Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013

Geraadpleegd op 03-06-2025.
Geldend van 01-07-2013 t/m heden

Annuleren

Bijlage 1. Streefwaarden grondwater, interventiewaarden bodemsanering, indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging, bodemtypecorrectie en meetvoorschriften

In deze bijlage zijn in tabel 1 de streefwaarden grondwater en interventiewaarden voor zowel grond als grondwater opgenomen. In tabel 2 zijn indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging (INEV’s) en indien beschikbaar streefwaarden voor grondwater opgenomen. Voorafgaande aan deze tabel is een toelichting op de INEV’s opgenomen. Deze bijlage eindigt met de verwijzing naar de formules voor bodemtypecorrectie en instructies voor de toepassing hiervan en een verwijzing naar meetvoorschriften.

1. Streefwaarden grondwater en interventiewaarden bodemsanering

Streefwaarden grondwater geven aan wat het ijkpunt is voor de milieukwaliteit op de lange termijn, uitgaande van Verwaarloosbare Risico’s voor het ecosysteem. De getallen voor de streefwaarde grondwater zijn één op één overgenomen uit de Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering (2000). De streefwaarden zijn afgeleid binnen het project Integrale Normstelling Stoffen (INS) en zijn in december 1997 gepubliceerd (Ministerie van VROM, Integrale Normstelling Stoffen, Milieukwaliteitsnormen bodem, water, lucht, 1997). Met enkele uitzonderingen zijn de INS-streefwaarden overgenomen. De INS-streefwaarden zijn zoveel mogelijk risico-onderbouwd en gelden voor individuele stoffen. Voor metalen wordt er onderscheid gemaakt tussen diep en ondiep grondwater. Reden hiervoor is het verschil in achtergrondconcentraties tussen diep en ondiep grondwater. Als grens tussen diep en ondiep grondwater wordt een arbitraire grens van 10 m gebruikt. Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze grens indicatief is. Indien informatie voorhanden is dat een andere grens aannemelijk is voor de te beoordelen locatie, dan kan een andere grens genomen worden. Hierbij valt te denken aan informatie over de grens tussen het freatische grondwater en het eerste watervoerend pakket.

  • Voor ondiep grondwater (< 10 m) zijn de MILBOWA-waarden als streefwaarden overgenomen. Deze zijn gebaseerd op achtergrondconcentraties en gelden hierbij als handreiking.

  • Voor diep grondwater (> 10 m) worden de in INS voorgestelde streefwaarden overgenomen. Dit betekent dat de streefwaarde bestaat uit de van nature aanwezige achtergrond-concentratie (AC) plus de Verwaarloosbare Toevoeging. Hierbij worden de in INS opgenomen achtergrondconcentraties als handreiking gegeven (zie RIVM-rapport 711701017).

In beide gevallen geldt dat de gegeven achtergrondconcentratie als handreiking moet worden gezien. Indien informatie voorhanden is over de locale achtergrondconcentratie dan kan deze in combinatie met de Verwaarloosbare Toevoeging als streefwaarde worden gebruikt. Meer informatie over achtergrondconcentraties van metalen in grondwater in verschillende gebieden in Nederland is te vinden in RIVM-rapport nummer 711701017. Meer informatie over achtergrondconcentraties in grond en grondwater is te vinden in het dossier ‘meetnetten’ op www.rivm.nl , via www.dinoloket.nl en in de Geochemische atlas van Nederland (Alterra-rapport 2069, 2010).

De interventiewaarden bodemsanering geven aan wanneer de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor de mens, dier en plant ernstig zijn verminderd of dreigen te worden verminderd. Ze zijn representatief voor het verontreinigingsniveau waarboven sprake is van een geval van ernstige (bodem)verontreiniging. De interventiewaarden grond voor de eerste tranche stoffen zijn geëvalueerd. Er zijn nieuwe voorstellen voor interventiewaarden gedaan die zijn opgenomen in tabel 7.1 van het RIVM-rapport 711701023 (febr 2001). Voor een aantal stoffen van de eerste tranche zijn de nieuw voorgestelde interventiewaarden op basis van beleidsmatige overwegingen aangepast. De normaanpassingen zijn beschreven in het NOBO-rapport: VROM, 2008: NOBO: Normstelling en bodemkwaliteitsbeoordeling. Onderbouwing en beleidsmatige keuzes voor de bodemnormen in 2005, 2006 en 2007. De interventiewaarden grond voor de andere tranches zijn niet geëvalueerd en blijven gelijk aan de interventiewaarden grond zoals opgenomen in de Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering (2000). De interventiewaarden grond gelden voor droge bodem. Voor bodems of oevers van een oppervlaktewaterlichaam zijn aparte interventiewaarden opgesteld die zijn opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit. De interventiewaarden grondwater zijn niet herzien en overgenomen uit de Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering (2000).

Tabel 1 Streefwaarden grondwater en interventiewaarden grond en grondwater9Gehalten in grond zijn weergegeven voor standaardbodem (10% organische stof en 25% lutum)

Stofnaam

Streefwaarde

Landelijke achtergrond concentratie

Streefwaarde

Interventiewaarden

 

grondwater7

grondwater

grondwater7

grond

grondwater

   

(AC)

(incl. AC)

   
 

ondiep

diep

diep

   
 

(< 10 m-mv)

(> 10 m-mv)

(> 10 m -mv)

   
 

(µg/l)

(µg/l)

(µg/l)

(mg/kg d.s.)

(µg/l)

1. Metalen

         

Antimoon

0,09

0,15

22

20

Arseen

10

7

7,2

76

60

Barium

50

200

200

8

625

Cadmium

0,4

0,06

0,06

13

6

Chroom

1

2,4

2,5

30

Chroom III

180

Chroom VI

78

Kobalt

20

0,6

0,7

190

100

Koper

15

1,3

1,3

190

75

Kwik

0,05

0,01

0,3

Kwik (anorganisch)

36

Kwik (organisch)

4

Lood

15

1,6

1,7

530

75

Molybdeen

5

0,7

3,6

190

300

Nikkel

15

2,1

2,1

100

75

Zink

65

24

24

720

800

Tabel 1 Streefwaarden grondwater en interventiewaarden grond en grondwater9Gehalten in grond zijn weergegeven voor standaardbodem (10% organische stof en 25% lutum)

Stofnaam

Streefwaarde

Interventiewaarden

 

grondwater7

grond

grondwater

 

(µg/l)

(mg/kg d.s.)

(µg/l)

2. Overige anorganische stoffen

     

Chloride (mg Cl/l)

100 mg/l

Cyanide (vrij)

5

20

1.500

Cyanide (complex)

10

50

1.500

Thiocyanaat

20

1.500

3. Aromatische verbindingen

     

Benzeen

0,2

1,1

30

Ethylbenzeen

4

110

150

Tolueen

7

32

1.000

Xylenen (som)1

0,2

17

70

Styreen (vinylbenzeen)

6

86

300

Fenol

0,2

14

2.000

Cresolen (som)1

0,2

13

200

4. Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK’s)5

     

Naftaleen

0,01

70

Fenantreen

0,003*

5

Antraceen

0,0007*

5

Fluorantheen

0,003

1

Chryseen

0,003*

0,2

Benzo(a)antraceen

0,0001*

0,5

Benzo(a)pyreen

0,0005*

0,05

Benzo(k)fluorantheen

0,0004*

0,05

Indeno(1,2,3cd)pyreen

0,0004*

0,05

Benzo(ghi)peryleen

0,0003

0,05

PAK’s (totaal) (som 10)1

40

5. Gechloreerde koolwaterstoffen

     

a. (vluchtige) koolwaterstoffen

     

Monochlooretheen (Vinylchloride)2

0,01

0,1

5

Dichloormethaan

0,01

3,9

1.000

1,1-dichloorethaan

7

15

900

1,2-dichloorethaan

7

6,4

400

1,1-dichlooretheen2

0,01

0,3

10

1,2-dichlooretheen (som)1

0,01

1

20

Dichloorpropanen (som)1

0,8

2

80

Trichloormethaan (chloroform)

6

5,6

400

1,1,1-trichloorethaan

0,01

15

300

1,1,2-trichloorethaan

0,01

10

130

Trichlooretheen (Tri)

24

2,5

500

Tetrachloormethaan (Tetra)

0,01

0,7

10

Tetrachlooretheen (Per)

0,01

8,8

40

b. chloorbenzenen5

     

Monochloorbenzeen

7

15

180

Dichloorbenzenen (som)1

3

19

50

Trichloorbenzenen (som)1

0,01

11

10

Tetrachloorbenzenen (som)1

0,01

2,2

2,5

Pentachloorbenzenen

0,003

6,7

1

Hexachloorbenzeen

0,00009*

2,0

0,5

c. chloorfenolen5

     

Monochloorfenolen(som)1

0,3

5,4

100

Dichloorfenolen(som)1

0,2

22

30

Trichloorfenolen(som)1

0,03*

22

10

Tetrachloorfenolen(som)1

0,01*

21

10

Pentachloorfenol

0,04*

12

3

d. polychloorbifenylen (PCB’s)

     

PCB’s (som 7)1

0,01*

1

0,01

e. Overige gechloreerde koolwaterstoffen

     

Monochlooranilinen (som)1

50

30

Dioxine (som TEQ)1

0,00018

nvt6

Chloornaftaleen (som)1

23

6

6. Bestrijdingsmiddelen

     

a.organochloor-bestrijdingsmiddelen

     

Chloordaan (som)1

0,02 ng/l*

4

0,2

DDT (som)1

1,7

DDE (som)1

2,3

DDD (som)1

34

DDT/DDE/DDD (som)1

0,004 ng/l*

0,01

Aldrin

0,009 ng/l*

0,32

Dieldrin

0,1 ng/l*

Endrin

0,04 ng/l*

Drins (som)1

4

0,1

α-endosulfan

0,2 ng/l*

4

5

α-HCH

33 ng/l

17

β-HCH

8 ng/l

1,6

γ-HCH (lindaan)

9 ng/

1,2

HCH-verbindingen (som)1

0,05

1

Heptachloor

0,005 ng/l*

4

0,3

Heptachloorepoxide (som)1

0,005 ng/l*

4

3

b.organofosforpesticiden

     

     

c. organotinbestrijdingsmiddelen

     

Organotinverbindingen (som)1

0,05* – 16 ng/l

2,5

0,7

d. chloorfenoxy-azijnzuur herbiciden

     

MCPA

0,02

4

50

e. overige bestrijdingsmiddelen

     

Atrazine

29 ng/l

0,71

150

Carbaryl

2 ng/l*

0,45

60

Carbofuran2

9 ng/l

0,017

100

7. Overige stoffen

     

Asbest3

100

Cyclohexanon

0,5

150

15.000

Dimethyl ftalaat

82

Diethyl ftalaat

53

Di-isobutyl ftalaat

17

Dibutyl ftalaat

36

Butyl benzylftalaat

48

Dihexyl ftalaat

220

Di(2-ethylhexyl)ftalaat

60

Ftalaten (som)1

05

5

Minerale olie4

50

5.000

600

Pyridine

0,5

11

30

Tetrahydrofuran

0,5

7

300

Tetrahydrothiofeen

0,5

8,8

5.000

Tribroommethaan (bromoform)

75

630

1 Voor de samenstelling van de somparameters wordt verwezen naar bijlage N van de Regeling bodemkwaliteit. Voor de berekening van de som TEQ voor dioxine wordt verwezen naar bijlage B van de Regeling Bodemkwaliteit. Voor het optellen van meetwaarden beneden de bepalingsgrens wordt verwezen naar bijlage G onderdeel IV van de Regeling bodemkwaliteit..

2 De Interventiewaarde voor grond voor deze stoffen is gelijk of kleiner dan de bepalingsgrens (intralaboratorium reproduceerbaarheid). Indien de stof wordt aangetoond moeten de risico’s nader worden onderzocht. Bij het aantreffen van vinylchloride of 1,1-dichlooretheen in grond moet tevens het grondwater worden onderzocht.

3 Gewogen norm (concentratie serpentijn asbest + 10 x concentratie amfibool asbest)

4 De definitie van minerale olie wordt beschreven bij de analysenorm. Indien er sprake is van verontreiniging met mengsels (bijvoorbeeld benzine of huisbrandolie) dan dient naast het alkaangehalte ook het gehalte aan aromatische en/of polycyclische aromatische koolwaterstoffen te worden bepaald. Met deze somparameter is om praktische redenen volstaan. Nadere toxicologische en chemische differentiatie wordt bestudeerd.

5 Voor grondwater zijn effecten van PAK’s, chloorbenzenen en chloorfenolen indirect, als fractie van de individuele interventiewaarde, optelbaar (dat wil zeggen 0,5 x interventiewaarde stof A heeft evenveel effect als 0,5 x interventiewaarde stof B). Dit betekent dat een somformule gebruikt moet worden om te beoordelen of van overschrijding van de interventiewaarde sprake is. Er is sprake van overschrijding van de interventiewaarde voor de som van een groep stoffen indien Σ(Ci/Ii) >1, waarbij Ci = gemeten concentratie van een stof uit een betreffende groep en Ii = interventiewaarde voor de betreffende stof uit de betreffende groep.

6 Voor grondwater is er een indicatief niveau voor ernstige verontreiniging

7 De Streefwaarden grondwater voor een aantal stoffen zijn lager dan de vereiste rapportagegrens in AS3000. Voor het beoordelen van meetwaarden beneden de bepalingsgrens, wordt verwezen naar bijlage G onderdeel IV van de Regeling bodemkwaliteit.

8 De norm voor barium is tijdelijk ingetrokken. Gebleken is dat de interventiewaarde voor barium lager was dan het gehalte dat van nature in de bodem voorkomt. Indien er sprake is van verhoogde bariumgehalten ten opzichte van de natuurlijke achtergrond als gevolg van een antropogene bron, kan dit gehalte worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium van 920 mg/kg d.s. Deze voormalige interventiewaarde is op dezelfde manier onderbouwd als de interventiewaarden voor de meeste andere metalen en is voor barium inclusief een natuurlijk achtergrondgehalte van 190 mg/kg d.s.

9 Voor het omgaan met meetwaarden met meetwaarden beneden de bepalingsgrens van het laboratorium wordt verwezen naar bijlage G onderdeel IV van de Regeling bodemkwaliteit.

2. Indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging (INEV’S)

Voor de stoffen in tabel 2 zijn indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging opgenomen. Het betreffen stoffen van de tweede, derde en vierde tranche afleiding interventiewaarden. Op basis van twee redenen is een indicatief niveau voor ernstige verontreiniging aangegeven en geen interventiewaarde:

  • 1. er zijn geen gestandaardiseerde meet- en analysevoorschriften beschikbaar of binnenkort te verwachten;

  • 2. de ecotoxicologische onderbouwing van de interventiewaarde is niet aanwezig of minimaal en in het laatste geval lijkt het erop dat de ecotoxicologische effecten kritischer zijn dan de humaantoxicologische effecten.De ecotoxicologische onderbouwing dient te voldoen aan de volgende criteria:

    • a. er dienen minimaal 4 toxiciteitsgegevens beschikbaar te zijn voor minimaal twee taxonomische groepen;

    • b. voor metalen dienen alle gegevens betrekking te hebben op het compartiment bodem;

    • c. voor organische stoffen mogen maximaal twee gegevens via evenwichtspartitie uit gegevens voor het compartiment water zijn afgeleid;

    • d. er dienen minimaal twee gegevens voor individuele soorten beschikbaar te zijn.

    Indien aan een of meerdere van deze criteria niet is voldaan en indien ecotoxicologische effecten kritischer zijn dan humaantoxicologische effecten, wordt volstaan met het vaststellen van een indicatief niveau voor ernstige verontreiniging.

De indicatieve niveaus hebben een grotere mate van onzekerheid dan de interventiewaarden. De status van de indicatieve niveaus is daarom niet gelijk aan de status van de interventiewaarde. Over- of onderschrijding van de indicatieve niveaus heeft derhalve niet direct consequenties voor wat betreft het nemen van een beslissing over de ernst van de verontreiniging door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag dient daarom naast de indicatieve niveaus ook andere overwegingen te betrekken bij de beslissing of er sprake is van ernstige verontreiniging. Hierbij kan gedacht worden aan:

  • nagaan of er op basis van andere stoffen sprake is van ernstige verontreiniging en spoed tot saneren. Op verontreinigde locaties komen vaak meerdere stoffen tegelijk voor. Indien voor andere stoffen wel interventiewaarden zijn vastgesteld kan op basis van deze stoffen nagegaan worden of er sprake is van ernstige verontreiniging en spoed tot saneren. In zo’n geval is een risicoschatting voor de stoffen waarvoor slechts een indicatief niveau is aangegeven minder relevant. Indien op basis van andere stoffen geen sprake blijkt te zijn van ernstige verontreiniging en spoed tot saneren, is een risicoschatting voor de stoffen waarvoor slechts een indicatief niveau is aangegeven wel belangrijk;

  • een ad hoc bepaling van de actuele risico’s. Bij de bepaling van actuele risico’s ten behoeve van het vaststellen van de spoed tot saneren spelen naast toxicologische criteria ook andere locatiegebonden factoren een rol. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de blootstellingsmogelijkheden, het gebruik van de locatie of de oppervlaktes van de verontreiniging. Dergelijke factoren kunnen vaak goed bepaald worden waardoor het ondanks de onzekerheid met betrekking tot de indicatieve niveaus toch mogelijk is een redelijke schatting van de actuele risico’s uit te voeren. Het verdient aanbeveling hierbij gebruik te maken van bio-assays, omdat hiermee niet alleen de onzekerheden in de ecotoxicologische onderbouwing maar ook de onzekerheden ten gevolge van het gestandaardiseerde meet- en analysevoorschriften ontweken worden.

  • aanvullend onderzoek naar de risico’s van de stof. Er kunnen aanvullende toxiciteitsexperimenten uitgevoerd worden om een betere schatting van de risico’s van de stof te kunnen maken.

De INEV’s zijn niet geëvalueerd en blijven gelijk aan de INEV’s zoals opgenomen in de Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering (2000). Enkele voormalige interventiewaarden zijn omgezet in INEV’s. Dit wordt toegelicht in het NOBO-rapport: VROM, 2008: NOBO: Normstelling en bodemkwaliteitsbeoordeling. Onderbouwing en beleidsmatige keuzes voor de bodemnormen in 2005, 2006 en 2007. Alleen voor MTBE is het INEV voor grondwater aangepast naar de waarde die is genoemd in de Circulaire zorgplicht Wbb bij MTBE- en ETBE-verontreinigingen (Staatscourant 18 december 2008, nr. 2139).

Tabel 2 Streefwaarden grondwater en indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging5 Gehalten in grond zijn weergegeven voor standaardbodem (10% organische stof en 25% lutum)

Stofnaam

Streefwaarde

Indicatief niveau voor ernstige verontreiniging

 

grondwater

grond

grondwater

 

Ondiep3

Diep3

   
 

(< 10m –mv)

(>10 m –mv)

   
 

(µg/l)

(µg/l)

(mg/kg d.s.)

(µg/l)

1 Metalen

       

Beryllium

0,05*

30

15

Seleen

0,07

100

160

Tellurium

600

70

Thallium

2*

15

7

Tin

2,2*

900

50

Vanadium

1,2

250

70

Zilver

15

40

Tabel 2 Streefwaarden grondwater en indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging5Gehalten in grond zijn weergegeven voor standaardbodem (10% organische stof en 25% lutum)

Stofnaam

Streefwaarde

Indicatief niveau voor ernstige verontreiniging

 

grondwater3

grond

grondwater

 

(µg/l)

(mg/kg d.s.)

(µg/l)

3. Aromatische-verbindingen

     

Dodecylbenzeen

1.000

0,02

Aromatische oplosmiddelen1

200

150

Dihydroxybenzenen (som)2

8

Catechol (o-dihydroxybenzeen)

0,2

1.250

Resorcinol (m-dihydroxybenzeen)

0,2

600

Hydrochinon (p-dihydroxybenzeen)

0,2

800

5. Gechloreerdekoolwaterstoffen

     

Dichlooranilinen

50

100

Trichlooranilinen

10

10

Tetrachlooranilinen

30

10

Pentachlooranilinen

10

1

4-chloormethylfenolen

15

350

Dioxine (som TEQ)1

nvt4

0,001 ng/l

6.Bestrijdingsmiddelen

     

Azinfosmethyl

0,1 ng/l *

2

2

Maneb

0,05 ng/l*

22

0,1

7. Overige verbindingen

     

Acrylonitril

0,08

0,1

5

Butanol

30

5.600

1,2 butylacetaat

200

6.300

Ethylacetaat

75

15.000

Diethyleen glycol

270

13.000

Ethyleen glycol

100

5.500

Formaldehyde

0,1

50

Isopropanol

220

31.000

Methanol

30

24.000

Methylethylketon

35

6.000

Methyl-tert-buthyl ether (MTBE)

100

9.400

1 Voor de samenstelling van de somparameters wordt verwezen naar bijlage N van de Regeling bodemkwaliteit Voor het omgaan met meetwaarden beneden de bepalingsgrens wordt verwezen naar bijlage G onderdeel IV van de Regeling bodemkwaliteit.

2 Onder dihydroxybenzenen (som) wordt verstaan: de som van catechol, resorcinol en hydrochinon.

3 De Streefwaarden grondwater voor een aantal stoffen zijn lager dan de vereiste rapportagegrens in AS3000. Voor het beoordelen van meetwaarden beneden de bepalingsgrens, wordt verwezen naar bijlage G onderdeel IV van de Regeling bodemkwaliteit.

4 Voor grond is er een interventiewaarde.

5Voor het beoordelen van meetwaarden beneden de bepalingsgrens, wordt verwezen naar bijlage G onderdeel IV van de Regeling bodemkwaliteit.

3. Bodemtypecorrectie en meetvoorschriften

De interventiewaarden voor grond in de tabellen 1 en 2 zijn bodemtype-afhankelijk en gebaseerd op een standaardbodem met een lutum percentage van 25% en een organische stof percentage van 10%. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de bodem worden de gemeten gehalten middels een bodemtypecorrectie omgerekend naar standaardbodem. De wijze van omrekening is beschreven in bijlage G onderdeel III van de Regeling bodemkwaliteit.

Meetvoorschriften

De te hanteren analysemethoden zijn opgenomen in Bijlage L van de Regeling bodemkwaliteit..

Annuleren