Regeling taken en bevoegdheden Functionaris Gegevensbescherming BZ

Geraadpleegd op 02-12-2024.
Geldend van 19-04-2013 t/m heden

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 3 april 2013, nr. VCI-069/2013, tot toedeling van de taken en bevoegdheden van de Functionaris Gegevensbescherming BZ

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Gelet op de artikelen 62 en 64 van de Wet bescherming persoonsgegevens;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. de wet: Wet bescherming persoonsgegevens;

  • b. de minister: de Minister van Buitenlandse Zaken;

  • c. het ministerie: Ministerie van Buitenlandse Zaken;

  • d. de FG: Functionaris Gegevensbescherming zoals bedoeld in artikel 62 van de Wet bescherming persoonsgegevens;

  • e. de beheerder: hoofd van een dienstonderdeel van het ministerie, aan wie krachtens de geldende organisatie en mandaatregelingen de taken en bevoegdheden van de minister ten aanzien van verwerkingen van persoonsgegevens zijn gemandateerd;

  • f. de bewerker: degene die ten behoeve van de verantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt, zonder aan zijn rechtstreeks gezag te zijn onderworpen;

  • g. betrokkene: degene op wie een persoonsgegeven betrekking heeft.

Artikel 2

De FG ziet toe op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij en krachtens de wet bepaalde. Het toezicht strekt zich uit tot de verwerking van persoonsgegevens waarvoor de minister de verantwoordelijke is in de zin van de wet.

Artikel 4

De FG maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Artikel 5

  • 1 De FG is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats in de gebouwen en op de terreinen die bij het ministerie in gebruik zijn te betreden waar persoonsgegevens worden verwerkt, met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.

  • 2 Hij is bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hem zijn aangewezen.

  • 3 Hij zal de Wbp-contactpersoon van de betreffende afdeling/post vooraf informeren.

Artikel 6

De FG is bevoegd inlichtingen te vorderen van eenieder die onder gezag van de minister werkzaam is of op grond van een overeenkomst persoonsgegevens verwerkt.

Artikel 7

  • 1 De FG is bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden waarin persoonsgegevens zijn verwerkt.

  • 2 Hij is bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.

  • 3 Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, is hij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs.

Artikel 8

  • 1 De FG is bevoegd zaken te onderzoeken.

  • 2 Hij is bevoegd daartoe verpakkingen te openen.

  • 3 Indien het onderzoek niet ter plaatse kan geschieden, is hij bevoegd de zaken voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs.

  • 4 De beheerder wordt zo spoedig mogelijk in kennis gesteld van de uitkomsten van het onderzoek.

Artikel 9

De FG is bevoegd vervoermiddelen te onderzoeken indien daarin persoonsgegevens onder verantwoordelijkheid van de minister worden verwerkt.

Artikel 10

De FG is bevoegd opdracht te geven tot vernietiging van persoonsgegevens waarvan de bewaartermijn is overschreden. De verantwoordelijke voor deze gegevens zal daarvan op de hoogte worden gesteld.

Artikel 11

  • 1 Eenieder die werkzaam is onder het gezag van de minister is verplicht aan de FG, binnen de door hem gestelde redelijke termijn, alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 2 Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant, waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als:

Regeling taken en bevoegdheden Functionaris Gegevensbescherming BZ.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Buitenlandse Zaken,
namens deze:

waarnemend Secretaris-Generaal,

M.T.G. van Daalen

Bijlage I. Wet bescherming persoonsgegevens

Artikel 62

Een verantwoordelijke of een organisatie waarbij verantwoordelijken zijn aangesloten kan een eigen functionaris voor de gegevensbescherming benoemen, onverminderd de bevoegdheden van het College ingevolge hoofdstuk 9 en 10 van deze wet.

Artikel 63

  • 1. Als functionaris kan slechts worden benoemd een natuurlijke persoon die voor de vervulling van zijn taak over toereikende kennis beschikt en voldoende betrouwbaar wordt geacht.

  • 2. De functionaris kan wat betreft de uitoefening van zijn functie geen aanwijzingen ontvangen van de verantwoordelijke of de organisatie die hem heeft benoemd. Hij ondervindt geen nadeel van de uitoefening van zijn taak. De verantwoordelijke stelt de functionaris in de gelegenheid zijn taak naar behoren te vervullen. De functionaris kan de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de verantwoordelijke gevolg dient te geven aan hetgeen in de tweede volzin is bepaald.

