabellen
|
14 (via 31) Dwb jo. 10 Dwr
|
1.000
|
3.000
|
BM
|
241
|
|
niet terstond en volledig informeren van de door Onze Minister als zodanig aangewezen
toezichthouder dat drinkwater niet voldoet aan artikel 21 lid 1 Drinkwaterwet of aan een in tabel I of II van bijlage A van het Drinkwaterbesluit gestelde eis, alsmede over het onderzoek en de te nemen herstelmaatregelen, bedoeld
in artikel 22 Drinkwaterbesluit
|
23 jo 31 lid 1 Dwb
|
1.000
|
3.000
|
BM
|
242
|
|
eigenaar van een collectieve watervoorziening heeft niet of onvoldoende een legionella-risicoanalyse
bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Drinkwaterbesluit laten uitvoeren overeenkomstig de hiervoor gestelde regels
|
37 lid 1 Dwb jo 5 Regeling legionellapreventie
|
1.000
|
3.000
|
BM
|
243
|
|
eigenaar van een collectief leidingnet heeft niet of onvoldoende een legionella-risicoanalyse
bedoeld in artikel 37, tweede lid, van het Drinkwaterbesluit laten uitvoeren overeenkomstig de hiervoor gestelde regels
|
37 lid 2 Dwb jo 5 Regeling legionellapreventie
|
1.000
|
3.000
|
BM
|
244
|
|
legionella-risicoanalyse, bedoeld in het eerste of tweede lid van artikel 37 Drinkwaterbesluit, laten uitvoeren door een niet daarvoor op basis van BRL 6010 gecertificeerd bedrijf,
indien opgesteld na 1 juli 2011
|
37 lid 3 Dwb
|
500
|
1.500
|
BM
|
245
|
|
niet binnen drie maanden na iedere voor het in artikel 37, eerste of tweede lid, Drinkwaterbesluit bedoelde risico relevante wijziging van een collectieve watervoorziening of collectief
leidingnet, of het gebruik daarvan, dan wel een wijziging van factoren die invloed
kunnen hebben op dat risico, opnieuw uitvoeren van de legionella-risicoanalyse, bedoeld
in artikel 37 eerste lid of tweede lid Drinkwaterbesluit
|
37 lid 4 Dwb
|
500
|
1.500
|
BM
|
246
|
|
niet door een daarvoor overeenkomstig BRL 6010 gecertificeerd bedrijf op basis van
de legionella-risicoanalyse laten opstellen van een legionella-beheersplan, dan wel
herzien van een bestaand legionella-beheersplan met betrekking tot de inrichting en
het beheer van een collectieve watervoorziening, of collectief leidingnet, indien
uit een legionella-risicoanalyse als bedoeld in artikel 37, eerste, tweede of vierde lid, Drinkwaterbesluit is gebleken dat er een risico is dat niet wordt voldaan aan artikel 27 of artikel 36, eerste lid, Drinkwaterbesluit
|
38 lid 1 Dwb
|
500
|
1.500
|
BM
|
247
|
|
niet binnen drie maanden na het tijdstip van gereedkomen van de in artikel 37, vierde lid, Drinkwaterbesluit bedoelde legionella-risicoanalyse opstellen van een legionella-beheersplan, dan wel
herzien van een bestaand legionella-beheersplan, indien de legionella-risicoanalyse
daartoe aanleiding geeft
|
38 lid 2 Dwb
|
500
|
1.500
|
BM
|
248
|
|
niet uitvoeren van maatregelen en controles overeenkomstig het legionellabeheersplan
|
40 lid 1 Dwb
|
1.000
|
3.000
|
BM
|
249
|
|
niet in een logboek aantekening houden van de krachtens hoofdstuk 4 Drinkwaterbesluit uitgevoerde maatregelen, controles en onderzoeken, alsmede van de resultaten daarvan,
of gedurende drie jaar bewaren van deze gegevens
|
40 lid 2 Dwb
|
750
|
2.500
|
BM
|
250
|
|
niet terstond en volledig informeren van de door Onze Minister als zodanig aangewezen
inspecteur dat het drinkwater, bedoeld in artikel 36 lid 1 Dwb meer dan 1.000 kolonievormende
eenheden legionellabacteriën per liter bevat
|
41 lid 3 Dwb
|
1.000
|
3.000
|
BM
|
251
|
|
niet op de voorgeschreven wijze het drinkwater onderzoeken, ter uitvoering van hoofdstuk 4 van het Drinkwaterbesluit en de daarop berustende bepalingen, op de aanwezigheid van legionellabacteriën
|
42 Dwb jo 6 en 7 van de Regeling legionellapreventie
|
750
|
2.500
|
BM
|
252
|
a
|
bij de uitvoering van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37, eerste of tweede lid, van het Drinkwaterbesluit bij de tappunten, bedoeld in artikel 35 vierde lid Drinkwaterbesluit, van een collectieve watervoorziening, dan wel een collectief leidingnet: het drinkwater
niet onderzoeken op de aanwezigheid van legionellabacteriën of bij de uitvoering van
het onderzoek het niet in acht nemen van het vereiste aantal meetpunten
|
43 lid 1 Dwb of 43 lid 3 jo. 8 Regeling legionellapreventie
|
750
|
2.500
|
BM
|
252
|
b
|
bij de uitvoering van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37, eerste of tweede lid, van het Drinkwaterbesluit bij de tappunten, bedoeld in artikel 35 vierde lid Drinkwaterbesluit, van een collectieve watervoorziening, dan wel een collectief leidingnet: het drinkwater
daarna niet ten minste om de zes maanden onderzoeken (van toepassing op alle collectieve
installaties behoudens situatie c) of bij de uitvoering van het onderzoek het niet
