10. Het college is van oordeel dat aanbieders nummerportabiliteit tijdig aan eindgebruikers moeten verschaffen. Sinds de invoering van nummerportabiliteit beoordeelt het college een termijn van tien werkdagen als redelijk, en heeft hij aanbieders en eindgebruikers hierover meermalen bericht. Omdat consumenten en recente toetreders tot de mobiele telefoniemarkt een belang hebben bij de kenbaarheid van deze redelijke termijn, vermeldt het college de redelijke termijn van tien werkdagen nu expliciet in de beleidsregels.
11. Het college constateert dat verscheidene aanbieders belemmeringen opwerpen voor eindgebruikers die over willen stappen en daarbij hun telefoonnummer willen behouden.Het college acht het recht op nummerportabiliteit van groot belang en neergelegd in de Tw. Het recht op nummerportabiliteit zoals verwoord in de Tw staat los van de bepalingen die partijen op grond van het privaatrecht zijn overeengekomen. Het college is in dit kader tot het oordeel gekomen dat een onbelemmerde overstap van eindgebruikers tussen aanbieders gewaarborgd moet worden.
12. Het college is van oordeel dat de wet geen basis vormt voor donoraanbieders om nummerportabiliteit te ontzeggen aan eindgebruikers die hun telefoonnummer naar een andere aanbieder willen laten porteren en nog een contractuele overeenkomst hebben. Na consultatie van aanbieders en na zijn analyse van de (internationale) marktontwikkelingen acht het college het onredelijk dat aanbieders het voldoen aan contractuele bepalingen als voorwaarde gebruiken bij de beoordeling van een porteringsverzoek. Het college ontleent hier zijn bevoegdheid aan de Tw; ongeacht de afspraken die op grond van de overeenkomst gesloten tussen partijen gelden, dienen aanbieders nummerportabiliteit te verschaffen.
13. De verplichting voor aanbieders van mobiele openbare telecommunicatiediensten om nummerportabiliteit te verschaffen is neergelegd in de Telecommunicatiewet. Op grond van artikel 4.10, eerste lid onderdeel a, Tw is de ‘oude’ aanbieder (hierna: donor-aanbieder), verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn klant zijn telefoonnummer kan blijven gebruiken wanneer hij overstapt naar een nieuwe aanbieder (hierna: recipient-aanbieder). Ook de recipient-aanbieder is verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn nieuwe klant zijn telefoonnummer, dat hij in gebruik heeft bij zijn donor-aanbieder, kan blijven gebruiken (artikel 4.10, tweede lid, Tw). Op grond van artikel 15.1, derde lid, Tw is het college belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in artikel 4.10 Tw.
14. De door de wetgever, op basis van Europese regelgeving, geformuleerde verplichting inzake nummerportabiliteit strekt ertoe dat de eindgebruiker zijn telefoonnummer, bestemd voor digitale mobiele netwerken, kan blijven gebruiken.
15. Het college heeft per brief van 11 februari 1999 aan alle mobiele telefonie- aanbieders kenbaar gemaakt dat een redelijke termijn voor de afhandeling van een porteringsverzoek twee weken (tien werkdagen) bedraagt. In zijn besluit van juli 2000 op de bezwaren van de aanbieders tegen de last onder dwangsom heeft het college aangegeven de normstelling uit de last onder dwangsom van december 1999 te beschouwen als de enige juiste uitleg van de wettelijke verplichting, tezamen met de sinds 11 februari 1999 door het college gehanteerde redelijke termijn van tien werkdagen. Deze redelijke termijn betreft een concretisering van datgene waartoe de aanbieders al sinds 1 januari 1999 verplicht waren, zo gaf het college aan in zijn beslissing op bezwaar. Naar het oordeel van het college blijven de normstelling en de redelijke termijn dan ook hun gelding behouden, ondanks de intrekking van de last onder dwangsom. Dit is overigens ook wenselijk uit oogpunt van rechtszekerheid, omdat alle aanbieders al sinds december 1999 bekend zijn met de normstelling en sinds februari 1999 bekend zijn met de redelijke termijn van tien werkdagen. Mede met het oog op nieuwe toetreders tot de markt voor mobiele telefonie herhaalt het college op deze plaats de uitleg van artikel 4.10 Tw en de overwegingen die hierbij van belang zijn.
16. Naar het oordeel van het college gaat de wettelijke norm uit van het in samenwerking tot stand brengen van nummerportabiliteit. Immers, voor het slagen van een portering van een telefoonnummer spelen verschillende partijen een rol, waaronder de donoraanbieder, de transit-operator en de recipient-aanbieder. Zo dienen de donor- en de recipient-aanbieder, kortgezegd, het bewuste telefoonnummer af respectievelijk aan te sluiten op hun netwerken, terwijl voor een juiste routering van gesprekken van en naar het geporteerde telefoonnummer ook is vereist dat de transit-operator kennis heeft van de voorgenomen portering. De nakoming van de wettelijke verplichting is in grote mate afhankelijk van de samenwerking, en de bereidheid daartoe, tussen de verschillende aanbieders bij de portering van het telefoonnummer van een eindgebruiker.
17. De samenwerking die de aanbieders op dit vlak reeds hebben ontplooid heeft geleid tot de ‘Standaardovereenkomst Nummerportabiliteit’, waarin is beschreven hoe het porteringsproces in zijn werk gaat. Deze overeenkomst is tot stand gekomen in private onderhandelingen tussen aanbieders onderling (waaronder ook aanbieders van vaste openbare telecommunicatiediensten), zonder tussenkomst van het college. Alle aanbieders hebben deze overeenkomst getekend, danwel zich aan de daarin vastgelegde standaard gecommitteerd. De ‘Standaardovereenkomst Nummerportabiliteit’ heeft tevens de juridische basis gevormd voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke infrastructuur (‘COIN’), met behulp waarvan nummerportabiliteit wordt gefaciliteerd.