  • 3. De functionaris oefent zijn taken eerst uit nadat de verantwoordelijke of de organisatie die hem heeft benoemd, hem heeft aangemeld bij het College. Het College houdt een lijst bij van aangemelde functionarissen.

  • 4. De functionaris is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem op grond van een klacht of verzoek van betrokkene is bekend geworden, tenzij de betrokkene in bekendmaking toestemt.

Artikel 64

  • 1. De functionaris ziet toe op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij en krachtens de wet bepaalde. Het toezicht strekt zich uit tot de verwerking van persoonsgegevens door de verantwoordelijke die hem heeft benoemd of door de verantwoordelijken die zijn aangesloten bij de organisatie die hem heeft benoemd.

  • 2. Indien op de verwerking een krachtens artikel 25 vastgestelde gedragscode van toepassing is, strekt het toezicht mede uit tot de naleving van deze code.

  • 3. De verantwoordelijke of de organisatie als bedoeld in het eerste lid draagt zorg dat de functionaris ter vervulling van zijn taak over bevoegdheden beschikt die gelijkwaardig zijn aan de bevoegdheden zoals geregeld in Afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4. De functionaris kan aanbevelingen doen aan de verantwoordelijke die strekken tot een betere bescherming van de gegevens die worden verwerkt. In gevallen van twijfel overlegt hij met het College.

Bijlage II. Algemene wet bestuursrecht

Afdeling 5.2. Toezicht op de naleving

Artikel 5:11

Onder toezichthouder wordt verstaan: een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.

Artikel 5:12

  • 1. Bij de uitoefening van zijn taak draagt een toezichthouder een legitimatiebewijs bij zich, dat is uitgegeven door het bestuursorgaan onder verantwoordelijkheid waarvan de toezichthouder werkzaam is.

  • 2. Een toezichthouder toont zijn legitimatiebewijs desgevraagd aanstonds.

  • 3. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de toezichthouder en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid. Het model van het legitimatiebewijs wordt vastgesteld bij regeling van onze Minister van Justitie.

Artikel 5:13

Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Artikel 5:14

Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan dat de toezichthouder als zodanig aanwijst, kunnen de aan de toezichthouder toekomende bevoegdheden worden beperkt.

Artikel 5:15

  • 1. Een toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur. Elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.

  • 2. Zo nodig verschaft hij zich toegang met behulp van de sterke arm.

  • 3. Hij is bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hem zijn aangewezen.

Artikel 5:16

Een toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen.

Artikel 5:17

  • 1. Een toezichthouder is bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden.

  • 2. Hij is bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.

  • 3. Indien het maken van kopieën niet ter plaatste kan geschieden, is hij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs.

Artikel 5:18

  • 1. Een toezichthouder is bevoegd zaken te onderzoeken, aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te nemen.

  • 2. Hij is bevoegd daartoe verpakkingen te openen.

  • 3. De toezichthouder neemt op verzoek van de belanghebbende indien mogelijk een tweede monster, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 4. Indien het onderzoek, de opneming of de monsterneming niet ter plaatse kan geschieden, is hij bevoegd de zaken voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs.

  • 5. De genomen monsters worden voor zover mogelijk teruggegeven.

  • 6. De belanghebbende wordt op zijn verzoek zo spoedig mogelijk in kennis gesteld van de resultaten van het onderzoek, de opneming of de monsterneming.

Artikel 5:19

  • 1. Een toezichthouder is bevoegd vervoermiddelen te onderzoeken met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft.

  • 2. Hij is bevoegd vervoermiddelen waarmee naar zijn redelijk oordeel zaken worden vervoerd met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft, op hun lading te onderzoeken.

  • 3. Hij is bevoegd van de bestuurder van een vervoermiddel inzage te vorderen van de wettelijk voorgeschreven bescheiden met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft.

  • 4. Hij is bevoegd met het oog op de uitoefening van deze bevoegdheden van de bestuurder van een voertuig of van de schipper van een vaartuig te vorderen dat deze zijn vervoermiddel stilhoudt en naar door hem aangewezen plaats overbrengt.

  • 5. Bij regeling van Onze Minister van Justitie wordt bepaald op welke wijze de vordering tot stilhouden wordt gedaan.

Artikel 5:20

  • 1. Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 2. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.