Besluit onderzoeksprogramma Mycoplasma gallisepticum, Mycoplasma synoviae en Mycoplasma meleagridis in de pluimveesector (PPE) 2012

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 09-05-2025.
Geldend van 12-01-2014 t/m 31-12-2014

Besluit van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren van 6 september 2012 houdende vaststelling van een onderzoeksprogramma naar de aanwezigheid van Mycoplasma gallisepticum, Mycoplasma synoviae en Mycoplasma meleagridis in de pluimveesector (PPE) 2012 (Besluit onderzoeksprogramma Mycoplasma gallisepticum, Mycoplasma synoviae en Mycoplasma meleagridis in de pluimveesector (PPE) 2012)

Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren;

Gelet op artikel 3, onder a. b. en d., van de Verordening onderzoek Mycoplasma gallisepticum, Mycoplasma synoviae en Mycoplasma meleagridis in de pluimveesector (PPE) 2012;

Gehoord het advies van de Adviescommissie pluimveegezondheidszorg;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit onderzoeksprogramma Mycoplasma gallisepticum, Mycoplasma synoviae en Mycoplasma meleagridis in de pluimveesector (PPE) 2012.

  • 2 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dag van bekendmaking in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

Zoetermeer, 6 september 2012

B.J. Krouwel

voorzitter

B.M. Dellaert

secretaris

Bijlage I. Programma van onderzoek kippen en kalkoenen, zoals bedoeld in artikel 3, onder a. en b. van de Verordening onderzoek Mycoplasma gallisepticum, Mycoplasma synoviae en Mycoplasma meleagridis in de pluimveesector (PPE) 2012

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

I. De volgende bepalingen hebben betrekking op het minimale programma waaraan onderzoek van reproductiekoppels pluimvee dient te voldoen.

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Bemonstering:

    Per bemonstering wordt per stal, gelijkmatig verdeeld, van 1 % van het aantal in de stal gehouden dieren, met een minimum van 30 dieren en een maximum van 60 dieren, per dier 1 ml bloed getapt. In geval van een bedrijf waar tegen M.s. is gevaccineerd met een vaccinstam waarvan aangetoond is dat deze zich horizontaal kan verspreiden binnen en tussen stallen, of een bedrijf met koppels afkomstig van een bedrijf waar tegen M.s. gevaccineerd is, dienen per stal 24 tracheaswabmonsters te worden genomen.

    Bemonstering van koppels (opfok)reproductiekoppels vindt plaats door een dierenarts, conform het in bijlage II opgenomen protocol of door een door de voorzitter namens het bestuur aangewezen (rechts)persoon.

    In alle gevallen wordt de datum waarop een bemonstering dient plaats te vinden door de GD aangegeven.

  • 2. Frequentie en tijdstip van bemonstering:

    • a. Kippen

      Bemonstering van koppels {over)grootouderdieren vindt plaats op een leeftijd van 15-16, 20, 28 weken en vervolgens iedere 8 weken.

      Bemonstering van koppels ouderdieren vindt plaats op een leeftijd van 15-16, 20-22, 30 weken en vervolgens iedere 12 weken.

    • b. Kalkoenen

      Bemonstering van koppels kalkoen(groot)ouderdieren vindt plaats op een leeftijd van 10, 18, 26 weken en vervolgens iedere 12 weken.

  • 3. Verplaatsen van reproductiedieren (inclusief het bijplaatsen van hanen)

    Een koppel (opfok)reproductiedieren (uitgezonderd eendagskuikens) of een gedeelte daarvan, mag alleen worden verplaatst naar een ander pluimveebedrijf indien het koppel:

    • a. maximaal twee weken voor de verplaatsing serologisch dan wel aan de hand van een PCR test is onderzocht op M.g. en M.s.;

    • b. het onderzoek naar de aanwezigheid van M.g. een negatief resultaat heeft;

    • c. het koppel na de monsterafname niet tussentijds verplaatst is;

    • d. de monstername is uitgevoerd door een dierenarts of een door de voorzitter namens het bestuur aangewezen (rechts)persoon.

  • 4. Verpakking en verzending

    De monsters worden per koppel/stal apart in daartoe bestemde dozen verpakt. Op elke doos wordt aangegeven uit welke stal de monsters afkomstig zijn. Iedere doos wordt vergezeld van een volledig ingevuld en ondertekend inzendformulier. De dozen moeten op de dag van bemonsteren worden gezonden aan de GD, Centraal Laboratorium Administratie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, of naar de GD worden gebracht (Arnsbergstraat 7, 7418 EZ Deventer).

  • 5. Serologisch onderzoek

    Mycoplasma gallisepticum en M. synoviae bij grootouderdieren en opfokgrootouderdieren

    De bloedmonsters worden binnen 3 werkdagen na datum van monsterontvangst onderzocht. Het onderzoek gebeurt met een combi M.g./M.s. ELISA. Bij eventuele positieve reacties worden de positief reagerende sera met een maximum van 10 per inzending (waarbij dan de hoogste of hoge titers uitgekozen worden) hertest met een specifieke M.s. ELISA en een specifieke M.g. ELISA.

    Mycoplasma gallisepticum en M. synoviae bij ouderdieren, opfokouderdieren, opfokleg en leg

    De bloedmonsters worden binnen 3 werkdagen na datum van monsterontvangst onderzocht. Het eerste onderzoek gebeurt met 1:8 verdund serum met de Mg snelle plaat aggluttinatie test en Ms snelle plaat agglutinatie test. Bij eventuele positieve reacties worden van maximaal 10 monsters (per inzending) die op het oog het sterkst reageren verder getest in een specifieke M.g. ELISA en respectievelijk een specifieke M.s. ELISA.

    Mycoplasma gallisepticum en M. synoviae bij reproduktiekalkoenen en vleeskalkoenen

    De bloedmonsters worden binnen 3 werkdagen na datum van monsterontvangst onderzocht. Het onderzoek gebeurt met de gecombineerde M.g./M.s. Elisatest.

    Mycoplasma meleagridis bij reproduktie kalkoenen

    De monsters worden binnen 3 dagen na datum van monsterontvangst onderzocht. Het onderzoek wordt verricht met een specifieke M.m. ELISA.

    Mycoplasma synoviae bij ouderdieren en grootouderdieren: serologisch onderzoek wordt uitgevoerd op 30 bloedmonsters.

  • 5a. PCR onderzoek

    In geval van tracheaswabmonsters worden deze monsters binnen 3 werkdagen na de datum van ontvangst van deze monsters bij de Gezondheidsdienst voor Dieren te Deventer onderzocht, aan de hand van een differentiërende M.s. Polymerase Chain Reactiontest (PCR) die veldstammen en vaccinstammen kan aantonen.

  • 6. Verificatie

    Als bij het onder 5 genoemde serologisch onderzoek naar het oordeel van de GD afweerstoffen tegen M. gallisepticum en/of M. meleagridis worden aangetroffen, wordt zo spoedig mogelijk door of namens de GD een herhaalde bemonstering van 60 monsters per stal op het betreffende bedrijf uitgevoerd. Deze monsters worden binnen 1 werkdag na aanleveren op de manier als genoemd onder 5 onderzocht. Op verzoek van de ondernemer kan deze herhaalde bemonstering worden overgeslagen op voorwaarde dat direct een PCR-onderzoek wordt uitgevoerd.

  • 7. PCR

    Indien een verificatieonderzoek, zoals bedoeld onder 6, een dubieus of negatief onderzoekresultaat geeft wordt een polymerase chain reaction (PCR)-onderzoek uitgevoerd. In dat geval worden door of namens de GD van 60 dieren uit de betreffende stal trachea-swabs genomen, welke met een PCR worden onderzocht op de aanwezigheid van M. gallisepticum.

  • 8. Uitslag

    Indien bij het serologisch onderzoek, zoals bedoeld onder 5, afweerstoffen worden aangetoond, worden de eigenaar/houder van de dieren, de leverancier (bij opfokdieren) respectievelijk de afnemer van de broedeieren (bij dieren in productie), de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (VWA) en het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) op de hoogte gesteld van het feit dat het koppel de status "verdacht" heeft.

    Indien bij het verificatieonderzoek, zoals bedoeld onder 6. opnieuw afweerstoffen tegen M. gallisepticum of M. meleagridis worden aangetoond en/of indien bij het PCR-onderzoek, zoals bedoeld onder 7, de aanwezigheid van M. gallisepticum wordt aangetoond, dan wordt het bedrijf als "besmet" aangemerkt en als zodanig aan de eigenaar/houder van het koppel, de leverancier (bij opfokdieren) respectievelijk de afnemer van de broedeieren (bij dieren in productie), de NVWA en het productschap doorgegeven.

II. De volgende bepalingen hebben betrekking op het minimale programma waaraan onderzoek van (opfok)koppels leghennen dient te voldoen.

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Bemonstering:

a. Opfokkoppels

Definitie koppel: een groep dieren van gelijke leeftijd (maximaal 72 uur verschil in leeftijd) in één stal aanwezig.

Van ieder koppel worden, maximaal 3 weken voor het overplaatsen naar de produktiestal(len), ten minste 24 bloedmonsters van evenzoveel dieren genomen voor onderzoek op afweerstoffen tegen M. gallisepticum (M.g.) en M. synoviae (M.s.). In geval van vaccinatie op het bedrijf tegen M.s. met een vaccinatiestam waarvan aangetoond is dat deze zich horizontaal kan verspreiden binnen en tussen stallen, dienen per stal 24 tracheaswabmonsters te worden genomen.

De monsters worden gelijkmatig over de stal verdeeld genomen.

De monsters moeten worden genomen door een (para)veterinair.

Het onderzoek op antistoffen wordt uitgevoerd bij de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) in Deventer. De monsters moeten binnen 3 werkdagen na monstername bij de GD aangeleverd worden.

De verantwoordelijkheid voor de monstername en de correcte aanlevering van de bloedmonsters ligt bij de pluimveehouder/eigenaar.

Opfokkoppels die besmet blijken te zijn met M.g. dienen naar een zo beperkt mogelijk aantal leghennenbedrijven te worden overgeplaatst. Op deze leghennenbedrijven mag ten tijde van de overplaatsing geen koppel pluimvee aanwezig zijn dat vrij is van M.g..

b. leg koppels

Definitie koppel: een groep dieren van gelijke leeftijd (maximaal 72 uur verschil in leeftijd) in één stal aanwezig.

Van ieder koppel worden, maximaal 9 weken voor ruiming, ten minste 10 bloedmonsters van evenzoveel dieren genomen voor onderzoek op afweerstoffen tegen M. gallisepticum (M.g.) en M. synoviae (M.s.). In geval van vaccinatie op het bedrijf tegen M.s. met een vaccinatiestam waarvan aangetoond is dat deze zich horizontaal kan verspreiden binnen en tussen stallen, dienen per stal 12 tracheaswabmonsters te worden genomen.

De monsters worden gelijkmatig over de stal verdeeld genomen.

De monsters dienen te worden genomen door een (para)veterinair.

Het onderzoek op antistoffen wordt uitgevoerd bij de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) in Deventer. De monsters moeten binnen 3 werkdagen na monstername bij de GD aangeleverd worden.

De verantwoordelijkheid voor de monstername en de correcte aanlevering van de bloedmonsters ligt bij de pluimveehouder/eigenaar.

  • -

    In verband met een eventueel toe te passen M.g. enting voor het volgende koppel wordt geadviseerd om het bloedonderzoek niet later dan 6 weken voor ruiming te laten uitvoeren.

Voorts zijn de punten 4 t/m 8 uit het programma van onderzoek van reproductiekoppels van toepassing.

III. De volgende bepalingen hebben betrekking op het minimum programma voor M.g. en M.s. onderzoek voor koppels vleeskalkoenen.

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

c. Vleeskalkoenen

Onder het begrip "koppel" wordt hierna verstaan: een groep dieren van gelijke geboortedatum en gelijk geslacht die op één locatie (= UBN) van een bedrijf gehuisvest worden.