in acht nemen van het vereiste aantal meetpunten
|
43 lid 1 Dwb of 43 lid 3 jo. 8 Regeling legionellapreventie
|
750
|
2.500
|
BM
|
253
|
|
het drinkwater niet ten minste eenmaal per jaar onderzoeken indien de collectieve
watervoorziening of het collectieve leidingnet maximaal zeven maanden per jaar in
gebruik is
|
43 lid 2 Dwb
|
750
|
2.500
|
BM
|
254
|
|
het niet in acht nemen van de voorwaarden en voorschriften opgenomen in BRL K 14010-1
bij de toepassing van fysisch of fotochemisch beheer door de eigenaar van de collectieve
watervoorziening of het collectief leidingnet
|
44 lid 4 Dwb
|
750
|
2.500
|
BM
|
255
|
|
het niet in acht nemen van de voorwaarden en voorschriften opgenomen in BRL K 14010-2
bij de toepassing van elektrochemisch beheer door de eigenaar van de collectieve watervoorziening
of het collectief leidingnet
|
44 lid 5 Dwb
|
750
|
2.500
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 256 – BM 259, BM 767, BM 322 – BM 323, BM 333 – BM 336 en BM 544 – BM 555:
Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi)
|
|
|
|
BM
|
256
|
|
door degene die voornemens is te lozen niet ten minste vier weken voordat met het
lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag
|
1.10 lid 1 Blbi
|
750
|
2.500
|
BM
|
256
|
a
|
door degene die voornemens is een lozing te veranderen niet ten minste vier weken
voordat met het lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag
|
1.10 lid 2 Blbi
|
500
|
2.000
|
BM
|
257
|
|
door degene die voornemens is te lozen vanuit een bodemsanering dit lozen niet ten
minste vijf werkdagen voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag (in geval BUS-sanering)
|
1.11 Blbi
|
750
|
1.500
|
BM
|
258
|
|
bij het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van werkzaamheden aan vaste
objecten niet of onvoldoende treffen van bij ministeriële regeling aangegeven maatregelen
om het in dat oppervlaktewaterlichaam lozen van stoffen te voorkomen dan wel zoveel
mogelijk te beperken
|
3.10 lid 2 jo lid 1 Blbi
|
1.000
|
2.000
|
BM
|
259
|
|
niet in een werkplan beschrijven van de maatregelen die worden getroffen om het lozen
in een oppervlaktelichaam ten gevolge van sloop-, renovatie-, of nieuwbouwwerkzaamheden
aan vaste objecten te voorkomen, dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, zoveel
mogelijk te beperken
|
3.11 lid 1 jo lid 3 Blbi
|
500
|
1.500
|
BM
|
767
|
|
het niet werken conform het werkplan waarin de maatregelen worden omschreven om het
lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van sloop-, renovatie-, of nieuwbouwwerkzaamheden
aan vaste objecten te voorkomen danwel zoveel mogelijk te beperken
|
3.11 Blbi
|
500
|
2.000
|
BM
|
322
|
|
lozen van grondwater in een vuilwaterriool vanuit een proefbronnering in het kader
van een saneringsonderzoek in de zin van de Wet bodembescherming of vanuit een bodemsanering
in de zin van de Wet bodembescherming
|
3.1, lid 1 jo lid 5 Blbi
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
334
|
|
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van toiletwater vanaf een pleziervaartuig, terwijl
dit toiletwater niet voorafgaand aan het lozen door een zuiveringsvoorziening is geleid
die voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde eisen
|
3.9 lid 1 Blbi
|
500
|
2.000
|
BM
|
335
|
|
bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een oppervlaktewaterlichaam waarbij de
kwaliteit van de te baggeren of ontgraven waterbodem een bij ministeriële regeling
te bepalen interventiewaarde overschrijdt, de werkzaamheden niet uitvoeren overeenkomstig
een werkplan, waarin maatregelen zijn beschreven waarmee het lozen zo veel als redelijkerwijs
mogelijk wordt beperkt
|
3.17 lid 2 Blbi
|
1.500
|
4.000
|
BM
|
336
|
|
lozen in zoet oppervlaktewater vanaf een niet varend vaartuig van afvalwater dat vrijkomt
bij het spoelen van door dat vaartuig vervoerd zeezand
|
3.20 lid 3 Blbi
|
750
|
1.500
|
BM
|
544
|
|
door degene die voornemens is langer dan 48 uur doch ten hoogste 8 weken grondwater
te lozen bij ontwatering, dit lozen niet ten minste 5 werkdagen voor de aanvang melden
aan het bevoegd gezag
|
1.12 lid 2 Blbi
|
750
|
1.500
|
BM
|
547
|
|
bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam
of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde
een vuilwaterriool, terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt
|
3.1 lid 2 Blbi
|
750
|
1.500
|
BM
|
548
|
|
bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam
terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt
|
3.1 lid 3 Blbi
|
750
|
1.500
|
BM
|
549
|
|
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte
onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer dan 50 milligram per liter bedraagt
of als gevolg van het lozen visuele verontreiniging optreedt
|
3.2 lid 3 Blbi
|
250
|
500
|
BM
|
550
|
|
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte
onopgeloste stoffen, zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van het bevoegd
gezag, wordt overschreden
|
3.2 lid 4 Blbi
|
250
|
500
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 570 en BM 571: Wet Natuurbescherming (Wnb) bescherming soorten
|
|
|
|
BM
|
570
|
c
|
niet voorkomen dat een of meer dieren, zijnde muizen en/of ratten, onnodig lijden
door deze dieren te vangen en/of doden met lijm en/of te vangen met vangkooien die
niet tijdig geleegd worden (max. 3 dieren)
|
3.24 lid 1 Wnb
|
400
|
700
|
BM
|
570
|
d
|
niet voorkomen dat dieren, zijnde muizen en/of ratten, onnodig lijden door deze dieren
te vangen en/of doden met lijm en/of te vangen met vangkooien die niet tijdig geleegd
worden (meer dan 3 dieren)
|
3.24 lid 1 Wnb
|
700
|
1.300
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 285a, BM286a, BM290a – BM 291a: Wet Natuurbescherming (Wnb) bescherming
soorten/CITES
|
|
|
|
BM
|
285
|
b
|
CITES bijlage A product van plant of dier, Medicijn, maximaal 3 stuks, binnen of buiten
het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk
|
3.37 Wnb jo 3.14 Rnb
|
500
|
1.000
|
BM
|
286
|
b
|
CITES bijlage A, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3
stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben:
opzettelijk
|
3.37 Wnb jo 3.14 Rnb
|
500
|
1.000
|
BM
|
290
|
b
|
CITES bijlage B/C product van plant of dier, Medicijn, geringe hoeveelheid, maximaal
3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben:
opzettelijk
|
3.37 Wnb jo 3.14 Rnb
|
300
|
600
|
BM
|
291
|
b
|
CITES bijlage B/C, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal
3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben:
opzettelijk
|
3.37 Wnb jo 3.14 Rnb
|
300
|
600
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 292 – BM 294: Wet natuurbescherming (Wnb) bescherming houtopstanden
|
|
|
|
BM
|
292
|
|
vellen of te doen vellen van een houtopstand, met uitzondering van periodiek vellen
van griend en/of hakhout, zonder voorafgaande melding (max. 1 hectare)
|
4.2 lid 1 Wnb
|
1.000
|
4.000
|
BM
|
293
|
|
als rechthebbende van grond, waarop een houtopstand, met uitzondering van periodiek
vellen van griend en/of hakhout, is geveld of op andere wijze tenietgegaan, niet voldoen
aan verplichting binnen een tijdvak van drie jaren na de velling of het tenietgaan
van de houtopstand te herbeplanten op bosbouwkundig verantwoorde wijze (max. 1 hectare)
|
4.3 lid 1 Wnb
|
1.000
|
4.000
|
BM
|
294
|
|
als rechthebbende van grond, waarop een houtopstand, met uitzondering van periodiek
vellen van griend en/of hakhout, is geveld of op andere wijze tenietgedaan, niet voldoen
aan verplichting beplanting die niet is aangeslagen binnen drie jaren te vervangen
(max. 1 hectare)
|
4.3 lid 2 Wnb
|
1.000
|
2.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummer BM 297: Wet op de economische delicten (Wed)
|
|
|
|
BM
|
297
|
|
opzettelijk niet hebben voldaan aan een vordering, krachtens enig voorschrift van
de Wet op de economische delicten, gedaan door een opsporingsambtenaar
|
26 Wed
|
1.000
|
2.500
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 511 – BM 512: Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende
stoffen
|
|
|
|
BM
|
511
|
c
|
verrichten van installatie, onderhoud of service, reparatie of buitendienststelling
door een onderneming die daarvoor niet is gecertificeerd
|
10 lid 6 Verordening (EU) nr. 517/2014 jo. 6 lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, resp. 22 lid 1 Verordening (EG) 1005/2009 jo. 9 lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen
|
1.500
|
3.000
|
BM
|
511
|
d
|
verrichten van installatie, onderhoud of service, reparatie, buitendienststelling,
lekkagecontrole of terugwinning door een natuurlijk persoon die daarvoor niet is gecertificeerd
|
8 lid 3, 10 lid 1 en lid 2 Verordening (EU) nr. 517/2014 jo. 6 lid 1 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, respectievelijk 22 lid 1 en lid 5, 23 lid 2 Verordening (EG) 1005/2009 jo. 9 lid 1 en lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen
|
1.500
|
1.500
|
BM
|
512
|
|
het met betrekking tot apparatuur die broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen
bevat niet voorhanden hebben van een register waarin de in artikel 6 lid 1 van Verordening (EU) 517/2014 jo. 4 lid 4 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen en/of artikel 23 van de Verordening (EU) 1005/2009 jo. 8 lid 3 Besluit gefluoreerde Broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, genoemde informatie is opgenomen
|
6 lid 1 Verordening (EU) 517/2014 jo. 4 lid 4 en 8 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen
|
1.500
|
1.500
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 450, BM 451, BM 456 – BM 461, BM 465 – BM 492 en BM 543: Activiteitenbesluit
milieubeheer (Abm)
|
|
|
|
BM
|
450
|
|
niet ten minste vier weken voor de oprichting van een nieuwe inrichting dit melden
aan het bevoegd gezag
|
1.10 lid 1 Abm
|
750
|
1.500
|
BM
|
451
|
|
niet ten minste vier weken voor de verandering van een inrichting of het veranderen
van de werking daarvan dit melden aan het bevoegd gezag
|
1.10 lid 2 Abm
|
500
|
1.000
|
BM
|
456
|
|
vanuit een inrichting lozen op en/of in de bodem en/of in een voorziening voor de
inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool
|
1.4 jo 2.2 lid 1 Abm
|
500
|
1.000
|
BM
|
457
|
|
bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam
of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde
een vuilwaterriool, terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt
|
1.4 jo 3.1 lid 2 Abm
|
250
|
500
|
BM
|
458
|
|
bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam
terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt
|
1.4 jo 3.1 lid 3 Abm
|
250
|
500
|
BM
|
459
|
|
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte
onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer dan 50 milligram per liter bedraagt
of als gevolg van het lozen visuele verontreiniging optreedt
|
3.2 lid 3 Abm
|
250
|
500
|
BM
|
460
|
|
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte
onopgeloste stoffen, zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van het bevoegd
gezag, wordt overschreden
|
3.2 lid 4 Abm
|
250
|
500
|
BM
|
461
|
|
bij het lozen van huishoudelijk afvalwater op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam
niet voldoen aan de grenswaarden
|
3.5 lid 1 Abm
|
500
|
750
|
BM
|
465
|
|
op- of overslaan van goederen in de buitenlucht zonder dat maatregelen zijn genomen
om zoveel mogelijk te voorkomen dat deze goederen in een oppervlaktewaterlichaam geraken
|
3.32 lid 1 sub c Abm jo 3.40/3.41 Arm
|
500
|
750
|
BM
|
466
|
a
|
lozen van afvalwater in het oppervlaktewater dat in contact is geweest met inerte
goederen waarbij visuele verontreiniging ontstaat
|
3.33 lid 2 Abm
|
250
|
500
|
BM
|
467
|
|
lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam van afvalwater dat in codntact is
geweest met goederen, niet zijnde inerte goederen, waaruit geen vloeibare bodembedreigende
stoffen kunnen lekken, terwijl een emissiegrenswaarde als genoemd in artikel 3.34 lid 3 Abm wordt overschreden
|
3.34 lid 3 Abm
|
250
|
500
|
BM
|
468
|
|
lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam van afvalwater dat in contact is geweest
met goederen, niet zijnde inerte goederen, waaruit geen vloeibare bodembedreigende
stoffen kunnen lekken, terwijl een emissiegrenswaarde zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift
van het bevoegd gezag wordt overschreden (bij hogere emissiewaarden)
|
3.34 lid 4 Abm
|
250
|
500
|
BM
|
470
|
a
|
opslaan van agrarische bedrijfsstoffen op onverhard oppervlak op een afstand minder
dan 5 meter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam
|
3.49 onder a Abm
|
500
|
1.000
|
BM
|
470
|
b
|
opslaan van agrarische bedrijfsstoffen op onverhard oppervlak zodanig dat het te lozen
hemelwater in contact kan komen met de opgeslagen agrarische bedrijfsstoffen
|
3.49 onder b Abm
|
500
|
1.000
|
BM
|
471
|
|
lozen anders dan in een vuilwaterriool van condenswater, afkomstig van condensvorming
aan de binnenzijde van een kas dat via condensgootjes is verzameld, waarin gewasbeschermingsmiddelen
of biociden zijn toegepast
|
3.61 lid 3 Abm
|
500
|
1.000
|
BM
|
474
|
|
niet overleggen van de rapportage van het voorgaande kalenderjaar zoals bedoeld in
artikel 3.68 Abm
|
3.68 lid 1 Abm
|
250
|
500
|
BM
|
477
|
|
niet overleggen van de rapportage van het voorgaande kalenderjaar zoals bedoeld in
artikel 3.73 Abm
|
3.73 lid 1 Abm
|
250
|
500
|
|
|
|
lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam als gevolg van het telen of kweken
van gewassen in een gebouw, anders dan in een kas:
|
3.76 lid 2 Abm
|
|
|
BM
|
478
|
a
|
– terwijl gewasbeschermingsmiddelen of biociden worden gebruikt
|
|
750
|
1.500
|
BM
|
478
|
b
|
– terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen meer bedraagt dan 100 milligram per
liter
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
478
|
c
|
– terwijl het gehalte aan chemisch zuurstof verbruik meer bedraagt dan 300 milligram
per liter
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
478
|
d
|
– terwijl het gehalte aan biochemisch zuurstof verbruik meer bedraagt dan 60 milligram
per liter
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
479
|
|
lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam als gevolg van het circuleren
van water door trekbakken waarin witlofpenen staan voor de groei van witlofstronken
of als gevolg van het broeien van bolgewassen, terwijl gewasbeschermingsmiddelen of
biociden worden gebruikt of het gehalte aan onopgeloste stoffen meer bedraagt dan
100 milligram per liter
|
3.77 lid 3 Abm
|
500
|
1.000
|
BM
|
480
|
|
binnen een teeltvrije zone gewasbeschermingsmiddelen gebruiken met apparatuur voor
het druppelsgewijs gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen
|
3.79 lid 5 Abm
|
500
|
1.000
|
BM
|
543
|
|
niet in acht nemen van een teeltvrije zone langs een oppervlaktewaterlichaam
|
3.79 lid 2 Abm
|
500
|
1.000
|
BM
|
481
|
|
op braakliggend terrein gewasbeschermingsmiddelen gebruiken binnen een afstand van
50 centimeter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam
|
3.82 Abm
|
500
|
1.000
|
BM
|
482
|
|
gebruiken van veldspuitapparatuur waarbij niet wordt voldaan aan het gestelde in artikel 3.83 lid 1 Abm (onjuiste spuitdoppen, geen kantdop of onjuiste spuithoogte)
|
3.83 lid 1 Abm
|
500
|
1.000
|
BM
|
483
|
|
binnen een teeltvrije zone meststoffen gebruiken
|
3.85 lid 1 Abm
|
500
|
1.000
|
BM
|
484
|
|
geen gebruik maken van een kantstrooivoorziening bij het gebruik van korrelvormige
of poedervormige meststoffen op de strook gelegen naast de teeltvrije zone
|
3.85 lid 4 Abm
|
500
|
1.000
|
BM
|
485
|
|
op braakliggend terrein meststoffen gebruiken binnen een afstand van 50 centimeter
vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam
|
3.85 lid 8 Abm
|
500
|
1.000
|
|
|
|
lozen van afvalwater, afkomstig van het voor de waterbehandeling voor agrarische activiteiten
zuiveren van water door omgekeerde osmose of ionenwisselaars, in een oppervlaktewaterlichaam:
|
3.90 lid 4 Abm
|
|
|
BM
|
486
|
a
|
– terwijl het gehalte chloride meer bedraagt dan 200 milligram per liter
|
|
250
|
500
|
BM
|
486
|
b
|
– terwijl het gehalte ijzer meer bedraagt dan 2 milligram per liter
|
|
250
|
500
|
BM
|
487
|
|
lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam, als gevolg van het voor agrarische
activiteiten zuiveren van water door het ontijzeren van grondwater, terwijl het gehalte
aan ijzer in het afvalwater meer bedraagt dan 5 milligram per liter
|
3.91 lid 1 Abm
|
250
|
500
|
BM
|
488
|
|
bij het uit een oppervlaktewaterlichaam vullen van apparatuur waarin gewasbeschermingsmiddelen,
biociden of bladmeststoffen worden aangemaakt, niet treffen van een voorziening die
terugstroming van het mengsel van gewasbeschermingsmiddelen, biociden of bladmeststoffen
en water voorkomt
|
3.93 lid 1 Abm
|
500
|
1.000
|
BM
|
489
|
|
bij het uit een oppervlaktewaterlichaam vullen van apparatuur waarin gewasbeschermingsmiddelen,
biociden of bladmeststoffen worden aangemaakt, die niet is opgesteld boven een bodembeschermende
voorziening, de apparatuur niet op een afstand van ten minste twee meter van de insteek
van het oppervlaktewaterlichaam hebben
|
3.93 lid 2 Abm
|
250
|
500
|
|
|
|
lozen van afvalwater, afkomstig van het spoelen van gewassen, in een oppervlaktewaterlichaam:
|
3.102 lid 6 Abm
|
|
|
BM
|
490
|
a
|
– terwijl het perceel waar het afvalwater vrijkomt is aangesloten op een vuilwaterriool
waarop geloosd kan worden
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
490
|
b
|
– terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer bedraagt dan
100 milligram per liter
|
|
500
|
1.000
|
|
|
|
lozen van afvalwater, afkomstig van het sorteren van gewassen, in een oppervlaktewaterlichaam:
|
3.105 lid 2 Abm
|
|
|
BM
|
491
|
a
|
– terwijl het afvalwater niet afkomstig is van het sorteren van uitsluitend biologisch
geteelde gewassen
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
491
|
b
|
– terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen in het te lozen afvalwater meer bedraagt
dan 100 milligram per liter
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
491
|
c
|
– terwijl het chemisch zuurstofverbruik in het te lozen afvalwater meer bedraagt dan
300 milligram per liter
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
491
|
d
|
– terwijl het biologisch zuurstofverbruik meer bedraagt dan 60 milligram per liter
|
|
500
|
1.000
|
BM
|
492
|
|
binnen een afstand van 5 meter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam een
composteringshoop hebben
|
3.110 Abm
|
250
|
500
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 495 – BM 496: Activiteitenregeling milieubeheer (Arm)
|
|
|
|
BM
|
495
|
|
bij het opslaan van agrarische bedrijfsstoffen op een vloeistofkerende of vloeistofdichte
voorziening niet opvangen van vloeistoffen in ten minste een mestdichte opslagvoorziening
of is de vloeistofkerende of vloeistofdichte opslagvoorziening niet zodanig aangelegd
dat de vloeistof naar deze opslagvoorziening stroomt (geldt tot 1-1-2027 niet voor
kuilvoer indien voorziening voor opslag van kuilvoer in gebruik was voor 1-1-2013)
|
3.48 Abm jo. 3.65 lid 5 Arm
|
500
|
1.000
|
BM
|
496
|
|
opstellen van een op de wal geplaatste vaste installatie voor het afleveren van vloeibare
brandstoffen aan vaartuigen anders dan boven een lekbak of een vloeistofdichte vloer
of verharding
|
1.4 jo 4.79 Abm jo 4.87 Arm
|
500
|
1.500
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 400 – BM 445: Model Keur
|
|
|
|
|
|
|
Beheer en onderhoud waterstaatswerken
|
|
|
|
BM
|
400
|
|
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de onderhoudsplicht ten aanzien van de waterkering
(gewoon onderhoud)
|
2.2 Model Keur
|
100
|
300
|
BM
|
401
|
|
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de onderhoudsplicht ten aanzien van de waterkering
(buitengewoon onderhoud)
|
2.3 lid 1 Model Keur
|
200
|
600
|
BM
|
402
|
|
buitengewoon onderhoud uitvoeren in het gesloten seizoen
|
2.3 lid 2 Model Keur
|
550
|
1.500
|
BM
|
403
|
|
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting om een ondersteunend kunstwerk
of werk dat in, op, aan of boven waterkeringen of de beschermingszone zijn aangebracht
en mede een waterkerende functie hebben, waterkerend te houden
|
2.4 lid 1 Model Keur
|
200
|
600
|
BM
|
404
|
|
als onderhoudsplichtige de middelen bestemd tot afsluiting van kunstwerken niet in
goede staat onderhouden, dan wel de goede werking ervan te tonen
|
2.4 lid 2 Model Keur
|
200
|
600
|
BM
|
406
|
|
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting tot het herstellen van beschadigingen
aan oevers en tot het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishoudkundige
functies van het oppervlaktewaterlichaam
|
2.5 lid 2 Model Keur
|
200
|
600
|
BM
|
407
|
|
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting tot het instandhouden van
een oppervlaktewaterlichaam overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging,
vorm, afmeting en constructie (buitengewoon onderhoud)
|
2.6 Model Keur
|
150
|
450
|
BM
|
408
|
|
als eigenaar of gebruiker van grond, die gebruikt wordt voor het houden van dieren
en dat is gelegen op of nabij een waterstaatswerk niet voldoen aan de verplichting
om, na eerste aanschrijving hiertoe door het bestuur, voor eigen rekening op of langs
deze grond een voldoende kerende afrastering aan te brengen
|
2.8 Model Keur
|
150
|
450
|
BM
|
409
|
|
als onderhoudsplichtige van een in een waterkering voorkomende coupure of sluis er
geen zorg voor dragen dat deze, na eerste aanzegging door of namens het bestuur, terstond
wordt gesloten
|
2.9 Model Keur
|
550
|
1.500
|
BM
|
410
|
|
als eigenaar of onderhoudsplichtige van een stuw niet voldoen aan de verplichting
deze op een bepaald stuwpeil te stellen en in stand te houden
|
2.10 Model Keur
|
550
|
1.500
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Handelingen in watersystemen
|
|
|
|
|
|
|
zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een waterkering door, anders
dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarop, daarin, daarboven,
daarover of daaronder:
|
3.2 lid 1 Model Keur
|
|
|
BM
|
411
|
a
|
– handelingen te verrichten
|
|
550
|
1.500
|
BM
|
411
|
b
|
– werken te behouden
|
|
360
|
1.000
|
BM
|
411
|
c
|
– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen
|
|
200
|
600
|
BM
|
411
|
d
|
– een brandplaats aan te leggen of stoffen te verbranden
|
|
100
|
300
|
BM
|
411
|
e
|
– een hond niet aangelijnd te laten verblijven of te laten lopen, terwijl dit op een
voor het publiek duidelijke wijze is aangegeven dat dit verboden is
|
|
90
|
|
BM
|
411
|
f
|
– met een voertuig zich buiten verharde wegen of paden te bevinden
|
|
100
|
300
|
|
|
|
zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een waterstaatswerk niet
zijnde een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige
functie(s) daarop, daarin, daarboven, daarover of daaronder:
|
3.2 lid 1 Model Keur
|
|
|
BM
|
412
|
a
|
– handelingen te verrichten
|
|
360
|
1.000
|
BM
|
412
|
b
|
– werken te behouden
|
|
300
|
900
|
BM
|
412
|
c
|
– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen
|
|
200
|
600
|
|
|
|
zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een beschermingszone behorende
bij een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige
functie(s) daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:
|
3.2 lid 1 Model Keur
|
|
|
BM
|
413
|
a
|
– handelingen te verrichten
|
|
300
|
900
|
BM
|
413
|
b
|
– werken te behouden
|
|
200
|
600
|
BM
|
413
|
c
|
– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen
|
|
100
|
300
|
BM
|
413
|
d
|
– met een voertuig zich buiten verharde wegen of paden te bevinden
|
|
100
|
300
|
|
|
|
zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een beschermingszone behorende
bij een oppervlaktewaterlichaam door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige
functie(s) daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:
|
3.2 lid 1 Model Keur
|
|
|
BM
|
414
|
a
|
– handelingen te verrichten
|
|
200
|
600
|
BM
|
414
|
b
|
– werken te behouden
|
|
150
|
450
|
BM
|
414
|
c
|
– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen
|
|
100
|
300
|
BM
|
414
|
d
|
– een brandplaats aan te leggen of stoffen te verbranden
|
|
100
|
300
|
BM
|
415
|
|
zonder watervergunning van het bestuur in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen,
te wijzigen of te behouden
|
3.2 lid 2 Model Keur
|
170
|
500
|
BM
|
416
|
|
zonder watervergunning van het bestuur binnen 400 meter van een windwatermolen werken
en opgaande beplanting aan te brengen of te hebben
|
3.2 lid 3 Model Keur
|
170
|
500
|
BM
|
417
|
a
|
zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: bouwwerken te plaatsen, te
hebben of te wijzigen
|
3.2 lid 6 sub a Model Keur
|
150
|
450
|
BM
|
417
|
b
|
zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: leidingen of kabels te leggen,
te hebben, te herstellen, te wijzigen, te vernieuwen of op te ruimen
|
3.2 lid 6 sub b Model Keur
|
100
|
300
|
BM
|
417
|
c
|
zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: bovengrondse infrastructuur
aan te leggen, te hebben, te wijzigen of te vernieuwen
|
3.2 lid 6 sub c Model Keur
|
100
|
300
|
BM
|
418
|
a
|
zonder watervergunning van het bestuur in inundatiegebieden: ophogingen te maken of
te verwijderen
|
3.2 lid 7 sub a Model Keur
|
250
|
750
|
BM
|
418
|
b
|
zonder watervergunning van het bestuur in inundatiegebieden: werken of beplantingen
aan te brengen die waterstuwing of stroomgeleiding teweeg brengen
|
3.2 lid 7 sub b Model Keur
|
250
|
750
|
BM
|
419
|
|
zonder watervergunning van het bestuur neerslag door nieuw verhard oppervlak versneld
tot afvoer laten komen
|
3.3 Model Keur
|
200
|
600
|
BM
|
420
|
a
|
in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering
van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan
wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende
watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden
is: water afvoeren naar of aanvoeren uit oppervlaktewaterlichamen
|
3.7 lid 1 sub a Model Keur
|
550
|
1.500
|
BM
|
420
|
b
|
in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering
van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan
wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende
watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden
is: water brengen in of onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen
|
3.7 lid 1 sub b Model Keur
|
550
|
1.500
|
BM
|
420
|
c
|
in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering
van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan
wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende
watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden
is: grondwater onttrekken of water infiltreren
|
3.7 lid 1 sub c Model Keur
|
550
|
1.500
|
BM
|
421
|
|
zonder watervergunning van het bestuur water brengen in of onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam
|
3.4 Model Keur
|
180
|
500
|
BM
|
422
|
|
zonder watervergunning van het bestuur gronden ontwateren met drainagemiddelen
|
3.5 Model Keur
|
200
|
600
|
BM
|
423
|
|
zonder watervergunning van het bestuur grondwater onttrekken of water in de bodem
infiltreren
|
3.6 lid 1 Model Keur
|
700
|
2.000
|
BM
|
424
|
|
door degene die handelingen verricht en inbreuk maakt op door het waterschap in het
kader van zijn beheer uitgevoerde maatregelen in het watersysteem, niet zo spoedig
mogelijk melding maken van die inbreuk en de maatregelen die hij voornemens is te
treffen of reeds heeft getroffen
|
3.8 lid 2 Model Keur
|
200
|
600
|
BM
|
425
|
|
zonder watervergunning van het bestuur: in een oppervlaktewatersysteem vis uitzetten
|
3.11 Model Keur
|
150
|
450
|
BM
|
426
|
|
zonder watervergunning van het bestuur: vaste vistuigen plaatsen
|
3.11 Model Keur
|
360
|
1.000
|
|
|
|
handelen in strijd met een vergunning als bedoeld in artikel 6.13 Waterwet verbonden
vergunningvoorschriften:
|
3.6 lid 1 Model Keur
|
|
|
BM
|
445
|
a
|
het niet mogen beregenen van grasland in de periode van 1 april tot 1 juni
|
|
500
|
900
|
BM
|
445
|
b
|