18. Bij de uitleg van de wettelijke verplichting tot het bieden van nummerportabiliteit heeft het college aansluiting gezocht bij het in de ‘Standaardovereenkomst Nummerportabiliteit’ omschreven porteringsproces, met dien verstande dat aanbieders geen aanvullende voorwaarden mogen stellen bij de afhandeling van porteringsverzoeken. Het college ontleent hier zijn bevoegdheid aan de Tw; ongeacht de afspraken die op grond van de overeenkomst gesloten tussen partijen gelden, dienen aanbieders naar het oordeel van het college nummerportabiliteit te verschaffen. Het college acht het niettemin noodzakelijk dat de eindgebruiker die om portering heeft verzocht de in randnummer 34 bepaalde gegevens aanlevert om tijdige en correcte afhandeling van zijn verzoek mogelijk te maken.
19. Naar het oordeel van het college dient de wettelijke verplichting, mede gezien de imperatieve aard van artikel 4.10 Tw en het belang van de eindgebruiker bij het goed functioneren van nummerportabiliteit, uitgelegd te worden in die zin dat het telefoonnummer van de eindgebruiker tijdig en correct dient te zijn geporteerd door zijn oude en nieuwe aanbieder tezamen. Tijdig en correct wil zeggen dat de afhandeling van een porteringsverzoek niet langer duurt dan maximaal tien werkdagen, mits de eindgebruiker de in randnummer 34 bepaalde gegevens heeft overlegd.
20. Naar de aard van nummerportabiliteit treedt een aanbieder bij de portering van een telefoonnummer de ene keer op als donor-aanbieder, de andere keer als recipient-aanbieder. Omdat de wettelijke verplichting om een telefoonnummer tijdig en correct te porteren naar het oordeel van het college uitgaat van het in samenwerking tot stand brengen van nummerportabiliteit, ziet deze verplichting zowel op de hoedanigheid van donoraanbieder als op die van recipientaanbieder.
IIIb. Normstelling recipient-aanbieder
[Vervallen per 01-03-2008]
23. Een aanbieder dient in zijn hoedanigheid van recipient-aanbieder ervoor zorg te dragen dat maandelijks in 95% van de gevallen de feitelijke portering plaatsvindt op de met de eindgebruiker overeengekomen datum van portering.
24. De redelijke termijn voor afhandeling van een porteringsverzoek brengt met zich mee dat, naar het oordeel van het college, de periode tussen de feitelijke porteringsdatum en de dag dat het porteringsverzoek van de eindgebruiker door de recipiëntaanbieder is ontvangen maximaal tien werkdagen bedraagt, tenzij de eindgebruiker schriftelijk om een specifieke, latere porteringsdatum heeft verzocht.
25. Op basis van de ‘Standaardovereenkomst Nummerportabiliteit’ heeft de recipient-aanbieder vanaf de start tot aan de feitelijke portering van het telefoonnummer de ‘lead’ in het porteringsproces. Dit komt onder andere tot uiting in het benaderen van de donor-aanbieder om de datum van overgang van het telefoonnummer van de klant te regelen. Na deze administratieve fase start de recipient-aanbieder conform de ‘Standaardovereenkomst Nummerportabiliteit’ op de afgesproken datum de fase waarin het telefoonnummer van de eindgebruiker wordt afgesloten op het netwerk van de donor-aanbieder en aangesloten op het recipient-netwerk. In deze fase stuurt de recipient-aanbieder porteringsberichten naar de donor-aanbieder en naar de transit-operator en houdt hij de tijdige beantwoording van deze berichten in de gaten. Gezien deze rolverdeling is het naar het oordeel van het college dan ook de recipient-aanbieder die er het beste voor kan zorgen dat het telefoonnummer van de eindgebruiker daadwerkelijk op de afgesproken datum wordt geporteerd.
26. Conform de in de ‘Standaardovereenkomst Nummerportabiliteit’ neergelegde één loket-gedachte is de recipient-aanbieder ook verantwoordelijk voor een adequate communicatie met de eindgebruiker, die heeft aangegeven met behoud van zijn huidige telefoonnummer naar hem te willen overstappen. Dit betekent naar het oordeel van het college dat de recipient-aanbieder aan de eindgebruiker correcte informatie dient te verstrekken over de te volgen procedure en de precieze porteringsdatum.
27. Het college realiseert zich dat de recipient-aanbieder voor het vaststellen van de porteringsdatum en voor het realiseren van de portering op de afgesproken datum afhankelijk is van de medewerking van andere aanbieders. Deze medewerking komt met name tot uitdrukking komt in het tijdig en correct beantwoorden en verwerken van door de recipient-aanbieder verstuurde porteringsberichten. Afgezien van het feit dat de aanbieders zich reeds op grond van de ‘Standaardovereenkomst Nummerportabiliteit’ over en weer hebben verplicht tot het volgen van het gestandaardiseerde porteringsproces, gaat het college ervan uit dat deze medewerking ook voor het overige zonder enige terughoudendheid plaatsvindt.
28. Hiertoe overweegt het college dat alle aanbieders gebaat zijn bij het goed functioneren van nummerportabiliteit en de medewerking van andere aanbieders daarbij. Immers, elke aanbieder treedt op enig moment op als recipient-aanbieder en de bereidheid van een aanbieder om in de hoedanigheid van recipient-aanbieder aan de wettelijke verplichting te voldoen zal groter zijn, aangezien in dat geval een nieuwe klant wordt verworven. Overigens kunnen partijen naar de mening van het college gezamenlijk danwel bilateraal afspraken maken teneinde de samenwerking verder te regelen.