Van ieder koppel worden, maximaal 3 weken voor ruiming, ten minste 24 bloedmonsters van evenzoveel dieren genomen voor onderzoek op afweerstoffen tegen M. gallisepticum (M.g.) en M. synoviae (M.s.).

Indien het koppel gehuisvest is in meerdere stallen dienen de 24 monsters gelijkmatig over de stallen verdeeld te worden genomen, waarbij ook geadviseerd wordt de monsters gelijkmatig verdeeld per stal te nemen. Indien sprake is van een selectiehok is het wenselijk om per stal monsters te nemen uit het selectie hok.

De monsters moeten worden genomen door een (para)veterinair.

Het onderzoek op antistoffen wordt uitgevoerd bij de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) in Deventer. De monsters moeten binnen 3 werkdagen na monstername bij de GD aangeleverd worden.

De verantwoordelijkheid voor de monstername en de correcte aanlevering van de bloedmonsters ligt bij de pluimveehouder/eigenaar.

Voorts zijn de punten 4 t/m 8 uit het programma van onderzoek van reproductie koppels van toepassing.

Bijlage II. Protocol voor de uitvoering door dierenartsen van de monstername ten behoeve van verplichte pluimveegezondheidsprogramma's

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Het nemen van monsters ten behoeve van verplichte pluimveegezondheids-programma's wordt gewaarborgd als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    Hij/zij:

    • a. is door de NVWA bevoegd verklaard en

    • b. heeft van de KNMvD de kwalificatie "erkende pluimveedierenarts" ontvangen en

    • c. heeft een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met de GD en

    • d. houdt zich voorts aan de onder 2 t/m 6 genoemde voorwaarden en instructies en stemt in met de onder 7 genoemde controle.

  • 2. Een individuele dierenarts deelt schriftelijk aan de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) mee dat zij/hij, naast exportwaardigheidscontroles en/of bedrijfsbezoeken in het kader van de Regeling vaccinatie Newcastle Disease en/of andere voorgeschreven bedrijfsbezoeken, ook de koppelbemonsteringen voor de verplichte pluimveegezondheidsprogramma's wil uitvoeren op door haar/hem begeleide bedrijven.

    In deze mededeling moet tevens worden aangegeven op welke bedrijven de koppelbemonstering zal worden uitgevoerd (naam, adres, UBN).

  • 3. Koppelbemonstering is alleen toegestaan op bedrijven waaraan de desbetreffende dierenarts binnen het bestand van de GD is gekoppeld als de bevoegde dierenarts.

  • 4. Nadat de GD de onder 2 bedoelde mededeling heeft ontvangen controleert de GD of aan de onder 1 t/m 3 genoemde voorwaarden wordt voldaan. Indien dat het geval is zendt de GD aan de betreffende dierenarts een overeenkomst welke door de dierenarts wordt ondertekend en wordt teruggezonden aan de GD.

    In de overeenkomst wordt bepaald dat:

    • a. de dierenarts persoonlijk verantwoordelijk is voor de monstername en voor de bijbehorende administratie en logistiek, volgens door de GD opgestelde eisen;

    • b. de GD van de dierenarts een vergoeding ontvangt voor de extra kosten in verband met de aansturing en controle.

    De overeenkomst geldt alleen voor koppels op bedrijven waaraan de betreffende dierenarts binnen het bestand van de GD gekoppeld is als de bevoegde dierenarts. De overeenkomst vervalt zodra niet meer wordt voldaan aan de onder 1 genoemde voorwaarden.

  • 5. De aan de monstername te stellen eisen met betrekking tot de kwaliteit, aantallen en tijdigheid worden door de GD schriftelijk aangegeven.

    Ook de eisen voor de administratie (vooral wat betreft de inzendgegevens) en de logistiek (correct en tijdig aanleveren van de monsters) worden door de GD schriftelijk vastgelegd.

  • 6. Opdrachten voor het nemen van monsters worden periodiek door de GD aan de dierenarts gegeven.

  • 7. Controle op de betrouwbaarheid van de monstername en de overige hiervoor genoemde aspecten wordt door de GD uitgevoerd.

    Voor CBD-medewerkers is een overeenkomstig protocol van toepassing.