het niet mogen beregenen van grasland in de periode van 1 juni tot 1 augustus tussen
11.00 uur en 17.00 uur
|
|
500
|
900
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Algemene regels
|
|
|
|
BM
|
430
|
|
terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig)
melden van de werkzaamheden als genoemd in de algemene regels
|
3 lid 1 algemene regels jo. 3.9 lid 2 Model Keur
|
180
|
500
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Algemene regels – waterkeringen
|
|
|
|
BM
|
431
|
a
|
het niet hebben van een voldoende veekerende afrastering conform de voorschriften
zoals genoemd in artikel 2 van de algemene regels voor waterkeringen, onderdeel beweiden
|
2 algemene regels beweiden jo. 3.2 lid 1 Model Keur
|
150
|
450
|
BM
|
431
|
b
|
beweiden van de waterkering anders dan in de aangegeven periode
|
2 algemene regels beweiden jo. 3.2 lid 1 Model Keur
|
150
|
450
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Algemene regels – waterkwantiteit
|
|
|
|
BM
|
432
|
|
bij het aanleggen of verwijderen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk,
de afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam, zoals vastgelegd in de legger, wijzigen
|
2 sub a algemene regels steigers, vlonders en overhangende bouwwerken jo. 3.2 lid
1 Model Keur
|
100
|
300
|
BM
|
433
|
|
bij het aanleggen of verwijderen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk,
niet gebruiken van deugdelijk en niet uitlogend materiaal
|
2 sub e algemene regels steigers, vlonders en overhangende bouwwerken jo. 3.2 lid
1 Model Keur
|
150
|
450
|
BM
|
434
|
|
niet voorafgaand aan of gelijktijdig met het dempen van het bestaande oppervlaktewaterlichaam
een nieuw oppervlaktewaterlichaam met eenzelfde oppervlakte als het gedempte oppervlaktewaterlichaam
in hetzelfde peilgebied graven en aansluiten op het watersysteem
|
2 algemene regels dempen jo. 3.2 lid 1 Model Keur
|
150
|
450
|
BM
|
435
|
a
|
terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig)
melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam tot 50 m2
|
3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur
|
200
|
600
|
BM
|
435
|
b
|
terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig)
melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam 50 – 150 m2
|
3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur
|
300
|
900
|
BM
|
435
|
c
|
terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig)
melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam meer dan 150 m2
|
3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur
|
450
|
1.300
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Algemene regels – grondwater
|
|
|
|
BM
|
436
|
|
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling,
proefbronnering of grondsanering niet plaatsen van een peilbuis of meetput om de stijghoogte
te bepalen indien spanningsbemaling wordt toegepast
|
2 lid 2 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering
jo. 3.6 lid 1 Model Keur
|
150
|
450
|
BM
|
437
|
|
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling,
proefbronnering of grondsanering niet verwijderen of dichten van voorzieningen voor
grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling
van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt
|
2 lid 4 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering
jo. 3.6 lid 1 Model Keur
|
300
|
900
|
BM
|
438
|
|
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling,
proefbronnering of grondsanering niet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking
een startmelding doen
|
2 lid 9 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering
jo. 3.6 lid 1 Model Keur
|
100
|
300
|
BM
|
439
|
|
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling,
proefbronnering of grondsanering niet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking
een afmelding doen
|
2 lid 10 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering
jo. 3.6 lid 1 Model Keur
|
100
|
300
|
BM
|
440
|
|
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet
verwijderen of dichten van voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve
beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende
watervoerende pakketten plaatsvindt
|
2 lid 3 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur
|
300
|
900
|
BM
|
441
|
|
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet
uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding doen
|
2 lid 7 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur
|
100
|
300
|
BM
|
442
|
|
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet
uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding doen
|
2 lid 8 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur
|
100
|
300
|