Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, van 9 juli 2012,
nr. IenM/BSK-2012/132287, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 ter
bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging
en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140) en op de artikelen 8.40, eerste lid, 8.41, 8.42, 9.2.2.1, eerste lid, 9.2.2.6a, eerste lid, 10.2, tweede lid, 10.30, derde lid, en 11.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, op de artikelen 6, eerste lid, 8, eerste en derde lid, 18, derde lid, en 65, eerste lid, van de Wet bodembescherming, op artikel 2.1, eerste lid, onder i, en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en op de artikelen 4.3, eerste lid, 6.5, aanhef en onder c, 6.6, eerste lid, 6.16, eerste lid, en 6.20, tweede lid, van de Waterwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 24 september 2012,
No. W14.12.0304/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 22 maart
2013, nr. IenM/BSK-2013/53797, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: